Roodkapje breekt uit naar de stad

Download Report

Transcript Roodkapje breekt uit naar de stad

jeugdboekenweek 2016 – lestips
PAG 1
Roodkapje breekt uit
naar de stad
Kader
Jeugdboekenweek 2016 – lestip 2
Titel
Meisje in het rood
Auteur
Aaron Frisch
illustraties
Roberto Innocenti
Uitgeverij
Clavis
Jaar van uitgave
2015
Aantal pagina’s
32
Leeftijd
Zesde leerjaar
Korte samenvatting van het boek
Sprookjes zijn alleen voor kleine kinderen? Niets van! In dit boek stopt de bekende Italiaanse illustrator
Roberto Innocenti het sprookje van Roodkapje in een eigentijds jasje. Het verhaal blijft hetzelfde,
maar de setting verandert: het gevaarlijke bos waar oma woont is geen bos met boomstammen en
blaadjes, maar een bos van baksteen en beton. Een moderne grootstad dus, met alle drukte, chaos,
vervuiling, mysterie, verleidingen en gevaar van dien. Roodkapje – Sophia in het boek – verdwaalt in
deze wildernis en wordt gered door een blitse jager die eigenlijk de wolf blijkt te zijn. Peuzelt de wolf
oma en Sophia op? Of is er een happy end? Dat mag de lezer zelf beslissen!
Meisje in het rood is een even originele als geslaagde bewerking van een eeuwenoud sprookje. De vorm
houdt het midden tussen een prentenboek en een graphic novel, waardoor dit boek ook geschikt is
voor moeilijke lezers of kinderen die nog niet zo lang Nederlands leren.
Dit boek sluit aan bij de Jeugdboekenweek
In dit boek wordt de moderne grootstad niet van haar fraaiste kant getoond. Het verhaal is heel
donker, dreigend ook. De hyperrealistische illustraties zetten de lelijkheid van de stad in de verf.
Een ideaal boek om met kinderen te discussiëren over de voor- en nadelen van het leven in
een (groot)stad. Wie is weg van de stad en wie blijft liever ver weg van de stad?
Voor het lezen
Vooraf even opfrissen
Tijdsindicatie
Domein
Niveau NL (1 – 5)
Zorg ervoor dat iedereen in de klas het sprookje van Roodkapje goed kent. Kinderen die het sprookje
nog niet hoorden, neem je een week voor je het boek introduceert tijdens het hoekenwerk apart.
Bezorg hen een eenvoudige versie van het verhaal. Heb je veel taalzwakke kinderen in deze groep?
Laat hen het sprookje dan lezen met de DILIT-methode (meer info hierover vind je hier): de kinderen
krijgen een afgesproken tijd om het verhaal te lezen, daarna draaien ze hun blad om en proberen ze per
twee het verhaal te reconstrueren. Dit herhaal je een aantal keren, eerst met dezelfde partner, daarna
met een andere. Deze methode heeft zeer veel voordelen: de kinderen lezen actief, ze zetten verschillende taalstrategieën in om de tekst te begrijpen en ze leren op een ongedwongen manier van elkaar.
jeugdboekenweek 2016 – lestips
PAG 2
Eindtermen
Nederlands – 1 Luisteren – 1.3
Nederlands – 2 Spreken – 2.2 en 2.6
Nederlands – 3 Lezen – 3.5
Nodig
——
een eenvoudige versie van Roodkapje
Activiteit 1
Mijn Roodkapje, jouw Roodkapje
Tijdsindicatie
Domein
Niveau NL (1 – 5)
Reconstrueer het sprookje van Roodkapje klassikaal. Jij begint met ‘Er was eens een meisje dat
Roodkapje heette’. Het eerste kind vult het vervolg aan met één of twee zinnen, het tweede bouwt
hierop verder, enz. Ga zo de klas rond tot het einde van het sprookje. Geef op voorhand volgende
afspraken mee: de kinderen mogen enkel vertellen als ze aan de beurt zijn en ze moeten het sprookje
chronologisch en in detail vertellen. Zit er een te grote sprong in het verhaal tussen bijv. kind 5
en kind 6? Onderbreek kind 6 niet, maar moedig kind 7 aan om het gat in te vullen.
Na de vertelronde is er ruimte voor discussie. Kent iemand een andere versie dan de klassikaal gereconstrueerde? Zijn de details in verschillende culturen hetzelfde? Bij wie eindigt het verhaal anders?
In de versie van de gebroeders Grimm eindigt het sprookje op een vrolijke manier (Roodkapje en
grootmoeder worden gered door de jager), terwijl Perrault Roodkapje op het einde laat sterven.
Bewaak het respect voor verschillende versies en/of verschillende culturen op elk moment. Benadruk
dat er geen ‘juiste’ versie van het verhaal bestaat, maar dat de verschillende versies naast elkaar bestaan.
Hoe komt het trouwens dat er zoveel verschillende Roodkapjes bestaan, denken de kinderen?
Eindtermen
Nederlands – 1 Luisteren – 1.3
Nederlands – 2 Spreken – 2.7
Nederlands – 7 (Inter)culturele gerichtheid
Mens en maatschappij – 1 Mens – 1.1
Muzische vorming – 3 Drama – 3.3
Activiteit 2
Stellingenspel
Tijdsindicatie
Domein
Niveau NL (1 – 5)
Waarschijnlijk zullen de meeste kinderen niet erg warm lopen voor een boek over Roodkapje.
Speel hierop in met een stellingenspel. Poneer volgende stellingen:
——
Roodkapje is een verhaal voor kleine kinderen
——
Roodkapje is een verhaal voor meisjes
——
Roodkapje is een saai verhaal
——
Roodkapje is een modern verhaal
——
Roodkapje is een griezelig verhaal
jeugdboekenweek 2016 – lestips
PAG 3
Het stellingenspel kan je op verschillende manieren organiseren, afhankelijk van de dynamiek van
je groep en de beschikbare tijd. Je kan in drie hoeken van de klas drie flappen (eens/oneens/ik weet
het niet) ophangen en de kinderen positie laten innemen, je kan met drie bokalen werken of, als je
het liever wat rustiger houdt, met gekleurde kaartjes. Hou er in elk geval de vaart in. Bij deze activiteit
gaat het om het verwachtingspatroon van de kinderen, niet om het argumenteren. Tel per stelling
het aantal stemmen en noteer deze aan het bord. Je hebt dit nodig voor een volgende oefening.
Eindtermen
Nederlands – Luisteren – 1.5
Sociale vaardigheden – 1 Relatiewijzen – 1.2 en 1.6
Nodig
——
gekleurde kaartjes (rood, oranje, groen) per kind OF flappen met oneens/eens/ik weet het niet.
Activiteit 3
Roodkapje 2.0
Tijdsindicatie
Domein
Niveau NL (1 – 5)
Gaf je klas Roodkapje tijdens de vorige activiteit de doodsteek? Daag de kinderen dan uit om
een spannendere, jongensachtigere, coolere, hippere variant te bedenken.
Groepeer de kinderen volgens hoofdcriterium: wie Roodkapje vooral te saai vindt, vormt een groep;
wie het vooral erg meisjesachtig vindt, zit samen; enz.
De opdracht: verzin een versie van Roodkapje die … (hun criterium) is dan het origineel. Om de brainstorm gestructureerd te laten verlopen en de kinderen op weg te helpen, geef je elke groep een mindmap met volgende steekwoorden: wie? waar? situatie? gevaar? helper(s)? einde? Indien nodig kan je
dit schema eerst klassikaal invullen voor het klassieke Roodkapje. Daarna gaan de kinderen in groep
aan de slag. Geef elk kind een taak: de tijdsbewaker, de secretaris, de materiaalmeester, enz.
De kinderen krijgen ongeveer 10 minuten om in groep te brainstormen. Ze vullen enkel de mindmap
aan en hoeven dus niet het hele verhaal op te schrijven! Na de afgesproken tijd lichten de groepjes
mondeling hun versie toe. Complimenteer de kinderen met hun fantasie, creativiteit, verteltalent,
enz. maar poch dat jij een versie kent die nog spannender, hipper en straffer is!
Eindtermen
Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.3, 6.4 en 6.5
Sociale vaardigheden – 1 Relatiewijzen – 1.5
Differentiatiemogelijkheid
Geef kinderen die meer structuur nodig hebben per steekwoord (wie, wat, waar, enz.) een steekkaart
met verschillende mogelijkheden waartussen ze kunnen kiezen. Bij ‘waar’ maak je bijvoorbeeld een
kaart met op de maan, in de supermarkt, in het zwembad, op school, in het vliegtuig enz. Mogelijke
‘helpers’ zijn ‘haar opa, de juf of meester, haar kleine broer, een bekende voetballer, … . Op die manier
geef je de kinderen een houvast en verliezen ze zich niet in oeverloos gefantaseer zonder resultaat.
Wil je de keuze nog meer begrenzen en heb je zelf wel wat tijd? Maak per steekwoord dan een dobbelsteen met zes opties, naar analogie met de bestaande verteldobbelstenen. Verzamel grote dobbelstenen,
zoek per optie een symbool of foto en plak deze op de zijvlakken van de dobbelsteen.
jeugdboekenweek 2016 – lestips
PAG 4
Klaar? De kinderen dobbelen hun verhaal bij elkaar. Als je op school of thuis verteldobbelstenen
hebt, dan kan je deze natuurlijk ook gebruiken. Meer info over (werken met) verteldobbelstenen vind je
op hier en hier.
Is het taalniveau van een aantal kinderen te laag om hen een verhaal te laten schrijven of vertellen?
Vraag hen dan de plot te tekenen en mondeling toe te lichten.
Tijdens het lezen
Activiteit 1
In één ruk
Tijdsindicatie
Domein
Niveau NL (1 – 5)
Lees het boek in één keer voor. Het verhaal leent zich daar perfect toe: het is beknopt en vooral erg
spannend. Bovendien valt er genoeg te ontdekken op de paginagrote illustraties vol details. Zorg er
dus voor dat alle kinderen de prenten goed kunnen zien. De tekeningen vertellen immers meer dan
de tekst, en er is zoveel te zien! Heb je een grote groep? Projecteer de illustraties dan. Dat vraagt best
wat werk, maar je kan de scans bij verdere activiteiten nog gebruiken.
Eindtermen
Muzische vorming – 3 Drama – 3.3
Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.1 en 6.2
Nodig
——
voor grote groepen: scans van de illustraties
Na het lezen
Activiteit 1
Stellingenspel bis
Tijdsindicatie
Domein
Niveau NL (1 – 5)
Meteen na het lezen herhaal je het stellingenspel van Voor het lezen /Activiteit 2. Vervang Roodkapje
door ‘Meisje in het rood’ of ‘dit Roodkapje’. Deze keer speel je de uitgebreide variant: de kinderen
proberen elkaar van hun gelijk te overtuigen. Dit doen ze door passende argumenten aan te halen.
Om te vermijden dat steeds dezelfde kinderen het woord voeren, kan je de kinderen die in dezelfde
hoek staan eerst laten overleggen welke argumenten ze kunnen gebruiken. Is een kind uit een andere
hoek door de argumenten overtuigd? Dan mag het naar de overeenkomstige hoek overlopen.
Om af te ronden vergelijk je per stelling de resultaten met die van de eerste ronde (bij het klassieke
Roodkapje). Zijn de meningen van de kinderen t.o.v. het sprookje veranderd?
Eindtermen
Nederlands – 2 Spreken – 2.9 en 2.10
Sociale vaardigheden – 1 Relatiewijzen – 1.2 en 1.6
Nodig
——
gekleurde kaartjes (rood, oranje, groen) per kind OF flappen met oneens/eens/ik weet het niet
jeugdboekenweek 2016 – lestips
PAG 5
Activiteit 2
Een stad vol gevaar?
Tijdsindicatie
Domein
Niveau NL (1 – 5)
Onderzoek met je klas de verschillen en overeenkomsten tussen Meisje in het rood en het originele
Roodkapje. Gebruik hiervoor de mindmap uit Voor het lezen/ Activiteit 3. Overloop kort de personages,
de locatie, de situatie, het gevaar, de helper(s) en het einde. Wat is hetzelfde, wat is anders?
Grijp dan terug naar het item ‘gevaar’. Met welke gevaren wordt Sophia geconfronteerd tijdens haar
tocht door de stad? Blader met de kinderen door het boek en noteer hun antwoorden aan het bord.
Welke gevaren herkennen de kinderen uit hun omgeving, welke niet? Voor de stadskinderen: loeren
deze gevaren ook in hun stad om de hoek? Voor de dorps- en plattelandskinderen: zijn de gevaren in
de stad anders dan de gevaren op het platteland of in een dorp?
Overleg bij herkenbare gevaren met je klas wat de kinderen in dergelijke situaties kunnen doen.
Bewaak de veiligheid van gevoelige kinderen of kinderen die eerder een nare ervaring in de stad of
op straat meemaakten. Ben je op de hoogte van kinderen die bijv. op straat al eens lastiggevallen
of bedreigd zijn? Neem hen dan op voorhand apart. Leg uit waarover het boek gaat en bekijk samen
hoe je de les best kan aanpakken.
Over zijn keuze om Roodkapje te verplaatsen naar de stad zegt Innocenti, die niet alleen de illustraties
maar ook de plot aanleverde, het volgende in een interview (vrij vertaald uit het Duits): Een meisje dat
in het bos bang is voor een wolf, is een zeer onwaarschijnlijke gelegenheid.(…) Mij hield de vraag bezig: is het
voor een kind gevaarlijk om een bos te doorkruisen? Ik denk van niet! Het is veruit veel gevaarlijker om door
de straten van een voorstad te gaan. Vele steden op deze wereld zijn zeer gevaarlijk voor kinderen, dat lees je
ook in de krant.
Lees het citaat voor en moedig de kinderen aan om hierop te reageren. Is de stad gevaarlijker dan
het platteland? Overdrijft Innocenti? Is hij (te) pessimistisch? Is wie vertrouwd is met een bos minder
bang in het bos dan wie nauwelijks door een bos heeft gewandeld? Of zijn er aspecten in een stad
die gevaarlijk lijken voor wie niet met de stad vertrouwd is?
Eindtermen
Nederlands – 2 Spreken – 2.5 en 2.9
Muzische vorming – 1 Beeld – 1.2 en 1.3
Mens en maatschappij – 1 Mens – 1.2 en 1.3
Mens en maatschappij – 4 Ruimte – 4.10 en 4.14
Differentiatiemogelijkheid
Spreken de kinderen in je klas nog niet zo goed Nederlands? Maak dan stroken met de gevaren die
in het boek aan bod komen. Deel de stroken uit aan de kinderen. Blader door het boek. Wie het gevaar
op zijn/haar strookje in het boek ziet, steekt het in de lucht en leest het voor.
jeugdboekenweek 2016 – lestips
PAG 6
Activiteit 3
De stad in beeld
Tijdsindicatie
Domein
Niveau NL (1 – 5)
Innocenti toont de stad niet van haar mooiste kant. De stad is druk, lelijk, vuil, gevaarlijk, chaotisch,
grijs en de mensen leven naast elkaar. In hetzelfde interview als hierboven licht hij zijn standpunt
toe: Ik wilde met mijn boek tonen dat we proberen weg te kijken, dat we niets willen zien. Als je echter met
de trein door Italië rijdt, van noord naar zuid, dan zal je telkens weer zulke scenario’s zien, die ik getekend
heb. Er is langs het spoor niets moois. (…) Het boek is een soort vingerwijzing. Er is geen advies of moraal.
Alleen de vaststelling: ‘Kijk toch eens rond, bevalt jullie dat!’
En? Bevalt de stad uit het boek de kinderen? Zouden ze hier graag wonen? Waarom (niet)?
De kinderen vullen volgende zin aan: ‘Ik wil (niet) graag in de stad van Sophia wonen, want deze
stad is … (1 adjectief)’. Schrijf de adjectieven (bijv. lelijk, triestig, gevaarlijk, vuil, ongezond …)
die de kinderen aanbrengen aan het bord.
Verdeel je klas in groepjes van drie. Elke groep kiest of krijgt één adjectief van aan het bord. Het is
niet erg als twee groepen hetzelfde adjectief hebben. Bezorg elke groep ook (een kopie van) enkele
illustraties uit het boek waarop de stad op verschillende manieren te zien is. De kinderen zoeken
op de prenten 5 argumenten voor hun mening en noteren deze. Bijvoorbeeld: de stad is lelijk want
de muren staan vol graffiti, er ligt afval op straat, er is overal reclame, de ramen van de huizen zijn
kapot, er is geen natuur. Vervolgens omcirkelen de kinderen van deze 5 vaststellingen diegene die
ook gelden voor hun eigen omgeving. Uit de omcirkelde vaststellingen kiezen de kinderen er één
die ze graag zouden aanpakken in hun stad of dorp. Ze zoeken, nog steeds in hun groepje,
een aantal (voorstellen tot) oplossingen voor dit probleem.
Met deze voorstellen kan je zo ver gaan als je wil. De kinderen kunnen affiches maken en deze
ophangen in het straatbeeld, ze maken een PowerPoint of filmpje en nodigen een wijkagent uit,
of ze schrijven een brief naar, waarom niet, de burgemeester.
Eindtermen
Muzische vorming – 1 Beeld – 1.2 en 1.3
Wereldoriëntatie – 4 Ruimte – 4.8
Nederlands – 2 Spreken – 2.10
Sociale vaardigheden – 3 Samenwerking
Nodig
——
een kopie van de illustraties
Extra
Ga naar de blog van WildeMannen WoesteWijven, het tweejaarlijkse stadsfestival voor kinderen in
Gent. In de rechterkolom staan de zeven uitdagingen. Klik op ‘stadsstatements’ en daar vind je
voorbeelden van scholen en klassen die hun wijk aangepakt hebben, of ideetjes om je wijk te pimpen.
Op hun site vind je nog veel meer info!
Differentiatiemogelijkheid
Taalzwakke kinderen hoeven de argumenten niet in zinnen te noteren, maar omcirkelen deze
op de kopie. Daarna lichten ze hun argumenten mondeling toe bij de leerkracht. Bij de voorstellen
tot oplossing kunnen ze een tekening maken waarop ze enkele woorden noteren, i.p.v. een
schriftelijke variant.
jeugdboekenweek 2016 – lestips
PAG 7
Activiteit 4
Fotoverhaal: Roodkapje in mijn dorp/stad
Tijdsindicatie
Domein
Niveau NL (1 – 5)
Wat als Roodkapje zich in het dorp of de stad van de school zou afspelen? Welke weg zou Roodkapje
dan nemen van ene kant naar de andere? En wat ze zou ze onderweg allemaal tegenkomen?
Maak met de klas een eigen (ingekorte) versie met foto’s uit de buurt. Dit project vraagt een strakke
organisatie en het is flink wat werk, maar de klas zal apetrots zijn op het resultaat.
Inventariseer eerst de belangrijkste locaties in het boek. In chronologische volgorde zijn dat: het
appartementsblok waar Sophia met haar mama woont, een drukke straat, een plaats waar muziek is,
een plaats waar magie is, een plaats waar mysterie is, de open plek, de wonderlijke etalage, een verlaten
weg, een grote autoweg (waar Sophia met de jager rijdt) en het huisje van Nana. Zoek met de kinderen
telkens een overeenkomstige locatie in de buurt. Is dit moeilijk voor de klas? Ga dan samen op stap
(met een fototoestel) of, als dat moeilijk is, verken de buurt van de stad of het dorp met Google Street
View. Je kan het zoeken naar locaties ook als huiswerk meegeven, zodat kinderen de tijd krijgen om
na te denken en eventueel de hulp van ouders of een grotere broer of zus kunnen inschakelen.
Als alle locaties gevonden zijn, duid je die aan op een plattegrond. De kinderen tekenen ook de
kortste weg tussen de verschillende locaties.
Ga met het plan op stap en neem per locatie meerdere foto’s uit verschillende perspectieven. Liggen
de locaties te ver uit elkaar of is je klas te groot? Vraag hulp aan een collega, een ouder of een andere
vrijwilliger en verdeel de klas in twee groepen. Elke groep legt één stuk van het traject af.
Na de locaties zijn de personages aan de beurt. Volgende personages heb je nodig: Sophia, Sophia’s
mama, Sophia’s oma, een muzikant (als die niet op de locatie-foto staat), een magiër (idem), een agent,
een groepje roofdieren, de jager, verschillende figuranten (bijv. een dakloze, een bewoner van het
appartement, mensen die op straat staan wachten, enz.). Deze rollen worden door de kinderen zelf
uitgebeeld. Verzamel op voorhand voldoende verkleedkleren. Verdeel de kinderen in groepjes van drie.
Elk kind heeft een rol: fotograaf, model of kostuumverantwoordelijke. Geef elke groep één of meerdere personages en een kopie uit het boek waarop het personage in verschillende poses te zien is
(bijv. Sophia: rennend, lachend, huilend, …). Je kan ook een groepsfoto trekken van de klas als
groepje toeschouwers bij de magiër, enz.
Nu de foto’s klaar zijn, kan je aan het boek beginnen. Kopieer de foto’s van de achtergrond op A4 en
print de personages in kleur. Opgelet: let op de juiste verhouding tussen de personages en de achtergrond. Afhankelijk van de grootte van je groep en het aantal achtergronden, werken de kinderen
alleen of per twee aan één pagina. Ze krijgen de achtergrond en de bijhorende personages en tekstballonnen (die je op voorhand uit het boek gekopieerd hebt). De kinderen knippen de personages
uit, zodat enkel het silhouet overblijft en plakken het samen met de tekstballonen op de achtergrond.
Voorzie een cover en bind de pagina’s aan elkaar met een mooi touw. Geef, als dat haalbaar is,
elk kind een kopie van het boekje op A5-formaat.
Eindtermen
Mens en maatschappij – 4 Ruimte – 4.1, 4.5, 4.14 en 4.10
Muzische vorming – 3 Drama – 3.4 en 3.5
Muzische vorming – 5 Media – 5.3 en 5.4
jeugdboekenweek 2016 – lestips
PAG 8
Differentiatiemogelijkheid
Wil je hier meer mee doen en het klasverhaal voorlezen aan een andere klas? Maak dan kamishibaiplaten in plaats van een boek. Kopieer de foto’s van de achtergronden op A3-formaat en plak de
personages er in de juiste verhouding op. Het mooiste resultaat krijg je als je de achtergronden in
zwart-wit afdrukt en de personages in kleur. De tekststrookjes plak je telkens op de achterkant
van de vorige prent.
Nodig
——
enkele fototoestellen
——
een plattegrond van je stad/dorp
——
kopie van elk personage
——
verkleedkledij
——
knutselmateriaal
——
een kleurenprinter
Extra
Wil je ook nog geluid toevoegen aan je beeldverhaal? Ga naar de site van vzw Aifoon. Op ‘Citymixer’
kan je een instrument/bestand dowloaden om geluiden te mixen en in te voegen. Aifoon is al jaren
bezig met het maken van klanklandschappen (soundways). Zeker de moeite waard om uit te proberen.
Activiteit 5
Roodkapjes bij de vleet
Tijdsindicatie
Domein
Niveau NL (1 – 5)
Zin in nog meer Roodkapjes? Organiseer een voorleesmarathon met andere bewerkingen van het
klassieke sprookje. Je kan het ook omdraaien: de kinderen krijgen per twee of drie één bewerking,
oefenen deze en gaan dit verhaal voorlezen in een andere klas.
Eindtermen
Nederlands – 3 Lezen – 3.5
Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.1, 6.2, 6.3 en 6.4
Nodig
Enkele leuke Roodkapje-bewerkingen die je in de meeste bibliotheken vindt:
——
Gruwelijke rijmen – Roald Dahl en Quentin Blake (ill.) (De Fontein, 2012)
——
Roodkapje was een toffe meid – Marjet Huiberts, Wendy Panders (ill.)
en Benaïssa Linger (muziek) (Gottmer/Becht, 2010)
——
Rood rood Roodkapje – Edward van de Vendel en Isabelle Vandenabeele (ill.) (De Eenhoorn, 2004)
——
De slimste – Mario Ramos en Tjibbe Veldkamp (vert.) (De Fontein, 2011)