Niveau 3F uitleg okt 2014.docx

Download Report

Transcript Niveau 3F uitleg okt 2014.docx

Rekenen niveau 3F
bijgewerkt okt 2014
Voor het eerstvolgende examen (2015) geldt net als vorig jaar dat havo- en vwo-leerlingen een
rekentoets op niveau 3F moeten afleggen. Vanaf mei 2016 geldt: zonder een voldoende resultaat
(minimaal een 5) voor deze toets wordt geen diploma gegeven. In latere jaren gaat de toets ook
meetellen in de kernvakkenregeling.
Hoe en wanneer wordt er getoetst?
De leerlingen uit de huidige examenklassen krijgen twee kansen: in maart en juni 2015. Het
maken van de toets is voldoende, het cijfer komt op een apart certificaat en telt niet mee voor
slagen/ zakken.
De voor-examenklassen maken de toets eind mei/begin juni en krijgen in het volgende
schooljaar in maart een herkansing. Voor hen telt de toets zwaar mee: er moet minimaal een 5
gehaald zijn om te kunnen slagen. Zo nodig kan direct na de examens in mei nog een poging
gedaan worden.
Voor alle leerlingen geldt: het rekencijfer vervalt als je blijft zitten of zakt, je hebt dan wel
weer nieuwe kansen. Leerlingen die na de havo naar het vwo gaan, kunnen vrijstelling voor de
toets krijgen (als deze op de havo gehaald is).
Het aantal opgaven in de toets wordt verder teruggebracht naar 45, de beschikbare tijd blijft
120 minuten (voor dyslecten 150 minuten).
Er komen 15 echte rekensommen, die zonder rekenmachine moeten worden gemaakt; deze
komen achter elkaar aan het begin van de toets. Binnen deze opgaven kan worden
teruggebladerd; als de eerste 15 opgaven zijn afgesloten, moeten de 30 contextsommen - met
hulp van een rekenmachine op het scherm - worden gemaakt. Binnen deze 30 kan ook weer
worden teruggebladerd.
Bij de hele toets mag kladpapier worden gebruikt, dat door de school zal worden klaargelegd.
Het kladpapier mag na afloop niet worden meegenomen. Leerlingen met dyscalculie of ernstige
rekenproblemen krijgen extra tijd en mogen de rekenkaart van het CvTE gebruiken. In ernstige
gevallen kan een aparte toets worden gemaakt – tevoren moet dan wel een dossier over de
rekenproblematiek zijn gemaakt door school. Er komt dan ook een aantekening op het diploma.
Wat moet een havo/ vwo-leerling weten/ kunnen?
Weten:
o Dat duizend 3 nullen heeft, een miljoen 6 nullen en een miljard 9 nullen.
o Dat 7 duizendste gelijk is aan 0,007 en 12 miljoenste aan 0,000012 e.d.
o Hoeveel mm er in een meter zitten, hoeveel cg in een gram e.d.
o Wat bedoeld wordt met m2, cm3 e.d.
o Dat 1 liter = 1 dm3 , 1 ton = 1000 kg (1 kuub = 1 m3 , 1 cc = 1 cm3 = 1 ml, 1 ha = (100m)2
= 1 hm2 = 10 000 m2; vuistregel: een hectare (ha) is ongeveer 2/3 voetbalveld.
o Als het over geld gaat is 1 ton = 100 000 euro
o Dat 1% is 1/100-ste en bijv. 5% is 1/20-ste.
o Dat bij een rekensom de volgorde is x en : van links naar rechts en daarna + en – van links
naar rechts en dat je in bepaalde gevallen de volgorde van de berekeningen mag
veranderen (bijv. 13: 35 x 140 = 140 : 35 x 13; dit is handig omdat 13 : 35 moeilijk uit te
rekenen is, en 140: 35 erg makkelijk)
o Dat de oppervlakte van een rechthoek is lengte x breedte en de inhoud van een balk is
lengte x breedte x hoogte. Ook een omtrek moet de leerling kunnen berekenen.
o Dat een jaar 365 dagen telt, elke dag 24 uur, een uur 60 minuten en een minuut 60
seconden. En uiteraard: een maand is ongeveer 30 dagen, een jaar heeft 12 maanden.
Ook de volgorde van de maanden en het precieze aantal dagen in elke maand wordt
bekend verondersteld.
o Een etmaal is 24 uur
o Handig om te weten om snelheden om te rekenen: 1 m/s = 3,6 km/u (dus 5 m/s =
5 x 3,6 km/u = 18 km/ u en 45 km/u = 45: 3,6 m/s = 12,5 m/s)
Kunnen:
o Rekenen: zonder rekenmachine wat hierboven werd genoemd, redelijk eenvoudige x, : ,
+ en – met enkele eenvoudige breuken en vanaf 2015 ook iets moeilijker opgaven zoals 67
x 35 en 12% van 420 (de berekeningen mogen met kladpapier).
o Omdat het om toepassingen gaat, moet je praktisch denken: geld bijv. op centen
afronden.
o Als dat gevraagd wordt goed (op bijv. 2 decimalen) kunnen afronden; als geen decimalen
gegeven zijn en de context niet om een bepaalde afronding vraagt (zie vorig punt) geldt
een foutmarge: dan zijn bijv. alle antwoorden tussen 212 en 212,4 goed.
o Je moet begrijpen hoe je met procenten (%) werkt, bijv.:
A) een laptop kost € 495 incl. 19% BTW; hoeveel euro BTW zit er in de prijs?
B) een broek die 12 euro afgeprijsd is kost nu 48 euro; hoeveel % korting is dat?
o Zelf kunnen bedenken welke berekening(en) je de rekenmachine moet laten doen.
o Werken met schaal en andere toepassingen van verhoudingen
o Tabellen, grafieken, cirkeldiagram en formules kunnen gebruiken.
Alles wat wordt gevraagd, heb je in de onderbouw al uitgebreid bij wiskunde gehad. En hier
komen geen abstracte problemen voor: daarom is het rekenen, geen wiskunde. Het gaat erom,
dat je de wiskunde, voor zover die over praktische toepassingen ging nog steeds kunt toepassen.
Belangrijk is:
– Lees elke vraag rustig en zorgvuldig
– Schrijf voor jezelf de tussenstappen op
– Zorg dat je de basiskennis (zie hierboven) goed in je hoofd hebt
– Het antwoord moet goed zijn: als je een kleine foutje maakt, is de opgave helemaal fout.
Werk dus zorgvuldig.
Hoe kun je je voorbereiden?
Drie volledige rekentoetsen 3F zijn te vinden op de site van het cito:
http://www.cito.nl/onderwijs/voortgezet%20onderwijs/rekentoets_vo/voorbeeldtoetsen.aspx
Ook is er een link naar toetsen uit het mbo, die als extra materiaal kunnen dienen.
Op de site www.math4all.nl vind je onder het menu extra’s/ projecten rekenen 3F (aanduiding
rechtsboven) opgaven, met links naar uitleg, en de antwoorden op de opgaven..
Op de sites www.beterrekenen.nl en www.rekenbeter.nl krijg je als je je daar aanmeldt, elke
dag enkele opgaven; je score wordt daarbij bijgehouden, en er wordt steeds uitgelegd hoe je
het goede antwoord had kunnen vinden. Deze sites zijn niet meer geheel gratis.
Welke extra hulp biedt de school?
In de onderbouw worden steunlessen rekenen gegeven. Leerlingen worden geselecteerd op
grond van de scores voor rekenen bij de VAS-toetsen die jaarlijks op school worden afgenomen.
Voor de brugklassers is gekeken naar resultaten die ons door de basisscholen zijn doorgegeven.
Deze leerlingen werken met het computerprogramma Got It.
Alle leerlingen van de voor- examenklassen (4havo en 5vwo) krijgen een licentie van het
programma Rekenblokken. Zij zullen elke week een rekentaak krijgen die thuis (op de
computer) mag worden gemaakt. De leerlingen zullen op school worden geholpen bij de eerste
kennismaking met deze methode. De mentor bespreekt van tijd tot tijd de vorderingen van het
thuiswerk met de leerling. Er zullen momenten worden aangeboden in het CUP-rooster waarop
de leerlingen hulp kunnen krijgen
Ook andere bovenbouwleerlingen kunnen deze hulp krijgen: ook zij kunnen (vanaf half
oktober) incuppen, en als zij dat willen, ook met het programma Rekenblokken aan de slag.
Enkele opgaven ter illustratie (uit de voorbeeldtoets van 2012 van het cito)
Opgave 1
Opgave 2 (zonder rekenmachine!)
515 x 8 : 5 = …....
Opgave 3
Opgave 4
Opgave 5
Antwoorden aan het einde van dit document
Antwoorden:
1.
2.
3.
4.
5.
C
824
2,25
110
30