`Geld boven Groningers`, een discoursanalyse van het publieke

Download Report

Transcript `Geld boven Groningers`, een discoursanalyse van het publieke

“Geld boven Groningers?”
Een discoursanalyse van het publieke gasdebat in Nederland
Irene Kelder, MA
Maartje Harmelink, MA
Joana Duarte, PhD
Annette Klarenbeek, PhD
Hogeschool Utrecht
Introductie
Gaswinning in Nederland was jarenlang een algemeen geaccepteerde vorm van
energieopwekking (Turnhout et al., 2008). Recente aardbevingen in Groningen, veroorzaakt
door de gaswinning, hebben echter geleid tot weerstand in die regio (Metze, 2014; Van der
Voort & Vanclay, 2015). Burgers uiten hun zorgen vaak in gesprekken met elkaar (Potter, 1996).
Het is daarom van belang meer inzicht te krijgen in hoe gesprekken over de gaswinning worden
vormgegeven. De manier waarop sprekers hun uitspraken formuleren laat op subtiele wijze zien
welke zaken gevoelig liggen, oftewel wat de gesprekszorgen zijn van de gespreksdeelnemers
(Potter, 1996). Afhankelijk van de specifieke context waarin mensen uitspraken doen, zetten ze
verschillende discursieve strategieën in om met deze gesprekszorgen om te gaan. In dit artikel
wordt een discursieve analyse gepresenteerd van het publieke debat over de gaswinning in de
Nederlandse samenleving, om zo inzicht te verwerven in gesprekszorgen en discursieve
strategieën die door gespreksdeelnemers worden gehanteerd. Dit levert relevante
aanknopingspunten op voor de manier waarop professionals de communicatie met deze burgers
kunnen inrichten.
Literatuur
Onderzoek wijst uit dat de communicatie met verschillende stakeholders een cruciale rol speelt
in het verkrijgen en behouden van maatschappelijke acceptatie (Heiskanen et al., 2008). Vooral
de wijze waarop de verschillende aspecten van energievraagstukken worden belicht is hierbij
relevant. Het is daarom van groot belang om de manier waarop gecommuniceerd wordt over
energieprojecten, in kaart te brengen (Hoppe & Akker, 2014).
In publieke discussies over energievraagstukken richt men zich met name op de zogenaamde
‘hard impacts’, als gezondheid, veiligheid of omgeving. Discussies hebben dus vaak betrekking
op feiten. Aan zogenaamde ‘soft impacts’, emoties rond de gaswinning bijvoorbeeld, wordt geen
gehoor gegeven. Deze worden vaak gezien als subjectief (Swierstra & Te Molder, 2012). Voor
een productieve discussie is het echter van belang dat ook rekening wordt gehouden met zachte
zorgen, met gesprekszorgen (zie introductie) bijvoorbeeld. Op dit moment zijn bij overheden en
organisaties deze zorgen onvoldoende zichtbaar. Door deze zorgen inzichtelijk te maken, kan
beter worden aangesloten bij het gesprek dat door de samenleving wordt gevoerd over gas
(Klarenbeek et al., 2014).
Methodologie
Om gesprekszorgen ten aanzien van het gasdebat in kaart te brengen, wordt een discoursanalyse
verricht vanuit een discursief, socio-constructivistisch perspectief (Potter, 1996; Edwards,
1997). Daarbij wordt niet zozeer gekeken naar de inhoud van de argumenten, maar naar hoe
bepaalde argumenten naar voren worden gebracht, en tot welk(e) effect(en) dit leidt. In een
discoursanalyse gaat men ervan uit dat uitspraken ergens een reactie op zijn (Hutchby &
Wooffit, 2010). Dat willen zeggen dat taal niet slechts een neutraal middel is om de
werkelijkheid te beschrijven. Al dan niet bewust passen we discursieve strategieën toe waarmee
bepaalde effecten worden gerealiseerd (Wetherell & Potter, 1992; Edwards & Potter, 2001; Te
Molder, 2009). In de beschrijving van de discoursanalyse vormen dominante patronen het
uitgangspunt. We spreken van patronen als herhaaldelijk uit een bepaald type argument wordt
geput. Deze patronen komen door bepaalde constructies in taal tot stand.
Data voor deze studie is verzameld door relevante zoektermen in te voeren in social media
monitor ‘Coosto’. Om een discoursanalyse goed uit te kunnen uitvoeren, is het nodig dat elk
bericht, en ook de reacties op deze berichten, uitgebreid bestudeerd en geanalyseerd worden.
Hiervoor is datareductie van belang. We gingen daarbij uit van de aanname dat ten tijde van
intensieve publieke berichtgeving en de periode kort hierna dominante actoren, argumenten en
frames zijn terug te vinden in het publieke debat (Vasterman, 2005). Deze momenten zijn
vastgesteld door te kijken naar pieken in de tijdlijn van Coosto. Uiteindelijk zijn twee pieken
over de gaswinning in Nederland bestudeerd voor een discoursanalyse. Data is afkomstig van
Twitter en Facebook.
Resultaten en conclusie
Uit de analyse blijkt dat burgers de integriteit van de overheid en ondernemers ondermijnen.
Binnen dit patroon is sprake van drie discursieve strategieën. Burgers uiten veelvuldig
beschuldigingen van list en bedrog richting zowel overheden als ondernemers. Ook wordt
gesuggereerd dat het financiële belang boven het burgerbelang geplaatst wordt. Dit is nauw
gerelateerd aan een andere discursieve strategie die werd toegepast in het debat: het creëren van
slachtofferschap door burgers in de regio. In onze dataset laten gespreksdeelnemers zien dat de
gaswinning een serieus probleem betreft, waarmee geanticipeerd wordt op een mogelijke
gesprekszorg: de beschuldiging van ten onrechte klagen.
Dit onderzoek heeft, door patronen en discursieve strategieën te identificeren, relevante inzichten
opgeleverd over ‘zachte zorgen’ van burgers in de gasdiscussie. Deze resultaten worden, door
bijvoorbeeld GasTerra (handelspartner in gas) vertaald in een communicatiestrategie, waarin
rekening wordt gehouden met deze zorgen.
Trefwoorden: gaswinning, publieke debat, sociale media, discoursanalyse
Aantal woorden: 741
Referenties
1. Turnhout, E., Hisschemöller, M., & Eijsackers, H. (2008). Science in Wadden Sea policy: from
accommodation to advocacy. Environmental science & policy, 11(3), 227-239.
2. Metze, T. (2014). Fracking the Debate: Frame Shifts and Boundary Work in Dutch Decision
Making on Shale Gas. Journal of Environmental Policy & Planning, (ahead-of-print), 1-18.
3. Van der Voort, N., & Vanclay, F. (2015). Social impacts of earthquakes caused by gas extraction
in the Province of Groningen, The Netherlands. Environmental Impact Assessment Review, 50, 115.
4. Potter, J. (1996). Representing Reality. Discourse, Rhetoric and Social Construction. Londen:
Sage.
5. Heiskanen, E. Hodson, M. Mourik, R.M. et al. (2008). Factors influencing the societal
acceptance of new energy technologies: Meta-analysis of recent European projects. Energy
Research Center of the Netherlands.
6. Hoppe, T., & Akker, D. (2014). Leren van Lochem: Praktijkvoorbeeld van hoe lokaal bestuur
vertrouwen schenkt aan de energieke samenleving. Universiteit Twente.
7. Swierstra, T. & te Molder, H. (2012). Risk and soft impacts, in S. Roeser, R. Hillerbrand, M.
Peterson & P. Sandin (Eds.) Handbook of risk theory (pp.1050-1066). Dordrecht: Springer
8. Klarenbeek, A., Stinesen, B. & Hartog, J. (2014), Handreiking Discoursanalyse. Groningen en
Utrecht: Hanzehogeschool Groningen en Hogeschool Utrecht
9. Edwards, D. (1997). Discourse and Cognition. London: Sage.
10. Hutchby, I. & R. Wooffitt (2008). Conversation Analysis, 2: Principles, Practices and
Implications. Cambridge: Polity Press.
11. Wetherell, M. & J. Potter (1992). Mapping the language of racism. Discourse and the
legitimation of exploitation. New York: Columbia University Press.
12. Edwards, D. & J. Potter (2001). Discursive Psychology. In: A. McHoul & M. Rapley (red), How
to analyse talk in institutional settings. A casebook of methods, p. 12-14. Londen: Continuum
International Publishing Group.
13. Molder, H.F.M. te (2009). Discourse theory and analysis. In: S.W. Littlejohn & K. Foss (red.),
Encyclopaedia of Communication Theory, p. 231-269. Londen: Sage.
14. Vasterman, P. L. (2005). Media-hype self-reinforcing news waves, journalistic standards and
the construction of social problems. European Journal of Communication, 20(4), 508-530.