Late Oudheid
Download
Report
Transcript Late Oudheid
Goede Keizers, Slechte Keizers
De tijd van de Republiek is voorbij
Schrijf je gegevens op! Naam, studentnummer, werkgroep
Lees het tentamen door
Plan de benodigde tijd
Lees de vragen goed
Let op spelling
Geef duidelijk en uitgebreid antwoord
Mening mét argumenten
Jaartallen!!! Bij benadering dan decennia
Donderdag 19u tentamen training van de UHSK
aanmelden: [email protected] (nog maar een paar plaatsen)
Vandaag
Morgen
Korte uitleg A-vragen
Rest reader
Reader vragen
Behandelen nagekeken
Thematische aanpak
opdracht
Julisch-Claudische huis: 27 v.C. – 68 n.C.
Augustus – Tiberius – Caligula – Claudius - Nero
Vierkeizerjaar: 68-69
Galba – Otho – Vitellius – Vespasianus
Flavische huis: 69-96
Vespasianus – Titus - Domitianus
Adoptiefkeizers: 96-192
Nerva – Trajanus – Hadrianus – Antoninus Pius – Marcus Aurelius –
Commodus
Severische dynastie: 192-235
Septimius Severus – Caracalla – Alexander Severus
Soldatenkeizers: 235-284
Diocletianus (Tetrarchie): 284-305
Verhoogde druk op de rijksgrenzen in het
noordwesten
Germaanse stammen zorgden voor onrust in de
noordwestelijke provincies
Grote gebieden geplunderd en verwoest
In 170 na Chr. dringen Germanen door tot in Italië
Ook verhoogde druk op de grenzen in het oosten
Parthische rijk werd opgeslokt door het NieuwPerzische rijk der Sassaniden (226-640 na Chr.)
De Sassaniden wilden het oude rijk van Cyrus herstellen
en bedreigden daarbij vele oostelijke Romeinse
provincies
Legers konden externe druk niet aan
Romeins burgerrecht was niet meer exclusief
Gebrek aan militaire ervaring onder de
legerofficieren
Legerkampen waren sterk geregionaliseerd
Rijk was niet meer berekend op hoge uitgaven voor
defensie
Belastingstelsel onvoldoende
Waarde van de munt daalde
Eén van de soldatenkeizers
Regeerde van 253-268 na
Chr.
Hervormingen:
260: Senatoren waren
voortaan uitgesloten van het
bekleden van officiersposten
Zone-verdediging in de
diepte
Rond 255: Overschakeling op
mobiele troepen
“Generale staf”
Regeerde van 284-305
na Chr.
Maakte einde aan de
‘crisis van de derde
eeuw’
Probeerde herhaling te
voorkomen door aantal
hervormingen
Militaire problemen
Financiele problemen
Dynastieke problemen
Christendom
Bestuur
Instelling tetrarchie
Verdubbeling aantal
provincies
Uitbreiding en
professionalisering van
het
‘ambtenarenapparaat’
Senaat verloor
bevoorrechte positie
Bestuur
Instelling tetrarchie
Verdubbeling aantal
provincies
Uitbreiding en
professionalisering van het
‘ambtenarenapparaat’
Senaat verloor bevoorrechte
positie
Militair
Toename aantal soldaten
Formatie mobiele legers
Fortenbouw langs grenzen
Verbetering infrastructuur
Presentatie keizerschap
Verheven keizer (dominus). Afstand tussen keizer en
onderdanen
Financieel
Hervorming belastingstelsel
Christendom
Grote christenvervolging 303 na Chr.
Regeerde van 306-337 na Chr.
Bekend om zijn bekering tot het christendom en het
bevoordelen van de christenen
Nieuwe hoofdstad, nl. Constantinopel
Senatoren kregen weer een belangrijke plaats in het rijksbestuur
Nieuwe mobiele legereenheden, bestaande uit barbaren
Opkomst Germanen
Uitbreiding bureaucratie en hofhouding
Opvoering militaire budget
Instelling nieuwe belastingen en verhoging oude belastingen
322: Versterking van greep van grootgrondbezitters op hun
pachters
Stabilisatie muntwezen d.m.v. de solidus
Ontkoppeling van militaire en civiele posten, bijv. de
praetoriaanse prefect wordt een civiele functie
Toestaan christendom
• Christendom was populair zowel onder de ontwortelde
stedelijke bevolking (gelijkheid) als onder de stedelijke
elite (monotheïsme)
Overeenkomsten
Christenen erkenden net als de Joden slechts één god en
verwierpen alle andere goden.
Net als enkele oosterse religies die in de keizertijd zich
verbreidden (cultus van Isis en Osiris, Mithrascultus en
de Cybelecultus) was het christendom niet aan steden of
volkeren gebonden.
Verschillen
Monotheisme (zowel overeenkomst als verschil)
Nieuwe religie en dat is geen aanbeveling in de oudheid
Werk van apostelen
Met name Paulus van Tarsus speelt een grote rol
N.B. Was eerst vervolger van christenen!
Nadruk op geloof in de opstanding van Jezus na diens
dood
Reactie Romeinse overheersers:
Over het algemeen stonden de Romeinse regeerders
tolerant tegenover vreemde godsdiensten. Ze eisten
alleen dat Romeinse burgers bereid zouden zijn mee te
offeren en te bidden tot de Romeinse staatsgoden en ze
traden op tegen verstoringen van de openbare orde (bij
bijv. Bacchusfeesten).
Voorbeelden van tolerantie: de mysterieculten (Isis en
Osiris, Demeter), het jodendom, de Bacchuscultus, de
verering van Mithras en de Cybelecultus.
Minder tolerant tegenover het christendom.
Monotheïsme
Christendom anders dan jodendom
Nieuwe religie
Introvert karakter
Eucharistie was kannibalisme
Beschuldigingen van incest
“the Jews, who were, so to speak, licensed atheists.”
De Ste. Croix p. 240
“The Jews were a people which followed, the Christians
a sect which deserted, the religion of their fathers.”
Quote Gibbon, zie De Ste. Croix p. 240
Grootste probleem: Christenen weigerden mee te doen
met de Romeinse keizercultus. Dit was onacceptabel.
Pogingen om christenen tot deelname te dwingen
leidden eerder tot martelaarschappen dan tot
geloofsafval door christenen.
Westen:
Germaanse volken vestigen zich binnen de rijksgrenzen
Plundering Rome in 410 door de Visigothen
Vestigen zich in zuidelijk Gallië
Angelsaksen in Brittannië
Oosten:
Dichter bevolkt, sterker geürbaniseerd en welvarender
Constantinopel werd het nieuwe Rome
Onder Theodosius en Justianianus codificatie van het
Romeinse recht
Na Theodosius wordt het Rijk definitief opgesplitst