Een brouwersleven doorheen de archieven

Download Report

Transcript Een brouwersleven doorheen de archieven

Een brouwersleven doorheen de archieven
Etienne Franckx
De naam Henricus Cordemans, Hendrick voor de vrienden, zal de meesten
onder ons niet bekend in de oren klinken. Dit verandert als een hedendaagse Cordemans op zoek gaat naar zijn ‘roots’ en dan op deze Hendrick stoot. Bekijken we, zoals
het meestal gaat, enkel de parochieregisters, dan komen we hem twee keer met zekerheid tegen.
Fig. 1: Huwelijk Cordemans-Bolloin, SAL 11843, f° 69v°
Hij is hier in Leuven gehuwd en werd hier één keer vader. Voor de rest is er van hem
geen spoor. Niets is echter minder waar. Graven we net iets
dieper in de archieven vinden
we een boeiend leven en wordt
hij bij deze gepromoveerd tot
het leidend voorwerp in een
rondgang door zowel het stedelijk- als het rijksarchief met
de intentie zijn leven te reconstrueren.
Uit het parochieregister van Sint-Pieter1 leren we
dat hij op 9 november 1722 in
het huwelijksbootje stapt met
Catharina De Bolloin. Hun huwelijksgetuigen zijn Guilielmus
Fig. 2: Doop Catharina Du Boloigne, SAL 11874, f°189
Colibrant en Hermanus Herman. De familienamen van de
getuigen komen voor in het brouwersambacht, hetgeen een eerste indicatie is voor de
verdere zoektocht.
Zijn echtgenote maakt het ons echter niet gemakkelijk, met haar familienaam
waarop vele varianten mogelijk zijn. Vertrekkende van zijn vermoedelijke leeftijd van
rond de dertig en, er van uitgaande dat zijn echtgenote daaromtrent even oud is, vinden
we in klappers van de parochieregisters in de leeszaal: Catharina Du Boloigne. Zij
blijkt geboren te zijn in de parochie Sint-Kwinten2 en is daar gedoopt op 9 november
1684 als dochter van Dionisius en Elisabeth Schoons. Haar doopouders zijn Jacobus
Pol(s) en Catharina Schoons.
Verwonderlijk is wel dat ze pas op haar achtendertigste verjaardag huwt. Dit
doet automatisch de bedenking rijzen dat zij een jonge weduwe is. Niet-Leuvense ambachtsmeesters huwden in die periode rond het moment dat ze ingezworen werden in
het ambacht. Bovendien dienden ze poorter te zijn alvorens ze toegelaten konden worden tot het ambacht. Het is daarom zinnig eens rond zijn huwelijksdatum te gaan kijken
in de Stadsrekeningen3. Zij moesten immers betalen voor hun poorterschap, wat dan
ook door de stad ingeschreven werd als inkomsten. Onder de hoofding poorters vinden
we dat Hendrick Cordemans de som van 34 gulden betaalde voor zijn poorterschap en
dit naar aanleiding van zijn opname als Leuvens poorter en burger door de stadsraad op
11 november 1722.
In het boek van de Magistrale Resoluties4 van 1722 vinden we inderdaad dat
Hendrick op 11 november in de handen van de stadsraad, al staande, de poorterseed
22
heeft afgelegd. Hij moest 25 gulden betalen voor het stadsrecht, zes gulden
voor een brandemmer en drie gulden
voor de arme wezen van de stad.
De schepenbank5 neemt op 12
november de beslissing van de stadsraad over en we vinden hier een bijna
volledige kopie uit de Magistrale Resolutie. Voor de schepenbank heeft hij zijn
eed nog eens overgedaan, nu in de handen van de schepenen jonker Petrus Josephus van Bemmel en sieur Jan Claes,
een ambachtsmeester.
Belangrijk is echter dat hier zijn
afkomst vermeld wordt. Hendrick werd
gedoopt in Parck bij Vilvoorden als zoon
van Guilliam. Dit gegeven zet ons op
weg naar het Rijksarchief in de Vaartstraat. Daar kunnen we via de indexen
en de microfilms van Parck bij Vilvoorden vinden dat Henricus Cordemans6 er
inderdaad gedoopt is op 28 augustus
1697 als zoon van de in 1664 geboren
Guilielmus7 afkomstig uit Steenokkerzeel Fig. 3: Stadsrekening poorters 1722,
en de in 1669 geboren Petronilla Coose- SAL 5343, f° 43v°
mans8 uit Perk bij Vilvoorden. Het was
een zeer gelovig gezin, vader komt immers in 1692 voor op de lijst van het broederschap van de Rozenkrans9 in Perk.
Het vermoeden dat het late huwelijk van zijn echtgenote het gevolg was van
een vroeg weduwschap krijgt nog meer draagkracht, want via zijn geboortedatum blijkt
dat zij 13 jaar ouder is. Op zoek dan maar naar het vorig huwelijk van Catharina.
En zowaar vinden we in het parochieregister van Sint-Pieter10 haar vorige echtverbintenis. Op 16 november 1710 blijkt zij daar voor de eerste keer gehuwd te zijn met de drie
jaar jongere brouwmeester Joannes Tielens. Zij verblijven na hun huwelijk in de parochie
Sint-Michiel en krijgen er samen drie kinderen. Eerst hun dochter Maria Catharina11 in
1711, nadien twee zonen.
De oudste, Joannes Franciscus12, in 1713, die later eveneens brouwmeester
gaat worden, en in 1717 Martinus13, 14, die echter in 1724 reeds sterft. Van hun vader is
er geen overlijden gekend maar dat moet tussen juni 1716 en november 1722 geweest
zijn.
Hendrick krijgt via zijn huwelijk niet alleen een echtgenote maar ook nog drie
stiefkinderen en een brouwerij. Zijn echtgenote heeft de brouwerij van haar eerste echtgenoot sinds zijn overlijden in eigendom. Zij kan de zaak niet zelf uitbaten omdat dat te
veel werk is voor een vrouw alleen en haar kinderen nog te jong zijn om al mee te helpen.
Bovendien is er geen brouwmeester meer in huis. Zij is dus deels met Hendrick gehuwd
om de zaak, haar levensonderhoud en de toekomst van haar kinderen veilig te stellen.
23
Hopelijk was er nog plaats voor
liefde. Logischerwijze zou Hendrick
dus brouwer moeten zijn.
Op naar het brouwersarchief.
In het meesterboek van de brouwers15 vinden we hem bij zijn inzwering als meester en dit op 17
november 1722. Hieruit blijkt dat hij
inderdaad afkomstig is van Parck
bij Vilvoorden. Nogmaals wordt zijn
poorterschap op elf november 1722
bevestigt. Deze twee gegevens zijn
belangrijk daar we via deze weg zekerheid vinden aangaande zijn verleden.
Fig 4 Huwelijk Thielens-Bouloin,
SAL 11843 f° 32r°
Fig. 5: Meesterbrief brouwersambacht,
SAL 11589 f° 51r°
De ambachtssecretaris maakt het
ons gemakkelijk door er direct bij te
schrijven dat het poorterschap is
neergeschreven door klerk T. Vanbesten en dit in de eerste schrijfkamer. Er is dus geen enkele twijfel
mogelijk dat het hier over de juiste
persoon gaat. Er komt in zijn meesterbrief een meesterwissel aan bod
met de vakgoedkeuring van zijn
mentor en brouwmeester Geeraet
Wilque.
Een brouwersleerling verbleef
toen buijckvast bij zijn meester.
Hij woonde dus ‘in’ bij het gezin van
zijn meester en dit met kost en inwoon. De wissel van meester is een
rare stap in het proces en vraagt
voor verdere opzoekingen. Het
overlijden van de eerste meester of
de overlating van de brouwerij aan
een andere meesterbrouwer behoren tot de mogelijkheden.
Hij leende 500 gulden om zijn ambachtsgeld te kunnen betalen. Het ambachtsgeld diende om het stedelijk brouwrecht te kopen. Zonder dit recht mocht men in de
kuip van Leuven niet brouwen en was men als meester genoodzaakt buitenbrouwer te
worden. Veel kersverse brouwers zette die stap om nadien, als ze het ambachtsgeld
verdiend hadden, terug te keren naar de stad om dan, na betaling van het ambachtsgeld,
intra muro’ hun ambacht verder te zetten.
Het bedrag was voor die tijd een omvangrijke som waarmee men in de Parijsstraat een handelshuis kon gaan kopen. Brouwer worden was dus enkel weggelegd voor
24
de rijke burgers, vandaar dat hij ging lenen. De inschrijving op de ambachtsrol ging
ook gepaard met een traktatie.
Dit hield in dat bij de inzwering de dekens en de confraters wijn aangeboden kregen om
zijn meesterschap te beklinken,
het kostte hem 7 gulden en acht
stuivers, het loon voor 15 dagen
werken. Het gebruik van de ambachtskamer voor de ceremonie
kostte hem nog eens 6 gulden of
12 dagen werk. Vervolgens trok hij
met zijn leermeester, de overdeken, de vier dienende dekens en
nog andere genodigden naar een Fig 6 Intrede leerknaap brouwersambacht,
herberg waar hij hen een volledige SAL 11591 f°9v
maaltijd aanbood. Ambachtsmeester worden was dus geen goedkope
zaak, maar heel het mannelijke nageslacht werd daarmee automatisch meesterszoon.
Die waren dus verlost van deze geldelijke aderlating bij hun aantreden in het ambacht.
Het was eerder een langetermijninvestering; nu nog hopen op mannelijke erfgenamen.
Vermits de minimum leertijd om brouwmeester te kunnen worden twee jaar
was, moeten we hem minstens twee jaar eerder in het ambacht zien binnenkomen.
Gaan we te rade in het Incomelingen boeck van de leerknaepen, vinden we hem
terug.
Op ruim twintigjarige leeftijd komt Hendrick te Leuven aan en laat zich op 18
mei 1720 te boek16 stellen als brouwersleerling. Hij begint dan aan zijn tweejarige opleiding bij meesterbrouwer Jan Baptist Sergeijsens in de brouwerij Santvliet, net voorbij de
Dijle aan de overzijde van het Handbogenhof.
In zijn inschrijving lezen we dat hij van Perck afkomstig is. Voor zijn intreden
betaalde hij twaalf schellingen als bouckgeldt, het huidige beschrijf. In de marge lezen
we dat hij vanaf 15 december van dat jaar zijn opleiding verder zet bij meester Geraedt
Willeke, hier is dus de meesterwissel. Zijn opleiding verliep verder naadloos en hij wordt
door zijn tweede meester en het ambacht aanvaard als volleerd. Hij is dus na een leertijd
van twee jaar en zes maand brouwersgezel geworden.
Hij brouwt samen met zijn vrouw ergens in de Sint-Pietersparochie, want er
worden onder zijn naam drie begravingen opgetekend van kinderen zonder naam, in
172317, 172418 en 172619. Het gaat hier over kinderen die dood ter wereld gekomen zijn
en door de pastoor met christelijke eer begraven werden. In de akten staan ze ingeschreven als infans, wat kind betekent. Zij moeten van goeden doen geweest zijn, want
zij worden alle drie begraven in templo, in de kerk dus, wat een kostelijke zaak was.
Eindelijk vreugde in het gezin Cordemans: een nieuwe spruit. Joannes Baptista wordt op 23 januari 1728 gedoopt in Sint-Pieter20. Zijn peter was Joannes Baptista
Vander Maelen en als meter fungeerde Anna Maria Van Gindertaelen, beiden leden uit
oude brouwersfamilies. Hij groeide op in de brouwerij en zal op negenjarige leeftijd als
meesterzoon ingeschreven worden in het ambacht. Hij zal ongehuwd begraven worden
op 13 oktober 175121 in de parochie Sint-Pieter. Het feit dat al deze akten terug te vin-
25
den zijn onder Sint-Pieter steunt de
bedenking dat vader Hendrick brouwertapper was. Om in het groot te
brouwen had men veel water nodig,
wat deze brouwerijen vooral lokaliseert in de parochies Sint-Geertrui
en Sint-Jakob. De brouwertappers
hadden minder water nodig en haalden het hunne aan de stadspompen
of uit de drinkwaters voor de dieren.
In de bewaarde registers van
de brouwtaksen die aanvangen in
1723 komen we hem opnieuw tegen
als zijnde werkzaam in de herbergbrouwerij Dendermonde in de Steenstraete, de huidige Brusselsestraat
(aan de rechterzijde), met de Predikherenstraat schuin aan de overzijde.
Deze locatie viel met zekerheid in de
parochie Sint-Pieter waar hun kinderen werden gedoopt. Het klopt dus
als een bus.
Fig. 7: Brusselsestraat eind 1800?
SAL coll. Uyterhoeven
Fig 8: Doop zoon Joannes Baptista
SAL 11829, f°10r°
Hiernaast een laat 19de eeuwse
opname22 van de omgeving. Op de
voorgrond, met de gesloten luiken,
herberg Dendermonde. Net verder in
de straat zien we het begin van het
Moutmolenstraatje en ter hoogte van
de paal één van de uitgangen van
het Duits College.
In de latere jaren heeft hij zijn
stiefzoon Joannes Franciscus opgeleid tot brouwertapper. Hij wordt
als meesterszoon in het ambacht
ingeschreven23 op 10 april 1733,
net geen twintig jaar oud. Hij was
dan reeds een half jaar gehuwd met
Margareta Stroybants24. Zij kregen
samen vijf kinderen. Hun zonen
gaan voor de ambachtelijke erfenis
van Hendrick zorgen.
Het gaat Hendrick professioneel voor de wind, want van 1734 tot 1737 wordt
hij door zijn confraters als deken van het brouwertappers ambacht verkozen. De eerste
twee dekens kwamen uit de clan van de brouwerleveraars, de twee laatste uit het tapperskamp. Overkoepelend was er nog de overdeken, het hoofd van het ganse brouwersambacht. Deze laatste was meestal een brouwerleveraar omdat die functie in het
Leuvense een groot aanzien had en het dus veel geld vergde om deze schijn hoog te
houden.
26
Hij verdiende dus de kost door te brouwen voor de verkoop in zijn eigen herberg, waar hij ook nog bieren tapte van zijn collega’s, de brouwerleveraars. Één van zijn
laatste taken als deken was het inzweren van zijn enige zoon die op 6 augustus 1737 op
negenjarige leeftijd als meesterzoon tot het ambacht toetrad25.
Onderzoek van de brouwersarchieven heeft opgeleverd dat poorters meestal
eerst een herberg hielden en dat vooral hun nakomelingen opklommen tot de status van
brouwerleveraar. Het verwerven van een stadsbrouwerij was een heel dure aangelegenheid, hetgeen een beginnende meester niet kon opbrengen.
Op 22 september 1745 komt Catharina te overlijden en wordt nabij de kerk
van de dominicanen in de Onze-Lieve-Vrouwstraat begraven.Hendrick stort zich in de
stadspolitiek en wordt op 12 mei 1758 als gildedeken afgevaardigd in de stadsraad. Hij
mag dus vanaf dan de titel Sieur dragen, ‘Sr’ in het kort, een eretitel die enkel weggelegd
was voor ambachtsmeesters die opgenomen zijn geweest in de stadsraad. Hij zal deze
functie blijven vervullen tot aan zijn dood, één jaar later. Hij wordt niet ver van zijn vrouw,
op het zelfde kerkhof, begraven.
Bovenstaand ‘leven’ is bijna volledig opgesteld dankzij de stadsarchieven van
Leuven, waarvoor dank. Niet alleen aan de oude archiefschrijvers zoals pastoors en
ambachtssecretarissen, maar ook aan de hedendaagse archiefbeheerders die deze geschiedenisschat beheren en bewaken. Meer in het bijzonder dank zij Elke Abbeloos en
Liesbeth Croimans die onvermoeibaar met de geraadpleegde stukken heen en weer
zeulden tussen het depot en de leeszaal.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Bronnen:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
Huwelijk Henricus Cordemans en Catharina De Bolloin 9 nov 1722 in Sint-Pieter (SAL 11843, f°69v°)
Doopakte Catharina Du Boloigne 9 november 1684 in Sint-Kwinten (SAL 11874, f°189v°)
Stadsrekeningen 1722-1723 (SAL 5343, f° 43v°)
Magistrale resolutie 1722 (SAL 345, f° 107v°)
Schepenbank eerste schrijfkamer (SAL 7606, f° 135)
Doop Henricus Coordemans 18 augustus 1697 (RAL 1349226, f° 41)
Doop Guilielmus Cordemans 27 april 1664 Steenokkerzeel (RAL 619806, f° 58) zoon van Petrus en Maria
Gorts. Hij sterft op 22 oktober 1706 in Perk.
Doop Petronilla Angelina Coosemans 5 april 1669 Perk dochter van Petrus en Marie Jansens. Zij hertrouwt
in 1707 in Perk met Ludovicus Blockmans.
Lijst van het broederschap van de Rozenkrans van Perk bij Vilvoorden (RAL 1349226, f° 32v°).
Huwelijk Joannes Tielens met Catharina Bouloin 16 november 1710 in Sint-Pieter(SAL 11843, f° 32r°)
Doop Maria Catharina Tielens 10 september 1711 in Sint-Michiel (SAL 11853, f° 223)
Doop Joannes Franciscus Tielens 17 november 1713 in Sint-Michiel (SAL 11853, f° 259)
Doop Martinus Tielens 24 februari 1717 in Sint-Michiel (SAL 11853, f° 303)
Begraving Martinus Tielens 31 juli 1724 in Sint-Geertrui (SAL 11916, f° 80)
‘Incomelingenboek ambachtshouders’ anno 1695-1795 (SAL 11589, f° 51r°)
‘Incomelingenboek leerknechten’ anno 1717-1795 (SAL 11591, f° 9v°)
Begraving infans Cordemans 21 mei 1723 in Sint-Pieter (SAL 11845b, f° 283v°)
Begraving infans Cordemans 5 september 1724 in Sint-Pieter (SAL 11845b, f° 285r°)
Begraving infans Cordemans 15 maart 1726 in Sint-Pieter (SAL 11845b, f° 286r°)
Doop Joannes Baptista Cordemans 23 januari 1728 in Sint-Pieter (SAL 11829, f° 10r°)
Begraving Joannes Baptista Cordemans 13 oktober 1751 in Sint-Pieter (SAL 11845, f°140)
Foto Brusselsestraat eind 19de eeuw (SAL coll. Uyterhoeven)
‘incomelingenboeck ambachtshouders’ anno 1695-1795 (SAL 11589, f° 66r° item 1)
Huwelijk 11 december 1732 Sint-Pieter Leuven (SAL 11843, f°98)
‘incomelingenboeck ambachtshouders’ anno 1695-1795 (SAL 11589, f° 75v° item 4)
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
27