lees het interview - TOLK voor taalontwikkeling!

Download Report

Transcript lees het interview - TOLK voor taalontwikkeling!

Vijf vragen voor Prof. Dr. Folkert Kuiken

Spraakmakend van KLIK-Onderwijsondersteuning, januari 2015

1) U bekleedt de bijzondere leerstoel ‘Nederlands als tweede taal’ die door de gemeente Amsterdam is ingesteld. U bent verbonden binnen de Universiteit van Amsterdam (UvA) aan de Faculteit der Geesteswetenschappen (FGw) in het bijzonder de Capaciteitsgroep Nederlandse Taalkunde en het Instituut voor Nederlands Taalonderwijs en Taaladvies (INTT). Kunt u een korte beschrijving geven van wat de leerstoel beoogt en wat uw rol is binnen de faculteit?

Ik ben met ingang van 2005 voor vier dagen per week bijzonder hoogleraar Nederlands als tweede taal vanwege de gemeente Amsterdam. Mijn vijfde werkdag besteed ik aan het INTT waarvan ik wetenschappelijk directeur ben. Dat instituut verzorgt lessen NT2 voor buitenlandse studenten en medewerkers van de UvA. De laatste tijd richten we ons ook steeds meer op studenten met Nederlands als moedertaal, omdat ook van hen de taalvaardigheid in het Nederlands maar al te vaak te wensen overlaat. Ik heb dus een voltijd dienstverband aan de FGw, maar voor vier dagen per week word ik betaald door de gemeente Amsterdam. Ik geef de gemeente gevraagd en ongevraagd advies op het gebied van taal in het algemeen en van NT2 en meertaligheid in het bijzonder. Voor de helft van de Amsterdamse bevolking geldt dat hun wortels niet in Nederland liggen, dus veel Amsterdammers spreken van huis uit een andere taal dan Nederlands. Ik richt mij in mijn werk vooral op het vergroten van de Nederlandse taalvaardigheid. Dat geldt voor jonge kinderen in de voor- en vroegschoolse educatie (vve) tot en met volwassen oudkomers en bestrijk daarmee het hele gebied van vve, basis- en voortgezet onderwijs tot en met de inburgering.

2) Nu nog is in Nederland het Nederlands de meerderheidstaal. Als handelsnatie omarmen wij echter de globalisering (denk aan tweetalig onderwijs en het Engels dat standaard gesproken wordt op menige werkvloer en binnen het hoger onderwijs). Wij zijn ook een immigratieland waardoor de standaardtaal steeds meer wordt vermengd met andere talen (denk aan straattaal, computertaal, twittertaal). Is het (huidige) Nederlands een verdwijnende taal en wat zijn de gevolgen van dat fenomeen voor het onderwijs?

In Nederland, België en Suriname wordt het Nederlands door ruim 23 miljoen mensen gesproken en daarnaast wordt in veel andere landen het Nederlands als tweede of vreemde taal onderwezen. Nederland staat daarmee in de top veertig van meest gesproken talen van de in totaal ongeveer 6000 talen die er op de wereld zijn. Ik denk dat we ons over de verdwijning van het Nederlands daarom voorlopig niet al teveel zorgen hoeven te maken. Natuurlijk is er veel contact met andere talen en culturen, waardoor talen elkaar over en weer beïnvloeden. Maar dat proces is al eeuwen aan de gang. Woorden als ‘muur’ en ‘venster’ beschouwen we tegenwoordig als ‘echte’ Nederlandse woorden, terwijl we die in feite uit het Latijn hebben overgenomen. Zo zal het ook met veel Engelstalige woorden gaan. Waar ik me wel aan erger is dat sommige Nederlandse woorden soms al te gemakkelijk door een Engels woord worden vervangen, zoals het gebruik van ‘sale’ voor het mooie Nederlandse ‘uitverkoop’. Wel zien we de laatste tijd een toenemende belangstelling voor tweetalig onderwijs, waarbij het dan vooral gaat om Nederlands-Engelstalig onderwijs. Ik hoop dat daar in de toekomst ook andere talen bijkomen, zoals Spaans, Arabisch of Turks. Het Arabisch bijvoorbeeld is een taal die wereldwijd door wel 150 miljoen mensen wordt gesproken.

3) U heeft veel te maken met de invulling van de VVE als het om taalontwikkeling gaat. Uit onderzoek blijkt dat de VVE er onvoldoende in slaagt taalachterstand duurzaam terug te dringen. Hoe komt dat naar uw mening?

We zien dat de resultaten van de vve in het buitenland vaak gunstiger zijn dan in Nederland. Ik denk dat daar verschillende oorzaken aan ten grondslag liggen. Zo liet in het verleden de taalvaardigheid in het Nederlands van de pedagogisch medewerkers zelf nog wel eens te wensen over. Daarnaast moeten kinderen een substantieel deel van de tijd aan de vve deelnemen: ‘vve light’ werkt niet. En verder zijn natuurlijk vooral de didactische vaardigheden van de leidsters van belang. De vve-programma’s kunnen nog zo goed in elkaar zitten, maar als de interactievaardigheden van de leidsters te wensen overlaten, dan heeft dat zijn weerslag op de prestaties van de leerlingen. De laatste tijd zie je dan ook dat er vooral wordt ingezet op het vergroten van de didactische vaardigheden van de leidsters, in het bijzonder op hun interactievaardigheid. Ik hoop dat die inspanningen de taalvaardigheid van de kinderen ten goede komen.

4) Het onderwijs is per definitie pedagogisch van aard en taalleren (leren lezen en schrijven en alles wat daarmee samenhangt) neemt een belangrijke plaats in binnen het onderwijs. Taalontwikkeling is een ander verhaal. Taal ontwikkelt zich in het gesprek van alledag vooral thuis. Is er voldoende expertise binnen de VVE en het basisonderwijs met betrekking tot taalontwikkeling van kinderen?

Een goede taalontwikkeling begint vooral thuis. Bij kinderen die thuis een rijk taalaanbod krijgen ontwikkelt de taalvaardigheid zich beter en sneller. Met een rijk taalaanbod bedoel ik dat kinderen veel gestimuleerd worden om taal te gebruiken vanaf het moment dat ze geboren worden. Dat ze veel worden voorgelezen. Dat ze goede feedback krijgen op wat ze zeggen. Dat ze de ruimte krijgen om zich te uiten en dat ouders hun kinderen stimulerende vragen stellen. In welke taal dat gebeurt maakt niet uit. Voor sommige kinderen is dat Nederlands, voor anderen Engels, Berber, Chinees of welke taal dan ook. De ene ouder doet dat op een natuurlijke manier al vanuit zichzelf. Andere ouders moeten daarbij geholpen worden en hebben baat bij tips en suggesties. Gelukkig is er de laatste tijd veel aandacht voor ouderbetrokkenheid en zien we dat in de vve en in het basisonderwijs ouders en leerkrachten hun activiteiten steeds meer op elkaar proberen af te stemmen.

5) Wat zou de rol van de logopedist kunnen zijn binnen de VVE of het basisonderwijs en uit welke ‘pot’ zou hun inbreng betaald kunnen worden (geoormerkte financiële middelen)?

De rol van de logopedist is vooral om kinderen met spraak- en/of taalproblemen te helpen. Nu is het niet altijd even makkelijk om de oorzaak van een spraak- of taalprobleem vast te stellen. Dat is zeker het geval bij kinderen die van huis uit een andere taal dan Nederlands spreken: is er dan bijvoorbeeld sprake van een ‘gewone’ achterstand in het Nederlands, omdat het kind de eerste twee à drie jaar met een andere taal is opgegroeid of is er meer aan de hand? In het laatste geval moet de logopedist zeker in beeld komen. Die vervult daarbij niet alleen een belangrijke rol voor het kind, maar ook voor de ouders of verzorgers aan wie tips gegeven kunnen worden welk taalaanbod ze het beste aan hun kind kunnen geven. Onze kennis daarover is de laatste jaren gelukkig steeds meer toegenomen. Ook komen er steeds meer integrale ouderkindcentra waaraan vaak standaard een logopedist is verbonden, zodat kinderen indien nodig meteen daarnaartoe doorverwezen kunnen worden. www.tolkinfo.nl

www.tolk3.nl

www.onderwijsondersteuning.com