`zijn` mensen in de straten

Download Report

Transcript `zijn` mensen in de straten

Recalcitrant, zelfbewust en betrokken.
Ruim veertig jaar lang was Ed van der
Elsken op zoek naar ‘zijn’ mensen in de
straten van steden als Parijs, Amsterdam
en Tokio. Van zijn foto’s maakte hij bij
voorkeur boeken. Zo publiceerde hij
onder meer de internationaal geroemde
fotoroman Een liefdesgeschiedenis in
Saint-Germain-des-Prés (1956), het
monumentale Sweet Life (1966) en het
indrukwekkende De ontdekking van Japan
(1988). Ook legde hij de wereld om hem
heen vast met een filmcamera. Zijn insteek
was veelal autobiografisch, zijn benadering
direct, zijn werkwijze onconventioneel
en zijn eigen aanwezigheid vrijwel altijd
zichtbaar. ‘Hé schoonheid, kijk eens in
de camera’, riep hij uitdagend vanachter
zijn camera. Hij hield van eigenzinnige
types en tegendraadse jeugd en was de
chroniqueur van de tijdgeest.
Recalcitrant, self-aware, and committed. For
more than forty years, Ed van der Elsken
looked for “his” people on the streets of
cities such as Paris, Amsterdam, and Tokyo.
He preferred to publish his photographs
in book form, producing such titles as the
internationally acclaimed photographic
novel Een liefdesgeschiedenis in SaintGermain-des-Prés (Love on the Left Bank,
1956), the monumental Sweet Life (1966),
and the impressive De ontdekking van
Japan (The Discovery of Japan, 1988). In
addition, he captured the world around
him with a movie camera. His angle was
generally autobiographical, his approach
direct, his methods unconventional, and his
own presence almost always visible. “Hey,
beautiful. Look into the camera,” he would
shout provocatively from behind his lens.
He loved quirky characters and young rebels,
and served as a chronicler of the zeitgeist.
Het Stedelijk Museum Amsterdam
volgde Van der Elsken al vanaf het begin
van zijn carrière en begon al vroeg met
het verzamelen van zijn werk. In 1966
organiseerde het museum zijn grote
tentoonstelling Hee… zie je dat? en in
1991 het overzicht Once Upon a Time.
Nu, ruim vijfentwintig jaar later, viert het
Stedelijk het oeuvre van Van der Elsken in
een rijke tentoonstelling die alle aspecten
van zijn kunstenaarschap toont. Hij
bewoog zich op verschillende platforms
en experimenteerde met techniek,
montage en lay-out, maakte publicaties
en films, diaprojecties en video. Dummy’s,
contactvellen en schetsen geven inzicht
in zijn werkwijze, filmfragmenten in zwartwit en kleur benadrukken zijn betekenis als
filmmaker en de relatie met zijn fotografie.
The Stedelijk Museum Amsterdam followed
Van der Elsken from the start of his career,
and began collecting his work at an early
stage. In 1966 the museum organized a
major Van der Elsken exhibition, Hee… zie
je dat? (Hey... Did You See That?), and in
1991 the retrospective Once Upon a Time.
Now, over twenty-five years later, the
Stedelijk is celebrating Van der Elsken’s
oeuvre with a rich exhibition featuring all
aspects of his artistry. He worked across
various platforms and experimented with
techniques, editing, and layout, creating
publications and films, slide projections,
and video. Dummies, contact sheets, and
sketches provide an insight into his working
methods, while film clips in black and white
or color emphasize his significance as a
filmmaker and the relationship between this
work and his photography.
In het huidige tijdperk van beeldcultuur,
selfies en vermenging van disciplines is
Ed van der Elskens werk onmiskenbaar
actueel.
In today’s visual culture, with its selfies and
merging of disciplines, Ed van der Elsken’s
work remains undeniably topical.
BAGARA &
SWEET LIFE
Eind jaren vijftig maakt Ed van der Elsken
zijn eerste grote reizen. In de foto’s
die hij in 1957–1958 in Centraal-Afrika
maakt, toont hij zich zowel de cultureel
antropoloog, op zoek naar een ‘authentieke’
cultuur, als de gedreven reporter van
hoogte- en dieptepunten in het leven
van dorpsbewoners in Oubangui-Chari.
Hij is een meester in het vastleggen van
dramatische situaties rond specifieke
rituelen en tijdens de jacht. Zijn techniek
verfijnt zich, anders dan in Parijs gebruikt
hij flitslicht om zijn nachtopnames reliëf
te geven.
In the late 1950s Ed van der Elsken
embarked on his first long journeys.
The photographs he took in Central
Africa in 1957–1958 show him to be both
a cultural anthropologist, in search of an
“authentic” culture, and an enthusiastic
reporter of the ups and downs in the
lives of the villagers of Ubangi-Shari.
Van der Elsken was a master at capturing
dramatic situations involving certain
rituals and during the hunt. His technique
became more sophisticated in this period;
in contrast to Paris, here he used flash to
create relief in his night shots.
Tijdens de wereldreis die hij twee jaar later
met zijn vrouw Gerda van der Veen maakt,
ontwikkelt hij definitief zijn persoonlijke
stijl en werkwijze. Waar in de travelogues
voor televisie zijn plezier in het avontuur,
zijn gevoel voor vorm en het reizen met
zijn jonge vrouw elkaar afwisselen, blijkt
uit zijn foto’s een groeiende interesse voor
het individu en diens specifieke levensomstandigheden. Steeds nadrukkelijker
worden zijn onderwerpen personages
met wie hij vaak heel direct éven een
persoonlijke relatie aangaat.
On the world tour he undertook two years
later with his wife, Gerda van der Veen,
he defined his personal style and methods.
While his travelogues for television
incorporate his sense of adventure, his
understanding of form, and his travels with
his young wife, his photographs reflect a
growing interest in individuals and their
circumstances. Increasingly, his subjects
became characters with whom he often
entered very directly, however briefly, into
a personal relationship.
PARIJS
In Parijs vindt Ed van der Elsken zijn
eigen stijl. Eerst laat hij zich verleiden
door het stedelijk decor en concentreert
hij zich op straatartiesten, clochards en
bedelaars, verliefde stelletjes bij de Seine,
demonstraties en affiches. De ontmoeting
met de roodharige Vali Myers en haar
vrienden in een nachtclub leidt tot een
radicaal nieuwe, persoonlijke benadering.
Van der Elsken fotografeert de bohème van
Saint-Germain-des-Prés vooral ’s nachts
met bestaand licht. De schitteringen
van lantaarnpalen en spiegels in cafés
geven zijn fluwelig zwarte foto’s allure.
Omhelzingen, geflirt, eenzaamheid en de
roes van alcohol en drugs legt hij vast met
een groot gevoel voor het lichamelijke, voor
plasticiteit. De afstand tussen de fotograaf
en zijn onderwerpen is klein. Hij lijkt ze
ongemerkt te fotograferen, maar laat ze
soms ook duidelijk poseren. Hoe dan ook
betekent zijn benadering een breuk met de
ongeschreven regels van de observerende
naoorlogse documentaire.
Ed van der Elsken found his own style
in Paris. At first he was enamored by
the urban scenery, focusing on street
artists, clochards and beggars, lovers by
the Seine, demonstrations, and posters.
But his encounter with the redheaded
Vali Myers and her friends in a nightclub
led to a radically new and personal
approach. Van der Elsken photographed
the bohemians of Saint-Germain-desPrés mainly at night and with ambient light.
The gleam of lampposts and mirrors in
cafés lend atmosphere to his velvety black
photographs. He captured embraces,
flirtation, loneliness, and the intoxication
of alcohol and drugs with a great sense
of the physical, of plasticity. The distance
between the photographer and his
subjects is small. He seems to photograph
them unnoticed, but sometimes obviously
made them pose. Either way, his approach
represents a move away from the unwritten
rules of the observational postwar
documentary.
AMSTERDAM
Straatfotografie bedrijft Ed van der
Elsken veel en vaak in zijn geboortestad
Amsterdam. Hier ontwikkelt hij zijn
voorliefde voor eigengereide jongeren
en bijzondere types die hij eerst in zwartwit en vanaf de jaren zeventig in kleur
vastlegt. Zijn foto’s weerspiegelen de
hoofdstedelijke tijdgeest in opeenvolgende
decennia. In de jaren vijftig fotografeert hij
‘zijn’ Nieuwmarktbuurt: een kroegbazin,
nozems, twee modieuze zusjes, een
dromerig meisje met suikerspinkapsel
en kinderen in zelfgemaakte kostuums.
Eveneens in de jaren vijftig is de jazz
in opkomst. Jonge mensen gaan in het
Amsterdamse Concertgebouw compleet
uit hun dak bij nachtconcerten van
onder meer Miles Davis, Chet Baker en
Ella Fitzgerald. Van der Elsken laat zich
meeslepen en weet als geen ander het
gevoel van spontaniteit in de muziek en
de intense beleving van het publiek vast
te leggen met zijn camera.
Een echte fotojournalist was hij in beperkte
mate, maar foto’s uit de late jaren zestig
tonen ook historische rellen en opstootjes.
Kleur wordt belangrijker vanaf de jaren
zeventig, al verandert zijn benadering
daardoor nauwelijks. Wel neemt film dan
een steeds belangrijker plaats in.
Ed van der Elsken frequently devoted
himself to street photography in
Amsterdam, the city of his birth. This
was where he developed his liking for
young rebels and interesting characters,
which he first photographed in black
and white, then in color starting in the
1970s. His images reflect the atmosphere
of the capital in successive decades.
In the 1950s he photographed “his”
Nieuwmarkt neighbourhood: a female
barkeeper, greaser types, two stylish
sisters, a dreamy-eyed girl with a cottoncandy hairdo, and children in homemade
costumes. Jazz also became increasingly
popular in the 1950s. Young people
worked themselves into a frenzy at
Amsterdam’s Concertgebouw watching
evening concerts by Miles Davis, Chet
Baker, and Ella Fitzgerald, among others.
Van der Elsken was carried along by this
enthusiasm, his camera perfectly capturing
the feeling of spontaneity in the music and
the audience’s intense experience.
He was a true photojournalist only to a
limited extent, but his photographs from
the late 1960s also depict historic riots
and disturbances. Color became more
important from the 1970s, although this
barely changed his approach. Even so,
film began to occupy an increasingly
important position in his work.
JAPAN
Tijdens zijn eerste verblijf in Tokio, eind
jaren vijftig, wordt Ed van der Elsken
langzamerhand de speelse, uitdagende
regisseur van ‘zijn’ mensen. Yakuza,
Japanse gangsters in Amerikaanse
pakken, lijken zich tot de kijker te
richten als acteurs in een B-film. Het
plezier van de transseksuelen die de
fotograaf flirterig tegemoet treden spat
van de foto af. Vijftien reizen maakt
Ed van der Elsken in totaal naar Japan.
Het land, zijn inwoners, de cultuur en
de traditionele waarden en gebruiken
intrigeren hem. Zo documenteert hij
typisch Japanse onderwerpen zoals
sumoworstelaars, het buigende groeten
en het onwaarschijnlijke gedrang bij
treindeuren. Hij fotografeert zowel de
beleefde en vaak bescheiden gewoonten
als het opkomend consumentisme en
(alweer) de jongerencultuur. Hoewel het
stedelijk landschap het grootste deel
vormt van zijn Japanse foto’s, maakte
Van der Elsken ook een aantal opnamen
op het platteland en in de natuur.
During his first visit to Tokyo, in the late
1950s, Ed van der Elsken gradually
became the playful, provocative director
of “his” people. Yakuza, Japanese
gangsters in American suits, appear to
focus on the viewer, like actors in a B
movie. The transsexuals’ amusement
is palpable as they flirtatiously face the
photographer. Van der Elsken made
fifteen trips to Japan in total. The country,
its inhabitants, culture, and traditional
values and customs intrigued him. He
documented typical Japanese subjects
like sumo wrestlers, bowed greetings, and
the incredible jostling around train doors.
Not only did he photograph polite and
often modest customs, but also Japan’s
rising consumerism and (once again)
youth culture. Although the majority of his
Japanese photographs still involved the
urban landscape, Van der Elsken also took
some shots of nature and the countryside.
JAZZ
JAZZ
In de jaren vijftig wordt de jazzmuziek snel
populair in Nederland. Door zijn vriend,
de journalist Jan Vrijman, wordt Van der
Elsken meegenomen naar een concert
van Chet Baker in het Amsterdamse
Concertgebouw en is meteen verkocht.
Het boek Jazz (1959) komt voort uit
verschillende reportages die hij maakt van
jazzconcerten van onder anderen Miles
Davis, Lionel Hampton en Ella Fitzgerald.
Van der Elsken verzorgt zelf de lay-out
van Jazz en weet de muziek te vertalen in
beelden en montages. Foto’s in liggend
formaat verwijzen naar lange uithalen van
de trompet of saxofoon, staande foto’s
doen denken aan pianotoetsen. In een
hoog tempo wisselen de foto’s elkaar
af, vergelijkbaar met de manier waarop
jazzmuzikanten een muziekstuk opbouwen
uit verschillende elementen.
In the 1950s jazz music rapidly became
popular in the Netherlands. Ed van der
Elsken’s journalist friend, Jan Vrijman,
took him to a Chet Baker concert at the
Concertgebouw in Amsterdam, and he
was immediately captivated. The book
Jazz (1959) was the product of various
photographs he took of jazz concerts,
including performances by Miles Davis,
Lionel Hampton, and Ella Fitzgerald. Van
der Elsken himself designed the layout of
Jazz, translating the music into images and
montages. Photographs with a horizontal
format allude to the sustained notes of the
trumpet or saxophone, while his vertical
photographs are reminiscent of piano keys.
The photographs change at a rapid tempo,
similar to the way jazz musicians use
different elements to construct a piece of
music.
VROEGE FILMS
EARLY FILMS
Vanaf 1959 gaat Ed van der Elsken zich
steeds meer toeleggen op film. Tijdens
zijn wereldreis maakt hij korte travelogues
(reisverslagen) voor de Nederlandse
televisie. Helaas zijn die verloren gegaan
op een ruwe, vaak sterk formele, montage
van fragmenten na.
From 1959 Ed van der Elsken focused
increasingly on film. During his world
tour he made brief travelogues for Dutch
television. These have unfortunately
been lost, with the exception of a rough
montage of often very formal clips.
Voor een van zijn eerste documentaires
filmt Van der Elsken zijn vriend Karel Appel.
Daarnaast maakt hij experimentele korte
films, zoals Handen, een associatieve
montage van uiteenlopende functies en
bewegingen van handen. In 1962 filmt
Van der Elsken in het Stedelijk Museum op
uitnodiging van directeur Willem Sandberg
de tentoonstelling Dylaby en weet op
geestige wijze publieksparticipatie en
interactie vast te leggen.
De found footage Grenzen van het
leven is een sociaal document over de
schrijnende armoede in Amsterdam in
de vroege jaren ’60.
For one of his first documentaries
Van der Elsken filmed his friend Karel
Appel. He also made experimental
short films, such as Handen (Hands),
an associative montage of different
functions and movements of hands. In
1962 Van der Elsken filmed the Stedelijk’s
exhibition Dylaby at the invitation of
Willem Sandberg, the museum’s director,
wittily capturing the public’s participation
and interaction.
The found footage Grenzen van het leven
(Margins of life) is a social document of
the grinding poverty in the Amsterdam in
the early 1960s.
AMSTERDAM: FILMS
AMSTERDAM: FILMS
Ed van der Elsken legt zijn leven lang de
hoofdstad vast met foto- en filmcamera
en toont vaak karakteristieke of bijzondere
Amsterdammers. In 1963 maakt hij zijn
eerste lange documentaire voor televisie,
het autobiografische Welkom in het
leven, lieve kleine, een portret van zijn
hoogzwangere vrouw en oudste kind en
van de Nieuwmarktbuurt, waar ze wonen.
Zijn fotografische en zijn filmische blik
blijken in elkaars verlengde te liggen.
In de film Lieverdjes (1963) volgt Van der
Elsken een aantal kinderen in Amsterdam.
Net als in Welkom is er sprake van
een participerende camera: hij is zelf
nadrukkelijk aanwezig. Fietsen (1965) is
weer formeler en bestaat uit straatbeelden
van fietsers door het toen al drukke verkeer
in Amsterdam. Ontroerend en kritisch is
de documentaire over de sloop van de
Amsterdamse Jodenbuurt na de Tweede
Wereldoorlog, Afbraak Jodenhoek, 1965.
Throughout his life Ed van der Elsken
photographed and filmed the Dutch
capital, often depicting distinctive or
unusual residents of the city. In 1963
he made his first long documentary for
television, the autobiographical Welkom
in het leven, lieve kleine (Welcome to Life,
Dear Little One), a portrait of his heavily
pregnant wife and oldest child, as well as
the Nieuwmarkt neighbourhood where
they lived. His keen photographic and
cinematic senses proved to be closely
aligned. In the film Lieverdjes (Little
Darlings, 1963) Van der Elsken followed
a number of children in Amsterdam. Just
like in Welkom (Welcome), the camera is
a participant, noticeably present in the
work. Fietsen (Cycling, 1965), however, is
more formal, comprising images of cyclists
moving through traffic in Amsterdam,
which was busy even then. Moving and
critical is the documentary (1965) about
the demolition of Amsterdam’s Jewish
quarter after World War II.
Ook nadat Van der Elsken in 1970
naar Edam verhuist, blijft hij filmen en
fotograferen in Amsterdam. In 1982 maakt
hij Een fotograaf filmt Amsterdam, een
portret van de stad en haar inwoners.
Hij zwerft een zomer lang door de
stad, op zoek naar mensen die hem
interesseren: punkers, zwervers, mooie
meisjes, junks en straatmuzikanten. Hij
provoceert en lokt reacties uit, die hij
vervolgens met zijn filmcamera registreert.
After moving to Edam in 1970, Van der
Elsken continued to film and photograph
in Amsterdam. In 1982 he made Een
fotograaf filmt Amsterdam (A Photographer
Films Amsterdam), a portrait of the city
and its inhabitants. He roamed the city
all summer long, looking for people who
interested him: punks, the homeless, pretty
girls, junkies, and street musicians. He
provoked people, looking for reactions,
which he then recorded with his film camera.
DE VERLIEFDE CAMERA
CAMERA IN LOVE
In 1970 oantvlucht Ed van der Elsken
Amsterdam en koopt een boerderij aan
de IJsselmeerdijk bij Edam, waar hij al
snel gaat wonen. De film De verliefde
camera (1971) gaat grotendeels over zijn
buitenlandse reportages voor het blad
Avenue. Hij begint met beelden van de
fotograaf die een geboorte vastlegt en
eindigt met zijn lijfspreuk, die hij uitspreekt
vanuit de Mini Moke waarin hij met zijn
gezin rondom het erf van zijn boerderij in
Edam rijdt. De gebruikte fisheye-lens is
een typerend technisch grapje.
In 1970 Ed van der Elsken escaped
Amsterdam and bought a farmhouse
beside the IJsselmeer, a lake near Edam,
where he soon went to live. The film De
verliefde camera (The Infatuated Camera/
Camera in Love, 1971) focuses mainly on
his foreign assignments for the magazine
Avenue. It begins with images of the
photographer capturing a birth and ends
with his motto, which he declares from his
Mini Moke in which he drives around the
farm with his family in Edam. The fisheye
lens that he uses is a typical technical joke.
In 1971 zoekt Ed van der Elsken Vali Myers
op, zijn muze uit Een liefdesgeschiedenis
in Saint-Germain-des-Prés. In Death in
the Port Jackson Hotel portretteert hij de
kunstenares in de wilde vallei in Italië waar
zij leeft met haar jonge minnaar Gianni
Menichetti en haar dieren.
In 1971 Ed van der Elsken sought
out Vali Myers, his muse from Een
liefdesgeschiedenis in Saint-Germain-desPrés (Love on the Left Bank). In Death in
the Port Jackson Hotel he portrayed the
artist in the wild Italian valley where she
was living with her young lover, Gianni
Menichetti, and her animals.
Avonturen op het land (1980) is een ode
aan de flora en fauna – en de mensen
– rondom de boerderij in Edam door de
seizoenen heen. Het is ook de titel van het
gelijknamige boek.
Avonturen op het land (Adventures in the
Countryside, 1980) is a tribute to the flora
and fauna – and the people – around the
farmhouse in Edam through the seasons.
He also produced a book with the same title.
EYE LOVE YOU
EYE LOVE YOU
Liefde, zoals deze overal ter wereld
wordt beleefd en bedreven, is het
universele thema van Ed van der
Elskens ‘mensenboek’ Eye Love You.
De gelijknamige diashow wordt bij
verschijnen van het fotoboek in 1977
in het Stedelijk Museum getoond. De
titel betekent niet alleen ‘ik hou van je’,
maar ook ‘mijn ogen houden van je’.
Beelden van hippies, naaktstranden,
vrijende koppels en Indiase travestieten
staan in contrast met de meer serieuze
onderwerpen die Van der Elsken tijdens
zijn reizen voor Avenue documenteert.
Armoede, de strijd om het bestaan
en zelfs de dood legt hij vast in kleur.
Het resultaat is een ode aan de mens,
Van der Elskens eigen Family of Man.
Love, as it is experienced and practiced all
around the world, is the universal theme
of Ed van der Elsken’s “people book,” Eye
Love You. The slideshow of the same name
was shown at the Stedelijk Museum when
the photo book was published in 1977. Of
course this title does not only mean ‘I love
you’, but also ‘my eyes love you’. Pictures
of hippies, nudist beaches, couples making
love, and Indian transvestites contrast with
the more serious subjects that Van der
Elsken documented for Avenue during his
travels. He captured poverty, the struggle
for existence, and even death in color.
The result is a tribute to humankind,
Van der Elsken’s own Family of Man.
TOKYO SYMPHONY
TOKYO SYMPHONY
Voor Van der Elsken was de diashow
een inspirerende vorm tussen het
stilstaande fotobeeld en de dure film.
Hij maakte verschillende audiovisuals,
al dan niet met synchroon geluid. In de
laatste periode van zijn leven werkte hij
aan een audiovisuele presentatie over
Tokio, de metropool waarmee hij een
bijzondere band had. Hij fotografeerde
de visafslag, demonstraties, mooie
mensen, etalagepoppen, alternatieve
jongeren en vrouwelijke worstelaars. Van
der Elsken was wegens zijn ziekte niet in
staat om het project tijdens zijn leven te
voltooien. Tokyo Symphony werd postuum
gemonteerd op basis van zijn kleurendia’s
en audiomateriaal en in 2010 voor het eerst
gepresenteerd.
For Ed van der Elsken, the slideshow
was an inspiring form, existing between
the static photograph and the expensive
medium of film. He created various
audiovisuals, some with synchronous
sound. During the last phase of his life,
he worked on an audiovisual presentation
about Tokyo, the metropolis with which
he had such a special connection.
He photographed the fish market,
demonstrations, attractive people,
mannequins, young alternative types,
and female wrestlers. Van der Elsken was
unable to complete this project due to
health problems. Tokyo Symphony was
realized posthumously on the basis of his
color slides and audio material and was
shown for the first time in 2010.
PARIJS
PARIS
Eind jaren zeventig stelt Ed van der
Elsken uit zijn archief een fotoboek samen
over zijn tijd in Parijs, begin jaren vijftig.
In woord en beeld blikt hij terug op zijn
vaak moeilijke beginperiode: het werk in
het fotolaboratorium van fotopersbureau
Magnum, de eerste schreden op
het pad van de professionele fotografie,
zijn leven met fotografe Ata Kandó
en haar drie kinderen, de contacten met
Nederlandse kunstenaars en natuurlijk
het ontstaansproces van zijn eerste boek,
Een liefdesgeschiedenis in Saint-Germaindes-Prés (zaal 1.13).
In the late 1970s Ed van der Elsken used
his archive to compile a photo book about
his time in Paris, in the early 1950s. In
words and images he looks back at what
was often a difficult beginning: his work
in the laboratory of the Magnum Photos
agency, his first steps on the path to
professional photography, his life with
photographer Ata Kandó and her three
children, his contact with Dutch artists and,
of course, the process of creating his first
book, Een liefdesgeschiedenis in SaintGermain-des-Prés (Love on the Left Bank,
Gallery 1.13).
In een Rhodia-kladblokje noteert hij
ideeën en maakt hij schetsen voor
reportages. Hij werkt in eerste instantie
met een Rolleiflex en is noodgedwongen
zuinig met filmmateriaal, later fotografeert
hij met een Leica, die de afstand tot zijn
onderwerpen verkleint. Een belangrijk
thema is het dagelijks leven van zijn gezin.
Dat legt hij vast in spontane snapshots
en in zorgvuldig geënsceneerde, soms
zelfs letterlijk voor de camera nagespeelde
situaties.
Van der Elsken jotted down his ideas
and made sketches for newspaper and
magazine projects in a Rhodia notebook.
He initially worked with a Rolleiflex and
had to be economical with his film; later he
photographed with a Leica, which reduced
the distance between him and his subjects.
An important theme was his family’s daily
life, which he recorded in spontaneous
snapshots and carefully staged situations,
sometimes literally acted out for the camera.
EEN LIEFDESGESCHIEDENIS IN
SAINT-GERMAIN-DES-PRÉS
LOVE ON THE LEFT BANK
In zijn film Death in the Port Jackson
Hotel uit 1972 introduceert Ed van der
Elsken de herinneringen van Vali Myers,
muze en hoofdpersoon van zijn eerste,
iconische boek, de fotoroman Een
liefdesgeschiedenis in Saint-Germaindes-Prés (1956). Waar in het boek feit en
fictie vermengd worden tot de onmogelijke
liefdesgeschiedenis tussen de Mexicaan
Manuel (Roberto Inignez-Morelosy) en Ann
(Vali Myers), blijkt de werkelijkheid die Vali
zich herinnert rauw en hard.
In his 1972 film, Death in the Port Jackson
Hotel, Ed van der Elsken introduced the
recollections of Vali Myers, his muse
and the protagonist of his first, iconic
book, the photographic novel Een
liefdesgeschiedenis in Saint-Germaindes-Prés (Love on the Left Bank, 1956).
While the book blends fact and fiction to
create the impossible love story between
a Mexican, Manuel (Roberto InignezMorelosy), and Ann (Vali Myers), the reality
that Vali remembers turns out to be raw
and harsh.
Een liefdesgeschiedenis is deels
autobiografisch, deels geromantiseerd,
betekende een breuk met het positief
gestemde naoorlogse documentair
humanisme en is een van de eerste
tekenen van de aandacht voor het fenomeen
jongerencultuur met haar twijfels,
heftigheid en verslavingen. Van der Elskens
fotografische benadering is die van een
deelgenoot: direct en emotioneel. Samen
met grafisch vormgever Jurriaan Schrofer
experimenteerde hij met montages,
lay-outschema’s en beelduitsneden.
Het verhaal wordt verteld als één grote
flashback, een principe dat samen met
de afwisselende beeldsequenties en
standpunten het boek zijn filmische
karakter geeft.
Love on the Left Bank, partly autobiographical, partly romanticized, was
a departure from the positive mood of
postwar documentary humanism and was
one of the first indications of interest in
the phenomenon of youth culture, with its
doubts, violence, and addictions. Van der
Elsken’s photographic approach is that of a
participant: direct and emotional. Together
with graphic designer Jurriaan Schrofer,
he experimented with editing, layout,
and framing. The story is told as one big
flashback, a principle that combines with
the varying sequences of images and
perspectives to give the book its cinematic
character.
BAGARA
BAGARA
Op uitnodiging van zijn zwager, die
districtshoofd is in Oubangui-Chari,
vertrekt de fotograaf in 1957 naar CentraalAfrika, een jaar voordat de Franse kolonie
onafhankelijk wordt.
At the invitation of his brother-in-law, who
was a district commissioner in UbangiShari, the photographer traveled to Central
Africa in 1957, a year before the French
colony became independent.
Tijdens zijn drie maanden durend verblijf
legt hij het dagelijks leven in afgelegen
dorpen vast. Van magische figuren en
van rituelen, zoals een besnijdenis, die
hij niet mag fotograferen, laat hij kinderen
tekeningen maken die hij opneemt in
Bagara. De titel van het boek betekent
buffel, een dier dat voor Ed van der Elsken
‘alle woestheid, sluwheid en levensdrift
van Afrika in zich verenigt’. Bagara
vertegenwoordigt zijn visie op ‘das echte
Afrika’, zoals de titel van de Duitse uitgave
luidt; eigentijdse facetten als auto’s en blanke
aanwezigheid zijn nagenoeg afwezig.
During his three-month stay, he captured
daily life in remote villages. He asked
children to make drawings of magical
figures and of rituals, such as a circumcision,
which he was not allowed to photograph,
and included these pictures in Bagara. The
title of the book means “buffalo,” an animal
that Ed van der Elsken felt “unites in itself
all the wildness, cunning, and life force of
Africa.” Bagara represented his vision of
“the real Africa,” as reflected in the title
of the book’s German edition, Das echte
Afrika; contemporary aspects such as
cars and the presence of white people are
virtually absent.
Ook dit boek, waarin naast zwart-witopnamen ook kleurenfoto’s staan, is
in nauwe samenwerking met Jurriaan
Schrofer tot stand gekomen en heeft een
vloeiende, verhalende structuur. De tekst,
een apart smal katern achterin, werd
geschreven door zijn vriend, de journalist
Jan Vrijman, op basis van een interview.
The book, moreover, which contains both
black-and-white and color photographs,
was created in close collaboration with
Jurriaan Schrofer and has a flowing,
narrative structure. The text, a separate
appendix at the back of the book, was
written by his journalist friend, Jan Vrijman,
based on an interview.
SWEET LIFE
SWEET LIFE
Ed van der Elsken en zijn toenmalige
vrouw Gerda van der Veen vertrekken
op 22 augustus 1959 per schip vanuit
Nederland en varen in veertien maanden
de wereld over. Filmpjes voor televisie en
reportages in tijdschriften financieren hun
avontuur. De reis begint in Senegal en
Sierra Leone. Daarna reizen ze naar ZuidAfrika. Vervolgens doen ze Maleisië en
Singapore aan en varen via de Filippijnen
naar Hongkong. Eind november arriveren
ze in Japan, waar ze drie maanden blijven.
De wereldreis eindigt in Mexico en de
Verenigde Staten.
Ed van der Elsken and his then-wife,
Gerda van der Veen, left the Netherlands
on August 22, 1959, and sailed the world
for fourteen months. They funded their
adventure by making films for television
and photographs for magazines. The
journey began in Senegal and Sierra Leone,
after which they traveled to South Africa.
Their next ports of call were Malaysia and
Singapore, and then they went via the
Philippines to Hong Kong. At the end of
November they arrived in Japan, where
they stayed for three months. The world tour
ended in Mexico and the United States.
Sweet Life, dat tot zijn frustratie pas in
1966 uitgevers vindt, belichaamt Van der
Elskens avontuurlijke geest, zijn interesse
in de mens en zijn fascinatie voor andere
culturen. De titel is afkomstig van een
passagiersschip dat hij op de Filippijnen
fotografeerde, oorspronkelijk zou het
boek ‘Crazy World’ heten. Met spannende
combinaties stuurt Van der Elsken de
betekenis van zijn foto’s. Van de Japanse
drukkers eiste hij het diepste dramatische
zwart voor dit zelf vormgegeven en in
koperdiepdruk verschenen boek.
Sweet Life, which to his frustration did
not find a publisher until 1966, embodied
Van der Elsken’s spirit of adventure, his
interest in humanity, and his fascination
with other cultures. The title was inspired
by a passenger ship he photographed in
the Philippines; the book was originally
going to be called Crazy World. Van der
Elsken artfully combined his photographs
to shape their meaning. He insisted that
the Japanese printers use the deepest
dramatic black for this self-designed book,
employing a copperplate technique.
BYE
BYE
Ed van der Elskens eerste autobiografische
film was Welkom in het leven, lieve kleine.
Met zijn laatste (video)film Bye, waarin
hij hoofdpersoon én filmer is, neemt Van
der Elsken afscheid van het leven. In 1988
krijgt hij te horen dat hij ongeneeslijk ziek
is en besluit hij tot een paar maanden
voor zijn overlijden zijn ziekteproces en de
steeds kleiner wordende wereld om hem
heen vast te leggen. Het is voor hem de
enige manier om deze ervaring het hoofd
te bieden. Bye is een intiem en persoonlijk
zelfportret waarin Van der Elsken
onverbloemd zijn verdriet, angst, pijn en
woede uit. Ook geeft hij ruimte aan andere
fotografen, aan zijn fotografie, aan zijn
gezin en blijkt hij tot het einde een geestige
en krachtige persoonlijkheid.
Ed van der Elsken’s first autobiographical
film was Welkom in het leven, lieve kleine
(Welcome to Life, Dear Little One). With
his last film, Bye, in which he is both the
protagonist and the cameraman, Van
der Elsken bids farewell to life. In 1988
he was given a terminal diagnosis and
decided to document the progression of
his disease and the shrinking world around
him. It was, for him, the only way to face
this experience. Bye is an intimate and
personal self-portrait in which Van der
Elsken openly expresses his sadness, fear,
pain, and anger. He also gives attention to
other photographers, his own photography,
and his family, and comes across as a witty
and spirited personality, right until the end.