Notulen fysieke overlegtafel 3 april 2014

Download Report

Transcript Notulen fysieke overlegtafel 3 april 2014

Notulen fysieke overlegtafel bestuurlijke aanbesteding A2-gemeenten
Datum: 3 april 2014
Tijd: 09:00 – 12:00
Plaats: Jan Deckersstraat 2 te Heeze-Leende
Aanwezig:
Piet Schrijver
Gemeente Cranendonck
Anne Rademakers
Gemeente Heeze-Leende
Ilse Vos
Gemeente Valkenswaard
Judith Baken
Gemeente Valkenswaard
John Atgier
Bizob
Daan Brands
Bizob
Theo Dekkers
Wmo-raad Heeze-Leende
Maryanne Schlösser
Valkenhof
Jack van der Kruijs
Zorgcoöperatie Brabant
Marieke van Manen
Paladijn
Maurice van Valkenburg
Stichting Zorgboeren Zuid
Riny Winters
Zorgboerderij ‘t Schutje
Susanne van Erp
Zuidzorg
Astrid van Tright
MEE Zuidoost Brabant
Peter Moors
Lumens
Robert Slaghuis
Lunetzorg
Jeroen van Heel
GGzE
Henk van Gemert
SWZ Zorg
Frank Lamme
Land van Horne
Riet van de Broek
Land van Horne
1. Opening
De voorzitter, mevrouw Rademakers, opent de bijeenkomst en heet iedereen van
harte welkom.
Alle
documenten
aangaande
de
fysieke
overlegtafel
en
de
bestuurlijke
aanbesteding worden gepubliceerd op de A2-pagina op de website van Bizob.
Mevrouw Rademakers legt verder uit dat ook MEE, de welzijnsinstellingen en de
Wmo-raden zijn gevraagd deel te nemen aan de overlegtafels. Zij hebben vooral
een adviserende functie aangezien zij naar alle waarschijnlijkheid geen contracten
met gemeenten gaan sluiten.
2. Voorstelronde
Het inkoopteam van de A2-gemeenten, bestaande uit de ambtenaren van de A2gemeenten en medewerkers van Bizob, stelt zich voor. Gevolgd door de
aanwezige organisaties en de vertegenwoordiging van de Wmo-raden.
3. Inkooptraject
De heer Atgier geeft een toelichting op het inkooptraject. De A2-gemeenten
hebben gekozen voor een model van bestuurlijke aanbesteding. Het doel van de
fysieke
overlegtafels
is
om
te
komen
tot
deelovereenkomsten.
Deze
deelovereenkomsten dienen uiterlijk 1 oktober te zijn gesloten. Een voorwaarde
om
een
deelovereenkomst
te
sluiten
is
het
ondertekenen
van
de
basisovereenkomst. De basisovereenkomst is inmiddels vastgesteld door de drie
colleges en is gepubliceerd op de website. Dit geldt zowel voor de deelnemers
aan de fysieke overlegtafels, als voor de overige aanbieders die het proces ‘op
afstand’ volgen.
4. Decentralisatie Jeugdzorg
Mevrouw Baken geeft aan de hand van een powerpoint presentatie een
toelichting op de stand van zaken rondom jeugdzorg. De presentatie wordt
gepubliceerd op de website.
Het is de bedoeling dat escalatie en zware zorg zoveel mogelijk worden
voorkomen. Het is daarom belangrijk een sterk voorliggend veld te hebben. Via
de vindplaatsen dient zo veel mogelijk te worden afgevangen.
Jeugdigen of ouders/verzorgers kunnen zich behalve dat ze ‘gevonden worden’ op
de vindplaatsen (kinderopvang, scholen, verenigingen etc.) ook melden bij het
Lokaal OndersteuningsTeam (LOT), nu wel bekend als Centrum voor Jeugd en
Gezin (CJG).
Dit LOT bestaat uit o.a. uit de kernpartners Lumensgroep, Zuidzorg, GGD. Iedere
gemeente kan het LOT inrichten naar eigen inzicht en kan dus hier en daar
afwijken van een andere gemeente. In basis is het qua samenstelling echter in de
A2-gemeenten hetzelfde.
Het LOT kan als problematiek verder reikt dan dat ze kan ‘behappen’ opschakelen
naar nog aan te stellen generalisten. Dit zijn uitvoerende medewerkers die in het
gezin mee gaan kijken / werken en hebben mogelijk een meer specialistische
achtergrond (bijvoorbeeld medewerkers van het huidige Bureau Jeugdzorg). Op
dit moment wordt het organisatiemodel in diverse consultatierondes besproken
met een grote groep belanghebbenden. In deze consultatierondes wordt o.a.
verder afgestemd wie deze generalisten voor de A2-gemeenten gaan worden en
hoe deze generalisten ingebed worden in de organisatie. Daarnaast kan het
generalistenteam,
maar
ook
het
LOT
beroep
doen
op
externe
experts,
bijvoorbeeld voor het inwinnen van specifiek advies.
Van belang is dat de regie kan worden gevoerd door de gemeenten (vanuit
inhoud, maar ook vanuit budgetverantwoordelijkheid gedacht). Deze regierol is
belegd bij de coördinatoren van het LOT. Om deze coördinatie goed vorm te
kunnen geven is het van belang dat alle partners die zelfstandig door mogen
verwijzen
naar
zorgvormen
(zoals
de
huisartsen
en
jeugdartsen)
een
terugkoppeling geven aan de coördinatoren. Ook is de aansluiting op het
(passend) onderwijs van belang.
Voor wat betreft de inkoop jeugd geldt dat een aantal zaken regionaal worden
opgepakt en een aantal zaken lokaal dienen te worden ingekocht. De A2gemeenten kiezen ervoor om dat deel dat lokaal ingekocht dient te worden (alle
ambulante zorg behalve GGZ) mee te nemen in het aanbestedingsproces Wmo.
Een groot deel van de aanbieders op dit gebied is al in beeld. Aan de deelnemers
van de overlegtafel wordt gevraagd hierin mee te denken: mochten er aanbieders
ontbreken dan worden de gemeenten daar graag van op de hoogte gesteld. Van
de aanwezige zorgaanbieders leveren alleen Valkenhof en Land van Horne geen
begeleiding aan jeugdigen.
Verder dient, in tegenstelling tot de Wmo, persoonlijke verzorging voor jeugdigen
te worden ingekocht door gemeenten. Als het mogelijk is, willen de A2gemeenten dit ook meenemen in deze bestuurlijke aanbesteding. Van de
aanwezige zorgaanbieders levert op dit moment alleen Zuidzorg persoonlijke
verzorging aan jeugdigen.
5. Bespreken toegang zorg
Mevrouw Vos geeft een toelichting over hoe de A2-gemeenten de toegang tot
Wmo-voorzieningen zien. Het idee dient nog verder uitgewerkt te worden en is
nog niet bestuurlijk vastgesteld.
De A2-gemeenten willen de toegang regelen binnen een sociaal team. De
samenstelling van het team is nog niet volledig uitgewerkt. De leden van het
sociaal team dienen een gekanteld keukentafelgesprek te kunnen voeren. Het is
belangrijk dat nadruk wordt gelegd op de eigen kracht en het eigen netwerk.
Daarnaast zijn ook algemene en welzijnsvoorzieningen van belang. Indien er uit
een gesprek (of soms misschien meerdere gesprekken) een Wmo-aanvraag
voortkomt, wordt dit verder afgewikkeld in de backoffice van het Wmo-loket.
Daar vindt, in samenspraak met het sociaal team de indicering plaats.
Er wordt gevraagd waar de regie binnen het team ligt: de gemeente vindt het
belangrijk om zelf de regie te behouden. Dit wordt dus belegd bij een Wmoconsulent. Ook wordt gevraagd of de wijkverpleegkundige een rol heeft binnen
het team. De gemeenten geven aan dat zij een belangrijke rol zien weggelegd
voor de wijkverpleegkundige. Ook als schakel tussen de gemeente/het sociaal
team en de huisarts.
Verder wordt aandacht gevraagd voor de valkuil van té veel signaleren.
Wachtlijsten moeten voorkomen worden.
Er wordt gevraagd hoe het wijkteam gevonden wordt door inwoners. Mevrouw
Vos legt uit dat mensen het via de reguliere weg kunnen vinden: per telefoon of
via internet. Maar het is ook belangrijk dat het sociaal team zichtbaar is in de
wijk. Bijvoorbeeld via spreekuren in inlooppunten/buurthuizen. Verder is het de
bedoeling dat iedere gemeente een eigen sociaal team krijgt.
Er wordt opgemerkt dat het van belang is om aan te sluiten op plaatselijke
structuren: er is al veel georganiseerd.
6. Discussie producten en cliëntgroepen en
7. Uitvraag producten en cliëntgroepen bij zorgaanbieders
De heer Brands legt uit dat de A2-gemeenten als startpunt graag een overzicht
willen van aanbieders op welke manier en aan wie zij op dit moment
begeleiding/kortdurend verblijf leveren. Er wordt voorgesteld om dit aan de hand
van de NZa-productgroepen in te vullen. Het gaat hier om 18 verschillende
productgroepen. De aanwezige aanbieders geven aan dat het overzicht van de
NZa een goede leidraad is om hun gegevens kenbaar te maken. Er wordt
afgesproken dat de cijfers van 2013 uitgevraagd worden. Als het goed is zijn de
meeste organisaties hier op dit moment mee bezig. De gegevens dienen in een
door de gemeenten aangeleverd format ingevuld te worden. De heer Brands zegt
toe dat dit format komende maandag op de website wordt gepubliceerd. Het
overzicht dient uiterlijk maandag 14 april bij gemeenten binnen te zijn zodat het
kan worden meegenomen in de volgende overlegtafel. Ook de aanbieders die niet
deelnemen aan de fysieke overlegtafel worden uitdrukkelijk verzocht het format
in te vullen.
Er wordt gevraagd hoe de PGB-zorg in beeld gebracht wordt. Dit zou via het
Zorgkantoor te achterhalen moeten zijn. De gemeenten gaan dit uitzoeken.
De
heer
Atgier
vraagt
of
de
aanwezigen
een
beeld
hebben
bij
welke
veranderingen er mogelijk zijn om de bezuinigingen op te vangen. Wat zou
anders kunnen? Hierop volgt een discussie waarbij een aantal zaken worden
aangestipt. Namelijk:
•
De veranderingen zijn het meest vervelend voor de cliënten die nu al
begeleiding krijgen. Voor deze groep verandert er het meest. Dit kan
problemen opleveren. Goede communicatie is hierin erg belangrijk.
•
Er wordt aandacht gevraagd voor de overbelasting van mantelzorgers. Er
wordt
al
veel
druk
op
mantelzorgers
gelegd
en
het
gevaar
van
overbelasting wordt groter.
•
Het is belangrijk om niet meer in ‘rechten’ te spreken. Mensen worden
geholpen bij hun ondersteuningsbehoefte. Maar alleen als het hen niet lukt
dit zelf te regelen.
•
Mensen houden vaak heel erg vast aan hun indicatie omdat zij er niet
flexibel mee mogen omgaan.
De discussie leidt uiteindelijk tot drie belangrijke punten waarop volgens de
aanwezigen winst te behalen valt. Namelijk:
•
Bureaucratie/regeldruk: De vraag is in welke mate gemeenten zaken
willen vastleggen in regels en protocollen. En op wat voor manier de
kwaliteit wordt gemeten. De gemeenten geven aan dat zij hiervoor voor
een gedeelte afhankelijk zijn van landelijke wetgeving. Welke wetgeving
dat is, is op dit moment echter nog niet duidelijk. Er wordt opgemerkt dat
regeldruk verminderen moed en een rechte rug van de bestuurder vergt.
Incidenten zijn niet altijd te voorkomen. Maar: probeer zo veel mogelijk te
voorkomen door te investeren in het versterken van de eerste schil (het
netwerk) en eventuele ondersteuners daaromheen. Daarmee kunnen
gemeenten ook hun verantwoordelijkheid nemen. Er is dan aan te tonen
wat er is gebeurd om een bepaalde crisissituatie te voorkomen.
Tevens wordt gezegd dat het belangrijk is om aan de voorkant zaken zo te
regelen dat het niet zo ingewikkeld is. Echter, bepaalde zaken zijn nu
eenmaal zo geregeld. Als voorbeeld wordt het PGB trekkingsrecht bij de
SVB genoemd. Gemeenten moeten dit uit handen geven. Het is nu nog de
vraag hoe de SVB dit gaat regelen en of dit extra regeldruk voor
cliënten/organisaties gaat opleveren.
Ook wordt opgemerkt dat regels er soms ook niet voor niets zijn. Een
bestuurlijke aanbesteding brengt met zich mee dat in principe alle
aanbieders die voldoen aan de eisen van de gemeenten een contract
kunnen sluiten. Dit brengt met zich mee dat er ook ruimte ontstaat voor
zogenaamde ‘cowboys’.
•
Anders
organiseren:
sommige
zaken
kunnen
anders
en
beter
georganiseerd worden. Als voorbeeld wordt kortdurend verblijf genoemd.
Voor veel zorgaanbieders is dit een duur en niet rendabel product. Wellicht
dat een dergelijke voorziening beter vanuit één of een aantal centrale
locaties geregeld kan worden. Zorgaanbieders kunnen zich dan ook beter
richten op de zaken waar hun kwaliteit en expertise ligt.
•
Beweging van tweedelijns, naar eerste- en nuldelijns: hierbij is het van
belang dat zorg en welzijn goed met elkaar verbonden worden. Er zijn
goede mogelijkheden om dit met elkaar te koppelen. Samenwerking moet
hier meer en meer worden opgezocht.
8. Wat verder nog ter tafel komt
De aanwezigen zijn positief over de eerste fysieke overlegtafel. Er wordt erkend
dat deze bijeenkomst nog open en vrij was en dat er gaandeweg het proces toch
harde afspraken gemaakt moeten worden.
De heer Brands zegt toe dat het format voor wat betreft de cliëntgegevens en het
verslag van deze bijeenkomst op maandag 7 april wordt gepubliceerd. Er wordt in
dat format duidelijk aangegeven wat er van de zorgaanbieders wordt verwacht.
9. Afsluiting
De voorzitter, mevrouw Rademakers dankt iedereen voor hun inbreng en sluit de
bijeenkomst.