opleidingen verzorgende IG - Nationaal Programma Ouderenzorg

Download Report

Transcript opleidingen verzorgende IG - Nationaal Programma Ouderenzorg

PROFESSIONALITEIT EN KWALITEIT
ORGANISATIE
Heeft kennis van de sociale kaart en (maatschappelijke) steunsystemen
en gebruikt deze.
Betrekt indien mogelijk naaste en/of mantelzorg bij de zorgverlening.
Geeft naaste en/of mantelzorg de ruimte de oudere (emotionele)
ondersteuning te bieden.
Maakt duidelijke afspraken met oudere, naaste en/of mantelzorg en
zorgt voor follow‑up.
Organiseert de zorg zo dat er zo min mogelijk professionals bij de
oudere over de vloer komen.
Bevordert de samenwerking tussen de eerstelijnszorg en de informele
zorg en geeft, indien aanwezig, daarbij een centrale rol aan de
wijkverpleegkundige en/of de ouderenadviseur.
Stemt de eigen werkzaamheden en die van anderen zowel inhoudelijk
als organisatorisch op elkaar af.
Stemt de activiteiten met de verschillende collega’s en collegazorgverleners op elkaar af.
Organiseert en plant de eigen werkzaamheden, voert ze uit en
evalueert deze.
Stelt de juiste prioriteiten in de zorgverlening en werkt volgens het
zorgleefplan.
Lost knelpunten en verstoringen in de eigen praktijkvoering zelfstandig
op.
Treft in een hectische situatie maatregelen om orde op zaken te stellen.
Stelt plannen bij als daar aanleiding voor is.
Draagt zorg voor adequate overdracht, o.a. door duidelijke en concrete
verslaglegging.
Vervult naar de oudere, naaste en/of mantelzorg de rol van
vertrouwenspersoon.
Gaat zorgvuldig om met het vertrouwen dat door de oudere, naaste
en/of mantelzorg in de hulpverlening wordt gesteld.
Is zich bewust van eigen normen en waarden en handelt consequent
daar naar.
Gaat binnen het kader van de beroepsethiek bewust en op de juiste
wijze om met voorkomende verschillen in normen en waarden.
Houdt rekening met de rechten en plichten van de oudere, naaste en/
of mantelzorg.
Staat voor gedane toezeggingen en verplichtingen.
Maakt geen misbruik van macht, voorkennis of persoonlijke informatie.
Begrijpt dat iets pijnlijk ligt voor de ouderen, naaste en/of mantelzorg
en reageert daarop met adequaat gedrag.
Kent en erkent de eigen grenzen en de grenzen van het vakgebied.
Handelt binnen de grenzen van haar bekwaam- en bevoegdheid
Houdt zich bij de uitoefening van de functie aan de beroepscode en de
wet en regelgeving.
Verleent zorg voor de oudere volgens protocollen, kwaliteitsrichtlijnen,
regels van patiëntveiligheid en afspraken van de organisatie.
Voert alleen interventies en verpleegkundige handelingen uit waarvoor
zij bevoegd en bekwaam is.
Neemt verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het eigen handelen.
Meldt gemaakte fouten.
Reageert beheerst bij spanningen en emoties.
Werkt zelfstandig binnen het eigen takenpakket en draagt zorg voor
een periodieke evaluatie.
Dit project is in opdracht van ZonMW Nationaal Programma
Ouderenzorg uitgevoerd.
Contactpersonen: Barth Oeseburg, [email protected]
en Rudi Hilberts, [email protected].
competenties
opleiding ver zorgende- ig ouderenzorg
VAKI NH O UD ELIJK HAND ELEN
COMMUN I C AT I E
SAMENWERKI N G
KENN I S EN WE TEN SCHAP
MA ATSCHAPPELIJK HAND ELEN
O RGAN I SAT I E
PRO F E SS I O NALI TEI T EN K WALI TEI T
Wenckebach Instituut
Competenties Opleiding Verzorgende-IG Ouderenzorg
VAKINHOUDELIJK HANDELEN
Werkt vanuit een integrale benadering, waarbij
welzijn, zorg en behandeling in onderlinge
samenhang gericht zijn op (behoud of verbetering
van) de kwaliteit van leven.
Centraal staan bij de zorgverlening en begeleiding
de opvattingen, levensbeschouwing, seksuele
geaardheid, culturele achtergrond, wensen en
mogelijkheden van de oudere, naaste en/of
mantelzorg.
Benadert de oudere, naaste en/of mantelzorg in alle
situaties respectvol en neemt hen serieus.
Neemt de oudere als individu en zijn of haar
sociale omgeving als uitgangspunt en niet de
aandoening(en) van de oudere.
Bespreekt volgens afspraak met de oudere,
naaste en/of mantelzorg door wie de oudere
vertegenwoordigd wil worden als hij/zij zelf de regie
niet meer kan voeren.
Betrekt volgens afspraak de familie, naaste en/of
mantelzorg voor het delen van informatie en het
maken van keuzes en/of besluitvorming voor de
zorgverlening van de oudere.
Stelt samen met de oudere, naaste en/of
mantelzorg en collega(s) een zorgleefplan op en
inventariseert samen met de oudere de prioriteiten
op het gebied van wonen, welzijn en zorg.
Waakt ervoor dat de oudere reële en haalbare
doelen stelt en formuleert.
Betrekt op basis van het zorgleefplan naaste en/
of mantelzorg bij de zorgverlening en verbetering
van het welzijn en het mentaal en lichamelijk
welbevinden van de oudere.
Stimuleert en ondersteunt de oudere bij het herstel
en/of verlies van het zelfstandig functioneren en
waar mogelijk bij het voeren van de regie over het
eigen leven.
Organiseert zorg en voorwaarden voor welzijn en
welbevinden van de oudere zodanig dat de oudere
zo lang mogelijk thuis kan blijven wonen.
Houdt bij adviezen rekening met de algemene
gezondheidstoestand van de oudere.
Ondersteunt indien nodig de oudere bij het
structureren en invullen van de dag.
Neemt ruim de tijd om de oudere te activeren.
SAMENWERKING
COMMUNICATIE
Evalueert regelmatig met de oudere, naaste en/
of mantelzorg het zorgleefplan en past indien
noodzakelijk in overleg met hen en collega(s) het
zorgleefplan aan.
Herinnert de oudere, indien nodig, aan de gestelde
doelen in het zorgleefplan.
Heeft kennis van de anatomie, fysiologie, pathologie
en psychologie van de oudere.
Heeft specifieke kennis en inzicht van veel
voorkomende ziektebeelden bij ouderen, het
verloop en de gevolgen daarvan voor de oudere.
Heeft kennis en inzicht in de complexiteit van zorg
die het gevolg is van multimorbiditeit.
Kent de risico’s en de specifieke psychosociale
benaderingen voor het omgaan met mensen met
specifieke geriatrische en gerontopsychiatrische
problemen.
Heeft kennis van polyfarmacie, de gevolgen daarvan
en handelt volgens de multidisciplinaire richtlijn
polyfarmacie bij ouderen.
Neemt bij ouderen de tijd om uitleg te geven over
het juiste medicijngebruik.
Realiseert zich dat goed slapen, goed eten, sociale
contacten en een goede dagbesteding nuttig
en belangrijk zijn voor de kwaliteit van leven van
oudere.
Signaleert tijdig wijzigingen in de fysieke, geestelijke
en/of emotionele gesteldheid van de oudere
en diens leefomgeving en geeft deze door aan
collega’s/haar leidinggevende.
Bespreekt tijdig alle wijzigingen in de fysieke,
geestelijke en/of emotionele gesteldheid van de
oudere en diens leefomgeving en doet voorstellen
tot wijziging van de zorg.
Signaleert tijdig negatieve wijzigingen in de hygiëne,
veiligheid of huishouding en geeft deze door aan
collega’s/haar leidinggevende.
Bespreekt tijdig alle negatieve wijzigingen in
de hygiëne, veiligheid of huishouding en doet
voorstellen tot verbetering.
Signaleert tijdig verminderde eetlust,
slikstoornissen, minder drinken en van problemen
bij voedselbereiding en geeft dit door aan collega’s/
haar leidinggevende.
Bespreekt tijdig verminderde eetlust,
slikstoornissen, minder drinken en van problemen
bij voedselbereiding en doet voorstellen tot
verbetering.
Signaleert emotionele problemen, zoals
eenzaamheidsproblematiek en sociale uitsluiting en
maakt die bespreekbaar.
Overlegt en/of betrekt in overleg met de oudere,
andere disciplines bij de zorg, om het welzijn en het
welbevinden van de oudere te verbeteren.
Signaleert tijdig overbelasting, vermoeidheid
en of verminderde motivatie bij de naaste en/of
mantelzorg.
Bespreekt tijdig overbelasting, vermoeidheid en
of verminderde motivatie bij de naaste en/ of
mantelzorg en doet voorstellen tot verbetering.
Signaleert en voorkomt gevaarlijke situaties in de
woon- en leefsituatie van de zorgvrager.
Onderneemt actie om gevaarlijke situaties in de
woon- en leefsituatie van de zorgvrager zoveel
mogelijk op te heffen en te voorkomen.
Stimuleert en ondersteunt de oudere bij het
omgaan met beperkingen, handicaps en ziekte(n).
Stelt de oudere, naaste en/of mantelzorg zo nodig
gerust, biedt troost en toont begrip en medeleven.
Past kennis van verlies- en rouwverwerking toe en
biedt steun.
Respecteert de wensen en behoeften van de oudere
bij een naderend levenseinde zoals het weigeren
van zorg en/of behandeling.
Legt de wensen en behoeften van de oudere vast en
handelt hiernaar.
Communiceert met de oudere, naaste en/of mantelzorg.
Staat open voor feedback van oudere en naaste en/of mantelzorg.
Creëert een sfeer van vertrouwen en betrokkenheid.
Gaat discreet om met vertrouwelijke informatie van de oudere, naaste
en/of mantelzorg.
Zorgt voor een ruimte waar de privacy is gewaarborgd, zodat de
oudere zich vrij voelt om alle onderwerpen te bespreken.
Erkent dat voor sommige oudere migranten Nederlands de tweede
taal is. In het bijzonder bij diagnosestelling en medicijngebruik is
het belangrijk te checken of de informatie begrepen is. Mondelinge
informatie in de moedertaal is het meest effectief.
Heeft kennis van de veranderingen van de zintuigen als gevolg van het
ouder worden en de betekenis daarvan voor de communicatie.
Neemt de tijd om de oudere zijn of haar verhaal te laten doen, ook al
duurt dat wat langer dan bij de ‘standaard’ patiënt.
Houdt bij de informatieverstrekking rekening met de beperkingen van
de oudere.
Stimuleert oudere om iemand mee te nemen om mee te luisteren,
vragen te stellen of te tolken.
Gebruikt verschillende vormen van gesprekstechniek, passend bij de
situatie van de oudere.
Reageert op lichaamstaal en verbale signalen met relevante vragen.
Vraagt opheldering, reden of oorzaak bij onduidelijke en vage
antwoorden.
Stelt vragen als zij de indruk heeft dat de ander nog niet alles heeft
gezegd.
Komt terug op wat eerder door de ander is gezegd.
Toetst of zij begrepen heeft wat de ander wilde zeggen.
Geeft een goede samenvatting van wat is gezegd.
Spreekt in begrijpelijke taal en gebruikt geen jargon.
Formuleert mondeling en schriftelijk helder en duidelijk.
De non-verbale communicatie (lichaamstaal, de gebaren) is effectief
en correct.
Maakt zo nodig gebruik van ondersteunende middelen (o.a. nieuwe
technologieën) bij het aanbieden van informatie, advies en instructie.
Weet wie aanspreekpunt is van de oudere en maakt daar indien nodig
of gewenst gebruik van.
Werkt samen met de oudere, naaste en/of mantelzorger.
Werkt samen met andere disciplines, betrokken bij de zorgverlening
voor de oudere.
Voert multidisciplinair overleg over ondersteuning van en zorg voor
ouderen met complexe problematiek. Indien oudere, naaste en/of
mantelzorger niet betrokken kunnen worden, worden zij op de hoogte
gebracht van de resultaten van dit overleg.
Steunt voorstellen van anderen, bouwt daarop voort in de richting van
een gemeenschappelijk doel.
Consulteert of verwijst tijdig naar andere zorg- of hulpverleners.
Helpt collega’s, biedt hulp aan.
Geeft feedback aan collega’s, vraagt feedback en reageert daar
adequaat op.
Benoemt knelpunten in de samenwerking en maakt deze bespreekbaar.
Onderneemt actie waardoor de spanningen in een groep verminderen.
KENNIS EN WETENSCHAP
Reflecteert op het eigen handelen.
Kent de grenzen van de eigen deskundigheid en die van collega’s.
Houdt kennis en ontwikkelingen in het vakgebied bij.
Past nieuwe ontwikkelingen toe in de uitvoering van haar werk.
Begeleidt en ondersteunt nieuwe collega’s en studenten.
Bevordert de deskundigheid van stagiaires, collega’s en andere
zorgverleners.
MAATSCHAPPELIJK HANDELEN
Behartigt de belangen van de oudere.
Beseft dat armoede een negatieve invloed heeft op de kwaliteit van
leven en van invloed is op het ontstaan van gezondheidsklachten.
Beseft dat voor ouderen met een laag inkomen een eigen bijdrage een
drempel kan zijn om gebruik te maken van het zorg- en welzijnsaanbod
en het opvolgen van gezondheidsadviezen.
Kiest voor de minst kostbare optie bij gelijkwaardigheid van
alternatieven.
Kent wet- en regelgeving, financiering en maatschappelijke
ontwikkelingen op gebied van zorg voor ouderen.
Handelt conform relevante wet en regelgeving.
Handelt volgens de richtlijnen voor kwaliteit en patiëntveiligheid.
Neemt passende maatregelen bij incidenten in de zorg.