Presentatie - Het Fundament

Download Report

Transcript Presentatie - Het Fundament

INFORMATIEAVOND DOLFIJNGROEPEN
DE KANDELAAR AMEIDE
WOENSDAG 7 MEI 2014

Welkom en voorstellen Arja de Jong

Opening

Structuur zorg dolfijngroep

Communicatie

Vierjarenplan

Kenmerken van verrijkingswerk

Terugkoppeling aan groep/ouders

Hulp van ouders

Faalangst

Gelegenheid tot stellen van algemene vragen

Sluiting

Gelegenheid tot stellen van vragen over eigen
kind
PROGRAMMA
 Dolfijngroep
is onderdeel van zorg.
 Selectie valt onder verantwoordelijkheid van de
intern begeleider.
 Dolfijnleerkracht begeleidt kind in de
dolfijngroep, geeft werk mee, instrueert en
evalueert.
 Groepsleerkracht coacht in de klas: stimuleert,
en geeft ruimte en support om dolfijnwerk te
doen.
STRUCTUUR ‘DOLFIJN’ZORG
 Groepsleerkracht
aanspreekpunt.
is eerste
 Bij
specifieke problemen / vragen
rond begaafdheid of dolfijngroep: de
dolfijnleerkracht.
INFORMATIE EN COMMUNICATIE
 Extra
blad in rapport. Wordt ingevuld door
dolfijnleerkracht.
 Mappen
mee naar huis voor iedere vakantie.
 Informatieavond
in maart / april, rond wisseling
van groepen en aan begin van het schooljaar,
voor alle scholen van TriVia. Locatie per toerbeurt.
INFORMATIE/RAPPORTAGE AAN
OUDERS
 Vier
keer per jaar info per email rond de wisseling
van de projecten: informatie over afsluiting van
het project en de doelen en inhouden van het
nieuwe project. Studieplanner wordt
meegestuurd.
U
kunt altijd mailen, bellen of langskomen voor of
na schooltijd.
[email protected] 0183-581321
[email protected]
[email protected]
INFORMATIE/RAPPORTAGE AAN
OUDERS
Periode 1
Periode 2
Periode 3
10-12 weken
2-4 weken tot Kerst
8-10 weken
Project doelen
Sociaal emotionele ontwikkeling
Eén groot project
Project doelen
Leren leren
10-12 weken Voorbereiden
techniektoernooi
Afgewisseld met zelfstandig werk
projecten (topklassers).
Projectdoelen
Ontwerpend en onderzoekend leren
Samenwerken en presenteren
Leren verantwoorden in verslag
VIERJARENPLAN
Eén project
Project doelen
Computervaardigheden
Eerste periode:
 Groot
project, 10-12 weken
 Vakoverstijgend,
cognitieve uitdaging, leren
leren en vaardigheden.
Voorbeelden:
 Stad:
Gorinchem of Dordrecht
 Ruimtevaart
 Landen
van de Wereld
 Dierentuin
toneelstuk
VIERJARENPLAN
ontwerpen / musical,
 Tweede
periode A:
 Tot de Kerstvakantie klein project, weinig
huiswerk.
 Doelen op gebied van sociaal emotionele
ontwikkeling, kunst en cultuur.
 Voorbeelden:
 Filosofie
 Filosofiegeschiedenis
 Kwink
 Christmas Carols
 Kunst rond Kerst
 Winterboek, etc.
VIERJARENPLAN
 Tweede
periode B:
 Na
de Kerstvakantie werken aan
techniektoernooi (ongeveer 12
weken)
 Afgewisseld
met topklassers en
andere zelfstandig werkprojecten.
VIERJARENPLAN
 Derde
periode:
 Na het techniektoernooi middelgroot
project (ongeveer 8-10 weken)
 Voorbeelden:
 Spreekwoorden project
 Krant of tijdschrift maken
 Fotografie
 Poëzie project
VIERJARENPLAN
 Cognitief
 Open
uitdagend, verdiepend of verbredend
opdrachten
KENMERKEN VAN VERRIJKINGSWERK
 1.
Kennis (van feiten)
 2.
Begrip
 3.
Toepassing (iets met
feitenkennis kunnen doen)
 4.
Analyseren (iets
systematisch kunnen
onderzoeken, onderscheid
maken in delen)
 6.
Evalueren (een oordeel
kunnen geven op basis van
criteria)
 5.
Creëren (kennis van dingen
tot een nieuw geheel kunnen
samenvoegen)
DE TAXONOMIE VAN
BLOOM
 Terugkoppeling
van dolfijnwerk
 PowerPointpresentatie
 Spreekbeurt
 Tijdschrift,
krant, boek, brochure
 Tentoonstelling
 Voorstelling
 Eigen
gemaakt spel
PRESENTATIE AAN GROEP EN/OF
OUDERS
 Een
USB stick is heel handig
 Leer
het kind om niet op de stick te werken maar
op gewoon op de harde schijf
 Gebruik
de stick alleen als kruiwagen
PRAKTISCHE TIP VOOR
SPREEKWOORDENPROJECT
 Wat
is het?
 Hoe
ontstaat het?
 Hoe
voorkom je het (als ouders)
 Hoe
ga je er (als ouders) mee om?
FAALANGST
 Angst
om fouten te maken, te falen.
 Faalangst
is een doorgeslagen vorm van
perfectionisme.
 Een
gezonde portie perfectionisme is goed. Je mag
streven naar een goede prestatie.
 Wanneer
iemands leven er door verstoord wordt is er
sprake van faalangst. Het kind eist teveel van zichzelf
en is nooit tevreden.
WAT IS FAALANGST?
 Perfectionisme
lijkt voor een groot deel een
aangeboren temperament.
 Het
kan versterkt worden: ouders die zelf neigen naar
perfectionisme kunnen het onbedoeld stimuleren door
het geven van het voorbeeld.
 Kinderen
die veel structuur nodig hebben en een
drang tot ordenen hebben, lopen het meeste gevaar.
PERFECTIONISME

Het kan zich op verschillende manieren uiten:

Slecht slapen voor een toets

Alles uit het hoofd willen leren

Misselijkheid, buikpijn, hyperventileren

Niet kunnen concentreren tijdens het leren

Tijdens toets transpireren en trillen

Externaliseren: een goed cijfer komt door een makkelijk
proefwerk, een slecht cijfer omdat je er geen talent voor hebt.

Vermijden van uitdagend werk: als je het niet maakt, doe je het
ook niet fout.

Hulpeloze opstelling en veel hulp vragen om bevestigd te
worden

Negatief zelfbeeld
UITINGSVORMEN VAN FAALANGST
 Ze
zijn gewend dingen snel en goed te kunnen en
denken daarom dat ze dat altijd moeten kunnen. Die
gedachten worden soms gevoed door de omgeving.
 Ze
zijn terughoudend in het vragen van hulp: hulp
vragen past niet bij de status ‘slim en vaardig’ Komen
ze er dan niet uit, dan geeft dat stress.
HOE KOMT HET DAT VEEL BEGAAFDE
KINDEREN LAST HEBBEN VAN FAALANGST?
 (Hoog)begaafde
kinderen leven vaak intensief en zijn
vaak sensitief. Ze pakken vaak de kleinste emotie op:
het gedrag en de instelling van anderen kunnen een
grote bron van stress zijn. ‘Je bent te gevoelig’, ‘Je
bent te druk!’ Het kind gaat op den duur denken dat
het echt ‘gewoon’ een vreselijk kind is. Gevolg:
Negatief zelfbeeld.
 Het
kind weet heel goed waarin het nog niet goed is.
Daardoor kan het onzeker worden en kan het eigen
prestatieniveau onderschatten.
INVLOED VANUIT
BEGAAFDHEIDSKENMERKEN

Ontoereikend onderwijsaanbod. Het kind krijgt niet de kans om
te falen en door te zetten.

Ouders die het kind op handen dragen en veel de talenten
prijzen, lopen het gevaar dat het kind zich alleen geliefd weet als
het goed presteert en geprezen wordt. Wordt het niet geprezen
dan heeft het gefaald.

Als verrichtingen en prestaties meer benadrukt worden dan
andere aspecten van het leven, wordt perfectionisme ook
gevoed.

Kinderen die denken dat ze om hun prestaties geliefd zijn, krijgen
een negatief zelfbeeld.

De omgeving verwacht vaak dat begaafde kinderen alles goed
kunnen en alles op kunnen lossen. Kinderen kunnen proberen
aan die ‘eisen’ te gaan voldoen.
INVLOED VANUIT OMGEVING

Accepteer het kind!

Terughoudend zijn in straffen en belonen. Aanmoedigen is beter.

Complimenten maken op het proces en niet op het product.

Voorleven dat fouten maken niet erg is: van je fouten kun je
leren.

Aanmoedigen om dingen uit te proberen en door te zetten, ook
als iets niet meteen lukt.

Het kind niet te veel beschermen en de moeilijkheden voor hem
oplossen. Dan kweek je aangeleerde hulpeloosheid.
HOE VOORKOMEN WE FAALANGST?

Stimuleer activiteiten waarbij doorzettingsvermogen en oefening
nodig is: sport, muziekinstrument bespelen.

Voorbeelden geven van mensen die hard hebben moeten
ploeteren en tegenslagen hebben moeten overwinnen voor ze
beroemd werden (ook in films en boeken).
 Ombuigen
van negatieve zelfspraak/ gedachten.
(Webb, in De begeleiding van hoogbegaafde
kinderen)
 Kinderen
anders leren denken. Hoe gebeurtenissen,
gedachten, gevoelens en gedrag samengaan
(Jessica van der Spek in Je kunt het en Ik kan het.
 Leer
kinderen denken vanuit een ‘groei’mindset. Carol
Dweck in Mindset, de weg naar een succesvol leven.
Werkbladen van Talentenlab.
HOE KUNNEN WE FAALANGSTIGE
KINDEREN HELPEN?
 Mensen
praten altijd tegen zichzelf, evalueren wat ze
zelf doen, denken of voelen.
 Perfectionistische
zelfspraak
kinderen vervallen vaak in negatieve
NEGATIEVE ZELFSPRAAK
Denkfouten bij zelfspraak:
1.
Slecht boekhouden: wel letten op kleine dingen
die niet goed gaan maar niet kijken naar de vele
dingen die wel goed gaan.
2.
Proportiefout: te veel nadruk leggen op wat fout
ging.
3.
Irrationele overtuigingen: ik-zou overwegingen.
Komen voort uit waarden die door anderen zijn
ingeprent of uit eigen idealisme. (sterke
gerichtheid op beoordelingen)
4.
Niet zoeken naar bewijs. Men vergeet naar
redenen te zoeken die de irrationele overtuiging
tegenspreken.
 Maak
het kind bewust van deze houding en praat
over de gevoelens.
 Toets
actief zijn zelfbeoordeling om te kijken of die
redelijk/ onredelijk is.
 Leer
het kind zijn zelfspraak niet op onredelijke
eisen te bouwen. Zoek naar bewijzen om
ongezonde zelfspraak uit te dagen.
 Probeer
het kind te laten zien dat niet de
gebeurtenissen maar de gedachten over de
gebeurtenissen de stress veroorzaken.
WAT KUNNEN WE AAN NEGATIEVE
ZELFSPRAAK DOEN?
 Leer
het kind dat ze het gedrag van anderen niet
onder controle krijgen maar wel dat van zichzelf.
 Oefen
 Geef
in het doen van reële voorspellingen.
zelf het goede voorbeeld.
 Luister
vooral en geef niet te veel directe adviezen.
Die verhogen vaak de stress.
 Vermijd
overmatige betrokkenheid. Geen
helikopterview.
 Oefen
met het kind om te ontspannen en rustig adem
te halen.
 Het
is niet goed als alles vanzelf gaat
 Een kind weet pas wat het kan als het eens flink
uitgedaagd wordt
 Dat bepaalt hoe hij over zich zelf denkt
 Bij omgaan met frustratie en stress ontwikkel je
doorzettingsvermogen
 Stel doelen en eventueel subdoelen
 Fouten maken moet: anders leer je niets
SAMENVATTEND

Jessica van der Spek onderscheidt drie soorten faalangst:
1.
Cognitieve faalangst
2.
Motorische faalangst
3.
Sociale faalangst

Cognitieve gedragstherapie: de gebeurtenis roept niet de
faalangst op maar de gedachten over de gebeurtenis. De
gedachten beïnvloeden het gevoel en het gevoel
beïnvloed het gedrag.

De niet-helpende gedachte moet omgezet worden in een
helpende gedachte. Gedachten uitdagen!

Positief leren denken

Ontspanningsoefeningen
COGNITIEVE GEDRAGSTHERAPIE

Vorige keer ging het ook goed.

Als ik een fout maak is dat niet erg.

Iedereen maakt foutjes.

Iedereen haalt wel eens een onvoldoende.

Ze zullen me heus niet uitlachen.

Ze zullen me heus niet wegsturen.

Als ik het niet probeer, kan ik niet weten hoe het gaat.

Misschien gaat het wél goed.

Ik heb goed geleerd, dus zal ik de vragen best kunnen
beantwoorden.
VOORBEELDEN VAN POSITIEVE
GEDACHTEN
 Wat
kun je thuis doen?
 Accepteer
kanten.
 Zeg
je kind met al zijn goede en minder goede
nooit: daar ben je niet zo goed in.
 Geef
het goede voorbeeld. Je bent een rolmodel.
 Pas
je verwachtingen aan het kind aan. Stel pas
hogere eisen als je kind er aantoonbaar aan toe is.
 Motiveer
 Neem
en bespreek angstige gevoelens.
contact op met de school.
JE KUNT HET!
 Wat
moet je vooral niet doen?
 Neem
het kind niet te veel uit handen. Dan kweek je
aangeleerde hulpeloosheid.
 Zoek
de ‘schuld’ van de faalangst niet alleen bij je
kind of alleen bij de school. Kijk gezamenlijk naar
aanpak voor het kind. Neem ook je eigen gedrag
kritisch onder de loep.
 Zorg
dat je kind niet het gevoel krijgt dat hij een
probleem is. Vertel voor een test dat hij werkjes moet
doen om te kijken of het weer fijner kan worden op
school.
 Je
bibbers de baas (zeer geschikt voor
hoogbegaafde kinderen)
 Ik
ben een kei (voor kinderen met een
taalachterstand)
 Je
kunt meer dan je denkt (voor moeilijk lerende
kinderen)
FAALANGSTTRAININGEN
 Carol
Dweck doet een ontdekking:
 Kinderen
die complimenten krijgen over hun slimheid
en intellect haken af als de opdracht moeilijk wordt. Zij
ontwikkelen een fixed mindset. Ik ben slim dus ik moet
dat kunnen. Ik mag geen fouten maken. Als ik iets
helemaal niet doe, doe ik het ook niet fout.
 Kinderen
die complimenten krijgen over hun
doorzettingsvermogen, durven een steeds moeilijker
opdracht aan en blijven het proberen en komen ook
steeds verder. Zij ervaren dat je door proberen en
fouten maken toch steeds een stapje verder komt.
MINDSET: GROWTH MINDSET, FIXED
MINDSET
Ik kan het wel
en anderen
niet
Ik ben beter in
iets geworden
Ik maak geen
fouten
Ik werk snel
Ik ben beter
dan anderen
Ik snap het na
heel hard
werken
Een fout vertelt
me dat ik nog
iets te leren
heb!
Ik ben
perfect
WANNEER VOEL JE JE SLIM?
Afbeeldingen: www.learning-knowledge.com/dweck/
Ik kan iets wat ik
eerder nog niet
kon
 Leer
een kind dat intelligentie niet een vaststaand
gegeven is. Iedereen kan slimmer worden dan hij is
door hard te werken, fouten te maken en opnieuw te
proberen. We zullen niet allemaal een Einstein
worden, maar iedereen kan groeien. Als we niet
proberen en trainen, worden we minder slim. Ook
hersenen hebben training nodig. Vergelijk met een
topsporter of een musicus. Zij moeten dagelijks blijven
oefenen. Niets gaat vanzelf!
HOE STIMULEREN WE EEN GROEI
MINDSET?
 Ook
slimme kinderen hoeven niet alles te kunnen en
te weten. Zij mogen fouten maken. Van fouten kun je
leren.
 Koester
doelen.
geen irreële verwachtingen. Stel redelijke
 Stimuleer,
maar overvraag niet.
 Geef
complimenten op het proces:
 wat
heb je er hard voor gewerkt! Je ziet dat het
effect heeft!
 Wat
goed dat je je aan je planning hebt gehouden,
je hebt alles op tijd af!
 Ik
zie dat je het heel vaak hebt geprobeerd! Super
dat je zo doorzet.
 Geef
geen complimenten op kwaliteiten waar het
kind niets voor heeft hoeven doen. De boodschap
van dit soort complimenten is: Als succesvol zijn
samenhangt met slim zijn, hangt falen samen met
dom zijn.
 Wat
ben je toch slim! (Het kind denkt: als me dit
niet lukt ben ik dus niet slim)
 Wat
een mooi cijfer, en dat terwijl je het niet eens
geleerd hebt! (Het kind denkt: ik moet dus goede
cijfers kunnen halen zonder te leren. Dan ben ik
pas echt slim)
 Volgend
schooljaar werkbladen over Mindset in het
programma
 Kinderen
maken kennis met Growie en Fixie
 Leren
hoe deze figuurtjes denken en spiegelen zich
daaraan.
MINDSET WERKBLADEN

Carl D’hondt & Hilde van Rossen: Hoogbegaafde kinderen
opvoeden. Uitgeverij Garant, Antwerpen / Apeldoorn, 2010
(€19,60 bol.com)

James T. Webb, Edward R. Amend, Janet L. Gore en Arlene R.
DeVries: De begeleiding van hoogbegaafde kinderen. Vertaald
en bewerkt door Karel Jurgens. Uitgeverij Van Gorcum, Assen,
2013 (€39,95 bol.com)

Carol S.Dweck: Mindset, de weg naar een succesvol leven.
Vertaling: Yvonne de Swart. Uitgeverij SWP Amsterdam,
2011(€24,90 bol.com)

Jessica van der Spek: Je kunt het en Ik kan het. Uitgeverij Pica,
Huizen, 2014 (19,95 bol.com)
VOOR WIE ER MEER OVER WIL LEZEN
 Gelegenheid
tot stellen van algemene vragen
 Sluiting
 Tijd
om dolfijnleerkrachten wat te vragen over eigen
kinderen
SLUITING