These Strangers... Painting and People

Download Report

Transcript These Strangers... Painting and People

PERSBERICHT
These Strangers …
Painting and People
01.10.2016…08.01.2017
These Strangers… Painting & People toont de menselijke figuur in de westerse
schilderkunst van de afgelopen veertig jaar. De tentoonstelling biedt geen overzicht maar
verkent de oeuvres van negen schilders van wie tot nu weinig of geen werk in Belgische
musea te zien was. Elk van de kunstenaars, die uit verschillende generaties komen,
vertrekt vanuit de traditie van het portret en verdiept zich in het kijken naar het model en
zijn of haar terugblik. Dit resulteert in portretten die zijn ingebed in de persoonlijke,
maatschappelijke, politieke en culturele omgeving en tijd waarin de kunstenaars leven en
werken.
De tentoonstellingstitel is ontleend aan het gedicht These Strangers in a foreign World van
Emily Dickinson (1830-‘86) en legt de nadruk op de relatie met de Ander:
These Strangers, in a foreign World,
Protection asked of meBefriend them, lest Yourself in Heaven
Be found a Refugee-
In de loop van de kunstgeschiedenis evolueerde de schilderkunst van het aanbrengen van
verf op een drager als een subjectieve daad naar een complex en wijdvertakt terrein waar
het persoonlijke en de massaproductie elkaar ontmoeten. Vandaag combineren schilders
handwerk met industriële technieken en vullen ze pure verbeelding aan met toegeëigende
beelden uit de media en kunst.
Het geschilderde portret ontwikkelde zich op een vergelijkbare manier. Oorspronkelijk
gericht op de natuurgetrouwe weergave van de geportretteerde, speelde het later een
cruciale rol bij de opkomst van het individualisme en de uitdrukking ervan. Een klassiek
portret toont een specifieke persoon die de kunstenaar in werkelijkheid ontmoette. Het is de
weergave van iemands uiterlijk maar zegt ook iets over hoe de persoon is en hoe de
kunstenaar hem of haar zag. Via portretten kunnen we anderen bekijken en aanvoelen maar
worden ook onze eigen ideeën weerspiegeld. Portretten spreken over iets dieps en
fundamenteels dat het dagelijkse en momentane overstijgt.
Binnen de huidige netwerkcultuur, waar het zelfbeeld wordt gekneed en gevormd via de blik
van anderen, het internet en de sociale media, zijn portretten niet noodzakelijk het resultaat
van reële ontmoetingen. Kunstenaars hebben nu een onbegrensde toegang tot het rijke
archief van de kunstgeschiedenis en de visuele media waaruit ze beeldmateriaal kunnen
putten en het naar hartenlust kunnen manipuleren, hercombineren en in nieuwe contexten
plaatsen. Ze schetsen de menselijke figuur niet langer als individu maar als een metafoor
voor het menselijk bestaan in onze complexe, geglobaliseerde wereld. Tegelijk stellen ze
pertinente vragen bij begrippen als originaliteit, identiteit, gender, subjectiviteit en
(zelf)bewustzijn.
Met werk van Nicole Eisenman, Victor Man, Alice Neel, Paulina Olowska, Nicolas Party, Elizabeth
Peyton, Avery Singer, Henry Taylor en Katharina Wulff.
NICOLE EISENMAN °1965, VS
Met haar schilderijen en tekeningen levert Nicole Eisenman op een wrange, humoristische
manier commentaar op actuele politieke gebeurtenissen en sociale ontwikkelingen. In haar
groeps- en individuele portretten van anonieme personages schuilt haar diepe fascinatie
voor menselijke interactie en ons onvermogen om onderling contact te maken.
Eisenman verkent thema’s zoals gender, seksualiteit, groepsdynamiek en ongelijkheid in een
rijke beeldtaal die verwijst naar de klassieke traditie, genres uit de kunstgeschiedenis, stijlen
zoals allegorie en satire en beeldmateriaal uit de populaire cultuur. Deze referenties
vermengt ze met persoonlijke, directe ervaringen die ze opdoet in haar vriendenkring en
haar dagelijkse omgeving.
In tegenstelling tot een mogelijke feministische lezing van haar werk, omschrijft Eisenman
haar praktijk eerder als een poging om het menselijk lichaam op een nieuwe manier te
verkennen en te begrijpen, zonder daarbij te focussen op het verschil tussen man en vrouw.
Ze streeft naar een beweeglijke, flexibele en genderoverschrijdende beeldtaal.
Eisenmans schilderijen worden gekenmerkt door uitgesproken kleuren, virtuoze composities
en menselijke diversiteit. De kunstenaar stelt haar techniek in dienst van de psychologische
diepgang van haar portretten. Ze wil hierbij specifiek de relatie tussen de mensen die ze
afbeeldt en het publiek dat naar haar werk kijkt intenser maken. Dat doet ze in het bijzonder
door middel van blikken en de uitwisseling ervan. Ze maakt het er de kijker onmogelijk mee
om niet in contact te treden met de figuren op haar doeken en geen deel van hun realiteit te
worden.
VICTOR MAN °1974, Roemenië
De personages in de glanzende, gelaagde schilderijen van Victor Man baden in een nachtelijk
licht. Ze lijken uit de tijd te zijn ontsnapt maar dragen tegelijk sporen van de traditie. Man
citeert in zijn werk uit de geschiedenis van de schilderkunst en de fotografie, van de oude
meesters over Edouard Manet, Paul Gauguin, Balthus en Thierry De Cordier tot nu. Hij
inspireert zich daarnaast ook op literatuur, jeugdherinneringen en verhalen uit zijn kindertijd
en vermengt die met mythen en cultuur uit zijn geboorteland Roemenië.
Victor Man neemt zijn bronnen niet letterlijk over maar herhaalt, manipuleert, ontdubbelt
en vervormt ze tot bevreemdende beelden die balanceren tussen glashelder feit en duistere
fantasie. Hij creëert een universum waarin mens en dier, mannelijk en vrouwelijk, het
bezielde en het onbezielde zich in een veranderende, onbestemde staat bevinden. Via
poëzie brengt de kunstenaar elementen bij elkaar die niet in een enkel gevoel of een statisch
beeld zijn te vatten. In eigen woorden beweert de kunstenaar “de ziel van gevonden beelden
te stelen en ze mee te voeren naar een andere plek”.
Voor Grafting or Lermontov dansant comme Saint-Sébastien vertrok Man van een
jongensgezicht. Het lijkt alsof hij twee op elkaar gelijkende versies van dit portret boven
elkaar legde, zodat het gezicht een extra, derde oog kreeg. In het schilderij is de
schaduwwerking van de foto volledig verdwenen en ligt de nadruk op de franke,
ondoorgrondelijke blik van de drieogige jongen. De bevreemdende gedaanteverandering
vindt er een perfecte balans tussen mysterie en werkelijkheid.
ALICE NEEL °1900 – +1984, VS
In de jaren ’50 tot ’70, de bloeiperiode van het abstract expressionisme, maakte Alice Neel
figuratieve portretten. Ze ontving mensen uit de meest uiteenlopende contexten – familie,
bevriende schrijvers, collega-kunstenaars, moeders en kinderen, buren, immigranten, blanke
zakenmensen, vakbondsleiders, communisten, republikeinen etc. – in haar appartement en
nam hen met haar scherpe blik op.
Neels portretten zijn direct, doordringend en eerlijk. Ze zijn stuk voor stuk ontstaan uit een
intense dialoog tussen kunstenaar en model en hebben een sterke psychologische expressie.
Ze tonen levende wezens die al dan niet op hun gemak zitten en hun zelfbeeld overgaven
aan wat Alice Neel aanzag als ‘de waarheid’. De focus op haar modellen dwong de
kunstenaar om de aanwezigheid van de omgeving in haar schilderijen tot de essentie te
herleiden. In plaats daarvan concentreerde ze zich op de lichaamsposes en in het bijzonder
op de handen en de ogen. Neels modellen kochten maar zelden hun portretten; ze waren
verontrustend omdat ze altijd iets van de persoonlijkheid van de kunstenaar in zich droegen.
Via haar democratische en geëngageerde selectie van modellen sneed Neel sociale en
politieke thema’s aan zoals ongelijkheid van ras, geslacht en status. Ze was één van de
laatste belangrijke schilders die naar levend model schilderde en vele uren met hen
doorbracht. Haar portretten waren nog niet beïnvloed door de effecten van de
spektakelmaatschappij. Toch hebben ze een bijzonder actueel karakter en raken ze de
eigenheid van de tijd waarin ze zijn ontstaan. Eerder dan een traditie af te sluiten, lijken
Neels portretten er een nieuwe te starten: het in vraag stellen van de relevantie van het
geschilderde portret na de opkomst en popularisering van fotografie.
PAULINA OLOWSKA °1976, Polen
Paulina Olowska groeide op achter het IJzeren Gordijn in het laat-communistische Polen. Ze
leeft en werkt er, ook vandaag nog, op het platteland. Als kunstenaar verkent ze
feministische thema’s zoals de vrouw als archetype, muze, moeder, huisvrouw, model of
kunstenaar en situeert ze die tegen de achtergrond van de historische, sociale en culturele
verschuivingen tussen Oost en West sinds de Val van de Berlijnse Muur in 1989.
Olowska heeft altijd al een diepe interesse gehad voor de culturele en sociale betekenis van
kledij en mode. Voor de reeks Applied Fantastic (2010) vertrok ze van modetijdschriften uit
de jaren ’60 en ’70 met brei- en naaipatronen voor Oost-Europese huisvrouwen die waren
gefascineerd door de Westerse mode en consumptiemaatschappij. Ze maakten de nieuwste
trends in Westerse kledij met de hand thuis na, maar slaagden er niet in om er hun OostEuropese afkomst in weg te werken. Hun imitaties van de Westerse stijl bleven steken op
een decoratief, lokaal-traditioneel niveau.
In haar recenter werk is het statische karakter van Olowska’s vroegere op commerciële
beelden gebaseerde schilderijen uitgegroeid en geëvolueerd naar een beweeglijke, op het
moment gerichte stijl. Waar in Olowska’s vroege portretten de nadruk eerder op de
kledingstukken dan op de anonieme modellen lag, maken haar recentere portretten op een
subtiele manier de relatie zichtbaar tussen de persoonlijkheden van haar meestal
vrouwelijke modellen en de omgeving waarin ze poseren.
NICOLAS PARTY °1980, Zwitserland
Nicolas Party treedt de snelle evolutie en complexiteit van technologie tegemoet met
eenvoud. In zijn ogen beïnvloedt technologie cultuur ontegensprekelijk en onvermijdelijk
maar maakt ze haar er niet noodzakelijk beter op. Schoonheid kan volgens hem in simpele
dingen liggen en naïviteit is één van de wegen ernaartoe.
Party schildert niet naar levend model en beeldt geen reële individuen met een persoonlijk
verhaal af. Hij creëert pure, archetypische gezichten vanuit zijn verbeelding, die doen
denken aan maskers, losstaan van tijd en plaats en niets prijsgeven over wie ze zijn.
Inspiratie vindt Party onder meer in de pasteltekeningen van neoclassicistische hoofden van
Picasso, die zich op zijn beurt baseerde op de Griekse archaïsche sculptuur met haar zeer
specifieke schoonheidsvoorschriften. Ook daar worden uiterlijke trekken geïdealiseerd en
blijft het onderscheid tussen mannelijke en vrouwelijke gezichten zeer vaag. Naar Party’s
gevoel bevordert dit de perfectie en schoonheid van portretten.
Nicolas Party kadert zijn portretten in maar schildert ook de tentoonstellingsruimte mee. Zo
verkent hij het effect van decoratie op zijn op zich staande, losse schilderijen. Een schilder
creëert, volgens hem, op de eerste plaats oppervlak, een visueel gegeven. De inhoud die
erachter schuilt, situeert zich op een tweede, onderliggend niveau. Vanuit zijn ervaring dat
oppervlak en inhoud onmogelijk op elkaar af te stemmen zijn, streeft Party ernaar om
kunstwerken te maken die “schaduwen van de werkelijkheid zijn die door de tijd blijven
reizen”.
ELIZABETH PEYTON °1965, VS
Net zoals het werk van Alice Neel brengen de tekeningen en schilderijen van Elizabeth
Peyton verslag uit van een specifieke periode. Als tegengewicht voor de complexiteit van de
jaren ’90, besloot de kunstenaar iets heel eenvoudigs te doen. Ze maakte beelden – eerder
dan portretten – van mensen en legde daarbij de nadruk op visueel plezier, een toen als
hopeloos ouderwets beschouwde artistieke keuze. Peytons in deze zin ‘reactionaire’
schilderstijl was radicaal, omdat ze de gebruikelijke ironie achterwege liet en populair
beeldmateriaal uit tijdschriften, video’s en films gebruikte zonder er kritische commentaar
op te leveren.
Peyton schildert delicate, geïdealiseerde portretten van bevriende kunstenaars als Matthew
Barney, Jake Chapman, Martin Creed, Peter Doig, Rirkrit Tiravanija, van haar liefjes, van
popsterren en muzikanten als Jarvis Cocker, Kurt Cobain en Sid Vicious, en van leden van de
Europese vorstenhuizen. Soms baseert Peyton zich op bestaande beelden, soms schildert ze
naar levend model. Ze kiest haar modellen op basis van ‘liefde’ en vanuit haar verlangen om
zich met hen te identificeren. Ook neemt Peyton nadrukkelijk afstand van de typisch
mannelijke kunstenaar die doorgaans vrouwelijke modellen aan zijn blik onderwerpt. Ze
portretteert mannen die er niet voor terugdeinzen om als schoonheidsobject te poseren en
zo hun ‘vrouwelijke’ kant te tonen.
Het bescheiden formaat van Peytons olieverfschilderijen vol licht versterkt hun intensiteit.
Vaak niet groter dan 20 op 30 centimeter, herinneren ze aan miniatuurschilderijen of
renaissanceportretten op kleine paneeltjes. Peytons portretten bieden ons geen venster op
de wereld, maar situeren zich binnen de intimiteit van de huiskamer en drukken een
persoonlijke betrokkenheid uit vergelijkbaar met die van familiefoto’s.
AVERY SINGER °1987, VS
Veel kunstenaars integreren vandaag de computer in hun werkproces voor research,
communicatie, ontwerp en/of productie. De eindeloze stroom aan beelden die via de
digitale media in vastliggende formats binnenkomt, is een universeel geaccepteerde taal
geworden waarin ook zij hun visuele argumenten formuleren.
De schematische figuren in de schilderijen van Avery Singer houden het midden tussen
mens en robot. Ze zijn opgebouwd uit driedimensionale bouwstenen ontleend aan
populaire computerprogramma’s zoals Google SketchUp en Photoshop, waarvan de
kunstenaar zich in de ontwerpfase bedient. In een tweede werkfase schildert Singer de
digitale assemblages na op doek. Dat doet ze enkel in grijswaarden. Minutieus plakt ze
daarvoor opeenvolgend kleine stukjes doek af om ze met spuitverf in te vullen. Deze
arbeidsintensieve handwerkfase plaatst Singer bewust in sterk contrast met de snelle,
digitale ontwerpfase.
Met haar kenmerkende werkwijze onderzoekt Singer nieuwe mogelijkheden om, in haar
ogen, ‘naturalistische’ of ‘natuurgetrouw weergegeven’ personages te creëren. Haar
gestileerde schilderijen van uitdrukkingsloze, geometrische personages in veralgemeende,
eenzijdig belichte, kleurloze ruimtes bezitten een zeer eigen sfeer. Ze spelen met een
humoristische knipoog in op typische intermenselijke situaties en stellen de vraag naar de
impact van de digitale evolutie op de wereld in het algemeen en op kunst in het bijzonder.
HENRY TAYLOR °1958, VS
Henry Taylor begon te schilderen midden jaren ’80, toen hij in dienst was als technisch
medewerker in een psychiatrische instelling. Zijn tekeningen en schilderijen uit die periode
zijn direct, empathisch en expressionistisch. Ze bieden zicht op de door taboe omgeven en
vaak verstopte leefwereld van geesteszieke patiënten. Het bracht Taylor op het idee om te
schilderen wat hij rond hem zag, ook buiten de instelling.
Taylors werk concentreert zich op ‘gewone’ mensen die naar hem kijken terwijl hij naar hen
terugkijkt. Het manifesteert zich als een registratie van zijn leven te midden van zijn AfroAmerikaanse familie, zijn vrienden, kennissen en vluchtige ontmoetingen met vrouwen,
mannen en kinderen uit de meest diverse milieus. Het is de neerslag van een onophoudelijk
verhaal dat zich zowel op persoonlijk vlak als op historisch en politiek gebied continu blijft
ontwikkelen. Elke ontmoeting gaat de kunstenaar aan vanuit hetzelfde, intense engagement.
Taylor is meesterlijk in het tot leven brengen van zijn modellen. Zijn deconstructieve stijl
waarmee hij vrij en naar believen afwijkt van de portretkunsttraditie, lijkt naïef en
autodidactisch. Maar de kunstenaar volgde een kunstopleiding en is bijzonder goed, bijna
encyclopedisch geïnformeerd over moderne en actuele kunst. Toch is Taylors werk zeer
authentiek en origineel, zowel in zijn poëzie en humor als door de duidelijk voelbare
energieke drang van de kunstenaar om te schilderen.
KATHARINA WULFF °1968, Duitsland
Katharina Wulff werd geboren in Oost-Berlijn. Een paar maanden voor de Val van de Muur,
vluchtte ze naar West-Berlijn. Vanaf 1990 volgde ze er schilderkunst aan één van de vele
academies. Wulffs beperkte toegang tot actuele kunst tijdens haar jaren in de DDR sterkte
haar om af te wijken van de toen gangbare schilderkunst die gedomineerd werd door
mannen en, volgens haar, werd gekenmerkt door ironie en negativiteit. Wulff benaderde
figuratie op een onbevangen, niet modieuze manier in een voor haar vreemd land en een
nieuwe cultuur die losstonden van die waarin ze was opgegroeid.
Voor Wulff is elk schilderij een constructie, een in scène gezette momentopname met een
theatraal karakter. Ze beklemtoont dit aan de hand van verwrongen perspectieven,
vervormde anatomie, in zichzelf gekeerde figuren en doordacht gepositioneerde vlekken en
leegtes te midden van een veelheid aan uitbundige details. De scènes die ze schildert
suggereren een maatschappelijke visie maar houden ook bewust informatie achter over
sociale verhoudingen, identiteit en een bredere context. Er is weinig communicatie, warmte
en contact. Verdeeldheid, dominantie, controle, onderdrukking, afhankelijkheid en trots
beheersen de sfeer.
Wulffs geportretteerden zijn hun eigenheid ontnomen en figureren in scènes die zich in
andere tijden en op andere plekken afspelen dan hun werkelijk leven. Sinds 1994 reisde de
kunstenaar vaak naar Marrakech, waar ze zich in 2010 permanent vestigde. Deze
verandering van leefomgeving en sociale context hebben haar stijl en onderwerpkeuze sterk
beïnvloed. Tegelijk blijft Wulff duidelijk putten uit de figuratieve schildertraditie, een rijke
bron waaruit ze eclectisch knipt en plakt, citeert en combineert.
Beeld: Victor Man, Grafting or Lermontov dansant comme Saint-Sébastien, 2014 – 2015, courtesy The Artist and Galerie Neu, Berlin
Voor meer informatie:
Eline Verbauwhede | [email protected] | tel.: +32 (0)9 240 76 60 │ gsm: +32 (0)479 27 06 04
www.smak.be