De financiële sector moet uit het reservaat stappen

Download Report

Transcript De financiële sector moet uit het reservaat stappen

Arnoud Boot is Professor Corporate Finance
en Financial Markets aan de Universiteit van
Amsterdam, oprichter en directeur van Amsterdam
Center for Corporate Finance (ACCF), voorzitter
van de Bankraad van DNB en Wetenschappelijke
Raad voor het Regeringsbeleid.
12 | Rondetafelgesprek
De financiële
sector moet uit
het reservaat
stappen
Begin oktober verscheen een rapport van de
Wetenschappelijke Raad voor het Regerings­
beleid (WRR) met als titel ‘Samenleving en
financiële sector in evenwicht’. Het rapport
gaat over de consequenties van financiële
dominantie op het handelen in de samenleving.
Auteur en opsteller van het rapport is WRRlid Arnoud Boot. Paul de Beus en Rob Gaillard
van EY gingen met hem in gesprek over de
noodzaak tot meer ondernemerschap in de
financiële sector en hoe dat kan worden bereikt.
Wat is vanuit maatschappelijk oogpunt mis met
de opzet van de financiële sector?
‘Wij gaan in beleid, gedrag en toezicht te veel uit van financiële
grootheden, zoals aandelenkoersen of dekkingsgraden. Uiteindelijk
wordt de maatschappelijke welvaart bepaald door reële grootheden,
zoals het nationaal inkomen. Die zouden leidend moeten zijn.
De financiële grootheden zijn een afspiegeling daarvan en kunnen
natuurlijk een waardevol signaal zijn. Maar vaak gaan ze alle kanten op
en bevatten ze veel ruis. Als je dat beredeneert vanuit de samen­leving,
waarbij groei en welvaart uiteindelijk wordt bepaald door middellange­
termijnbeleid en niet door dagkoersen, dan kunnen problemen ontstaan.’
In hoeverre is de maatschappij zich bewust
van de inherente financiële instabiliteit?
‘Te weinig. In goede tijden worden risico’s altijd onderschat: ‘the sky
is the limit’. In goede tijden bestaat ook geen druk op bijvoorbeeld
financiële instellingen om genoeg eigen vermogen te hebben. In slechte
tijden kun je echter niet genoeg eigen vermogen hebben, terwijl het
aantrekken van eigen vermogen juist in de goede periodes moet
gebeuren. De financiële dynamiek zet de maatschappij dus op het
verkeerde been. Onze conclusie in het rapport is dat je de maatschappij
minder kwetsbaar moet maken voor die financiële impulsen.’
Systeemrisico | 13
Hoe moet dat worden aangepakt?
Zijn er stappen die kunnen worden gezet?
‘Om te beginnen moeten we kapitaal nu eindelijk eens eigen vermogen
gaan noemen. Als het gewoon eigen vermogen wordt genoemd, dan
groeit daarmee het besef dat de financiële sector moet kunnen onder­
nemen met dat vermogen. Als de sector niet kan ondernemen dan
wordt hij onbelangrijk. Dan komen er nieuwe spelers, zoals fintech,
met misschien nog wel grotere problemen, die bijvoorbeeld bestaande
banken kunnen terugbrengen tot een soort overheidsgereguleerd
betalingssysteem. Is dat de bedoeling? Moeten banken zich niet
aanpassen zodat ze invulling geven aan nieuwe maatschappelijke
behoeftes. Niemand loopt nu immers meer een bank binnen.’
‘Het is wenselijk dat ondernemerschap kan bestaan, terwijl tegelijkertijd
zekerheid wordt uitgestraald naar de maatschappij. Een oplossing daarvoor
zou kunnen zijn dat we een deel van de activiteiten van een financiële
instelling plaatsen binnen een fors gereguleerd ‘reservaat’, met zware eisen.
Daarbuiten kan dan meer vrij worden ondernomen. Zolang we die scheiding
niet aanbrengen ligt alles binnen het reservaat, en is bewegen lastig.’
Het systeem zelf is dus aan het veranderen?
‘Inderdaad, daarvan kan ik een voorbeeld geven dat ook in de geest van
het rapport past. Ik vond midden jaren negentig al dat we een halve AOW
uit de tweede pijler moeten halen en daar grotere zekerheden aan moeten
koppelen, met maatschappelijk dekking. Beleggingsrisico’s worden dan
voor dat deel door de belastingbetaler gedragen. Voor de rest geef je
meer vrijheid in het pensioensysteem waarbij de pensioengerechtigden
ook risico’s delen.’
‘Helemaal. Daarom moeten financiële instellingen kunnen ondernemen.
Dat is politiek gezien vaak vloeken in de kerk. Mijn oproep aan onder
andere de Nederlandse Vereniging van Banken en de financiële sector
is dat ze bereid moeten zijn om hun bedrijf meer te benaderen als een
onderneming. Daar hoort ondernemend vermogen bij, eigen vermogen.
Dat is essentieel. En dan is de kapitaaldiscussie eigenlijk van tafel. Het is
dan geen kostenpost meer.’
Het gevoel bestaat dat instellingen zich gedwongen
voelen om het kapitaal niet in te zetten zoals zij dat
graag zouden willen.
‘Het is niet onmogelijk voor een individuele instelling om het heel anders
te gaan doen. Soms lijkt het dan of je het als instelling slechter doet, omdat
je bijvoorbeeld niet bereid bent agressief in te spelen op de laatste hypes.
Maar na een periode van vijf tot acht jaar lig je weer voorop. Dat is altijd
zo geweest. Helaas is de druk gigantisch om het wat langere termijnperspectief juist niet aan te houden.’
14 | Rondetafelgesprek
Dat is een logische en zinvolle aanbeveling.
Maar misschien kunnen we nog een stap verder gaan.
Moeten we niet pleiten voor minder maatschappelijke
zekerheid op sommige gebieden?
is de politiek een belangrijke oorzaak van het
systeemrisico?
‘Dat denk ik wel, maar er ligt ook een oplossing. Elke crisis wordt veroorzaakt in goede tijden. In slechte tijden is iedereen wakker. In goede
tijden is er meestal niet de bereidheid van de Tweede Kamer om goed
na te denken over de financiële sector. In slechte tijden krijg je voor alle
maatregelen extra stemmers, of de maatregelen er nu toe doen of niet.
Sociaal-economisch beleid is veel te procyclisch en heeft niet voldoende
geacteerd, denk bijvoorbeeld aan de hypotheekrenteaftrek en de fiscale
facilitering van woekerpolissen. Dat heeft allemaal geleid tot onwenselijk
gedrag en dat heeft instellingen in de problemen gebracht.’
Waar ligt dan de politieke oplossing?
‘De politiek heeft een anker nodig om eigen opportunisme minder ruimte
te geven. Het is goed om te worden gedwongen op periodieke momenten,
of het nu goed of slecht gaat, met de stand van de financiële sector bezig
te zijn. Dat disciplineert. Dat vraagt wel om voorbereiding. In de wet kan
bijvoorbeeld komen te staan dat er periodiek een staat van de financiële
sector wordt geschetst, onder andere vanuit het Centraal Plan Bureau
en DNB. Dat is nodig voor de discussie en het zorgt ervoor dat de kennis
beter op peil blijft.’
En kan de overheid niet meer beschikbare speelruimte
benutten dan op dit moment gebeurt?
‘Wij koppelen nationale beleidsruimte onder andere aan de instabiliteit.
We kunnen niet alles voorspellen. We zullen daarbij op vele momenten als
land belangrijke keuzes moeten maken. Als de beleidsmakers in Nederland
bijvoorbeeld vinden dat de diversiteit tekortschiet dan moeten we gebruikmaken van de speelruimte die er is en beleid definiëren. Dan krijgen
we misschien af en toe wat gerommel met Frankfurt en Brussel, maar
we moeten niet meteen bij het eerste telefoontje van de ECB al in de
houding springen. Laten we expertise tonen en laten zien dat we erover
hebben nagedacht en niet naïef achter de Europese trein aanrennen.
Die stopt morgen misschien wel, of rijdt de andere kant op. Als WRR
moeten we over verschillende regeerperiodes heen acteren en hebben
de plicht dingen op papier te zetten. En dat wil de politiek ook.’
Hoe kan de vraagkant worden versterkt zodat
aan de aanbodkant niet meer alles hoeft te worden
dichtgetimmerd?
Dat is belangrijk. Ik heb nooit gehoord dat het krachtenbundelingsorgaan
voor de gek wordt gehouden. Dat zijn altijd individuele spelers.
Een ‘countervailing power’ in de vorm van een instituut kan ook ‘heatmaps’
maken die vroegtijdig in kaart brengen waar problemen zouden kunnen
ontstaan. Dat maakt de klanten sterk en dan is er ook minder behoefte
aan het tegengaan van ondernemerschap bij de financiële sector.’
De formatie komt eraan. Wat zou u graag willen zien?
De politieke besluitvorming is, zoals eerder in dit interview gezegd, debet
aan systeemrisico’s doordat die vaak procyclisch is. Sociaal-economisch
beleid uit het verleden heeft zelfs de basis voor veel problemen gelegd:
denk aan de hypotheekrenteaftrek en de fiscale facilitering van woeker­
polissen. Dat heeft uiteindelijk de ­aanvankelijk daarvan profiterende­
financiële instellingen in de problemen gebracht. Maar de oplossing ligt
ook voor een belangrijk deel bij het Parlement. Crises ontstaan in stilte
tijdens goede tijden; als het minder gaat is er veel ophef en belangstelling.
De politiek zou, los van alle ups en downs, periodiek over de financiële
sector moeten debatteren. Die vaste reflectiepunten zouden disciplinerend
werken en opportunisme onderdrukken. Het debat zou gevoerd moeten
worden op basis van periodieke rapportages van het Centraal Bureau
voor de Statistiek, het Centraal Plan Bureau en DNB. Ik verwacht dat het
WRR rapport een soort handleiding zal zijn voor de kabinetsformatie
waar betreft het evenwicht tussen de samenleving en de financiële
sector. We zitten in een verkeerd evenwicht waarin bijvoorbeeld het
belang van risicodragend vermogen onvoldoende wordt onderkend.
Dat moet veranderen.’
‘Er moet krachtenbundeling komen aan de vraagkant. Die is er nu in
beperkte mate, denk bijvoorbeeld aan de Vereniging Eigen Huis met
gemeenschappelijke energie-inkoop. Maar de overheid kan dat stimuleren.
Systeemrisico | 15