Wie ben ik? - Seksuele vorming

Download Report

Transcript Wie ben ik? - Seksuele vorming

Lichamelijke
I
ontwikkeling
d
l
e
e
b
f
l
e
z
en
Les 1: Wie ben ik
Lesoverzicht
Lesdoelen:
Kinderen verkennen hun eigen lichaam en die van
anderen.
Kinderen krijgen inzicht in overeenkomsten en
verschillen in lichaamskenmerken.
Kinderen leren dat ieder lichaam uniek is en
speciaal.
Kinderen zijn zich bewust van hun eigen ik.
Kinderen leren onderlinge verschillen te
respecteren.
Benodigdheden:
Basis
• Grote spiegel
• Eventueel een aantal handspiegels
• Tekenpapier
• Potloden, viltstiften, krijt
• Blinddoek
Extra/verdiepend
• Tekenpapier
• Potloden, viltstiften, krijt
• Blinddoek
Prentenboeken:
Van top tot teen. Dagmar Geisler, Cyclone
boekproducties, 2011
12
Werkvormen:
Basis
1.1 Dit ben ik
Creatieve activiteit
Individueel
30 min
1.2 Zoek de verschillen
Doe-activiteit en kringgesprek
Klassikaal
20 min
Extra/verdiepend
1.3 Hand- en voetafdruk
Creatieve activiteit
Individueel
30 min
1.4 ‘Tik tik wie ben ik’
Doe-activiteit
Klassikaal
15 min
Lesintroductie
Vandaag gaan we eens goed naar onszelf kijken. Ieder kind heeft een neus en een mond, maar ziet ieder
kind er hetzelfde uit? Kijk bijvoorbeeld eens naar je oren, ogen of haar. Wat vind je mooi aan jezelf?
Werkvormen
1.1 Dit ben ik
• Ga in een halve kring om een grote spiegel zitten.
• Laat de kinderen om de beurt voor de spiegel staan.
• Stel klassikaal een aantal vragen om het gesprek over verschillen in lichaamskenmerken te stimuleren. Hierbij kan
ook aandacht besteed worden aan de lichamelijke kenmerken die typerend zijn voor verschillende culturen en etnische
groepen.
° Hoe ziet je neus er uit, en je ogen (welke kleur hebben die)?
° Hoe ziet je mond er uit (groot/klein)?
° Hoe ziet je gezicht er uit (heb je sproetjes, rode wangen etc)?
° Wat is bijzonder aan jezelf?
° Op wie lijk je het meest? Heeft bijvoorbeeld jouw moeder of een ander familielid dezelfde kleur haar?
° Wat voor kleding heb je aan?
° Ben je een jongen of een meisje?
• Laat de kinderen naar aanleiding van het gesprek een tekening maken van zichzelf.
• Hang de tekeningen op in de klas.
• Berg de tekening na afloop op in de map ‘Dit ben ik’
Tip:
Deze activiteit kan ook in tweetallen gedaan worden waarbij ieder tweetal een handspiegel
gebruikt om zichzelf te bekijken (hierbij is het leuk om jongens en meisjes te mixen).
Tip:
Let erop dat kinderen elkaar niet uitlachen en en dat ze respect tonen voor elkaar.
Laat merken dat ieder kind uniek is en speciaal.
1.2 Zoek de verschillen
• Verdeel kinderen in tweetallen.
• Laat de kinderen om beurten met zijn tweeën voor een grote spiegel staan of samen in een handspiegel kijken. Ze
kijken in de spiegel naar zichzelf en naar de ander en vertellen beiden wat ze zien aan verschillen en overeenkomsten.
• Moedig de kinderen aan met vragen:
° Wat valt je op aan de ander (neus, mond, kleur haar, kleur ogen, huidskleur)?
° Hoe kun je zien dat dit ‘Mieke’ is en niet jij?
13
° Is de ander een jongen of een meisje? Hoe kun je dat zien?
° Wat is er hetzelfde aan jullie? En wat is verschillend?
NB: Kenmerken die genoemd worden zijn waarschijnlijk: lengte, bouw, kleur haar en ogen, lengte van het haar, huidskleur,
kleur en soort kleding, jongen of meisje.
• Praat in de kring met de kinderen door over de gevonden overeenkomsten en verschillen.
• Schenk hierbij ook aandacht aan lichamelijke kenmerken die typerend zijn voor verschillende culturen of etnische groepen
zonder expliciet de nadruk te leggen op de verschillen tussen culturen. Bijvoorbeeld aan de hand van de volgende vragen:
° Wat is er hetzelfde aan ieders buik?
° Wat is er hetzelfde aan meisjes en jongens?
° Wat is er hetzelfde aan jullie en aan mij?
° Hoe kun je zien dat dit Anne is en niet Bram?
° Wat is er hetzelfde aan Omar en Martijn? En wat is verschillend? Hoe komt het dat ze zo verschillen in haarkleur,
huidskleur?
Afsluiting
Sluit deze les af met de boodschap dat ieder kind anders is en je eigen lichaam speciaal en uniek.
Extra/verdiepend
1.3 Hand- en voetafdruk
• Laat met vingerverf hand- en voetafdrukken maken. De kinderen kunnen de grootte en andere verschillen ervan vergelijken
door ze naast elkaar te leggen. Dit kan ook in gips of nat zand.
1.4 ‘Tik tik wie ben ik’
• Ga in een kring zitten. Een kindje gaat midden in de kring staan en krijgt een blinddoek om. Wijs een ander kindje aan dat
stilletjes voor het geblinddoekte kind gaat staan. Het geblinddoekte kindje probeert dan te raden wie het is door voorzichtig
het hoofd (en misschien ook de rest van het lichaam) aan te raken en te bevoelen. Stel de volgende vragen:
° Wie denk je dat dit is?
° Is het een jongetje of een meisje?
° Wat voel je?
° Heeft hij of zij lang of kort haar?
° Is het hij of zij die groot is of klein?
° Wat voor kleren heeft hij/zij aan?
14