seneca hfdst 6 ad helviam matrem de consolatione 1

Download Report

Transcript seneca hfdst 6 ad helviam matrem de consolatione 1

6. Ad matrem Helviam de
consolatione X, 1-11
(deel 1 – p. 53)
Ad matrem Helviam de consolatione =
Over de troost(woorden) tot moeder Helvia
• Geschreven in 41-42 n. Chr.
• Seneca tussen 41-48 verbannen naar
Corsica vanwege een aanklacht
wegens overspel
• Seneca’s moeder hier verdrietig over:
zag haar zoon lange tijd niet
• Seneca troost z’n moeder in dit werk
Samenvatting p. 47-52
§ 6: ballingschap = verandering van plaats
Lijkt akelig:
- je vaderland missen met z’n mensen en cultuur /
- eerverlies, armoede
• Maar
- er zijn mensen die vrijwillig naar een (afgelegen /
andere) plaats gaan, want:
- menselijke geesten zijn zaden (semina) van de
goddelijke hemellichamen en vinden dus van
nature reizen / verandering fijn
• § 7:
- voorbeelden van hele volkeren die verhuisd zijn om
verschillende redenen: migratie is van alle tijden, dat is het lot (Fatum)
• - ook het eiland Corsica (waar Seneca naar toe gaat) heeft
verschillende bewoners gekend
De balling Marcellus
Bene ergo exilium tulit Marcellus nec quicquam in animo eius
mutavit loci mutatio, quamvis eam paupertas sequeretur;
1 tulit – is perf van ……?
ferre (hier: verdragen)
quicquam – is het onzijdig van …..?
quisquam – iemand
quicquam – iets
(nec quicquam = niets)
Wat is de naamval van quicquam in deze zin?
De balling Marcellus
Bene ergo exilium tulit Marcellus nec quicquam in animo eius
mutavit loci mutatio, quamvis eam paupertas sequeretur;
1 tulit – is perf van ……?
ferre (hier: verdragen)
quicquam – is het onzijdig van …..?
quisquam – iemand
quicquam – iets
(nec quicquam = niets)
Wat is de naamval van quicquam in deze zin?
acc. , want mutatio is nom, dus onderwerp!
De balling Marcellus
Bene ergo exilium tulit Marcellus nec quicquam in animo eius
mutavit loci mutatio, quamvis eam paupertas sequeretur;
Marcellus heeft zijn ballingschap dus goed verdragen en de
verandering van plaats heeft niets in zijn geest veranderd,
hoewel armoede deze volgde;
1 Marcellus – voorbeeld van een man die ook in
ballingschap moest, net als Seneca nu.
Hij had Pompeius gesteund, maar Caesar won.
2 eam – naar welk woord (LA) verwijst dit?
mutatio (loci)
in qua nihil mali esse, quisquis modo nondum pervenit
in insaniam omnia subvertentis avaritiae atque luxuriae,
intellegit.
2 in qua – welke constructie?
relatieve aansluiting
rel. vervangen door:
en
maar +
want
aanw./ pers. vnw!
2 nihil esse – AcI bij intellegit
3-4 quiquis … luxuriae – deze hele zin is onderwerp (subjectszin)
3 subvertentis – ppa, gen ev; congrueert met …?
avaritiae
in qua nihil mali esse, quisquis modo nondum pervenit
in insaniam omnia subvertentis avaritiae atque luxuriae,
intellegit.
en dat hierin niets slechts/ergs is, begrijpt iedereen die nog
niet is vervallen tot de waanzin van de alles vernietigende
hebzucht en weeldezucht.
Welke 2 redenen geeft Seneca hier, waarom sommige mensen
ballingschap wel erg vinden?
avaritiae atque luxuriae
(maar volgens de filosofie van de Stoa behoort
bezit tot de indifferentia)
Quantulum enim est quod in tutelam hominis necessarium est!
Hoe gering immers is (datgene) wat voor het onderhoud
van de mens noodzakelijk is!
4 quod – relativum zonder antecedent.
Je kunt een antecedent zelf aanvullen (id, quod…), als je
wil
De filosoof Diogenes ging zover,
dat hij zijn huis wegdeed en ging
leven in een ton.
Et cui deesse hoc potest, ullam modo virtutem habenti?
5 cui – welke vorm van welk woord?
dativ. van quis (vraagwoord)
ullam – congrueert met …?
Et cui deesse hoc potest, ullam modo virtutem habenti?
5 cui – welke vorm van welk woord?
dativ. van quis (vraagwoord)
ullam – congrueert met …?
virtutem
habenti - welke vorm?
ppa in dat ev;
waar congrueert het mee ?
Et cui deesse hoc potest, ullam modo virtutem habenti?
5 cui – welke vorm van welk woord?
dativ. van quis (vraagwoord)
ullam – congrueert met …?
virtutem
habenti - welke vorm?
ppa in dat ev;
waar congrueert het mee ?
cui
Et cui deesse hoc potest, ullam modo virtutem habenti?
En aan wie kan dit ontbreken, als hij (die) ook maar enige
deugd heeft?
5 Wat wordt er bedoeld met hoc?
Het weinige, dat je maar nodig hebt om in leven te blijven
Wat is het antwoord op deze (retorische) vraag?
‘Niemand’
 Dus: iedereen met ‘virtus’ heeft in principe genoeg
Wat betekent virtus in dit verband?
De goede eigenschappen van een mens in filosofische zin:
inzien wat je wel/niet moet nastreven. Sapientia.
Overdaad schaadt!
Quod ad me quidem pertinet, intellego me non opes,
sed occupationes perdidisse.
Wat mezélf betreft, begrijp ik dat ik geen rijkdommen,
maar mijn drukke bezigheden heb verloren
6 quod – rel. zonder antecedent
me .. perdidisse – AcI bij intellego
perdidisse – infin perf; dus achter de rug
Op welk moment heeft hij
die dingen dan verloren?
 toen hij in ballingschap
werd gestuurd
Corporis exigua desideria sunt: frigus summoveri vult,
alimentis famem ac sitim extinguere;
7 corporis – genit.
summoveri – welke vorm?
inf praes P
vult – wat is het onderwerp hierbij?
corpus
Corporis exigua desideria sunt: frigus summoveri vult,
alimentis famem ac sitim extinguere;
De verlangens van het lichaam zijn gering: het wil dat kou
wordt verdreven, (het wil) met voedsel honger en
dorst stillen;
quidquid extra concupiscitur, vitiis, non usibus laboratur.
alwat daarbuiten wordt begeerd, wordt nagejaagd
voor onze fouten/gebreken, niet voor behoeftes.
8 quicquid … concupiscitur – deze hele zin is
onderwerp (subjectszin)
Wat bedoelt Seneca met deze zin?
Als je meer wil hebben dan nodig, is dat niet
omdat je het nodig hebt, maar omdat je fout
zit (nog geen virtus / sapientia bezit)
Welke stijlfiguur zie je hier?
(adversatief) asyndeton (vitiis, non usibus)
Non est necesse omne perscrutari profundum nec
strage animalium ventrem onerare nec conchylia
ultimi maris ex ignoto litore eruere:
9-10 Wat zijn de aanvullingen bij necesse est?
Non est necesse omne perscrutari profundum nec
strage animalium ventrem onerare nec conchylia
ultimi maris ex ignoto litore eruere:
9-10 Wat zijn de aanvullingen bij necesse est?
perscrutari
onerare
 trikolon / climax
(das Gezsetz der
eruere
wachsenden Glieder)
9 omne – welk vorm van omnis en waarmee congrueert het?
Non est necesse omne perscrutari profundum nec
strage animalium ventrem onerare nec conchylia
ultimi maris ex ignoto litore eruere:
9-10 Wat zijn de aanvullingen bij necesse est?
perscrutari
onerare
 trikolon / climax
(das Gezsetz der
eruere
wachsenden Glieder)
9 omne – welk vorm van omnis en waarmee congrueert het?
(acc) onz ev
congr. met profundum
Non est necesse omne perscrutari profundum nec
strage animalium ventrem onerare nec conchylia
ultimi maris ex ignoto litore eruere:
Het is niet nodig de hele / iedere diepte van de zee te doorzoeken, noch om door slachting van dieren de maag te
overladen, noch om oesters van een heel verweg gelegen
zee (vanaf) op een onbekend strand op te sporen:
Waar zijn de 3 genoemde dingen een voorbeeld van?
Van overdaad / overdadig eten: een mens heeft wel eten nodig,
maar het hoeft niet zó luxe of zó veel te zijn
di istos deaeque perdant, quorum luxuria tam invidiosi
imperii fines transcendit!
11 perdant – welke modus en waarom?
coni praes -> desiderativus (wens)
quorum – wat is het antecedent?
istos
di istos deaeque perdant, quorum luxuria tam invidiosi
imperii fines transcendit!
mogen de goden en godinnen diegenen te gronde richten,
van wie zucht naar weelde de grenzen van ons zo
benijdenswaardig rijk overschrijdt!
11 istos – is negatief bedoeld
11-12 quorum … transcendit. Wat bedoelt Seneca hiermee?
Dat die mensen alleen maar dingen willen eten / hebben,
die van ver komen / van buiten de
grenzen van het rijk
11 invidiosi – waarom is het Rom. Rijk
invidiosus?
Het is zo groot, dat anderen er
jaloers op zijn.
Decadent gedrag
Ultra Phasin capi volunt, quod ambitiosam popinam instruat,
nec piget a Parthis, a quibus nondum poenas repetimus,
aves petere.
13 ultra + acc – verder dan, voorbij (voorzetsel)
capi – welke vorm?
inf praes P
quod … instruat
- het antecedent bij quod ontbreekt;
zelf aanvullen: id, quod…
– verklaar de werkwoordsvorm in deze zin (instruat)
coni praes  finalis
Decadent gedrag
Ultra Phasin capi volunt, quod ambitiosam popinam instruat,
nec piget a Parthis, a quibus nondum poenas repetimus,
aves petere.
Phasis, een rivier
in Colchis
Ze willen dat voorbij de Phasis dat gevangen wordt wat een
ambitieuze keuken moet creëren/om…te creëren en het wekt
geen weerzin om van de Parthen vogels te vragen, van wie wij
nog geen schadevergoeding hebben gekregen.
Waarvan zijn de in deze zin genoemde dingen een voorbeeld?
Van dingen die van heel ver weg komen
Decadent gedrag
Ultra Phasin capi volunt, quod ambitiosam popinam instruat,
nec piget a Parthis, a quibus nondum poenas repetimus,
aves petere.
Phasis, een rivier
in Colchis
Ze willen dat voorbij de Phasis dat gevangen wordt wat een
ambitieuze keuken moet creëren/om…te creëren en het wekt
geen weerzin om van de Parthen vogels te vragen, van wie wij
nog geen schadevergoeding hebben gekregen.
Waarvan zijn de in deze zin genoemde dingen een voorbeeld?
Van dingen die van heel ver weg komen
Nec piget … petere – wat bedoelt Seneca hiermee?
De Romeinen hebben grandioos van
de Parthen verloren kort geleden en
nauwelijks schadevergoeding gehad.
Daar wil je toch geen eten vandaan?
Undique convehunt omnia nota fastidienti gulae; quod
dissolutus deliciis stomachus vix admittat, ab ultimo
portatur oceano;
15 Let op de zinsbouw:
omnia = lijd vw bij convehunt
nota = lijd vw bij fastidientis
Beide zijn onz mv, gesubstantiveerd:
omnia – alle dingen  alles
nota – bekende dingen
Welke naamval is deliciis?
abl mv (bijw bep bij dissolutus)
Undique convehunt omnia nota fastidienti gulae; quod
dissolutus deliciis stomachus vix admittat, ab ultimo
portatur oceano;
Van alle kanten brengen zij alles samen voor een vraatzucht die walgt van bekende etenswaren; wat een maag,
verzwakt door genot, nauwelijks toelaat, wordt van de heel
verweg gelegen oceaan aangevoerd;
vomunt ut edant, edunt ut vomant, et epulas, quas
toto orbe conquirunt, nec concoquere dignantur.
ze kotsen (uit) om te eten, ze eten om te kotsen, en spijzen
die ze over de hele wereld bijeenzoeken, verwaardigen ze
zich zelfs niet om te verteren.
17 dignantur: het passivum wordt soms ook reflexief
(wederkerend) gebruikt:
lavari – zich wassen (ipv gewassen worden)
dignari – zich verwaardigen
Welke stijlfiguren zie je in deze zin?
• chiasme + sententia :
vomunt ut edant, edunt ut vomant
• Asyndeton + herhaling: edant, edunt
Ista si quis despicit, quid illi paupertas nocet?
17 ista – onz mv  die dingen; lijd vw bij despicit
quis = ….?
aliquis
na si, nisi, num en ne gaat ali- niet met
quis-je mee!
Ista si quis despicit, quid illi paupertas nocet?
Als iemand die dingen minacht, wat benadeelt armoede
hem (dan)?
17
Wat wordt bedoeld met ista?
dat voedsel dat van heel weg in groten getale
wordt aangevoerd
17-18
Wat bedoelt Seneca met deze (retorische) vraag?
Als je geen behoefte hebt aan al dat bijzondere
eten, mis je het ook niet, als je het niet kunt
kopen.
Si quis concupiscit, illi paupertas etiam prodest;
Als iemand die dingen begeert, is armoede zelfs voordelig
voor hem;
18-19: Dit lijkt een rare opmerking (armoede is voordelig).
Vandaar dat Seneca hem in de volgende zin gaat uitleggen
(enim!)
invitus enim sanatur et, si remedia ne coactus quidem
recipit, interim certe, dum non potest, illa nolenti similis est.
19 coactus – welke vorm van welk woord?
ppp van cogere – dwingen
20 illa – welke vorm?
onz mv van ille  die dingen, nl al dat
exotische eten
nolenti – welke vorm?
ppa van nolle (gesubstantiveerd)
invitus enim sanatur et, si remedia ne coactus quidem
recipit, interim certe, dum non potest, illa nolenti similis est.
want hij wordt tegen zijn zin genezen en, ook al neemt hij
de geneesmiddelen zelfs niet gedwongen, ondertussen is
hij zeker, terwijl hij (ze) niet kan (krijgen), gelijk aan hem
die (ze) niet wil.
Wat bedoelt Seneca met illa nolenti similis est?
Ze hebben allebei het luxe-eten niet: de
een omdat hij niet wil, de ander omdat
hij het niet kan krijgen.
Welke stijlfiguur zie je in deze zin?
metafoor: sanatur, remedia
Degene die eigenlijk wel behoefte heeft
aan luxe-eten, wordt ‘genezen’, zodat hij
het niet meer wil
Het voorbeeld van Caligula
C. Caesar [Augustus], quem mihi videtur rerum natura
edidisse, ut ostenderet quid summa vitia in summa fortuna
possent, centiens sestertio cenavit uno die;
21 (rerum) natura – onderwerp van videtur
22 ostenderet
- verklaar de coniunctivi
possent
Keizer Caligula
Het voorbeeld van Caligula
C. Caesar [Augustus], quem mihi videtur rerum natura
edidisse, ut ostenderet quid summa vitia in summa fortuna
possent, centiens sestertio cenavit uno die;
21 (rerum) natura – onderwerp van videtur
22 ostenderet - finalis (na ut)
possent
- grammaticalis (afh. vraag)
posse
- hier: tot stand kunnen brengen
sestertio
- abl. van sestertium: met (voor)
een prijs van
centiens
- 10.000.000 (sestertiën)
Keizer Caligula
Het voorbeeld van Caligula
C. Caesar [Augustus], quem mihi videtur rerum natura
edidisse, ut ostenderet quid summa vitia in summa fortuna
possent, centiens sestertio cenavit uno die;
Gaius Caesar, die de natuur mij toeschijnt voortgebracht te
hebben om te tonen wat de grootste fouten/gebreken in de
hoogste positie tot stand konden brengen, dineerde op één dag
voor 10 miljoen sestertiën;
Keizer Caligula
et in hoc omnium adiutus ingenio vix tamen invenit,
quomodo trium provinciarum tributum una cena fieret.
23 omnium – gen mv; bepaling bij ingenio
adiutus – welke vorm?
ppp van adiuvare – helpen
24 tributum – belastingopbrengst
et in hoc omnium adiutus ingenio vix tamen invenit,
quomodo trium provinciarum tributum una cena fieret.
en (hoewel hij) hierbij (werd) geholpen door het vernuft van
allen vond hij toch nauwelijks (een manier), hoe de belastingopbrengst van 3 provincies één maaltijd kon worden.
Wat is de toon van deze regels?
Ironisch
Wat van ver komt is lekker
O miserabiles, quorum palatum nisi ad pretiosos cibos
non excitatur!
O beklagenswaardigen, wier gehemelte/eetlust niet wordt
opgewekt/geprikkeld behalve bij kostbaar voedsel/spijzen!
-
Pretiosos autem non eximius sapor aut aliqua faucium
dulcedo, sed raritas et difficultas parandi facit.
26-27 pretiosos … facit – let op de opbouw van de zin
Onderwerp = …?
Pretiosos autem non eximius sapor aut aliqua faucium
dulcedo, sed raritas et difficultas parandi facit.
26-27 pretiosos … facit – let op de opbouw van de zin
Onderwerp= NON sapor, dulcedo
SED raritas, difficultas
pretiosos – vul aan: eos (=cibos)
facere = dubbele acc. = maken (tot)
27 parandi – welke vorm ook alweer?
gerundium
(parare – hier: zich verschaffen,
verkrijgen)
Pretiosos autem non eximius sapor aut aliqua faucium
dulcedo, sed raritas et difficultas parandi facit.
Niet de bijzondere geur echter of een of andere zoetigheid
van/voor de keel, maar de zeldzaamheid en moeilijkheid
om ze aan te schaffen maakt ze kostbaar.
Alioqui, si ad sanam illis mentem placeat reverti, quid opus
est tot artibus ventri servientibus?
28 opus est + abl – er is behoefte aan, men heeft nodig
Wat is de abl hierbij?
artibus (servientibus)
Welke vorm is servientibus?
ppa (congr met artibus)
ventri – dativ aanvulling bij servientibus
Alioqui, si ad sanam illis mentem placeat reverti, quid opus
est tot artibus ventri servientibus?
In het andere geval, als het bij hen in de smaak viel /
zou vallen om terug te keren naar een gezonde geest,
waarom zijn dan zoveel middelen nodig die ten dienste
staan van de maag?
27 sanam mentem – wat bedoelt Seneca
hiermee?
Een geest die inziet wat belangrijk
is in een leven (dus niet:
overdadig eten).
Seneca gebruikt deze metafoor
vaker: de geest die nog zo denkt,
is ziek en moet genezen worden.
Quid mercaturis? Quid vastatione silvarum?
Quid profundi perscrutatione?
Waarom (is) handel (nodig)? Waarom het verwoesten
van bossen? Waarom het doorzoeken van (de diepte van)
de zee?
28-29
Alles nog in abl, omdat je opus est er nog een keer bij moet
denken.
Romeinse
handelsroutes
Passim iacent alimenta, quae rerum natura omnibus
locis disposuit;
Overal liggen etenswaren, die de natuur op alle plaatsen
heeft opgesteld / verspreid;
29-30
Oftewel: je eten hoeft niet van heel ver weg te
komen.
sed haec velut caeci transeunt et omnes regiones
pervagantur, maria traiciunt et, cum famem exiguo possint
sedare, magno inritant.
30 haec – verwijst naar …?
alimenta
transeunt – komt van het ww ….?
trans-ire
sed haec velut caeci transeunt et omnes regiones
pervagantur, maria traiciunt et, cum famem exiguo possint
sedare, magno inritant.
maar aan deze dingen/hieraan gaan ze voorbij als blinden
en ze doorkruisen alle streken, ze steken zeeën over en,
hoewel ze hun honger voor een klein bedrag kunnen stillen,
wekken ze deze voor een groot (bedrag) op.
30 Vergelijking:
1 de mensen die luxe eten
2 zijn als blinden
Tertium comparationis = …?
transeunt (ze gaan voorbij, zien iets niet)