Openingspraatje Fred Hemmes

Download Report

Transcript Openingspraatje Fred Hemmes

Woord en Beeld, de zomertentoonstelling 2014
Deze zomertentoonstelling heeft als thema Woord en Beeld. De directie heeft bedacht dat er
woord bij het beeld moest. Resultaten uit het verleden hebben aangetoond dat zoiets niet
altijd zonder ongelukken verloopt, waarbij zowel woord als beeld het risico lopen van
slachtofferschap. We kunnen hier dus op zijn minst spreken van een dappere poging.
Want we kennen immers allemaal de uitdrukking een beeld zegt meer dan honderd woorden,
of driehonderd of duizend.
De titel Woord en beeld wekt bovendien het vermoeden van
een zekere vooringenomenheid. Want waarom niet Beeld en woord ? Daarom zou ik hierbij
ook de relevante vraag willen stellen : wat was er nu eigenlijk eerder, het woord of het
beeld ?
Er is een dik boek en daarin staat: ‘ In den beginne was er het woord, en het woord was bij
God. Alle dingen zijn door het woord geworden en het woord is vlees geworden’. Als u dit
boek als autoriteit wilt aanvaarden was het woord er dus eerst, en nog wel van goddelijke
oorsprong, en dit woord heeft dus alle beelden voortgebracht.
Historisch gezien echter was het beeld er lang voordat het woord aan het woord kwam. Van
de prehistorische mens zijn veel beelden gevonden, maar geen woorden. Diverse
menssoorten hebben ons rotsschilderingen nagelaten en sculpturen, maar geen enkel
woord. Van de Neanderthalers bijvoorbeeld is niet bekend of ze een taal hadden. De
Neandertaal misschien, maar in onze beeldvorming zeiden ze toch niet veel meer dan
‘Oempf’ of ‘Grumpf’.
Ik kan ook wel een persoonlijke noot toevoegen op dit gebied. Toen ik voor het eerst het
daglicht zag was dat licht vooral wazig en te fel naar mijn zin. Er waren klanken en rondom
mij bewogen wat schimmige aliens. Al snel werd mijn zicht scherper, raakten de beelden van
de kamer mij vertrouwd en de aliens bleken familie van mij te zijn. Maar de klanken die zij
voortbrachten leerde ik pas veel later kennen als woorden. Een der dierbaarste beelden uit
die tijd was dat van de moederborst. Het beeld en de functie waren mij meteen duidelijk,
maar dat het ding zo heette leerde ik pas later toen ik al lang van de borst af was.
Dan is er ook nog de connectie tussen woord en gedachte. Aan het woord gaat de gedachte
vooraf. Door het razendsnelle proces in onze hersenen lijken de meeste woorden er
gedachteloos uit te komen en gaan we soms pas echt nadenken als het woord er al uit is. Er
bestaan ook geleerden die van mening zijn dat er zonder taal geen gedachten mogelijk zijn
en dat alles wat een mens denkt automatisch in de vorm van de taal wordt gegoten. Dus,
stel u bent Neanderthaler en u zegt Oempf of Grump, welke gedachte wilt u daarmee dan
tot uiting brengen ?
De gedachte kan ook een visuele vorm aannemen. Kunstenaars, en met name cineasten
hoor je vaak zeggen : ik denk in beelden.
Dat is allemaal heel interessant, daar kan ik u nog veel meer over vertellen, maar dan moet
u maar een keertje langskomen. Als u een aardige jongedame bent laat ik u binnen, in
andere gevallen verwijs ik u naar Google.
Tot nu toe is in dit betoog het beeld aan de winnende hand geweest, dus nu wordt het tijd om
iets te zeggen ten gunste van het woord. De magie van woorden vinden wij in ultieme vorm
terug bij Harry Potter, waar de toverspreuken in het rond vliegen, met wonderbaarlijk
resultaat. Maar ook op een minder spectaculair niveau kunnen woorden wonderen
verrichten.
Een verhaaltje:
Er was eens een man die uit wandelen ging. Het was enige eeuwen geleden op zo’n dag
waarop het bijna windstil is en de wolken maar traag door de hogere luchtlagen bewegen.
De man wandelde de hele middag en toen hij thuiskwam zei zijn vrouw ‘Waar zat je nou !?’
De man vermoedde een vorm van irritatie bij de vrouw, dus hij besloot openheid van zaken
te geven en een verslag te doen van zijn observaties. Hij begon: Ik wandelde tot even buiten
de stad. Daar stond ik aan een water en ik keek uit over een soort haven. Aan de kant waar
ik stond was een zandstrandje. Aan de overkant was een kade en er lagen enkele schepen
aangemeerd. Boven de kade verhief zich een stadspoort en even naar rechts was nog een
poort met twee puntige torentjes. Tussen beide poorten zag ik de ronde boog van een brug
over een gracht die de stad in liep. De toegang was te smal voor de schepen die hier lagen,
maar met een kleiner bootje zou je zo de stad in kunnen varen, in de richting van de
kerktoren die daar boven de stad uitstak. Ik had dat graag willen doen want de toren stond
daar prachtig uitgelicht , in een smalle baan zonlicht die in de verte viel over de huizen en de
kerk. Mijn verlangen mij naar die lichtstrook was des te groter omdat het boven de haven
nogal donker was vanwege een dreigende zware wolkenpartij die daar hardnekkig bleef
hangen.
De vrouw was haar irritatie vergeten en keek de man verbluft aan.‘Ja goh, nou je het zo
zegt…Ik zie het helemaal voor me. Waarom heb je nou ook nooit leren schilderen, dan
hadden we tenminste nog iets gehad om aan de muur te hangen. Je zou dan alleen als
voorgrondvulling nog wat mensen op het strandje moeten zetten. Ik denk daarbij aan twee
vrouwtjes die staan te praten en even links daarvan nog een groepje van twee mannen en
twee vrouwen. En dan tussen die groepjes twee palen. En ook nog twee schepen aan de
andere kade bij die tweede poort, want daar is het nu nog wat leeg.’
Als u wilt weten hoe dit verder gaat, dan moet u maar eens een keertje langskomen. Maar
het doel van dit verhaal is al bereikt, namelijk het aantonen van de kracht van woorden en
hoe ze beelden op kunnen roepen. En dat is mooi.
Minder mooi wordt het als beelden woorden voort gaan brengen , want :
Er was eens een schilderij. Het hing aan de wand in een groot gebouw, samen met veel
andere schilderijen. Vaak kwamen er mensen langs. Ze bleven staan voor het schilderij om
het goed te bekijken. Ze zagen : Drie appels, een mandje brood, twee kannen,een stuk
kaas, een vis. Sommigen vonden de appels het mooist, anderen gaven de voorkeur aan de
vis. ‘Stilleven’ luidde de tekst naast het schilderij, ’Olieverf op linnen’ . De mensen lazen de
tekst en knikten tevreden. Ze keken elkaar aan en knikten weer. ‘Mooi he ?’ zeiden ze
tegen elkaar.
Op een donkere dag, terwijl de bewolking zwaar over het gebouw hing en af en toe een
bliksemstraal doorliet, en een rollende donderslag weerklonk, beklom een man in een
zwarte mantel de trappen van het gebouw . Met zijn hoed diep over zijn ogen beende hij
door de zalen totdat hij tegenover het schilderij ‘Stilleven ‘stond. Daar bleef hij lange tijd
staan, de ogen wijd open, gericht op het schilderij. Er kwamen mensen rondom hem staan.
Dit was iets bijzonders. Zo lang had nog nooit iemand naar een schilderij gekeken, en zeker
niet naar een stilleven. Toen richtte de blik van de man zich inwaarts . De mensen huiverden.
‘Straks gaat hij nog iets zeggen !’fluisterden ze tegen elkaar.
En ja, plotseling sprak de man met verheven stem zeggende :
‘Honger ! Nog nooit zag ik het begrip ‘honger’ zo diep doorvoeld in beeld gebracht. Dit
schilderij hier,’ en hij priemde met zijn vinger tot op 3 cm van het schilderij, (een suppoost
schoot haastig toe. Meneer, u moet wel achter de streep blijven ! Maar de man wierp hem
een vernietigende blik toe en de suppoost zakte vernietigd ineen tot een hoopje as op de
vloer. In de verte naderde een interieurverzorgster met stoffer en blik.) ‘ Dit kunstwerk’ ging
de man verder. ‘Dit kunstwerk toont de essentie van het leven, de behoefte aan voedsel.
Tevens is dit een bijzonder wrang beeld , want een dagelijks gevulde maag is voor lang niet
iedereen een vanzelfsprekendheid.’
De mensen die in de buurt stonden keken verbaasd op. Iemand vroeg ‘Vindt u het niet mooi
dan ?’
De man snoof. ‘In
het licht van de essentie is mooi een onhanteerbaar begrip. Is honger mooi ? Voedsel is er
om gegeten te worden, niet om mooi te zijn. ‘
Maar een snotjongen uit het publiek riep ‘Het is gewoon een saai schilderij !’ Hij kreeg een
draai om zijn oren en werd hardhandig uit het gebouw verwijderd
De man in de zwarte mantel sprak verder : De afwezigheid van voedsel leidt tot de Dood.
Deze kunstenaar echter laat het voedsel nadrukkelijk aanwezig zijn en kiest hiermee voor
het Leven. Hij schept daarmee een utopisch beeld. Dit schilderij zou ‘Levensdrang’’ moeten
heten! ‘
‘Jamaar, jamaar… Hier staat toch echt ‘Stilleven”!’ sprak iemand die toevallig bij het
tekstbordje stond, waarschijnlijk familie van de snotjongen, want de appel valt nooit ver van
de stam.
‘Waarom moet het dan iets anders zijn ?’ En hij keek om zich
heen naar de andere mensen.
Maar de andere mensen staarden gebiologeerd naar de man met de zwarte mantel.
‘Wat zegt u dat welsprekend, meneer. Zo hadden wij er nog nooit over gedacht. We
snappen er niets van, maar u heeft vast wel gelijk.’ spraken ze in koor. En de directeur van
het museum kwam naar de man toe en vroeg: ‘Wilt u alstublieft bij alle schilderijen uw uitleg
geven ? En dat voortaan altijd blijven doen ? De man wierp zijn mantel af en onthulde
daarmee het woord dat in brede letters op zijn borst getattoueerd stond: Conservator. En hij
werd door een juichende menigte kunstliefhebbers het museum rondgedragen, als ware de
Verlosser zelf gekomen.
Vanaf die dag werd alles anders. Niets was meer wat het was. Alle schilderijen werden een
aanklacht, een commentaar of in het gunstigste geval een bespiegeling. Het zeeschilderij
werd een symbool voor de eeuwigheid, het beeld van de wielrenner werd en een gevecht
tegen tijd en verval, het schilderij van de Wasknijper werd een aanklacht tegen de
wasautomaat en de automatisering in het algemeen.
Dit is maar enkel schrijnend voorbeeld van waartoe een beeld kan leiden.
Maar het kan nog erger : als de woorden belangrijker worden dan het beeld. Als het beeld
ten onder gaat aan de pompeuze hersenspinsels van een conservator, of zelfs van de
kunstenaar zelf, wiens beeld, bijvoorbeeld een hoopje zand, dan een bloedeloze illustratie
wordt bij een hoop onbegrijpelijke tekst. Vaak wordt in zo’n tekst verwezen naar allerlei
filosofen, vooral Nietsche is heel populair. Niet alleen is dan het beeld afhankelijk van de
tekst, maar heeft de tekst ook de steun nodig van professionele denkers. Dit alles onder de
naam van Beeldende kunst. De keizer heeft veel nieuwe kleren.
Is het mogelijk een kunstwerk te laten begeleiden door een tekst die, behalve feitelijke
informatie, iets bijdraagt aan de beleving van het betreffend werk ? Een tekst die geen
opgeblazen jargon bevat, geen interpretatie wil geven, maar zich beperkt tot het kunstwerk
zelf en de gedachten en gevoelens van de kunstenaar ? Die vraag hebben de bedenkers
van het thema zich gesteld. Kan zo’n soort tekst er toe leiden dat de toeschouwer meer
ziet dan hij ziet ? De exposerende kunstenaars hebben hun best gedaan woorden bij hun
werk te vinden. Die woorden zijn veelal poetisch van aard, aansluitend bij de sfeer die de
kunstwerken uit willen stralen. Een mens kijkt graag plaatjes en kan daar enige vorm van
levensvreugde uit putten. Hopelijk dragen de teksten daartoe bij. Dus ik wil dit betoog
besluiten met u veelkunstgenot en levensvreugde toe te wensen bij het beschouwen van
Woord en beeld.