Wabo - InfoMil

Download Report

Transcript Wabo - InfoMil

Rijkswaterstaat
Ministerie van Infrastructuur
en Milieu
Kenniscentrum InfoMil
Wabo
17 januari 2017
Inhoudsopgave
Wabo
Wabo
Vergunningplicht
Vergunningplichtige inrichting
Emissiehandel
Deelnemer MJA
IPPC-bedrijf
Energieverbruik
Considerans en voorschriften
Colofon
3
3
3
4
5
5
6
6
7
8
Wabo
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) brengt een groot aantal (ongeveer 25)
vergunningen, ontheffingen en meldingen samen tot één omgevingsvergunning.
Op de onderstaande pagina's staat informatie over de wettelijke voorschriften voor energie in de
omgevingsvergunning. Dit zijn de eisen aan vergunningplichtige inrichtingen voor energiebesparing.
In de Handreiking erkende maatregelen staat informatie als de inrichting de erkende
maatregelensystematiek toepast. De erkende maatregelensystematiek maakt het eenvoudiger om aan de
verplichting uit het Activiteitenbesluit te voldoen. En kan ook door vergunningplichtige bedrijven
gebruikt worden.
Bij onderstaande tekst over de omgevingsvergunning en energie hoort een stroomschema (pdf, 80 kB).
Op basis van het schema is het voor het bevoegd gezag duidelijk wat de eisen zijn voor verschillende
soorten vergunningplichtige inrichtingen.
Op onderstaande pagina's is in de tekst ook toegelicht wat de bronnen van de wettelijke eisen voor
energie zijn.
Wabo
Deze module richt zich op de wettelijke voorschriften energie in de omgevingsvergunning. In de module
staan de wettelijke eisen voor vergunningplichtige inrichtingen over energiebesparing en een
toelichting daarbij.
De tekst hangt samen met het stroomschema ‘Energie in de omgevingsvergunning’. De nadruk in het
stroomschema ligt op eisen aan vergunningplichtige bedrijven, maar de samenhang met bedrijven die
onder algemene regels vallen, is ook duidelijk.
Op basis van het schema is het voor het bevoegd gezag duidelijk wat de eisen aan de inrichting zijn voor
energiebesparing. Hieronder is ook toegelicht wat de bronnen van de eisen zijn
Vergunningplicht
De eerste belangrijke stap voor de drijver van de inrichting of bevoegd gezag is om te bepalen of een
inrichting vergunningplichtig in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is.
Deze vraag kan men met behulp van de aanvraag of melding en het Besluit omgevingsrecht (Bor; artikel
2.1) beantwoorden.
De activiteiten binnen de inrichting (en de grootte van het energieverbruik) zijn bepalend voor de vraag
welke milieuwetgeving van toepassing is. De activiteiten bepalen dus welke type inrichting het is. In
artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Ab) staat beschreven wat type A, B en C inrichtingen
zijn.
Hulpmiddelen om te bepalen of het vergunningplichtige activiteiten of activiteiten die onder algemene
regels vallen zijn het Omgevingsloket online (OLO) of Activiteitenbesluit Internet Module (AIM).
In het omgevingsloket staat specifiek voor energie een aantal vragen, zoals:
•
•
Wabo
hoeveel elektriciteit of aardgas verbruikt u in uw inrichting per jaar?
doet uw inrichting mee aan de CO2-emissiehandel?
Kenniscentrum InfoMil | 3
•
•
doet u mee aan een meerjarenafspraak, zo ja, welke?
beschikt u over de voortgangsrapportages energie-efficiëntieverbetering?
Voor type A of B inrichtingen is het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing. De activiteiten van
type C inrichtingen vallen deels onder het Activiteitenbesluit milieubeheer en deels onder de Wabo.
In het kader van energie zijn de type C inrichtingen uitgezonderd van de energiebesparingsverplichting
van artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit. Wel geldt hiervoor een vergunningplicht, zie artikel 2.14c van
het Activiteitenbesluit.
Basis energie in milieuwetgeving
De basis voor energiebesparing is in de Wabo (artikel 1.1, lid 2) opgenomen. Hier staat voor de uitleg van
de begrippen 'gevolgen voor' en 'bescherming van het milieu' een verwijzing naar de Wet milieubeheer.
In de Wm (artikel 1.1, lid 2, sub b) is dit verder uitgelegd. Onder de gevolgen voor het milieu verstaat men
onder andere: gevolgen die verband houden met het verbruik van energie.
In de Wm staat dat onder de bescherming van het milieu ook de ‘zorg voor zuinig energiegebruik’
(artikel 1.1, lid 2c) valt. Op basis van deze bepalingen kunt u dus een energiebesparingseis opleggen bij
vergunningplichtige inrichtingen.
Vergunningplichtige inrichting
Vergunningplichtige inrichting en energie-eisen
In de Wabo is vastgelegd dat het bevoegd gezag bij een beslissing op de aanvraag voor een
omgevingsvergunning, beoordeelt of de drijver van de inrichting de beste beschikbare technieken (BBT;
artikel 1.1 onder 1) in de inrichting heeft toegepast (artikel 2.14 van de Wabo). Deze technieken zijn ook
nodig om energiegebruik te voorkomen of te beperken en hiermee energie te besparen. Bij het
voorschrijven van energiemaatregelen weegt het bevoegd gezag de economische en technische
haalbaarheid hiervan mee.
In de wet (artikel 2.14, lid 6) staat ook dat een algemene maatregel van bestuur (AMvB; het Besluit
omgevingsrecht) regels kan stellen over de wijze waarop de bepaling van deze technieken plaatsvindt.
Nadelige gevolgen beperken en BBT toepassen
Het Bor (artikel 5.3) gaat verder in op de eis van gebruik van de beste beschikbare technieken (BBT). Om
het milieu zo goed mogelijk te beschermen (‘nadelige gevolgen te voorkomen of te beperken’) past men
minstens BBT toe.
Het kan hier bijvoorbeeld gaan om technieken die een significante energiebesparing mogelijk maken en
zich daarmee bijna altijd terugverdienen. Als de terugverdientijd redelijk (minder dan vijf jaar) is,
kunnen de nieuwe technieken door het bevoegd gezag voorgeschreven worden. Op basis van het Bor
(artikel 5.4, lid 3 en sub i) betrekt het bevoegd gezag energie-efficiëntie in het vergunningproces. Hierbij
‘rekening houdend met de voorzienbare kosten en baten van maatregelen, en met het voorzorg- en het
preventiebeginsel’.
Ook kan worden overwogen om bij belangrijke veranderingen in de BBT, die een aanmerkelijke
beperking van het verbruik zonder buitensporige kosten mogelijk maken, de vergunning aan te passen.
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden met de verplichting tot
het treffen van technische maatregelen. Gaan die voorschriften over een IPPC-installatie? Dan schrijft
Wabo
Kenniscentrum InfoMil | 4
het bevoegd gezag het niet gebruiken van bepaalde technieken of technologieën voor (Bor; artikel 5.6).
Doelmatig gebruik van energie
Het bevoegd gezag verbindt aan de vergunning in ieder geval voorschriften over een doelmatig gebruik
van energie (Bor; artikel 5.7, lid 1 en sub a).
Toetsen van de aanvraag
Bij het doorlopen van het omgevingsloket moet de ondernemer een aantal energiegerelateerde vragen
beantwoorden. In de inleiding is al stil gestaan bij de vragen die hier aan de orde komen. Op basis van de
informatie die is aangeleverd bij de aanvraag, weegt de overheid diverse energiegerelateerde aspecten af.
Dit is van invloed op de verdere aanpak, bijvoorbeeld over ETS-bedrijven, MJA-bedrijven en overige
bedrijven.
Niet-Vergunningplichtige inrichting en energie-eisen
Als de inrichting niet vergunningplichtig is volgens de Wabo dan valt het bedrijf onder het
Activiteitenbesluit milieubeheer. In dat kader (artikel 1.10) moet het bedrijf een melding doen.
Emissiehandel
In het omgevingsloket is de vraag opgenomen of het bedrijf onder de ETS-/CO2-emissiehandel valt. ETS
staat voor Emission Trading System, het Europese systeem van handel in broeikasgasemissierechten. Als het bevoegd
gezag deze vraag positief beantwoordt, zijn er geen aanvullende energievoorschriften op te nemen in de
vergunning (Bor; artikel 5.12). Dus ook in de aanvraag voor vergunning hoeft in dat geval geen verdere
informatie over energie te worden gegeven.
ETS-ondernemingen kunnen toetreden tot het MEE (Meerjarenafspraak energie-efficiency
ETS-ondernemingen). De meerjarenafspraken energie-efficiency, een convenant, zijn overeenkomsten
tussen de overheid en bedrijven, instellingen en gemeenten over het effectiever en efficiënter inzetten
van energie. Vanaf 1992 heeft de overheid in het kader van het energiebesparingsbeleid met een groot
aantal sectoren een meerjarenafspraak gemaakt over de verbetering van de energie-efficiëntie.
Als bedrijven toetreden tot het MEE, stellen ze verplicht een EEP (Energie-efficiency-plan) op. Het
bevoegd gezag heeft geen rol in de totstandkoming van dit EEP (Handreiking EEP-format 2013-2016).
Het bevoegd gezag kan, als het EEP toch wordt ontvangen, de zekere maatregelen uit het EEP vastleggen
in de vergunning.
Ook het energiegebruik van de inrichting vormt onderdeel van het EEP, maar dit zal in principe niet in
de vergunning worden opgenomen.
Overigens zijn er (provinciale) bevoegde gezagen die wel een BBT-toetsing uitvoeren op ETS-bedrijven.
Daar is in principe ruimte voor, zelfs als dat leidt tot vergunningvoorschriften over een zuinig gebruik
van energie. Voorwaarde is dat het in overleg met het bedrijf gebeurt.
NB volgens de Wm geldt binnen alle inrichtingen in Nederland de verantwoordelijkheid om energie zuinig
te gebruiken.
Deelnemer MJA
De MJA is de Meerjarenafspraak energie-efficiëntie. De meest recente afspraken zijn vastgelegd in ‘MJA3
2001-2020’ (hierna: MJA3). Niet-ETS-ondernemingen (en gemeenten) kunnen toetreden tot MJA3. "ETS"
Wabo
Kenniscentrum InfoMil | 5
staat voor Emission Trading System. Dit staat voor de handel in CO2-emissierechten.
Bij bedrijven die aan MJA3 deelnemen, is de wettelijke plicht voor een zuinig gebruik van energie via de
EEP's (Energie Efficiëntie Plan) geborgd. Uitgangspunt voor de relatie tussen MJA3 en de Wm (Wet
milieubeheer) is dat de deelnemende bedrijven minimaal (of meer dan) hun wettelijke
verantwoordelijkheid in acht nemen en alle zekere energiebesparingsmaatregelen uitvoeren. Zoals in
het EEP zijn vastgelegd.
De maatregelen uit het EEP worden opgenomen in de vergunning. Ondernemingen hoeven voor deze
maatregelen geen nieuwe vergunning, revisievergunning of veranderingsvergunning aan te vragen. Het
bevoegd gezag legt in dat geval geen aanvullende of extra eisen voor een zuinig gebruik van energie (of
de reductie van CO2-emissie) op. In het toezicht van MJA-deelnemers is dit verder uitgewerkt.
Als de inrichting niet aan de MJA deelneemt dan is de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor; artikel
9.2) van toepassing. Bij het bepalen van BBT voor IPPC-installaties (Integrated Pollution Prevention and
Control (IPPC) moet rekening gehouden worden met de documenten uit bijlage 1 van het Mor: de
BREF’s. Meer over BREF's kunt u lezen op de pagina BBT, IPPC en BREFs van InfoMil.
Ook kan bij de bepaling van BBT de databank Energiebesparing & Winst worden gebruikt.
IPPC-bedrijf
Voor IPPC-bedrijven zijn voor de bepaling van de technieken de BBT Referentiedocumenten (BREF’s)
aangewezen. Dit zijn de horizontale BREF Energie-efficiëntie en eventueel de verticale BREF voor de
branche waar het bedrijf onderdeel van is.
Bij een niet-IPPC-bedrijf kan het bevoegd gezag de BREF als referentiedocument gebruiken, dit is dus
niet verplicht.
Energieverbruik
In het kader van de omgevingsvergunning en bij een melding in het kader van het Activiteitenbesluit
milieubeheer is het van belang te weten wat het energieverbruik van de inrichting is. Inrichtingen
kunnen in drie verschillende categorieën worden ingedeeld: kleingebruikers, middelgebruikers en de
grootgebruikers.
Dit sluit aan bij het Activiteitenbesluit milieubeheer. In het vergunningverleningsproces gebruikt men
de module Energie in de omgevingsvergunning.
Driedeling energieverbruik
1.
2.
3.
De kleinverbruikers verbruiken minder dan 25.000 m3 gas én minder dan 50.000 kWh
elektriciteit.
Voor middelgrote verbruiker ligt dit tussen de grenzen: 25.000 m3 < gasgebruik < 75.000 m3 of
50.000 kWh< elektriciteitsgebruik < 200.000 kWh.
En tot slot voor grootverbruikers is het gasverbruik meer dan 75.000 m3 en/of het
elektriciteitsverbruik meer dan 200.000 kWh.
In de tabel is dit samengevat.
Wabo
Kenniscentrum InfoMil | 6
Overzicht energieverbruik
Verbruik elektriciteit
[kWh]
< 50.000
≥ 50.000 en < 200.000
≥ 200.000
< 25.000
Klein
Middelgroot
Groot
≥ 25.000 en < 75.000
Middelgroot
Middelgroot
Groot
≥ 75.000
Groot
Groot
Groot
Verbruik brandstof [m3
aardgasequivalenten]
Aanpak toezicht kleinverbruiker
Voor kleinverbruikers neemt het bevoegd gezag geen voorschriften over het besparen van energie op in
de vergunning. Wel wordt in gesprekken met de drijver van de inrichting energiebesparing en het treffen
van maatregelen gestimuleerd.
Aanpak toezicht middelgrote verbruiker
Bij middelgrote verbruikers beoordeelt het bevoegd gezag of alle rendabele (BBT-) maatregelen zijn
genomen. Als dit niet het geval is, kan het bevoegd gezag een haalbaarheidsonderzoek naar specifieke
(BBT-) maatregelen eisen (brief van het ministerie van VROM, kenmerk DGM/SB2007109294, januari
2008).
Aanpak toezicht grootverbruiker
Ten slotte geldt voor grootverbruikers dat het bevoegd gezag een energieonderzoek kan eisen. Een plan
van aanpak of uitvoeringsplan is onderdeel van dit energiebesparingsonderzoek. Het bedrijf toont
daarin aan dat alle rendabele maatregelen zijn genomen of wanneer welke maatregel wordt genomen
(fasering van maatregelen).
Considerans en voorschriften
Voor het opstellen van de considerans en de voorschriften van de vergunning is het IPO-kaderstellend
document vergunningverlening een belangrijk hulpmiddel. Op basis van enkele stroomschema’s kiest
men een considerans-tekst. Dat geldt ook voor de van toepassing zijnde voorschriften van de
vergunning.
Wabo
Kenniscentrum InfoMil | 7
Colofon
URL: http://www.infomil.nl/vaste-onderdelen/onderwerpen/duurzaamheid-energie/energie/wabo/
Datum: 17 januari 2017
Dit is een publicatie van:
Kenniscentrum InfoMil
www.infomil.nl
Post
Kenniscentrum InfoMil
Postbus 7007
2280 KA Rijswijk
Bezoek
Kenniscentrum InfoMil
Lange Kleiweg 34
Rijswijk
Kenniscentrum InfoMil is onderdeel van Rijkswaterstaat Leefomgeving van Rijkswaterstaat, de
uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Infrastructuur en Milieu.
Meer over Rijkswaterstaat Leefomgeving vindt u op www.rws. ( #1)nl/leefomgeving.
Meer over Rijkswaterstaat vindt u op www.rws.nl