Kunst en de onkunde #1FF48F

Download Report

Transcript Kunst en de onkunde #1FF48F

Kunst en de onkunde van het zijn (Niebe Niëi)
# 450 jaar geleden, op ± 23 april 1564 werd William Shakespeare geboren.
# 2 maand geleden, op 27 februari 2014 stierf Jan Hoet.
# vandaag, en zo even geleden...
Het laat je -nog maar eens- stilstaan. Bij tijd en kunst. En bij ons ‘wezen’.
Strijden met tijd en kunst: het levert polemieken op en daar lust het ‘wezen’ wel pap
van want,.. wat ís ‘kunst’ dan? Het is een vraag die ook mij frequent wordt gesteld.
Mag ik, voor we ons samen met verscheidene auteurs naar het theatrale podium
bewegen waar ideologische gevechten plaats vinden, nog even stilstaan?
Stilstaan en kind-eerlijk nadenken over ons dagdagelijkse rumoer. Bij het om ons
heen draaien. Bij ons komen en ons gaan. Bij ons reilen en ons zeilen. Bij ‘Ons’.
Want wees nou even eerlijk, en vat samen met mij de humor: het is me toch wat,
al dat geklooi met ònze en zoveel àndere clowns. Zie ze op grote voet rondhozen
in cirkelparades, opspringend naar een trapezestok die altijd weer dat ietsje te
hoog hangt. Zie ze backstage voor zich uit turen als naar een tabletscreen,
vastgebeiteld in een andere wereld. De rode bolneus wordt terug in het art-deco
juwelenkistje met witte watjes begraven. Voor even, want terwijl het podiumlicht
dimt en eenzame vragen hun tango’s komen dansen in de spotlights, wil je liefst
meteen het zaallicht weer aan. Ja,…theater leeft, als er vragen worden gesteld.
Vragen die er altijd zullen zijn, wanneer ze opstaan uit een logisch en empatisch
ontgraven. Je stelt ze of je negeert ze. Meestal komen ze zomaar ongevraagd
met meerdere langs, onoverkomelijk en steeds opnieuw. Speels,
of in waardig verdriet.
Kunst kent de kunst om vragen te bevragen en verleiding om te leiden.
Wat of wie anders? Dionysus? Apollo misschien?
Het gebrek in onze postmoderne tijd aan eerder geijkte fundamenten leidt slimme
chaos, die we met z’en allen doorheen meerkleurige aangekochte brillen te zien
krijgen; brillen die ons door de media als eigentijds modieus worden verkocht.
Ach, we bazelen maar: kunst is wat Annick doet in The Voice Van Vlaanderen,
wat Jeroen Meeus doet met drie eieren, een tomaat en 150 gram garnalen,
hoe Hazard een bal goudsierlijk de winkelhaak inkrult, en wat mijn suikertante
doet voor Artsen Zonder Grenzen. Klaar.
Op nu naar het polemisch schouwspel (niet te winnen gevecht in aktes en scenes)
Akte 1 Tolstoi en de hoer
‘Onze kunst is een hoer geworden’, schrijft Tolstoi (1828-1910) teleurgesteld in
zijn tweehonderd pagina’s tellende essay “Wat is kunst?”.
Twintig jaar na zijn Anna Karenina probeert hij te vatten wat kunst precies is,
en wat niet. Een vraag waarop ook wij vandaag nog steeds een passend
antwoord zoeken. Tolstois ideeën blijken nog actueel te zijn, en op een aantal
vlakken is hij verrassend progressief. Weinigen zullen het op alle punten met hem
eens zijn, maar zijn argwaan met betrekking tot de ‘heiligheid van kunst’, zijn
wantrouwen voor traditie en wat wij huidig als grote kunst beschouwen, is op zijn
minst verfrissend:
Scène 1 De kunstenaar
De kunstenaar moet de tijd vooruit zijn, deel zijn van een avant-garde.
Zijn gevoelens moeten ook ‘diep doorleefd zijn en hij moet verlangen om zijn
innerlijk met de medemens te delen’.
De voorwaarde van de gave of het talent is niet erg belangrijk, want talent komt
vaak voor. Wat een echte kunstenaar bijzonder maakt, is dat meerdere
elementen in hem samenkomen. Hij is een medium, vaak een koploper, een
antenne onder de mensen. ‘Zijn’ is geen fabriek maar een laboratorium,
betekenissen worden er niet gemaakt,.. zij ontstaan er.
Scène 2 Kitsch
Er zijn drie factoren om pseudokunst (namaak) te onderscheiden van echte kunst
en om de waarde van kunst te bepalen.
Het artistiek product moet de emoties van de kunstenaar bevatten.
Daarnaast moet het kunstwerk duidelijk en begrijpelijk zijn vormgegeven.
Een werk moet oprecht zijn: het resultaat van een innerlijke noodzaak.
Als een van deze drie elementen ontbreekt, is het kitsch.
Scène 3 Elite en markt
Veel van wat er mis is aan de kunst, is aan de elite te wijten
(een argument dat ons nu nog steeds bekend in de oren klinkt).
De smaak is niet alleen een uitdrukking van een belangeloos welbehagen maar
eerder een uitoefening van macht, een strategie om hen, die niet tot dezelfde
sociale klasse behoren, uit te sluiten. Pseudokunst: de kunst die uitsluitend
genot opwekt, komt juist door de heersende klasse.
Scène 4 Het kunstonderwijs
Geen professionalisering van kunst, dus ook geen kunstonderwijs. Je kan niet
leren kunstenaar te zijn, schrijft Tolstoi. Een kunstenaar vertolkt een persoonlijk
gevoel en dat kan niet worden aangeleerd. Kinderen moeten wel best van jongs
af aan worden gestimuleerd om muziek te maken of te tekenen, omdat hun
intuïtie voor kunst nog niet gecorrumpeerd is. Ze zijn oprecht en hoe oprechter
de kunstenaar, hoe sterker ons gevoel voor het kunstwerk is.
Entr’ acte
Terug even –kritisch- stilstaan, hier in functie van kunst en onderwijs. Nee, niet
in perspectief van kunst-nabootsing (‘Kunst begint waar nabootsing eindigt. Oscar
Wilde’) maar wel in perspectief van een kunst-leven: het zich eigen maken van
een afgewogen waardensysteem dat gebaseerd is op een esthetische, ethische
en breed sociaal humane kennis. To be or not to be? Denken of verdenken?
Hamlet.
Ik weet ook wel dat heel veel kunstbelangstellenden zich als cursist inschrijven
om hobbyeske en sleurverslindende, vermakelijke redenen.
Daar bestaat geen twijfel over. De docent staat dan klaar met lepeltjes technische
pap, aangedikt met versterkende kennis-havermout. Mondje open…nu slikken!
“Lekker hé?” Sommige doenten zijn de schattigheid zelf: zij bieden ook nog een
zeverlapje aan. Mezelf incluis,.. maar niet exclusief. Mickey Mouse.
To be or not to be? Ook mijn beenhouwer vraagt me: mag het wat meer zijn?
Ik ben zelf niet weinig kritisch voor consumptie-waardezoekende-monologen van
blakende balkende, zichzelf verheerlijkende beleidsmakers. Vergelijkingen met
de beroemde, eerlijke gedachtenuitdragende monoloog uit Hamlet, act III/scène
1, gaan niet op, want dan kom je al gauw uit bij een sitcom. Alledaags? Zeker: jij
bent zelf die onbewuste applausaangever en niemand, niemand die nog het
vooropgenomen lachen hoort,.. of wil horen. Mag het wat meer zijn?
In de kunst vertaald -of vertolkt- zich dat in luidzwijgen, een pruilende omlaag
uitgerolde onderlip en stevig omhooggetrokken wenkbrauwen. Als onderzoekende mimiek. De vraag naar contextualisatie is, zoals een meerkleurig
eenvoudig plastiek draaister-molentje op een stokje, overduidelijk. In een briesje:
het kindje staat met gestrekt armpje, lief vertederend te kijken naar dat draaiend
omhooggestoken molentje, terwijl de volwassene confronterende vragen in de
wind slaat. Een storm van snel verder, niet te veel nadenken: de pap wordt koud.
Akte 2 Jan Hoet en het konijn
Ex-striptekenaar, ex-schilder en flamboyant voorvechter van de hedendaagse
kunst Jan Hoet vernieuwde mee de kunstwereld. Hij liet hedendaagse kunst zien
bij mensen thuis (Chambres d’Amis), hij was curator van Documenta IX in 1992
(de kwetsbaarheid van het menselijk lichaam) en, ook niet onbelangrijk: ex-bokser.
Hij trok registers open, en ging veel verder dan de populistische idee dat kunst is
wat door een mens werd gemaakt en tot doel heeft de menselijke zintuigen en
geest te prikkelen door originaliteit en/of schoonheid. Jan wekte controverse op,
en da’s best te pruimen om ‘wat slaapwandelt een stok te geven’, zo lijkt me.
Broodnodig zelfs, want zovelen kuieren rond zonder richtingsbesef in wat
conventioneel als normaal wordt ‘gezien’.
In De Stijl, nr 1, oktober 1917 schreef Piet Monderiaan al: ‘hoewel verhoudingen,
zowel in de natuur als in onze geest onderhevig zijn aan dezelfde oerwetten,
doet het kunstwerk zich anders voor dan de natuur’. Ik denk daarbij meteen aan
de bekende toop: ‘Kan een konijn wenen? …nee, want het niet lachen’. Duaal.
Scene 1 Kunst Is Therapie (Rijksmuseum A’dam 25/04/14 nog tot 27/09/14)
De zeven zingevingen voor kunst zijn, volgens huidig gastcurator van het
Rijksmuseum in Amsterdam, filosoof Alain De Botton: herinnering, hoop,
lijdensverwekking, evenwicht, zelfinzicht, ontwikkeling, waardering.
Kunst is het zoeken naar een nieuwe invalshoek. Wat filosofie is voor het denken
(stellen van fundamentele vragen), is kunst voor het communiceren.
Alain De Botton heeft –net als Jan- ook een groep meesmuilende tegenstanders.
Kunst en opinies: het blijft een open gevecht want kunst levert commentaar op de
cultuur en stelt de consensus aan de kaak. Je kan het ook zo hertalen: zolang er
een ‘alternatieve blik’ gecommuniceerd wordt is er ‘sprake’ van kunst.
Scene 2 Het S.M.A.K (Marcel Broodthaers)
“Anything Goes” is een leus die de kern van het postmodernisme blootlegt.
Dit geldt ook voor de beeldende kunst sinds Marcel Duchamp een urinoir in het
museum plaatste. Broodthaers nam zijn vrijheid als kunstenaar om de autonomie
van het museum te incarneren. Een museum is een kunstmuseum als het kunst
in huis heeft en alles wat een kunstmuseum in huis heeft, is kunst.
Na Marcel Duchamp was Broodthaers de eerste kunstenaar om deze redenering
te doorbreken. De titel ‘Musée à vendre pour cause de faillite’ is afkomstig van
hem en neemt op humoristische wijze stelling tegenover de kunstinstituten.
Het label “Dit is geen kunstwerk” bij voorwerpen die in een museale context
worden geplaatst, leidt tot een schijnbare tegenstelling, maar maakt ook duidelijk
dat kunst onvermijdelijk onderhevig is aan macht, autoriteit en oordeel.
Scene 3 Documenta en politiek
‘Kunst in onze wereld kan zich afscheiden van de maatschappij’. Voor mij is dit
geen overtuigende optie. Kunst tegelijk democratisch, elitair en vulgair? Ik volg.
In Documenta magazine nr 3, 2007 stelt de Franse filiosoof Jacques Rancière:
“Democratie is een onbereikbare toekomst, alleen wanneer we het zien als een
perfecte constitutie of het als het bestaan van volmaakte gelijkheid.
Het “nog niet” kan echter niet gescheiden worden van het “hier en nu”.
Democratie bestaat slechts uit democratisch handelen en de sociale structuren
die daaruit voort komen. Het is niet intrinsiek onhaalbaar. Het is een principe dat
verweven is met zijn tegendeel en er tegelijk een onophoudelijke strijd mee levert.
De horizon van gelijkheid is niet een beeld dat ons streven naar een onbereikbare
staat van perfectie dicteert. Het geeft wel het kader aan waarbinnen we kunnen
denken en doen” Kunst representeert geen democratische consensus maar gedijt
bij rivaliteit van ideeën.
Scene 4 Esthetica
Eindelijk,.. Ware Schoonheid, de scene waar zó werd op gewacht en naar
getracht. Esthetica, het klinkt als een vrouwennaam voor een personage.
Zij houdt zich bezig met perceptie, emotie, schoonheid en kunst en verleidt Plato
(mimesis), Kant (subjectiviteit), Schopenhauer (werkelijkheid) en Heidegger
(waarheid) om er maar enkele te noemen. De kracht van het ongrijpbare.
Is de waarde van de kunst extrinsiek of intrinsiek (ligt het in het kunstwerk zelf).
Is een schilderij een doek met verf, en is muziek een opvolging van noten?
Is er met platonische schoonheid een geniale kant-tekening te maken? En terwijl
diverse vormen van 'abstracte' en 'experimentele' kunst net zoeken naar nieuwe
manieren om door te dringen tot diepere lagen van betekenis (om de intiemere
natuur van de dingen tot uiting te brengen), filosoferen we over de appèlwaarde
die van kunst uitgaat: het expressivistische standpunt (kunstenaar-kunstwerk),
het impressivistische standpunt (kunstwerk-receptist) of het formalistische
standpunt (kunstwerk zelf). Ook het denken met betrekking tot de sociaalhistorische context: is er de weerspiegeling van de maatschappelijkwerkelijkheid?
Of nog: heeft kunst een sociale functie? Estetica,…die Oo Zoo Schoone.
Finale Wij/Zijn/Wie? - That’s The Question
Zijn wij die breed ontwikkelde en kritische wereldburgers? Zijn wij die kunst en
cultuuromnivoren die door nieuwsgierigheid en breed gelaagde interesses
culturele grenzen opzoeken? Wij, zijn wij het, die houden van uitgaan, die kunnen
genieten van zowel klassiek als van jazz en veel uithuizige hobby's hebben?
Of zijn wij in met de meer rustigere vormen van cultuur: schrijven en dichten,
tekenen en schilderen, het bespelen van een muziekinstrument?
Zijn wij misschien meer voor cultuur, zolang het maar niet door de 'massa' is
ontdekt? (met een voorkeur voor experiment en vernieuwing). Zoeken wij kicks,
nieuwe dingen en bijzondere ervaringen? (kleinschalige en onontdekte culturele
evenementen, afwijkende genres van muziek,..). Zoeken wij graag onze eigen
(nieuwe) niche voor vermaak en ervaringen en vermijden wij liever de massa?
Wij. Wij. Wij,..wie zijn Wij dan? Moeilijk hé? Of lijkt het alleen maar moeilijk?
In Milan Kundera’s ‘De kunst van de roman’ lees je:
‘Niets is zo voor de hand liggend, zo tastbaar en concreet als het moment waarin
we leven. En toch ontglipt het ons volkomen. Alle treurigheid van het bestaan
ligt in dit gegeven besloten.’
Mensen. Wij zijn altijd op zoek naar antwoorden, zo gaan regelmatig de publieke
controversen over de demarcatie van kunst en niet-kunst. De vraag ‘wat is kunst’
wordt dan vaak ex-negativo beantwoord door aan te duiden wat kunst niet is.
Bedenk mijn speels aaien van het konijn bij Jan Hoet, Akte 2.
Ik stel mezelf de vraag of essentialisme dan zo belangrijk is. Misschien volgen we
maar beter de redenering van Nelson Goodman die in zijn ‘Way of worldmaking’
(1978) de vraag ‘wat is kunst’ vervangt door ‘wanneer is kunst’. Hij bedoeld:
wanneer en inwelke omstandigheden wordt een object kunst?
Een leven met, of net door kunst, verwekt verwondering en werkt bevragend.
Het convergerend denken voor een definitie of een hypothese is mooi voor jou,
lieve lezer. Toch dit: “Het is niet wat ‘is’; het is wat ‘zou kunnen zijn’... de poging”
Niebe Niëi
When I do count the clock that tells the time.
And see the brave day sunk in hideous night;
When I behold the violet past prime,
And sable curls all silvered o'er with white;
When lofty trees I see barren of leaves,
Which erst from heat did canopy the herd,
And summer's green all girded up in sheaves
Borne on the bier with white and bristly beard:
Then of thy beauty do I question make
That thou among the wastes of time must go,
Since sweets and beauties do themselves forsake
And die so fast as they see others grow;
And nothing 'gainst time's scythe can make defense
Save breed to brave him when he takes thee hence.
William Shakespeare, Sonnet 12 (Sonnets, 1609)