klikken - Vakkenweb

Download Report

Transcript klikken - Vakkenweb

De kenmerken waaraan je een literair werk kunt toetsen.

   Geef vijf kenmerken waaraan een boek volgens jou aan zou moeten voldoen.

Bespreek binnen je groepje welke kenmerken jullie benoemd hebben en maak een top vijf waaraan een boek zou moeten voldoen alvorens het literatuur genoemd kan worden.

Presenteer jullie uitkomst aan de klas.

 Wat is het vertelperspectief van een boek?

 Welke literaire waarde kan het perspectief hebben voor een boek?

 Welke soorten perspectief ken je nog?

   Auctoriaal vertelperspectief Personaal vertelperspectief (let op: geen hij/zij perspectief!) Ik-perspectief

 Welke variaties zijn er?

   Perspectief wisseling Meervoudig ik-perspectief Meervoudig personaal perspectief

Al voordat hun auto op de dijk uit de bocht vloog en in het water belandde, voelden Max en Laurie zich bedrukt. Ze hadden ruzie. AUCTORIAAL VERTELPERSPECTIEF

Toen hij buiten het station kwam, zag Roel Karel nergens meer. Wel zag hij Simon. Hoe licht voelde Roel zich op zijn tennisschoenen, in vergelijking met Simon! Het was of hij op een andere planeet liep, waar de zwaartekracht maar een fractie van die op aarde bedraagt. PERSONAAL VERTELPERSPECTIEF

 1.

2.

3.

Discussieer over (een van) de volgende stellingen Als het plot goed is, maakt het niet uit bij welk personage het perspectief ligt. Dan is het altijd spannend. Ik kan me alleen in een personage inleven bij een ik-perspectief. Bij een auctoriaal perspectief krijgt de lezer een objectief beeld van het verhaal.

       Bekijk je eigen boek Wat is het vertelperspectief?

Bij wie ligt het perspectief?

Gebeurt er nog iets bijzonders met het perspectief?

Wat is het gevolg van de keuze van het perspectief voor jou als lezer?

Wat zou er gebeuren als er een ander perspectief zou zijn gekozen?

Is perspectief voor jou een goede keuze voor de boekvergelijking? Waarom wel of niet?

 Wat verstaan we allemaal onder ruimte?

Land Politieke situatie Sociale situatie RUIMTE Huis, kamer Inrichting ?

Stad, dorp, plaats Weer

     Waarom kan ruimte van belang zijn?

Sfeer oproepen http://www.youtube.com/watch?v=5Cb3ik6z P2I Relatie met het thema Karakterisering personages Symbolische betekenis

De hoofdpersoon Willem Bleeker woont met zijn gezin in Den Haag. Na een conflict op zijn werk neemt Bleeker de trein naar Amsterdam, de stad waar hij is opgegroeid. Den Haag staat voor burgerlijk en Amsterdam voor spannend. Bleeker voelt zich in Amsterdam niet thuis, hij blijkt een burgermannetje te zijn dat het liefst thuis zit. Hij verhuist weer terug naar zijn gezin in Den Haag. SYMBOLISCH

In het boek Frankenstein van M. Shelley is de ruimte angstaanjagend. Bijvoorbeeld huiveringwekkende ruines of duistere kloostergangen. SFEER OPROEPEN

De hoofdpersoon, Maarten Klein, wordt dement, hij vereenzaamt en vervreemdt van zijn omgeving. Maarten is een oude Nederlandse man die al jaren op een vrij afgelegen plek in de VS woont. Door zijn dementie neemt hij zijn omgeving steeds minder nauwkeurig waar. RELATIE MET THEMATIEK (eenzaamheid, vervreemding)

    Bekijk je eigen boek(en) Noteer drie ruimtebeschrijvingen kort. Geef aan op welke pagina in het boek je die ruimtebeschrijvingen kan vinden. Welke betekenis heeft de ruimtebeschrijving?

 Wat verstaan we onder het begrip tijd?

    Tijd waarin het verhaal zich afspeelt (historische tijd) Tijd waarin het boek geschreven is Snelheid van (het) verhaal(fragmenten) Chronologie

 Waarom is het belangrijk om te weten wanneer een verhaal zich afspeelt?

 Waarom is het belangrijk om te weten in welke tijd een boek geschreven is?

VERTELTIJD VERTELDE TIJD

  Tijd die nodig is om het verhaal te vertellen Regels, pagina´s en hoofdstukken   Tijd die het verhaal omvat Minuten, uren, dagen, jaren

Tijdverdichting Tijdvertraging

Verteltijd < vertelde tijd Verteltijd > vertelde tijd

Het lezen van Ulysses van James Joyce kost meerdere dagen, terwijl het boek de beschrijving van een dag is. Tijdvertraging

De Aanslag van Harry Mulisch beschrijft 36 jaar uit het leven van Anton. Dit wordt in nog geen 300 pagina´s verteld (een paar dagen doorlezen). Tijdverdichting

`Theo, een paar meiden hebben je een bijnaam gegeven en ze kletsen over je.´ `Heb jij eigenlijk een bijnaam?´ Dat was niet aardig. Hij wist het antwoord, terwijl zij slechts haar vermoedens kon hebben. Iris trok een vertel-mij-wat-gezicht en gaf geen antwoord. Zij had er veel, veel bijnamen, maar zij kende er waarschijnlijk niet een van. Uit piëteit had Theo haar er nooit over verteld. Ze hadden allemaal betrekking op haar kleur. `Blackie` was nog een onschuldige…

Mijn vaders geheimzinnige reizen voerden hem niet naar Duitsland. Na 1937 is hij in dat land slechts eenmaal teruggeweest. Samen is hij toen met een vriend naar de Moezelstreek, of ergens daar in de buurt geweest. Toen hij terugkwam was hij wekenlang van streek. De dokter moest vaak komen en die vriend hebben we nooit meer gezien. tijdverdichting

 Wanneer is een verhaal chronologisch?

Als het verhaal precies verteld wordt in de volgorde waarin het gebeurd is.  Wanneer is het verhaal niet chronologisch?

Als er tijdsprongen in voorkomen. Flashbacks of flashforwards

   Waarom maakt een schrijver gebruik van flashbacks?

Waarom maakt een schrijver gebruik van de flashforward?

Waarom is het belangrijk om tijdvertraging en tijdverdichting op te sporen?

  1.

2.

3.

4.

 Bekijk je eigen boek(en) Ga voor een van de vier aspecten van tijd na of ze een belangrijke rol hebben in je boek. Dus: In welke historische tijd speelt het, is dat belangrijk voor het verhaal?

In welke tijd is het geschreven, is dat belangrijk voor het verhaal?

Zoek een fragment waarin sprake is van tijdverdichting en een fragment met tijdvertraging? Zijn ze belangrijk of opvallend?

Noteer twee flashbacks. Zijn die uitgebreid of kort? Zijn ze belangrijk voor het verhaal? Kun je ook een flashforward vinden? Noteer waar. Is tijd voor jou een goede keuze voor de boekvergelijking? Waarom wel/niet?

 Welke soorten personages onderscheiden we?

Karakters: gedachten en gevoelens zijn bekend. Karakter maakt ontwikkeling door. Type: oppervlakkig, vooral uiterlijk

   Door de dingen die ze doen, zeggen of denken Via de verteller Via een ander verhaalfiguur

 Phileine Uit: Phileine zegt sorry, R. Giphart  Darwin Uit: Godin van de jacht, H. van Royen  Harm en Miepje Kurk (en Romke Terkamp) Uit: Harm en Miepje Kurk Story, R. Campert Speaking names

 Het kan soms moeilijk zijn om echt karaktereigenschappen te noemen van personages. Even oefenen…   Omschrijf het karakter van de volgende personen eens in minimaal drie steekwoorden. Telkens andere!

Tot welke sociale klasse of groep horen de personen?

 De hoofdpersonages maken bijna altijd een ontwikkeling door in het verhaal.  In een psychologische roman is die ontwikkeling psychologisch. De ontwikkeling speelt zich af in de gevoelens, gedachten en emoties van de hoofdpersoon.  De ontwikkeling kan ook te maken hebben met het bereiken van een doel in het verhaal.

     Wie zijn de hoofdpersonages?

Noteer van ieder hoofdpersonage drie karaktereigenschappen. Welke ontwikkeling maakt jouw hoofdpersonage door, denk je?

Probeer de personages eens te vergelijken. Vind je opvallende verschillen of overeenkomsten?

Is personages voor jou een goede keuze voor de boekvergelijking? Waarom wel/niet?

 Wat is het thema?

Kortste aanduiding van het centrale probleem waar het verhaal over gaat.  Hoe kom je tot het thema?

Het verhaal eerst samenvatten en van deze samenvatting de kern weergeven. Als het boek een motto heeft, kan het je helpen bij het aanwijzen van een thema.

Een kort stukje tekst, vaak een citaat, meestal voor in het boek of hoofdstuk

Het thema kun je niet concreet in de tekst aanwijzen of benoemen, maar moet je afleiden uit het verhaal. Het is de betekenis achter het verhaal. Kun je voorbeelden van thema´s geven?

Dood, ongelukkige liefde, schuld, vriendschap, overspel, zoektocht naar identiteit, ouder kindrelatie, machteloosheid tegen het lot etc.

 Wat is een motief?

Elementen die in het verhaal telkens terugkomen. Ook wel herhalingen genoemd.

Concrete motieven

     Voorwerpen, zoals een spiegel, een sleutel, een boek, dobbelstenen, een schilderij, een foto etc. Gebeurtenissen Beschrijvingen Waarnemingen Kan ook samenhangen met een abstract motief.

Abstracte motieven

  ideeën, afkeer tegen burgerlijkheid, kritiek op (een deel van) de samenleving, een bepaalde visie op het leven. gevoelens, zoals een terugkerend gevoel van eenzaamheid, bedrog, overspel, verraad

Motief en thema hangen met elkaar samen. Bepaal van de volgende voorbeelden wat het thema zou kunnen zijn.

      Bekijk je eigen boek(en) Wat is het thema?

Hoe is de relatie van de hoofdpersoon met het thema? Worstelt hij ermee?

Welke motieven kun je ontdekken? Minimaal een concreet en een abstract motief. Welke relatie hebben de motieven met het thema?

Is thema of motieven voor jou een goede keuze voor de boekvergelijking? Waarom wel/niet?