Informatieblad Zorg om kwetsbare ouders

Download Report

Transcript Informatieblad Zorg om kwetsbare ouders

Zorg bij
kwetsbaar
ouderschap
Januari 2017
Wat doet de gemeente Rotterdam om de kansen
van jonge kinderen te vergroten? Daarover
gaat dit informatieblad. Daarbij gaat het om
preventieve en vrijwillige inzet. Maar ook om
kinderbeschermingsmaatregelen die nodig
kunnen zijn in situaties waarin ouders niet in
staat blijken hun kinderen een veilig thuis te
bieden. Daarnaast krijgt u informatie over de
mogelijke aanvullende maatregel anticonceptie.
Daarbij komen zowel de inhoudelijke als
juridische aspecten aan bod. Wat kan deze
aanvullende maatregel toevoegen aan de al
bestaande kinderbeschermingsmaatregelen?
Het recht van ieder kind
Ieder kind heeft het recht om op te groeien in een veilige
en gezonde omgeving. Helaas komt het nog te vaak voor
dat ouders hun jonge kinderen emotioneel en fysiek mishandelen of verwaarlozen. Vaak speelt de leefstijl van de
ouders daarbij een rol. Of een (verstandelijke) beperking,
een verslaving of psychische problemen. Sommige ouders
zijn niet in staat om kinderen veilig op te voeden. Kinderen
kunnen daardoor tijdens de zwangerschap al onherstelbaar
beschadigd raken. Soms ook worden zij al tijdens de zwangerschap of direct na de geboorte onder toezicht gesteld.
Hulpverleners zien in Rotterdam regelmatig ouders die niet
in staat zijn hun kinderen een veilig thuis te bieden. Vaak
ook zijn deze ouders een bedreiging voor de ontwikkeling
van hun kind. Daarom zijn maatregelen noodzakelijk.
I. Voorkomen: onze preventieve inzet
Om ons doel te bereiken - de kansen voor de allerjongste
Rotterdammers vergroten - is een preventieve inzet erg
belangrijk. Daarom werkt de gemeente met het actieprogramma Stevige Start aan alle aspecten van een veilige
start: van vóór de zwangerschap totdat het kind naar
school gaat. Concrete maatregelen die voortkomen uit dit
programma zijn: het kinderwensspreekuur, begeleiding
tijdens de zwangerschap en opvoedingsondersteuning.
Daarnaast geeft het team Soa en Seksualiteit van de GGD
Rotterdam Rijnmond (Sense) gastlessen op de ROC’s en
houdt er spreekuren. Stevige Start breidt het aanbod uit
naar praktijkscholen en op termijn mogelijk ook naar andere
typen scholen.
Vrijwillige anticonceptie
Om de kansen van de allerjongsten te vergroten heeft het
college van Rotterdam een tweede doel: ongeplande en
ongewenste zwangerschap bij kwetsbare ouders voorkomen. Daarom geven professionals hulp en voorlichting aan
deze ouders, voordat de conceptie plaatsvindt. Zo gaan zij
in gesprek met hen (ouders die in de fase van hun leven
geen kind moeten krijgen) over hun kinderwens en het
toekomstbeeld dat zij daarbij hebben. Ook praten zij over
vormen van anticonceptie en het juiste gebruik ervan.
Hulpverleners van zorginstellingen krijgen een training
aangeboden in gespreksvoering met cliënten over deze
onderwerpen. Het team Soa en Seksualiteit van de GGD
Rotterdam-Rijnmond voert dit project uit. Het resultaat: met
deze hulpverlening en ondersteuning blijken kwetsbare ouders te motiveren om adequate anticonceptie te gebruiken.
Financiële vergoeding
De vergoeding van anticonceptie voor vrouwen boven de
21 jaar valt sinds 2011 niet meer onder de basisverzekering. Deze valt onder het eigen risico. Daarom biedt de
gemeente Rotterdam mensen met een inkomen tot 130
procent van het minimumloon een collectieve verzekering,
waarin anticonceptie (anticonceptiepil, anticonceptiestaafje,
spiraaltje, ring of pessarium) wél volledig wordt vergoed.
Kijk op: https://www.vgz.nl/vergoedingen/anticonceptie
II. Beschermen: de kinderbeschermingsmaatregelen
Er zijn ouders die door een combinatie van problemen niet
in staat zijn kinderen een veilige omgeving te bieden en die
een bedreiging vormen voor de ontwikkeling van hun kind.
Ondanks intensieve ondersteuning en hulpverlening kunnen deze kinderen uiteindelijk vaak niet bij de biologische
ouders blijven. Vaak is er sprake van emotionele en fysieke
verwaarlozing en mishandeling, waardoor kinderen uit huis
moeten worden geplaatst. Dat is zowel voor de kinderen
als hun ouders traumatisch. Daarnaast lopen kinderen van
ouders met bijvoorbeeld een verslaving tijdens de zwangerschap al onherstelbare schade op.
Op dit moment is er een aantal kinderbeschermingsmaatregelen. Deze kunnen vanaf de geboorte worden opgelegd.
Dit zijn a. (voorlopige) ondertoezichtstelling, b. uithuisplaatsing en c. gezagsbeëindiging. Maatregel a. kan ook tijdens
de zwangerschap worden opgelegd. De maatregelen zijn
primair bedoeld om het kind te beschermen.
(Voorlopige) Ondertoezichtstelling, uithuisplaatsing en
gezagsbeëindiging
Wanneer in een situatie (een van de) volgende aspecten
speelt, wordt de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld. Deze kan de kinderrechter verzoeken om de
jeugdige onder toezicht te stellen. Dat kan als:
• de veilige ontwikkeling van het kind wordt bedreigd;
• vrijwillige hulp geen effect heeft gehad;
•en de ouder en/of het kind de hulpverlening niet wil
accepteren;
• of de ouder onkundig is.
a. en b. (Voorlopige) ondertoezichtstelling en
uithuisplaatsing
Het doel van een ondertoezichtstelling (OTS) is dat de
ouder na bepaalde tijd zelf de opvoedingsverantwoordelijkheid weer op zich kan nemen.
In de meeste gevallen blijft het kind tijdens de ondertoezichtstelling thuis wonen. Maar soms is het voor het kind
beter dat hij ergens anders woont. Bijvoorbeeld in een
instelling of pleeggezin.
De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) vraagt de
kinderrechter dan om toestemming om het kind uit huis te
plaatsen. Wanneer een kind onmiddellijk gevaar loopt in het
gezin, moet hij of zij snel uit huis worden geplaatst. De kinderrechter kan dan op verzoek van de RvdK een voorlopige
OTS (VOTS) uitspreken. Hij geeft dan een machtiging voor
uithuisplaatsing (UHP). Een voorlopige ondertoezichtstelling duurt drie maanden. Deze tijd wordt gebruikt om verder
te onderzoeken wat er precies aan de hand is. De kinderrechter kan de VOTS omzetten in een reguliere OTS op
basis van onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming. De ondertoezichtstelling van een ongeboren vrucht
kan tijdens de zwangerschap worden uitgesproken.
VOTS en OTS Rotterdam (2016)
OTS ongeboren kinderen
6
VOTS ongeboren kinderen
2
OTS- en voogdijmaatregelen baby’s tot
12 maanden Waarvan OTS- en voogdijmaatregelen baby’s tot 6 maanden
91
57
Aantal OTS- en voogdijmaatregelen baby’s
in de eerste week na de geboorte
21
Bron: Jeugdbescherming Rotterdam-Rijnmond
c. Gezagsbeëindiging
Wanneer het kind bedreigd wordt in zijn veiligheid of
ontwikkeling, kan de rechter ook bepalen dat iemand
anders het gezag over het kind krijgt (voogdijmaatregel).
Het verschil met OTS/UHP is vooral dat er geen sprake
is van tijdelijkheid, omdat de verwachting is dat de situatie zich niet zal herstellen. Vaak wordt - als de UHP twee
jaar duurt en langer - overgegaan tot voogdij. Wordt na
een uithuisplaatsing van twee jaar, in het kader van een
ondertoezichtstelling, door de gecertificeerde instelling om
verlenging verzocht? Dan moet de raad de kinderrechter
adviseren over dit ‘verzoek om verlenging van de ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing’. De raad weegt daarbij
af in hoeverre hulpverlening, binnen een voor het kind
aanvaardbare termijn, tijdens de ondertoezichtstelling, het
beoogde resultaat kan hebben. En of dat dit ook zonder ondertoezichtstelling bereikt kan worden, óf dat een gezagsbeëindigende maatregel nodig is (artikel BW 1:265j 3e lid).
Zie hiervoor het Protocol Beschermingstaken van de Raad
voor de Kinderbescherming. In 2015 waren er in Rotterdam
111 ontheffingen uit het ouderlijk gezag.
Wie legt de maatregel op?
De Raad voor de Kinderbescherming kan een onderzoek
instellen op basis van een melding van bijvoorbeeld het Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling
(AMHK), of een door de gemeente aangewezen instelling
voor jeugdhulp. De RvdK onderzoekt of de ontwikkeling van
het kind ernstig in gevaar is. Is dit het geval, dan kan de
RvdK een verzoek voor een kinderbeschermingsmaatregel
indienen bij de kinderrechter. Deze beslist of een kinderbeschermingsmaatregel nodig is en bepaalt hoe lang een
kind onder toezicht wordt gesteld. Ouders zijn verplicht de
hulp en ondersteuning bij de opvoeding, voortvloeiend uit
de maatregel, te accepteren. Een gecertificeerde instelling
voert vervolgens de maatregel uit.
De Raad voor de Kinderbescherming is in 2015 250 keer
(landelijk) een onderzoek gestart nog voor de geboorte van
een kind. In 208 gevallen heeft dit geresulteerd in een verzoek aan de rechter tot het opleggen van een maatregel.
Rotterdam werkt met een gezinsgerichte aanpak. Bij de bespreking van een jongere op het Jeugdbeschermingsplein
bekijken de professionals ook hoe het met de broertjes en
zusjes gaat van het kind dat is gemeld. Heeft een kind een
maatregel opgelegd gekregen en is de moeder opnieuw
zwanger? Dan wordt ook dit ongeboren kind besproken
op het Jeugdbeschermingsplein, met als uitgangspunt een
raadsonderzoek te starten voor dit ongeboren kind. Het
Jeugdbeschermingsplein had in 2016 79 ongeboren broertjes en/of zusjes in bespreking.
Er zijn (nu) geen maatregelen die al voor de conceptie
kunnen worden opgelegd om herhaling van schrijnende
situaties te voorkomen.
Dilemma’s in de praktijk
Gedwongen maatregelen voorkomen: dat staat voorop.
Daarom zet Rotterdam preventieve en vrijwillige inzet op
de eerste plaats. In de praktijk blijkt echter dat in een aantal
gevallen een dergelijke aanpak ontoereikend is. Landelijk
overlijden jaarlijks vijftig kinderen aan de gevolgen van
kindermishandeling.
Onder juristen en professionals, werkzaam in de jeugdzorg
en -bescherming speelt al een aantal jaar een discussie
over eventuele dwang. Daarbij is de wens uitgesproken
dat het mogelijk zou moeten zijn om ouders die een gevaar
vormen voor de ontwikkeling van hun kinderen, door hun
gedrag, beperking en/of verslaving, door een rechter
verplicht moeten kunnen worden tot tijdelijke anticonceptie. Deze maatregel zou tijdelijk worden opgelegd door
de kinderrechter aan kwetsbare ouders. Met de huidige
beschikbare hulpverlening, ondersteunings- en beschermingsmaatregelen kan namelijk niet worden voorkomen dat
deze ouders (meer) kinderen krijgen.
III. Aanvullen: anticonceptie als aanvullende maatregel
In sommige situaties kan met (enkel) bemoeizorg niet worden voorkomen dat er opnieuw kinderen worden geboren,
uit ouders die in het verleden hebben laten zien dat zij
vanwege hun levensstijl en gedrag een gevaar voor die
kinderen zijn. Naar verwachting gaat het in Rotterdam om
een zeer selecte groep, zo’n tien tot twintig ouders per jaar,
waarbij sprake is van onverantwoord ouderschap. In al die
situaties lukt het niet om met vrijwillige- en drangmaatregelen te voorkomen dat er opnieuw kinderen worden geboren.
Wanneer ouders hun kind geen veilige omgeving kunnen
bieden, ondanks de inzet van alle beschikbare hulpverlening én ondersteuning, en wanneer niet kan worden
voorkomen dat er (opnieuw) kinderen worden geboren,
is een aanvullende maatregel nodig. Het doel daarvan is:
de ontwikkeling van het (toekomstige) kind beschermen.
Het gaat in zo’n geval nadrukkelijk om adequate tijdelijke
anticonceptie, die past bij de levensfase van de betreffende
ouder, zoals de prikpil of een anticonceptiestaafje.
Professionele zorgen
Tijdens een expertmeeting met professionals uit het veld,
op 16 december 2015, is dit onderwerp besproken.
Hoe wenselijk is het om een maatregel anticonceptie in
te stellen?
Bij dit overleg kwam naar voren dat de overheid meer kan
en moet doen om nog niet geboren kinderen en nog niet
verwekte kinderen te beschermen. De professionals zien
een dergelijke maatregel daarnaast ook als een erkenning van de problematiek en een steun in de rug van de
medische hulpverlening om de handelingsverlegenheid te
doorbreken.
Juridische mogelijkheden
Vrije voortplanting is een grondrecht van de mens. Toch
kan er juridisch gezien reden zijn om dit recht te beperken.
Zo’n reden is er wanneer bij de uitoefening van dit grondrecht gevaar bestaat voor, of schade kan ontstaan bij een
toekomstig kind. Daarbij moet de vraag worden beantwoord
of het gedrag van het individu in geval van voortplanting
feitelijk gevaar oplevert voor zijn of haar (on)geboren
kinderen. Het veroorzaken van gevaar voor zichzelf of zijn
of haar omgeving kan in het algemeen een reden zijn om
van overheidswege in te grijpen en een recht tijdelijk te
beperken. Dit geldt ook (al) voor andere grondrechten. Het
grondrecht van vrije beweging kan, na een zorgvuldige
afweging, worden beperkt door bijvoorbeeld een straatverbod, detentie of een gesloten plaatsing in het kader van de
Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen
(Wet Bopz).
Als het gaat om de integriteit van het lichaam is in het algemeen een inbreuk niet toelaatbaar. Ook hier kan juridisch
gezien reden zijn om dit recht te beperken. In het geval van
de maatregel anticonceptie gaat het uitdrukkelijk om een
uiterste maatregel, die tijdelijk van aard is en dus omkeerbaar. Een maatregel anticonceptie zou alleen moeten
worden opgelegd door een rechtelijke uitspraak. En daarbij
zou onderbouwd en gemotiveerd aangetoond moeten worden dat met alle beschikbare voorliggende methoden van
hulpverlening en ondersteuning niet kan worden voorkomen dat er (opnieuw) kinderen worden geboren uit ouders
die vanwege hun gedrag, leefstijl, of beperking een gevaar
vormen voor de ontwikkeling van die kinderen. Afgezet
tegen het voorziene ernstige gevaar en bedreiging van de
ontwikkeling van het toekomstig kind kan een maatregel
anticonceptie zowel proportioneel als gerechtvaardigd zijn.
De Raad voor de Kinderbescherming zou hiertoe dossiers
moeten vormen en onderzoek doen, waarna de kinderrechter besluit.
IV. Standpunt college
Het College van B en W van Rotterdam is daarom overtuigd van de noodzaak van een wettelijke maatregel
anticonceptie en ziet daartoe mogelijkheden, mits hieraan
voorafgaand alle mogelijkheden zijn benut in het vrijwillig
kader. Het uitgangspunt bij deze maatregel is: ‘zorgvuldig,
tijdelijk en op basis van een rechtelijke uitspraak ’.