Risico en Rendement - uitwerkingensite.nl

Download Report

Transcript Risico en Rendement - uitwerkingensite.nl

Uitwerkingen Praktische Economie Havo Module 6 Stop! Geen Risico! - Hoofdstuk 3 Risico en Rendement
www.uitwerkingensite.nl
HAVO 2E FASE
ANTWOORDEN MODULE 6
STOP! GEEN RISICO!?
Hoofdstuk 3 Risico en rendement
Verkenning
1
a Met een aandeel ben je (mede)eigenaar van een bedrijf en ontvang je een deel
van de winst (dividend). Met een obligatie ben je geen eigenaar en ontvang je
rente. Een aandeel heeft een hoger risico en geen bepaalde looptijd.
b Je steekt geld in een bedrijf, je loopt risico dat je het geld niet terugontvangt, de
koers schommelt.
c De koers schommelt meer omdat de koers afhankelijk is van de te verwachten
winst van het bedrijf. De koers kan dus flink stijgen, meer dan bij obligaties, want
daar staat de rente-uitkering per jaar vast.
d Het risico op het uitblijven van rendement.
2
1D, 2E, 3A, 4B, 5C
3
De kans dat de staat failliet gaat of niet tot uitbetalen kan overgaan is heel klein,
kleiner dan bij een bedrijf.
4
a Het risico is laag; als er veel risicoaverse beleggers zijn, is lot A gewilder dan B
en C.
b Lot B heeft dezelfde eigenschappen als lot C, maar een lagere verwachte
opbrengst. Beleggers die risico niet mijden, kiezen bij dezelfde prijs allemaal voor
lot C en niet voor lot B.
c € 10
5
a
b
c
d
e
in
6
a 1/3  € 7.500 = € 2.500
b De verwachte opbrengst is (2/3  € 12.000 + 1/3  € 0) – € 7.500 = € 500.
€ 500 / € 7.500  100% = 6,7%
c Eigen antwoord leerling. Voor de hand ligt: Nee, het risico is erg groot ( € 2.500)
in vergelijking met de verwachte opbrengst (€ 500).
7
a De kans op schade is groter, wat het verwachte rendement verlaagt.
b Staatsobligaties keren altijd uit omdat ervan wordt uitgegaan dat de kans dat de
overheid niet kan uitbetalen praktisch nul is.
€ 2.000
1/4  € 2.000 = € 500
(3/4  € 8.000 + 1/4  € 0) – € 2.000 = € 4.000
€ 4.000 / € 2.000  100% = 200%
Eigen antwoord leerling. Voor de hand ligt: Ja, het risico is tamelijk klein ( € 500)
vergelijking met de verwachte opbrengst (€ 4.000).
HAVO 2E FASE
ANTWOORDEN MODULE 6
STOP! GEEN RISICO!?
c De belegger had het geld in staatsobligaties kunnen beleggen, dan was hij zeker
geweest van € 6. Dit is dus de schade van niet in staatsobligaties beleggen en
geen opbrengst uit de alternatieven halen.
8
a
Staatsobligaties
Bedrijfsobligaties
Aandelen
Schade
€0
€3
€3
Risico
€0
€ 0,30
€1
Verwacht rendement
3,0%
4,5%
6,0%
b hoger – mijden – hoog
c 1,5%. Het verschil tussen het verwachte rendement van de bedrijfsobligatie ten
opzichte van de staatsobligatie omdat de eerste een hoger risico draagt.
d 3%
9
Het verwachte rendement is 6%, maar geldt bij staatsobligaties ook, zonder risico.
Staatsobligaties zijn wat dat betreft aantrekkelijker dan bedrijfsobligaties. En
aandelen hebben hetzelfde risico als bedrijfsobligaties, maar een hoger verwacht
rendement. Beleggers die risico’s opzoeken kunnen dus beter aandelen kopen.
10 Dat geeft een mix van zekerheid en lager verwacht rendement, en risico’s met een
hoger verwacht rendement. Bij alleen beleggen in obligaties weet je zeker dat je
niet de hoogste rendementen haalt, bij alleen beleggen in aandelen is het risico te
groot.
11 a Aandelen hebben geen einddatum, maar lopen door zolang het bedrijf bestaat.
b Een hoger rendement in het verleden betekent vaak ook een hoger risico.
Sommige beleggers kopen liever een effect met minder risico (en ook minder
verwacht rendement), andere beleggers hebben liever een hoger rendement,
gekoppeld aan een hoger risico.
c Op de kapitaalmarkt.
d De nieuwe bieden 6%, de oude maar 4%, terwijl het risico niet verschilt.
e € 4 van € 80 = 5%
f Nee, zijn rendement is 5%, de nieuwe obligaties bieden 6%. Hij had beter een
nieuwe obligatie kunnen kopen.
g De € 80 is geen aantrekkelijke prijs, omdat de nieuwe obligaties dan gunstiger
zijn. De vraag is heel klein, de prijs zakt verder.
h € 4 van € 67 = 6%
i Ja, haar rendement is 6%, even aantrekkelijk als de hoge rente bij de nieuwe
obligaties.
j De aandelen bieden ook 6%, maar met een behoorlijk risico. De staatsobligaties
geven ook 6%, zonder risico. Beleggers stappen over van aandelen naar obligaties.
k De koers daalt, omdat de vraag naar aandelen daalt.
12 4 – 7 – 1 – 6 – 2 – 5 – 3
13 Als de rente daalt, worden obligaties minder aantrekkelijk, en gaan beleggers meer
aandelen kopen, waardoor de koers stijgt.
HAVO 2E FASE
ANTWOORDEN MODULE 6
STOP! GEEN RISICO!?
14 Het is niet eerlijk als de ene partij voorkennis heeft en de ander niet. De partij met
voorkennis is beter op de hoogte van de risico’s en toekomstige rendementen en
kan zo winst boeken ten koste van de andere partij die geen voorkennis heeft.
15 De kans op succes blijkt met voorkennis veel kleiner dan wordt aangenomen. De
koers zal dus gaan dalen als de informatie bekend wordt. De belegger met
voorkennis zal zijn aandelen dus verkopen om de koersdaling voor te zijn.
Toepassing
1
a ((0,20  15,5 – 0,05  11,5) / 0,05)  11,5  100% = 439,13%
b beheer van vermogen
c E
2
a 1 = beurs, 2 = rendementen, 3 = laag, 4 = verwachte rendement, 5 = obligaties,
6 = risico, 7 = beleggen
b Door een crisis kan de animo flink afnemen omdat de bedrijfswinsten onder druk
staan, en aandelen minder aantrekkelijk zijn. De winstdeling vermindert immers.
Sparen is een concurrent van beleggen; als de rente laag is, wordt beleggen in
aandelen aantrekkelijker. Het schommelen van de rente kan dus tot gevolg hebben
dat ook de koersen op en neer gaan.
3
a Bron 11 geeft aan dat de ECB de rente wellicht verhoogt als de inflatie stijgt.
Een stijgende rente maakt sparen aantrekkelijker ten opzichte van beleggen in
aandelen, waardoor mensen overstappen van aandelen naar spaarrekeningen en
de koers van aandelen kan gaan dalen.
b Als de lonen stijgen kunnen consumenten meer besteden en stijgt de
winst(verwachting) van bedrijven.
c Bedrijven krijgen te maken met hogere loonkosten (per product), waardoor de
winst juist onder druk komt te staan.
4
a Moreel wangedrag.
b De kans bestaat dat Griekenland als gevolg van haar hoge tekort de rente niet
kan betalen en de staatsobligatie niet zal aflossen.
c Het risico is groter dat beleggers hun geld niet terugkrijgen. Zij zijn alleen bereid
om een Griekse staatsobligatie te kopen als de hoge rente dat risico compenseert.
d De schade is het mislopen van de opbrengst van een Nederlandse obligatie
(€ 3).
e 1/4 × € 3 = € 0,75
f 3/4 × € 6 + 1/4 × € 0 = € 4,5; 100% × € 4,5 / € 100 = 4,5%