de vroegchristelijke landbouwsamenleving van de

Download Report

Transcript de vroegchristelijke landbouwsamenleving van de

De el 1
De vroegchristelijke
landbouwsamenleving
van de Franken (500-750)
A
l in de 4de eeuw vestigden Germaanse stammen zich permanent in het Romeinse rijk. In
de 5de eeuw riepen een aantal Germaanse leiders hun eigen koninkrijken uit. De Franken deden dit in het gebied tussen de Schelde en de Rijn. Ze breidden hun rijk nog uit.
In dit deel onderzoeken we op welke manier de autochtone bevolking met zijn christelijke en
Romeinse tradities, omging met de taal, wetten, gewoonten en godsdienst die de Franken meebrachten. We bekijken ook hoe de verhouding verliep tussen de goed georganiseerde Kerk uit het
Romeinse rijk en de nieuwe Frankische koningen die van oorsprong polytheïstisch waren. En of
de Franken hun eigen landbouwsysteem behielden of dat van de Gallo-Romeinen overnamen. En
hoe de Byzantijnse keizer reageerde op de nieuwe Germaanse koninkrijken in het westen.
Dit zijn allemaal interessante onderzoeksvragen die je hoofdstuk per hoofdstuk zal aanpakken.
250
476
vroege middeleeuwen
500
late middeleeuwen 1492
volle middeleeuwen
750
1000
1250
N
Noordzee
ATLANTISCHE
OCEAAN
W
Elb
Schelde
e
Doornik
O
Weichsel
Z
e
in
Se
0
n
Germaanse 375
volksverhuizingen
Pepijn de Korte Karel de Grote
Merovingers
Rij
Franken
Clovis
Het doopsel van Clovis uit
een 14de-eeuws Frans
handschrift
Eb
ro
Donau
Rome
500
1000 km
Zwarte Zee
Constantinopel
Tigris
Euf
ra
at
Middellandse Zee
Rode
Zee
l
Frankische rijk
Nij
Mekka
1500
Hoo fds tuk 1
Van oudheid naar
m i d d e l e e u w e n (3 75 -7 50 )
probleemstelling
Was er een breuk tussen de oudheid en de middeleeuwen in Europa, of spreekt men beter van ‘continuïteit van
oudheid naar middeleeuwen’?
Met de val van het West-Romeinse rijk kwam een einde aan de periode die we de klassieke oudheid noemen. Dat
wil echter niet zeggen dat het klassieke (Grieks-Romeinse) erfgoed ineens verdween en dat alles plots Germaans
werd. Romeinen en Germanen kenden elkaar al lang en voerden al eeuwen handel met elkaar. Zoals we eerder
zagen, leefden er in de laat-Romeinse tijd al groepen Germanen binnen het Romeinse rijk en waren Germaanse
krijgers opgenomen in het Romeinse leger.
Toch kwam er een einde aan dat goed georganiseerde Romeinse rijk en namen de Germanen het roer van de Romeinen over. Er begon dus wel degelijk een nieuwe periode. Zo namen in het noorden van het Frankische rijk (in
onze streken) de bewoners de Germaanse talen over. In het zuiden behield men de Romaanse taal. Zo ontstond
er een taalgrens in onze gewesten.
Een aantal elementen uit de klassieke samenleving verdwenen wel, maar andere leefden verder in de middeleeuwen,
sommige zelfs tot vandaag. Op bepaalde maatschappelijke domeinen stellen we dus continuïteit vast van de oudheid
naar de middeleeuwen: de dingen bleven gewoon bestaan in de middeleeuwen. Voor andere elementen stellen we
daarentegen discontinuïteit vast: er was een duidelijke verandering of zelfs een breuk tussen de oudheid en de
middeleeuwen.
oudheid
middeleeuwen
doc 1a De verspreiding van het christendom rond
325 (concilie van Nicea)
doc 1b De verspreiding van het christendom in
de 7de eeuw
Noordzee
Kaspische
Zee
Trier
Marseille
Milaan
au
Kaspische
Zee
Trier
Tours
Don
Rhône
Rhône
Tours
Rijn
ATLANTISCHE
OCEAAN
Rijn
ATLANTISCHE
OCEAAN
Noordzee
Zwarte Zee
Nursia
Marseille
Tig
ri
s
Milaan
Don
au
Zwarte Zee
Nursia
Tig
ri
s
N
Eufraat
Middellandse Zee
W
Caesarea
O
Middellandse Zee
Bethlehem
Z
0
500
O
Bethlehem
1000 km
christelijk gebied
l
l
22
Rode
Zee
W
Caesarea
Nij
Nij
overwegend christelijk gebied rond 325 (concilie van Nicea)
N
Eufraat
Rode
Zee
Z
0
500
Deel 1: De vroegchristelijke landbouwsamenleving van de Franken (500-750)
1000 km
doc 2a Het Romeinse amfitheater van Arles
(Zuid-Frankrijk)
doc 2b 17de-eeuwse gravure van het toenmalige
amfitheater in Arles
doc 3a Ptolemaeus, een Grieks astronoom en
wiskundige uit de 2de eeuw na Christus, schreef:
doc 3b Beda, een monnik uit de 7de-8ste eeuw,
schreef:
Het is duidelijk dat de kosmos bolvormig is en zich
ook als een bolvormig lichaam beweegt. Ook de
aarde is bolvormig en bevindt zich in het midden
van de kosmos.
Dat de schepping geschied is in zes dagen, en dat
de aarde haar middelpunt is en haar voornaamste
voorwerp … De hemel heeft een vurige en tedere
aard, hij is rond en van alle delen even ver verwijderd, gelijk een troonhemel uit het middenpunt
van de aarde … De hoogste hemel heeft zijn eigen
grens, bevat engelachtige deugden die op aarde
nederdalen … verrichtingen van de mensen volbrengen en dan naar de hemel terugkeren … De
laagste hemel wordt het firmament genoemd omdat hij het water afgescheiden houdt van de wateren daar beneden …
Naar: Ptolemaeus, Syntaxis mathematica.
Naar: Sint Beda Venerabilis, De natura Rerum.
doc 4a Handel en steden in de oudheid
Steden in het vroege Romeinse keizerrijk hadden
een gemiddelde oppervlakte van 50 tot 200 hectaren. Handel was erg belangrijk in het Romeinse
rijk. De vele steden moesten bevoorraad worden
van allerlei levensmiddelen.
Uit: A. Grenier, Manuel d’archéologie gallo-romaine, 1931-1934.
doc 4b Handel en steden in de vroege middeleeuwen
Tegen het einde van het West-Romeinse rijk bedroeg die gemiddelde oppervlakte nog slechts 5
tot 50 hectaren. Vanaf 500 veranderde dit patroon:
de mensen verlieten massaal de steden waardoor
de vraag naar levensmiddelen daalde. De handel
stortte in elkaar.
Uit: A. Grenier, Manuel d’archéologie gallo-romaine, 1931-1934.
doc 5a Gaius schreef in de 2de eeuw een
Romeins wetboek dat als handboek bij de
Romeinse rechtenstudie werd gebruikt.
doc 5b Uit een levensbeschrijving van de Heilige
Bonitus uit de 7de eeuw:
Alle mensen zijn ofwel vrij ofwel slaven. De vrije
mensen kunnen nog onderverdeeld worden in
twee groepen: de vrijgeborenen en de vrijgemaakten.
Bonitus behandelde rechtszaken en oordeelde
eerder als een priester dan als een rechter. Hij
vaardigde een wet uit die slavenhandel verbood.
Bovendien kocht hij heel wat slaven vrij en stuurde
hen naar huis.
Naar: Gaius, Institutiones, I, IV.
Naar: Vita Boniti, 7de eeuw.
Hoofdstuk 1: Van oudheid naar middeleeuwen (375-750)
23
doc 6a Over de Romeinse keizer
De keizer bezat absolute macht … de wil van de
keizer werd de wet zelf. Om de negatieve gevolgen
hiervan te beperken, moest de keizer rechtvaardigheid en het geluk van het volk nastreven en
alles doen voor het algemeen belang. Ambitie en
machtswellust waren voor de keizer verboden.
Naar: J. P. Martin, La Rome ancienne, P.U.F., 1973.
doc 6b Karel de Grote, een belangrijke
middeleeuwse vorst uit de 8ste eeuw, schreef
het volgende in een brief aan de paus:
Onze uiterlijke taak is, met de hulp van Gods goedheid, overal de heilige kerk van Christus tegen
aanvallen van de heidenen en verwoestingen der
ongelovigen met de wapens te verdedigen en onze
innerlijke taak is het geloof te versterken door de
uitbreiding van het katholieke geloof …
Naar een brief van Karel de Grote aan paus Leo III (796).
ruiterstandbeeld van
Marcus Aurelius
doc 7a Overblijfselen van een Romeins
aquaduct in Zuid-Frankrijk
ruiterstandbeeld van
een Frankische vorst
doc 7b Middeleeuwse kloostertuin van de
Sint-Baafsabdij in Gent
1 Vul de begrippen ‘verandering of breuk’ en ‘voortzetting’ in.
continuïteit
discontinuïteit
24
Voortzetting
Verandering of breuk
Deel 1: De vroegchristelijke landbouwsamenleving van de Franken (500-750)
2 Hierboven vind je een aantal documenten. De linkerkolom (a) bevat documenten uit of over de oudheid. De rechterkolom (b) bevat documenten uit of over de middeleeuwen. Aan jou om de tabel hieronder met kernwoorden
correct in te vullen.
maatschappelijk domein
Continuïteit omdat …
Discontinuïteit omdat …
doc 1
cultureel: godsdienst
het christendom blijft
bestaan.
de christelijke ruimte
veel groter geworden
is.
doc 2
cultureel:
architectuur/ontspanning
het amfitheater in
vorm blijft bestaan.
de ruimte een andere functie krijgt:
er wordt een stad
gebouwd in de oude
theaterruimte.
doc 3
cultureel:
wetenschap/godsdienst
de wetenschappelijke
visie over de bolvormigheid van de aarde
blijft bestaan.
De aarde is het centrum van het heelal.
het een christelijk
wereldbeeld is, gebaseerd op de schepping, waarbij de goede
deugden uit de hemel
komen.
doc 4
sociaal-economisch
steden in de vroege
middeleeuwen niet
meer belangrijk zijn.
doc 5
sociaal
slavernij blijft bestaan.
de visie op de slavernij
verandert, o.a. door
het christendom.
doc 6
politiek
het keizerschap behouden blijft.
Karel de Grote imiteert de Romeinse
keizers: hij laat zich
de keizer bij de Romeinen een aardse
opdracht heeft: hij
streeft het geluk van
de mensen na. In de
middeleeuwen heeft de
keizer een goddelijke
zending: hij moet het
christendom verdedigen.
bv. ook afbeelden op
zijn paard.
Hoofdstuk 1: Van oudheid naar middeleeuwen (375-750)
25
doc 7
cultureel: architectuur
dezelfde architectonische principes (bogen)
worden gebruikt.
architectuur en kunst
in de middeleeuwen
vooral ten dienste van
de godsdienst staan.
Terug naar de probleemstelling
Er zijn duidelijke breuken met de oudheid waar te nemen, maar op heel
wat domeinen leeft de oudheid (eventueel aangepast) toch verder in de
middeleeuwen.
KENNEN
•
•
•
•
De kenmerken van continuïteit en van discontinuïteit van oudheid naar middeleeuwen
Het belang van het christendom voor de middeleeuwen
De indeling in maatschappelijk domeinen brengt structuur in de studie van het verleden
Het onderscheid tussen continuïteit en discontinuïteit brengt structuur in het historische proces
KuNNEN
• Bronnen situeren in een maatschappelijk domein
• Informatie uit bronnen situeren in continuïteit en discontinuïteit
• Aantonen dat de overgang van oudheid naar middeleeuwen geen totale breuk is
Wat we onthouden
In West-Europa leefden heel wat elementen door van de oudheid naar de middeleeuwen. Zo bleef een deel van
de bevolking in Europa Romaanse talen spreken, anderen namen de Germaanse talen over. Het christendom verspreidde zich verder in Europa. Middeleeuwse vorsten inspireerden zich op de macht van de Romeinse keizers.
De Romeinse bouwkunst bleef de inspiratiebron in de vroege middeleeuwen. Toch veranderde heel wat na de val
van Rome. Het christendom bepaalde steeds meer het denken en het leven van de middeleeuwer.
26
Deel 1: De vroegchristelijke landbouwsamenleving van de Franken (500-750)
Hoo fds tuk 2
Het vroege
christendom
probleemstelling
Het christendom had zich genesteld in het Romeinse rijk. Op welke manier werd het christendom de dominante
godsdienst in het Frankische rijk?
vanaf 4de eeuw:
stichting oosterse kloosters
313 Edict van Milaan: godsdienstvrijheid
in het Romeinse rijk
380: Christendom werd staatsgodsdienst in
het Romeinse rijk
vanaf 5de eeuw:
stichting westerse kloosters
Germaanse 375
volksverhuizingen
250
476
500
vroege middeleeuwen
750
late middeleeuwen 1492
volle middeleeuwen
1000
1250
1500
Christianisering
Onze jaartelling start met de geboorte van Christus. Die had plaats in de oudheid
tijdens de regeertermijn van keizer Augustus. In die tijd geloofden de meeste Romeinen nog in de vele goden en godinnen onder leiding van de oppergod Jupiter.
Het christendom is een monotheïstische godsdienst en werd niet direct aanvaard door de eerste Romeinse keizers. Christenen werden vervolgd. Martelaren
bleven ondanks folteringen rotsvast geloven in Christus.
In 313, onder keizer Constantijn, kregen de christenen godsdienstvrijheid. Van
dan af verspreidde de godsdienst zich snel. In 380 werd het christendom zelfs
staatsgodsdienst. De Kerk gebruikte de structuren van het Romeinse rijk om zich
te organiseren. Bisschoppen vestigden zich in belangrijke steden van het Romeinse rijk. Trier, Keulen en Reims waren in onze streken de hoofdzetels voor de
bisschoppen. In de 6de eeuw was de Kerk zo stevig geworteld in de samenleving,
dat ze de christelijke tijdrekening kon invoeren.
Christenen geloven dat God
mens geworden is in Jezus
Christus: een messias uit Palestina die door de Romeinen
gekruisigd werd. Dit kruis,
dat een symbool van schande
was, werd vreemd genoeg
door de volgelingen van Christus als symbool overgenomen.
Vele Germaanse volkeren, zoals de Franken, geloofden nog in het veelgodendom toen ze zich in het WestRomeinse rijk vestigden. Ze geloofden in natuurgoden als de oppergod Wodan, de dondergod Tor en de godin
van de vruchtbaarheid Freya. Door de christenen werden ze daarom heidenen genoemd. Sommige Germaanse
stammen sloten zich aan bij ketterijen. De Kerk zette daarom alle middelen in om de Germanen tot ‘het ware
christendom’ te bekeren.
Hoofdstuk 2: Het vroege christendom
27
Overal in Europa werden nieuwe bisdommen ingericht en missionarissen gingen op pad om kloosters en abdijen te stichten. Van daaruit werd het christendom verspreid. Dat ging niet overal van een leien dakje, want de
natuurgodsdienst was diep geworteld in de Germaanse gewoonten en gebruiken. Om te slagen in die christianisering probeerde de Kerk eerst de stamhoofden aan te pakken. Eens zij bekeerd waren, volgde meestal de
hele stam.
Waar Germaanse gewoonten hardnekkig standhielden, behield men ze, maar gaf men ze een christelijke betekenis. Zo werd de Germaanse Midwinternacht of het Joelfeest Kerstmis. Het Germaanse lentefeest werd Pasen.
Op heidense offerplaatsen werden kerkjes of kapelletjes gebouwd. Om abstracte elementen uit de christelijke
leer begrijpelijk te maken, werden verhalen verteld. In die verhalen kregen heiligen een belangrijke rol.
1 Welke elementen uit het christelijk geloof waren ‘veranderend’ of ‘vernieuwend’ voor de Germanen? Welke
elementen uit de godsdienst pikten in op de oude gebruiken van de Germanen?
discontinuïteit
continuïteit
Monotheïsme in plaats polytheïsme
Er werden nieuwe kloosters gesticht
Er werden nieuwe bisdommen gesticht
Er kwam een christelijke tijdrekening
Heidense tradities (zoals het Joelfeest en het Lentefeest) kregen een
christelijke betekenis
Heiligen
Heiligen speelden een belangrijke rol in de middeleeuwse geloofsbeleving. Heiligen zijn mensen die in een bijzondere relatie tot God zouden
staan. Hun daden vormen voorbeelden voor de gelovigen. Ze tonen de
kracht van het geloof. Tijdens de middeleeuwen zijn er zo meer dan
10 000 heiligenlevens geschreven. Heiligenverering ontstond aanvankelijk spontaan, later besliste de paus wie heilig was of niet.
De heilige Agatha van Sicilië bijvoorbeeld leefde in de 3de eeuw en
stierf als martelares tijdens de christenvervolgingen van keizer Decius.
Opgevoed als goede christen werd ze in het midden van de 3de eeuw
opgepakt door de landvoogd. Omdat zij weigerde het christendom af
te zweren, plaatste de landvoogd haar in een bordeel, goed wetende
dat Agatha bijzonder vroom was. Ondanks alles bleef Agatha trouw aan
haar geloof in Christus. Als straf werd ze verschillende keren gemarteld:
haar borsten werden afgeknepen en ze werd over glasscherven en hete
kolen gerold. Ze stierf aan deze verwondingen. Later werd de heilige
Agatha beschermheilige tegen vuur en patrones van vuurwerk, vulkanen
en brand. Als beschermheilige werd ze aangeroepen tegen borstkanker
en borstontstekingen en zelfs tegen de pest. Ze is ook nog steeds de
patrones van de bakkers omdat haar borsten verkeerdelijk als broodjes
werden gezien.
De heilige Agatha afgebeeld op een
15de eeuws fresco in een klooster
in Ris bij Vichy ( Auvergne)
2 Waarom waren heiligen belangrijk voor de bekering van de Germanen?
Heiligen waren tastbaar en concreet en minder abstract dan ‘God’. Ze hadden
een bijzondere gave die mensen konden helpen. Ze werden beschermheiligen de
mensen in geval van pijn en nood. Ze bemiddelden tussen God en de mensen.
Dat sprak de mensen aan.
28
Deel 1: De vroegchristelijke landbouwsamenleving van de Franken (500-750)
3 Agatha is één voorbeeld van een martelares die heilig is verklaard. Misschien is je voornaam naar een heilige
genoemd? Zoek het verhaal van die patroonheilige op. Als je naam niet is afgeleid van een patroonheilige,
zoek dan het verhaal op van de heilige die volgens de christelijke kalender vandaag wordt geëerd.
Vrij antwoord
4 In je dorp of wijk staat wellicht een parochiekerk. Zoek op aan welke heilige die is opgedragen.
Vrij antwoord
Kloosters
Al in de Romeinse tijd trokken kluizenaars zich terug in de Egyptische woestijn om zich in alle eenzaamheid
aan God te wijden. Sommige mensen trokken zich in groep terug om te bidden. Zo ontstonden kloosters. De
bewoners van een klooster, de monniken, leefden volgens een kloosterregel onder leiding van een abt. Twee
belangrijke kloosterfamilies in de vroege middeleeuwen zijn de volgelingen van de Ierse stichter Columbanus
enerzijds en van Benedictus anderzijds. Die laatste had in de 6de eeuw in de buurt van Rome een klooster gesticht. Van daaruit werd zijn kloosterregel over Europa verspreid. De benedictijnen hadden een grote invloed op
de latere kloosterstichtingen.
doc 1 Benedictijnenabdij (Saint-Michel de Cuxa) in de Franse Pyreneeën (9de eeuw).
Hoofdstuk 2: Het vroege christendom
29
doc 2 Vrouwenkloosters
Deze abdij van Nijvel was het eerste vrouwenklooster
in onze gewesten. De oudste gebouwen dateren uit de
middeleeuwen. De abdij werd in 640 gesticht door Ida
van Nijvel, de weduwe van Pepijn van Landen, één van
de voorouders van Karel de Grote. De eerste abdis was
Ida’s dochter, Gertrudis van Nijvel.
doc 3 Een monnik over zijn toetreding in het
klooster (10de eeuw)
In het jaar onzes Heren 948, tijdens het feest van de
verheffing van de heilige Bertijn, dat volgt op Allerheiligen, ben ik, Folcuin, die dit schrijft, door mijn vader
Folcuin en door mijn moeder Hieldala uit Lotharingen
daarheen gebracht, aan de heilige Bertijn geschonken
en tot monnik gemaakt. Zij het – o schande – slechts
in uiterlijke zin.
Uit: de Gesta van de abten van de abdij van Nijvel, 961-962.
5 Welke informatie geven doc 2 en 3 over de bewoners van een klooster? Kijk ook naar de miniatuur.
Er bestonden vrouwenkloosters en kinderen werden door hun ouders
aan het klooster afgestaan.
6 Stel, je bent historicus, je doet onderzoek in een archief, en je stoot op de bron van doc 3. Op welke manier zou jij de laatste zin interpreteren?
open antwoord
30
Deel 1: De vroegchristelijke landbouwsamenleving van de Franken (500-750)
doc 4 De regel van Benedictus (6de eeuw)
Art. 16 - De profeet zegt: zevenmaal daags heb ik u lof gezongen (Ps 119). Dat heilige getal zullen we waar
maken door zevenmaal per dag een koorgebed bij het begin van elke taak te zeggen: ’s morgens, op het middaguur, ’s middags, ’s avonds en bij de dagsluiting. Ook ’s nachts moet men opstaan om God te verheerlijken.
Art. 22 - Monniken slapen elk in een eigen bed. Ze slapen allemaal in hetzelfde vertrek. Als dat niet kan, slapen
ze met 10 of 20 samen in gezelschap van de ouderlingen die voor hen zorgen. Monniken slapen gekleed. Jonge
monniken slapen tussen oude monniken.
Art. 30 - Kinderen of jonge monniken die iets verkeerds doen, moeten met streng vasten of met harde zweepslagen worden gestraft, om zo te genezen.
Art. 33 - Niemand heeft iets in eigendom. Een broeder mag ook niet beschikken over zijn lichaam of handelen
volgens eigenzinnige ideeën.
Art. 36 - Het klooster moet, indien mogelijk, zo worden ingericht dat al het noodzakelijke ter plaatse is: water,
een molen, een tuin, een bakkerij en andere voorzieningen. Zo moet de monnik niet buiten het klooster gaan.
Art. 37 - Voor bejaarden en kinderen moet men liefdevolle toegeeflijkheid in acht nemen en hen al voor de vastgestelde uren laten eten.
Art. 38 - Tijdens de maaltijd wordt er in volledige stilte voorgelezen. De voorlezer treedt voor een hele week aan.
Art. 40 - Alhoewel we (bij de oude vaders) lezen dat wijn drinken niet past voor monniken, merken we dat de
monniken van tegenwoordig daarvan niet kunnen worden overtuigd. Laten we daarom afspreken dat we wel wijn
drinken, maar niet tot we genoeg hebben.
Art. 42 - Op elk tijdstip moeten de monniken het stilzwijgen beoefenen, maar vooral gedurende de uren van de
nacht.
Art. 48 - Ledigheid is de vijand van
de ziel. Daarom moeten de broeders zich op bepaalde tijdstippen met
handwerk bezighouden en op andere
uren met geestelijke lezing. Tijdens
de veertigdaagse vastentijd moet
elke monnik een boek uit de bibliotheek krijgen en dat van voor naar
achter uitlezen.
Art. 53 - Alle gasten en bezoekers
moeten ontvangen worden als Christus zelf.
Naar: de regel van Benedictus, 6de eeuw.
7 a Het devies van Benedictus was Ora et Labora! (Bidden en werken!). Onder laborare moet worden verstaan: handenarbeid en arbeid met het hoofd. Markeer in doc 4 waar dat duidelijk wordt gemaakt.
b Waarom was ‘labora!’ in de regel revolutionair voor die tijd?
In de Romeinse traditie werkten enkel slaven, maar zeker niet de mensen die
uit de adel kwamen.
8 Autarkie betekent ‘zelfvoorziening’. Uit welk artikel van doc 4 leid je af dat een klooster autarkisch was?
Artikel 36
Hoofdstuk 2: Het vroege christendom
31
doc 5 Reconstructie van een kloosterplattegrond, uit de 9de eeuw, bewaard in Sankt-Gallen
Dit plan werd aan het koninklijk hof uitgetekend, maar werd nooit gerealiseerd. Het gold als een ideaal plan voor
ideale omstandigheden, een soort voorbeeldplan voor nieuwe kloosters.
religie zorg nijverheid 32
opvoeding
landbouw en veeteelt
dagelijks leven
1 stoeterij: paardenfokkerij
2 novice: nieuweling in opleiding
3 kapittelzaal: vergaderzaal
4 kuiperij: werkplaats waar men tonnen
maakte
5 refectorium: refter, eetzaal
6 aderlating: aftappen van bloed. Men
geloofde dat ziekten het lichaam
konden verlaten door een gaatje in de
ader te maken.
Deel 1: De vroegchristelijke landbouwsamenleving van de Franken (500-750)
9 Dit kloosterplan is drie eeuwen na Benedictus getekend en dateert uit het begin van de 9de eeuw. Hoewel het
nooit is uitgevoerd, geeft het ons veel informatie. In combinatie met de regel van Benedictus uit doc 4, krijgen
we heel wat informatie over het kloosterleven.
a Het plan is aan verschillende functies van het dagelijks leven aangepast. In de legende heeft elke functie
een kleur gekregen. Geef op het plan elke ruimte de juiste kleur op basis van de functie. Eén ruimte is al
ingekleurd.
b Hoe zijn de gebouwen geordend? per functie
c Wat is de centrale taak van een kloosterling: ora of labora? Hoe merk je dat op het plan?
Ora (bidden). De kerk (religieuze functie) neemt de grootste ruimte in en
ligt centraal.
d Het klooster lijkt een gesloten complex. Toch leefden de monniken niet volledig afgesloten van de buitenwereld. Welke plaatsen wijzen op openheid?
De gastenkamer, de pelgrimsruimte, het hospitaal, de buitenschool
e Heel wat elementen uit de regel van Benedictus (doc 4) vinden we in de plattegrond (doc 5) terug. Zoek
enkele voorbeelden.
artikel uit regel
artikel
artikel
artikel
artikel
artikel
16 (7x bidden, ook ’s nachts)
36 zelfvoorziend
48 handenarbeid
48 monnik moet lezen
53 gastvrijheid
plattegrond
De slaapzaal ligt naast de kerk.
Alle moegelijke voorzieningen staan op
plan
Er zijn werkplaatsen op het plan
Er is een bibliotheek op het plan
Er is een gastenkamer
Parochies
Het christendom nestelde zich steeds meer in de samenleving van de vroege middeleeuwen. In de dorpen werden parochies opgericht rond een parochiekerkje. Dit was meestal in hout opgetrokken en gaf gelovigen de kans
in stilte te bidden. Op het graf van martelaren (heiligen) werden kerken gebouwd waarin men de relikwieën van
de betrokken heiligen bewaarde. Dit konden stukjes van het bot of van het gewaad van een overleden martelaar
(heilige) zijn. Mensen kwamen in de kerk hun heiligen vereren.
Systematisch kerkbezoek op zondag bestond nog niet in het vroege christendom. De eucharistie was eerder
een jaarlijkse dan een wekelijkse verplichting. De kerkelijke feesten vierden de mensen met een mis. De zeven
sacramenten zijn maar stapsgewijs in de loop van de middeleeuwen ontstaan. De Kerk kreeg steeds meer
greep op het dagelijks leven van de mensen. De klokken van klooster- of parochiekerken luidden als de monniken aan hun gebeden begonnen en bepaalden zo het ritme van de dag. De mensen feestten op kerkelijke
feestdagen. Ze rustten uit op zondag, de kerkelijke rustdag. Zelfs het leven na de dood werd geregeld door het
geloof. Als je goed geleefd had, kwam je in de hemel, had je te veel zonden begaan, kwam je in de hel. Om de
hemel te bereiken moest je als goede christen leven. Dit veronderstelde vooral je onderwerping aan de richtlijnen
van de Kerk.
Hoofdstuk 2: Het vroege christendom
33
ACTUA I Begrippen christendom
Vandaag is het christendom één van de belangrijkste wereldgodsdiensten. Het heeft haar eigen structuur en
organisaties en hanteert een eigen woordenschat. We geven je alvast een aantal belangrijke begrippen op een
rijtje:
Heiden = term waarmee de vroege christenen en missionarissen de aanhangers van de oude Germaanse natuurgodsdiensten aanduidden.
Heilige = een uitzonderlijk voorbeeldige gelovige die ondanks elke marteling rotsvast in God bleef geloven en
daarom een speciale plaats in de hemel kreeg en zelfs wonderen kon verrichten.
Klooster = (abdij) gebouw waarin een gemeenschap van mannen of vrouwen leefde in toewijding tot God.
sacramenten = rituelen waarin momenten uit het leven van Christus verbonden worden aan belangrijke momenten in het leven van christenen en waarin ze genade vinden.
Monnik = man die in een kloostergemeenschap leeft.
Abt = leider van een kloostergemeenschap.
Zondigen = nalaten van het goede te doen.
Relikwie (of reliek) = overblijfsel van het lichaam van een heilige of van een gewaad of voorwerp dat met
Christus of met een heilige verbonden was.
Parochie = plaatselijke gemeenschap van christelijke gelovigen in een stadwijk of in een dorp, verzorgd en
geleid door de parochiepastoor.
Bisdom = kerkelijk gebied met een bisschop aan het hoofd.
Bekeren = tot het ware geloof brengen.
Pasen = belangrijkste christelijke feestdag waarop christenen herdenken dat Jezus is opgestaan uit de dood,
op de derde dag na zijn kruisiging.
Kerstmis = de christelijke feestdag waarop men de geboorte van Christus herdenkt.
ACTUA I Wereldgodsdiensten vandaag
boeddhist
5%
andere
12 %
Het christendom verspreidde zich in het Frankische
rijk. Vandaag is het christendom één van de belangrijkste wereldgodsdiensten.
christen
33 %
Uit: D. B. Barret en T. M. Johnson, World Christian Encyclopedia, Oxford,
2011. In: http://theo.kuleuven.be.
hindoe
14 %
a Hoeveel % van de wereldbevolking noemt zich
vandaag christen? 33%
atheïst
15 %
moslim
21 %
b Niet alle christenen behoren vandaag tot dezelfde Kerk. Geef hiervan een voorbeeld.
Vb. Protestanten en Rooms-Katholieken hebben niet dezelfde leer.
34
Deel 1: De vroegchristelijke landbouwsamenleving van de Franken (500-750)
ACTUA I De positie van de Kerk vandaag
In de vroege middeleeuwen nestelde de Kerk zich in het Frankische rijk. Het dagelijkse leven was doordrongen
van geloof. Mensen leefden eerder als lid van de gemeenschap dan als een op zichzelf staand individu. In het
gemeenschapsleven stonden de familie en de christengemeenschap centraal.
De Kerk was al van in de oudheid ook goed gestructureerd. Vanaf de 6de eeuw werkten de Germaanse koningen
samen met de Kerk om hun koninkrijkjes te besturen. Zo kreeg de Kerk steeds meer macht. Christendom en
politieke macht raakten met elkaar verweven. Er was geen scheiding tussen godsdienst en politiek.
Vandaag is dit heel anders. Je familie en je leven in de gemeenschap kan nog wel belangrijk zijn, maar het individu heeft aan belang gewonnen. Geloof is vandaag ook meer een individuele aangelegenheid geworden. De
Kerk en de politieke organisatie van de samenleving zijn ook meer van elkaar gescheiden.
a Zoek een goed voorbeeld dat aantoont dat het individu vandaag belangrijker kan zijn dan de gemeenschap.
b Zoek een voorbeeld dat aantoont dat geloof en politiek gescheiden zijn.
c Neem een standpunt in. Vind jij dat politiek en geloof gescheiden moeten zijn? Waarom? Licht mondeling toe.
Terug naar de probleemstelling
Op welke manier werd het christendom de dominante godsdienst in Europa? Geef vier markante strategieën.
- Stichten van kloosters
- Bekering
- Oude feestdagen christianiseren
- heilgenverering
KENNEN
• De begrippen monotheïsme, christendom, bekering, christianisering
• De periode van het vroege christendom
• De middelen die de Kerk gebruikte om het christendom te verspreiden
KUNNEN
•
•
•
•
•
Het vroege christendom in de tijd situeren
Informatie uit de kloosterregel aan het kloosterplan toetsen
Het belang van heiligen en kloosters voor de verspreiding van het christendom omschrijven
Het antwoord op de probleemstelling formuleren
Gerichte informatie uit bronnen halen
Hoofdstuk 2: Het vroege christendom
35
Wat we onthouden
Het christendom was in de 4de eeuw de staatsgodsdienst in het Romeinse rijk. Deze monotheïstische godsdienst verkondigde het geloof in één God. Christenen geloven dat God zich kenbaar heeft gemaakt in de figuur
van Jezus Christus.
Door bekeringen werd de christianisering of de verspreiding van het christendom bij de Germanen verder
gezet. Heiligen speelden een belangrijke rol in het vroege christendom. Monniken waren toegewijde christenen
die hun leven wensten te wijden aan het geloof. Ze leefden in een kloostergemeenschap volgens een kloosterregel. De regel van Benedictus uit de 6de eeuw is de bekendste en legde de nadruk op bidden en werken. Het
christendom kreeg steeds meer vat op het dagelijks leven van de mensen. Het bepaalde het ritme van de dag,
de feesten en het leven na de dood.
36
Deel 1: De vroegchristelijke landbouwsamenleving van de Franken (500-750)