voorstel-basisplan-voor-de-openbare-verlichting-in-almere

Download Report

Transcript voorstel-basisplan-voor-de-openbare-verlichting-in-almere

i?
ministerie van verkeer en waterstaat
rijp rapport
rijksdienst voor de ijsselmeerpolders
rljksdlenstvoor de ijsselmeerpolders
mlnlster~evan verkeer en waterstaat
IOf'k'tEK
PnJKSD': . ~ r 7 7 "Cot? 0 0
met
~ J S S E L Pt~ n
~~ocOER6
rijp rapport
1983
- 41 cdb
voorstel basisplan voor
de openbare verlichting in almere-buiten
door m.j.m. van lierop en m. springer
la
postbus 600
0200 AP lelysted
8medinghuis
rulderwagenplein2
te1.(03200) 99111
telex 40115
a1z-8
4
A$
i
lnhoud
--
I
--
..
i
1.
INLEIDING
3.
RICHTLIJNEN EN AANBEVELINGEN VOOR OPENBARE VERLICHTING
4.
BEREKENINGEN
5.
TECHNISCHE MIDDELEN
5.1.1.
5.1.2.
5.1.3.
5.1.4.
5.1.5.
5.1.6.
Gloeilampen
Buisvonnige fluorescentielampen
Hogedruk kvikdampontladingslampen
Hogedruk natriumdampontladingslampen
Lagedruk natriumdampontladingslampen
Resume
5.2. Armaturen
5.2.1. Verlichtingsrendement
5.2.2. Vormgeving
5.2.3. Constructie
5.3. Lichtmasten
5.3.1.
5.3.2.
5.3.3.
6.
Materiaalkeuze
Normalisatle
Opstelling van de lichtmasten.
VOORSTELLEN TOT HET BASISPLAN
6.1. Verlichting stadsautovegen
6.2. Verlichting kernhoofdvegen
6.3. Verlichting vijkvegen (koppeling kernhoofdvegen) en
buurtvegen in het centrumgebied
6.4. Verlichting buurtwegen en primaire wegen op de bedrijventerreinen
6.5. Verlichting woonstraten, voonerven met annexen, groengebieden enz.
6.6. Verlichting hoofdroutes voor het langzaam verkeer
6.7. Verlichting centrumgebied
6.8. Speciale objecten openbare verlichting
7. AANLEG VAN DE INSTALLATIE
7.1. Voorzieningen te maken door de P.G.E.M.
7.1.1. Speciale straatverlichtingsvoedingskabels
7.1.2. Extra voedingspunten
7.1.3. Transformatorkasten
7.1.4. Centrale schakeling
lnhoud (vervolg)
7.2. Schakeling
7.3. Werkzaamheden door derden
7.4. Lichtmastcodering
8. INVESTERINGSKOSTEN
9. EXPLOITATIEKOSTEN
9.1. Onderhoudskosten
9.2, Verschuldigde kosten aan de P.G.E.M.
9.2.1. Stroomkosten
9.2.2. Kosten voor vastrecht en bedi'ening
9.2.3. Kosten voor meterhuur
9.2.4. Kostenverhouding
10. SAMENVATTING
Bij dit rapport behoort 1 bijlage (plantekening)
1. Inleiding :
Om aan de taakstelling voor Almere als groeikern te kunnen voldoen is in
1975 gestart met de ontwikkeling van de eerste kern Almere-Haven (maximaal 25.000 inwoners) en is vier jaar later de bouw van de tweede kern
Almere-Stad (ongeveer 90.000 inwoners) ter hand genomen.
In 1983 atartte de bouw van Almere-Buiten, de derde kern. Almere-Buiten
kan uitgroeien tot ca. 40.000 inwoners. Het plangebied van Almere-Buiten
omvat een totale oppervlakte van 1.600 ha en is aan de noordzijde van de
rijksweg A-6 gelegen, ten oosten van Almere-Stad.
Ten behoeve van de openbare verlichting in Almere-Haven werd in 1976 het
rapport "Voorstel basisplan voor de openbare verlichting in AlmereHaven" (Flevobericht nr. 115) opgesteld.
Bid de start van Almere-Stad verscheen in 1979 het "Voorstel basisplan
voor de openbare verlichting van Almere-Stad" (R.1J.P.-rapport 1979 - 6
Adb) .
Na het uitvoerige rapport betreffende de openbare verlichting in AlmereHaven werd voor Almere-Stad gerneend met een beknopter document te kunnen
volstaan, waarbij ten aanzien van een groot aantal zaken naar genoemd
Flevobericht nr. 115 werd verwezen.
Sinds het verschijnen van deze uitgebreide studie betreffende de openbare verlichting in Almere-Haven in 1976, hebben zich echter op technisch
en economisch gebied vele ontwikkelingen voorgedaan. Gold bijvoorbeeld
in 1976 de toepassing van energiebesparende aystemen als primaire doelatelling, thans is het vooral de benarde financigle positie van de
rijksoverheid e n d e gemeenten die nopen bij het doen van investeringen,
maar vooral in het belang van de exploitatie, kostenbesparende technieken toe te passen en geldende normen of gegroeide gewoonten kritisch in
de besluitvonning te betrekken.
Gemeend wordt daarom bij de start van Almere-Buiten wat uitgebreider op
de talloze facetten van de openbare verlichting en de tot nu toe gehanteerde werkwijze te moeten ingaan. Mede hiertoe is dit rapport "Voorstel
baaisplan voor de openbare verlichting van Almere-Buiten" opgesteld.
Almere-Haven, Almere-Stad en Almere-Buiten zijri kernen van 66n stad. Het
verlichtingsplan van Almere-Haven is indertijd met veel zorg en inbreng
van stedebouwkundige ontwerpers en verkeersdeskundigen, vaak aan de
hand van proefopstellingen enz., vastgesteld.
Bij het verlichtingaplan voor Almere-Stad is dan ook voorgesteld het basisplan voor Almere-Haven, zij het natuurlijk met toepassing van de nodige modificaties, zoveel mogelijk te volgen.
Zo is in de beide kernen in principe de verlichting van de kernhoofdwegen, dq wijkwegen, de woonstraten, de hoofdroutes voor het langzaam verkeer en de kruisingen met de openbaar vervoersbaan nagenoeg gelijkvormig.
I n d i t b a s i s p l a n wordt t e n aanzien van Almere-Buiten i n g r o t e l i j n e n een
d e r g e l i j k beleid voorgesteld.
D i t g e l d t ook t e n aanzien van d e s t a n d a a r d i s a t i e van l i c h t m a s t e n en a r maturen, d e l i c h t n a s t c o d e r i n g , de w i j z e van aanleg, de schakeling enz.
Een d e r g e l i j k b e l e i d b i e d t d e gemeente Almere g r o t e voordelen b i j de
v e r d e r e a a n l e g en e x p l o i t a t i e .
Alvorens t o t h e t v o o r s t e l voor openbare v e r l i c h t i n g t e komen, z a l i n d i t
r a p p o r t 0.m. aandacht worden geschonken aan de f u n c t i e s van de openbare
v e r l i c h t i n g , d e gangbare normen en de t e r beschikking staande technische
middelen. Immers door de g r o t e aandacht welke momenteel besteed wordt
aan d e t a i l l e r i n g e n binnen h e t stedebouwkundig ontwerp om t e komen t o t
een zo p r e t t i g mogelijk woon- en l e e f m i l i e u , g r o e i t de b e l a n g s t e l l i n g
voor een goede, d o e l t r e f f e n d e en e s t h e t i s c h en economisch verantwoorde
a a n l e g van de openbare v e r l i c h t i n g n i e t a l l e e n b i j de h i e r b f j betrokken
t e c h n i c i , maar ook b i j ontwerpers, b e l e i d s f u n c t i o n a r i s s e n en economen.
De moderne openbare v e r l i c h t i n g vormt een i n t e g r e r e n d d e e l van h e t aanz i e n van wegen, woonwijken en s t e d e n i n hun geheel.
E n e r z i j d s z a l de keuze van lamp, armatuur, mast, paalschikking en verl i c h t i n g s n i v e a u ingegeven worden door l i c h t t e c h n i s c h e overwegingen, and e r z i j d s z a l h e t inpassen i n h e t t o t a a l b e e l d van een weg, een s t r a a t of
een s t a d s w i j k h i e r a a n z i j n e s t h e t i s c h e e i s e n s t e l l e n .
Het l i j k t g e r e c h t v a a r d i g d , b i j een j u i s t e keuze van l i c h t m a s t e n en verl i c h t i n g s a r m a t u r e n ( l e n g t e , vorm en s o o r t v e r l i c h t i n g ) , deze elementen
van de openbare v e r l i c h t i n g zowel overdag a l s b i j d u i s t e r n i s een zekere
b i j d r a g e t o t de herkenbaarheid en de bewegwijzering t o e t e kennen.
De i n d i t r a p p o r t opgenomen g r a f i e k e n , t a b e l l e n en afbeeldingen z i j n gecodeerd overeenkomstig de hoofdstukken waarop z i j betrekking hebben.
De genoemde bedragen z i j n , voor zover n i e t anders aangegeven, volgens
p r i j s p e i l 1 j a n u a r i 1983, i n c l u s i e f de verschuldigde omzetbelasting.
2. Functies van de openbare verlichting
De f u n c t i e s van d e openbare v e r l i c h t i n g kunnen a l s v o l g t worden samengevat:
.- --.-
-
-
verkeersveiligheid
burgerlijke veiligheid
:
:
- gl irjokt ee rr e zvi cehr kt beaear rshveeiidl i;g h e i d door duide- o v e r z i c h t e l i j k h e i d van h e t wegbeeld en
h e t verkeersbeeld;
- g r o t e r e v l o t h e i d van h e t v e r k e e r ;
- b e t e r e o p t i s c h e g e l e i d i n g en gemakke--
- verdere
sociale functies
:
-
.
l i j k e r o r i ' e n t a t i e (bewegwijzering,
straatnamen en huisnmmers)
beschennen van o b j e c t e n en t e r r e i n e n ;
bevorderen van de p e r s o o n l i j k e v e i l i g heid en behaaglijkheid;
b e s t r i j d e n en voorkomen van misdaad;
h e t vereenvoudigen en meer e f f e c t u e r e n
van de t a a k van de p o l i t i e .
h e t bevorderen van de a a n t r e k k e l i j k heid en l e e f b a a r h e i d van de woonwijken,
d e c e n t r m g e b i e d e n en de verbindingen t u s s e n deze gebieden onderling;
h e t herkenbaar maken van de woonomgeving.
3. Richtlijnen en aanbevelingen voor openbare verlichting
Normen voor de openbare verlichting worden in ons land voorgesteld door
de Commissie voor Openbare Verlichting van de Nederlandse Stichting voor
Verlichtingskunde (NSvV) in de "Richtlijnen en Aanbevelingen voor Openbare Verlichting". De laatste herziening van deze norm dateert uit 1977.
Zoals gesteld betreffen het dus richtlijnen en aanbevelingen en geen
voorschriften.
Elke gemeente of instantie is vrij deze richtlijnen en aanbevelingen op
haar eigen wijze te interpreteren en uit te voerbn, uiteraard onder haar
eigen verantwoordelijkheid en onder beschouwing van de daaraan verbonden
consequenties
.
De Commissie voor Openbare Verlichting van de NSvV is samengesteld uit
een zeventiental deskundigen van gemeentelijke en provinciale elektriciteitsbedrijven, de industrie, de KEMA, TNO, ANWB, RWS, SWOV en de Centrale Politie Verkeers Commissie.
Hoewel het hier een gevarieErd en ongetwijfeld zeer deskundig gezelschap
betreft, valt het wellicht te betreuren dat geen econoom namens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten of de rijksoverheid aan de commissie is
toegevoegd.
De openbare verlichting is immers voor elke gemeente en ook voor de
rijksoverheid een kostbare aangelegenheid en wat technisch de meest
ideale oplossing of norm zal zijn, is economisch niet altijd haalbaar.
Dat dit door de commissie wordt onderkend getuige hoofdstuk 2.3. uit de
"Richtlijnen en Aanbevelingen" waarin o.m. wordt gesteld: "De aanbevolen
waarden van de gemiddelde wegdekluminanties zijn gebaseerd op overwegingen van verkeersveiligheid en rijcomfort. Economische redenen kunnen
nopen tot her realiseren van lagere dan de hier aanbevolen waarden".
Door veel gemeenten en andere overheidsinstellingen worden, met inachtneming van het onder 3 . 2 . gestelde, de "Richtlijnen en Aanbevelingen"
als globale leidraad bij het ontwerpen van de openbare verlichting gehanteerd. Ter beperking van het energiegebruik, maar vooral terwille van
het economisch haalbare, worden in veel gevallen ten aanzien van de
lichtniveaus en de gelijlauatigheid van de verlichting compromissen gesloten.
Voor Almere-Buiten wordt een dergelijk beleid voorgesteld.
We1 past hierbij de volgende kanttekening.
De openbare verlichting heeft een duidelijke functie en zal hieraan moeten voldoen.Het beoordelen van de openbare verlichting dient dan ook
niet alleen te geschieden bij geen of weinig verkeer en onder ideale
weersomstandigheden, maar ook bij spitstijd van het verkeer, slecht weer
en een'nat wegdek. Dit zijn immers de veel voorkomende omstandigheden
waarbij de installatie juist optimaal moet functioneren.
Bij het ontwerpen van de openbare verlichting voor een bepaalde weg
dient men eerst de aard van de weg en de te verwachten verkeersintensiteit vast te stellen en aan de hand hiervan de gewenste wegdekluminantie
(lichtniveau en gelijkmatigheid) te bepalen.
Voorts is van belang de landelfjk aanbevolen normen voor de betreffende
wegcategorie in de beschouwing te betrekken. Hiertoe is in tabel 3.4. de
letterlijke tekst opgenomen van de nomen, gesteld in de "Richtlijnen en
Aanbevelingenvoor Openbare Verlichting" van de Nederlandse Stichting
voor Verlichtingskunde (NSvV). Hierin is de laatste herziening van 1977
verwerkt.
Tabel 3.4. Wegdekluminantie en verblindingsbegrenzing voor wegen waarvoor verlichting wordt aanbevolen*
,
verblinwegdekluminatie
gemiddeld gelijkmatigheid dingsbegrenzingsgetal G
uo= UL=
LAVR =
Lmin. Lmin/~max
abslr in langsr.
L(cd.m2)
d
buiten de
bebouwde
kom :
AUTOSNELWEGEN,
2
0,4
097
6
AUTOWEGEN EN
WEGEN VOOR GEMENGD VERKEER
binnen de 1. STRATEN MET HOOFDbebouwde
ZAKELIJK WOONFUNCTIE gemiddelde horizontale verlichtingskom :
en geringe verkeers- sterkte % = 5 lux
intensiteit (woonstraten)
2 . STRATEN MET WOONEN VERKEERSFUNCTIE
en matige verkeersL
0.2
095
5
intensiteit (buurtstraten)
3. BELANGRIJKE WEGEN
met gemengd verkeer
1,s
0.3
096
6
en grote verkeersintensiteit
4. WEGEN, WEGGEDEELTEN
EN KRUISPUNTEN met
gemengd verkeer bij
een onoverzichtelijke
en gecompl iceerde
2
0.4
097
6
verkeerssituatie en
zeer grote verkeers.intensiteit*"
* De aanbevolen
lichtniveaus zijn richtniveaus onder bedrijfsomstandigheden, rekening houdend met depreciatie
** Deze categorie komt sporadisch voor
(vervolg tabel 3.4.)
bijzondere
punten:
'
-oversteekplastsen
voor voetgangers en
fietsers
-spoorwegovergangen
zie aanbevelingen voor de verlichting van voetgangersoversteekplaatsen (NSvV1967)
zie hoofdstuk 3.7 van de "Richtlijnen en Aanbevelingen"
-overgang verlichtonverlicht wegvak
zfe hoofdstuk 3.7 van de "Richt1ijnen en Aanbevel ingen"
-benzinestations
zie hoofdstuk 3.7 van de "Richtlijnen en Aanbevelingen"'
..
-
. -.~
~
.
~~
....
.
-
.~
~
--van de verkeersintensiteit in termen van:
N.B. Bij het interpreteren
.. .
gering, matig, groot en zeer-groot,moet men rekening houden met de
volgende factoren:
a. a1 of niet gescheiden rijbanen;
b. de intensiteit van fiets-, voetgangers-langzaam verkeer, zoals
karren, enz ;
c. de verkeerssituatie, bijvoorbeeld a1 of niet vrijliggende
fietspaden
.
4. Berekeningen
Hoewel dit rapport zich niet leent tot uitvoerige theoretische beschouwingen over berekeningsmethoden van wegdekluminanties en verlichtingssterkten bij de openbare verlichting; is het toch van belang enige toelichting te verstrekken bij de in tabel 3 . 4 . genoemde eenheden en waarden.
--
In de verlichtingstechniek is de meest gebruikte grootheid de verlichtingssterkte, uitgedrukt in lux. Deze heeft echter als groot nadeel dat zij niet is waar te nemen, zij is alleen juist te meten of
te berekenen. Gemeten of berekende gelijkmatigheid van de verlichtingssterkte zegt niets over de waar te nemen luminantie en gelijkmatigheid.
Een eenvoudige definitie van de verlichtingssterkte is "de hoeveelheid lumen van een lichtbron die op een vlak van een vierkante meter
valt". Of dit vlak nu licht of donker getint is, de verlichtingssterkte blijft gelijk. Bij de openbare verlichting is de verlichtingssterkte slechts zeer gedeeltelijk maatgevend voor de kwaliteit
van de verlichtingsinstallatie.
De belangrijkste grootheid in de openbare verlichting is de wegdekluminantie (wegdekhelderheid), uitgedrukt in candelalm2.
Dit is een eenheid die kan worden waargenomen en gemeten. Zij is niet
alleen afhankelijk van het op het.betreffende vlak vallende aantal
lumen (verlichtingssterkte), de wijze waarop het licht op het vlak
valt en de lichtverdeling van het armatuur, maar vooral van de reflectie-eigenschappen van bet wegdek. Of het wegdek dus licht of donker getint is, glimmend of enigszins ruw, is voor de wegdekluminatie
van wezenlijk belang!
Voorts is de wegdekluminantie afhankelijk van de lichtmastopstelling,
de lichtpunthoogte en de lichtverdeling van het toe te passen armatuur, alsmede van de waarnemingspositie van de weggebruiker. Immers
voor de weggebruiker is het van groot belang bij duisternis binnen
zijn gezichtsveld tijdig objecten en obstakels tegen de achtergrond
te kunnen waarnemen.
Volgens internationale afspraak wordt, ten behoeve van het berekenen
en meten van de wegdekluminantie,'het gebied dat als achtergrond
wordt beschouwd, beperkt tot het gebied dat tussen de 60 en 160 m
vob'r de waarnemer is gelegen. Hierbij wordt als waarnemer een automobilist verondersteld, die over het midden van de rechter weghelft
rijdt en wiens oog zich op 1,5 m boven het wegdek bevindt.
Onder de gemiddelde wegdekluminantie wordt nu bedoeld de gemiddelde
luminantie van dit gebied van de rijbaan, gezien vanuit de positie'
van de waarnemer.
Evenzo wordt onder de gelijkmatigheid van de luminantie verstaan de
gelijkmatigheid die de luminantie binnen bovengenoemd gebied vertoont
.
-- Het
rekenen met reflectie-eigenschappen van wegdekken (afhankelijk
van de "witheid" en de textuur) is geen eenvoudige zaak.
Daarom is men in internationaal verband gekomen tot classificatie in
een viertal wegdekken in de Wassen R1 t/m R4. Hierbij heeft R1 een
in grote mate diffuus reflecterend wegdek, terwijl bij R2 - R 4 het
spif?gelendkarakter de overhand krijgt.
-- Een juiste classificatie van alle voorkomende wegdekken is nog in
studie. Hiertoe bestaat binnen het Studie Gentrum Wegenbouw de Werkgroep E 2 "Wegverlichting en Oppervlaktetextuur". De studie van de
werkgroep naar het meest optimale wegdek qua stroefheid, lichtreflectie, kosten en classificatie van de verschillende wegdekken is nog
lang niet afgerond.
We1 blijkt uit een verschenen interimrapport dat voor het effectueren
van zowel de openbare verlichting als de automobiellantaarns, een
wegdek met grove structuur en de toepassing van een lichtgetinte
steentoeslag van groot belang is. In Lelystad en Almere is goede ervaring opgedaan door hollandse steenslag als toeslagmateriaal in de
toplagen toe te passen.
Eendergelijke samenstelling van een asfalt-betonwegdek komt overeen
met een wegdek zoals dat standaard door Rijkswaterstaat in ons land
wordt toegepast.
De reflectie-eigenschappen, in droge toestand, van het standaard
R.W.S.-wegdek zijn als volgt:
- Qo = 0.09
-
Deze gemiddelde luminantiefactor is afhankelijk van de "witheid"
van het wegdek. Een donker wegdek heeft een relatief kleine en een
licht wegdek een relatief grote Qo;
Sl = 0,63 en 52 a 2 , 0 5 De waarden Sl en S2 zijn maatgevend voor de gladheid van het wegdekoppervlak. Een hogere waarde voor S1 en S 2 geeft het toenemend
spiegelend karskter van de weg weer.
Een wegdek met bovengenoemde reflectie-eigenschappen valt binnen de
normen zoals gesteld voor een wegdek klasse 2.
Ook een wegdek van betonstenen of een lichte klinkerbestrating valt
in deze klasse.
In dit rapport wordt er van uitgegaan dat de wegdekoppervlakken in
Almere-Buiten qua reflectie-eigenschsppen overeenkomstig klasse 2
worden ui tgevoerd.
Door de veelheid van in te brengen grootheden is het berekenen van de
wegdekluminantie een ingewikkelde en tijdrovende bezigheid.
Gelukkig komt de computer ons hierbij te hulp. Een aantal fabrikanten
van verlichtingsarmaturen verstrekt bij opgave van het soort wegdek,
de wegbreedte, de mastopstelling, het soort toe te passen armatuur en
lamp enz. computerstaten met een veelheid aan gegevens, aan de hand
waarvan het ontwerp kan worden gemaakt.
--
Bij woonstraten, parkeerplaatsen enz. wordt nog steeds gerekend met
verlichtingssterkten in lux. Immers bij deze objecten zijn de plaatselijke verlichtingssterkten belangrijker dan de wegdekluminanties
over een afstand van ca. 60 - 160 mv66r de waarnemer.
--
De in de tabel 3.4. genoemde verhouding L min. abs./L, stelt de
kleinste luminantie L min. abs., welke plaatselijk in een gebied van
de rijbaan voorkomt, in verhouding tot de gemiddelde wegdekluminantie
L in dit gebied, maatgevend voor de eisen die gesteld kunnen worden
aan de gelijkmatigheid van de verlichting in relatie tot het
veiligheidsaspect op dit wegdek.
Deze verhouding is, zoals in de tabel aangegeven, aan een minimumgrens gebonden.
--
De verhouding L m i n / ~max., welke de minimum en maximum luminantie
langs de lijn op het wegdek door de waarnemingsplaats en evenwijdig
met de as van de weg geeft, biedt een goede indruk over de visuele
waarneming van de gelijlanatigheid door de weggebruiker.
Deze verhouding dient, zoals aangegeven, aan een gesteld minimum te
voldoen.
--
Uit verkeerstechnische overwegingen is in Almere-Buiten gekozen voor
vrij smalle wegprofielen en een duidelijke rangorde in de auto-ontsluitingsstructuur.
In de voorstellen voor openbare verlichting wordt gemeend, ook met de
hoogte van de lichtmasten, deze schaalverkleining in grote lijnen te
moeten volgen.
Het zal duidelijk zijn dat het realiseren van een openbare verlichting, welke qua gelijkmatigheid aan de normen moet voldoen, bij een
installatie met hoge lichtmasten eenvoudiger is dan bij masten met
een geringere lichtpunthoogte. Om die gelijkmatigheid te bereiken zou
het aantal lage mastjes erg toenemen waarbij, zelfs bij toepassing
van de kleinst beschikbare lampen, het lichtniveau vaak onnodig hoog
zou warden.
Dit is qua kosten en uit esthetische overwegingen weinig aantrekkelijk. Het aanvaarden van zekere compromissen ten aanzien van de
gelijlaaatigheid van de verlichting is in die situaties onvermijdelijk.
Voor Almere-Buiten valt in dit verband te denken aan de wijkwegen
(koppeling kernhoofdwegen), buurtwegen, wegen op de bedrijventerreinen, woonstraten, woonerven met annexen, groengebieden en de hoofdroutes voor het langzaam verkeer.
Gezien de geplande lage rijsnelheid op deze wegen en routes lijkt dit
binnen bepaalde grenzen volledig aanvaardbaar.
--
Kruisingen, rotondes en andere discontinurteiten op de wegen behoeven
speciale aandacht, zowel ten aanzien van de geometrische opstelling
van de lichtmasten als ten aanzien van het lichtniveau.
Het lichtniveau ter plaatse dientnagenoeg het tweevoudige te zijn
van het niveau op de rechte stukken.
-- De eenheid G
in de tabel 3.4. geeft aan in welke mate de verblinding
in een verlichtingsinstallatie is,begrensd.
De waarde G neemt toe naarmate de verblinding m88r is begrensd.
De waarde G is niet alleen afhankelijk van het type armatuur (breedstralend of diepstralend), maar ook van de lichtsoort, lichtpunthoogte, aantal lichtpunten per kilometer en de omgevingshelderheid. Aan
de getalwaarde van G dient een duidelijk minimum gesteld te worden.
De minimum warden eijn in de tabel 3.4. aangegeven.
I
i
i
I
5. Technische middelen
B i j h e t p r o j e c t e r e n van een openbare v e r l i c h t i n g i s h e t van g r o o t belang
een j u i s t e keus t e doen van lampen, armaturen en lichtmasten. Elke wegc a t e g o r i e v r a a g t immers een adequate v e r l i c h t i n g . Ook h e t energieverb r u i k , de i n v e s t e r i n g s k o s t e n , maar v o o r a l de j a a r l i j k s e e x p l o i t a t i e k o s t e n verdienen b i j de keuzebepaling ruime aandacht. I n d i t hoofdstuk z a l
een o v e r z i c h t gegeven worden van de t e c h n i s c h e middelen welke ons b i j
h e t p r o j e c t e r e n van de openbare v e r l i c h t i n g momenteel t e n d i e n s t e s t a a n .
5.1. Lampen
Sinds Edison en Swan rond 1880 de e e r s t e kooldraadlampen vervaardigden,
hebben z i c h b i j h e t ontwerp en de f a b r i k a g e van lampen r e v o l u t i o n a i r e
ontwikkelingen voorgedaan.
Ook nu nog worden voor v e r d e r e ontwikkeling van l i c h t b r o n n e n voor 0.a.
de openbare v e r l i c h t i n g g r o t e bedragen aan r e s e a r c h g e l n v e s t e e r d .
Vooral hogere rendementen b i j de l i c h t o p b r e n g s t en een hogere economische levensduur van de lampen vormen doorlopend h e t onderwerp van naara t i g e studies.
Op d i t moment s t a a n ons voor p r a k t i s c h e toepassing b i j de openbare
v e r l i c h t i n g d e volgende lamptypen t e r beschikking:
5.1.1.
-----------
Gloeilsmpen
B i j gloeilampen wordt h e t l i c h t verkregen door een g l o e i d r a a d door
stroomdoorgang op een hoge temperatuur t e brengen.
I n de loop d e r j a r e n h e e f t men ontdekt d a t , door i n de lampballon onder
1 atmosfeer een gasmengsel t e brengen, h e t lichtrendement
een druk van
kan worden v e r b e t e r d en de levensduur verlengd.
De kleurweergave en de k l e u r i n d r u k van de gloeilampen i s zeer goed.
Hoewel h e t lichtrendement van de moderne gloeilamp i n v e r g e l i j k i n g t o t
de kooldraadlamp van Edison met een f a c t o r 10 i s v e r b e t e r d t o t ca. 1 3
lumenlwatt en de levensduur t o t ca. 1.000 uur i s opgevoerd, i s de g l o e i lamp, wegens h e t toch l a g e rendement (10% l i c h t e n 90% warmte) en d e
k o r t e levensduur t e n o p z i c h t e van de h i e r n a t e bespreken gasontladingslampen, ongeschikt om op g r o t e s c h a a l i n de openbare v e r l i c h t i n g t o e t e
passen.
+
Buiten de hierboven genoemde gloeilampen beschikken w i j thans over nieuwe t y p e lampen en v e r b e t e r i n g e n van r e e d s bestaande lamptypen n l . d e
zogenaamde gasontladingslampen. B i j deze h i e r n a t e behandelen gasontladingslampen h e e f t de t o e p a s s i n g van de moderne e l e k t r o n i c a i n de v e r l i c h t i n g s t e c h n i e k nieuwe mogelijkheden voor de p r a k t i j k van vandaag geb r a c h t en wijde p e r s p e c t i e v e n voor de toekomst geopend.
5.1.2.
Buisvormige fluorescentielampen
...............................
De buisvormige f l u o r e s c e n t i e l a m p e n , d e bekende TL-lampen, z i j n lagedruk
kwikdampontladingslampen.
Het l i c h t van de fluorescentielampen.wordt i n twee stappen gegenereerd.
T i j d e n s de e e r s t e s t a p o n t s t a a t u l t r a v i o l e t t e s t r a l i n g b i j stroomdoorgang van e l e c t r o d e naar e l e c t r o d e door een mengsel van e d e l g a s en kwikdamp van l a g e druk.
De UV-straling treft vervolgens de laag fluorescentiemateriaal, dat op
de binnenzijde van de buislamp is aangebracht. De straling wordt in deze
laag geabsorbeerd en geeft aanleiding tot de emissie van zichtbare
straling.
Bij het branden van gasontladingslampen is voor het stabiliseren van de
elektronenstroom een voorschakelapparaat (VSA) nodig. Voorschakelapparaten veroorzaken verliezen en benadelen dus het lichtrendement. Het opgenomen vermogen van de lamp in watts en de watt-verliezen van het VSA
samen in verhouding tot de lichtopbrengst van de lamp in lumen,
resulteren in het z.g. systeem- of overall-rendement in lumen/watt.
Het overall-rendement van de-TL-lampen voor praktische toepassing bij de
openbare verlichting (kleur 29) bedraagt bijna het vier- tot vijfvoudige
van de moderne gloeilampen van een vergelijkbaar vermogen nl.
35 - 60
lumen/watt.
De economische levensduur is bijna het tienvoudige nl. ca. 10.000 uur
voor rechte buislampen en 8.000 uur voor circline TL(E) (E=ronde) buislampen.
+
Een bezwaar van TL-buislampen is dat de lichtopbrengst bij een lage omgevingstemperatuur sterk terugloopt, hetgeen bij toepassing in de openbare verlichting een nadeel vormt.
Door toepassing van goed gesloten armaturen kan de warmteontwikkeling
van de lampen en de VSA's behouden blijven en wordt dit bezwaar voor
een deel ondervangen. Overigens kan gesteld worden dat bet aantal dagen
met zeer lage temperaturen in onwland nogal beperkt is.
De kleurweergave en de kleurindruk (warmwit) van de fluorescentiebuizen,
welke voor openbare verlichting worden toegepast, is goed.
De lanplengten van 0,60 m, 1,20 m en 1,50 m voor rechte buislampen van
20, 40 en respectievelijk 65 watt vergen nogal grote armaturen. Vooral
de toepasing van 40 en 65 watt TL-armaturen is esthetisch weinig aantrekkelijk. Zij worden in nieuwe projecten voor openbare verlichting,
behalve voor verlichting van luifels, parkeerdekken enz., in ons land
nagenoeg niet meer toegepast.
De 20 watt TL-lampen bieden nog we1 interessante toepassingsmogelijkheden. Bij toepassing van 2 TL(S) (S=starterloos) buislampen 20 watt in
BBn armatuur, waarbij 66n buis als avondbrander (brandt alleen 's-avonds)
en BBn buis als nachtbrander (brandt 's avonds, 's nachts en 's morgens)
is geschakeld, wordt 's nachts en 's morgens het lichtniveau gehalveerd,
maar blijft de gelijhatigheid van het lichtpatroon behouden. Een
dergelijke verlichting geeft een besparing aan energie en stroomkosten.
Een nadeel is dat her hier een vrij groot armatuur met een laag lichtrendement betreft, te plaatsen op een lichtpunthoogte van ca. 5 meter,
waarbij de buislampen met hun vrij grote oppervlaktehelderheid in het
zicht zijn geplaatst. Het geheel wordt door menig architect als minder
fraai ervaren.
18
Een esthetisch en economisch aantrekkelijker concept biedt de dimbare
TL(E) of TL(E)M (E=rond, M-starterloos) buislamp 40 watt, geplaatst
in een paaltoparmatuur, op een lichtpunthoogte van ca. 3 112 meter.
De lichtopbrengst en het opgenomen vermogen van de lamp worden, door het
in serie schakelen van een tweede voorschakelapparaat, gedurende de nschtelijke uren en in de morgen met ca. 50% gereduceerd.
Ook h i e r b l i j f t dus ' s n a c h t s e n ' s morgens een weliswasr gehalveerd doch
g e l i j l a n a t i g l i c h t n i v e a u behouden. Het b e t r e f t h i e r een nieuwe ontwikkel i n g , welke s i n d s een d r i e t a l j a r e n met succes wordt toegepast.
5.1.3.
.................................
Hogedruk kwikdampontladingslampen
De hogedruk kwikdampontladingslampen (HPL-lsmpen) bestaan u i t een o n t l s d l n g s b u i s en een b u i t e n b a l l o n .
B i j h e t ontateken van de lamp bevindt z i c h i n de binnenballon
( o n t l a d i n g s b u i s ) een mengsel van een weinig kwikdamp, een hulpgas (argon)
en war kwik i n v l o e i b a r e vorm. Na d e o n t a t e k i n g t r e e d t e r tussen de elektroden een o n t l a d i n g op. Door de warmte-ontwikkeling b e g i n t h e t v l o e i b a r e
kwik t e verdampen, waardoor de druk i n d e lamp e n i g e atmosferen s t i j g t en
de lamp binnen e n k e l e minuten de msximsle s t r a l i n g u i t z e n d t . Van deze
s t r a l i n g l i g t s l e c h t s ongeveer 30% i n h e t z i c h t b a r e g e d e e l t e van h e t
spectrum (gee1 en groen). De r e s t i s , u l t r s v i o l e t en i n f r a r o o d s t r a l i n g .
Door asn de b i n n e n z i j d e van de b u i t e n b a l l o n , welke onder andere d i e n t om
de o n t l a d i n g s b u i s tegen a t m o s f e r i s c h e invloeden t e beschermen, f l u o r e s centiepoeder aan t e brengen, wordt de UV-straling omgezet i n z i c h t b a a r
koel w i t l i c h t . B i j de HPLN-lampen i s men e r n i e t a l l e e n i n geslaagd h e t
rendement t.0.v. d e ~ ~ ~ - 1 a Emet
~ e10%
n t e verhogen, maar vooral de k l e u r weergave en de k l e u r i n d r u k aanmerkelijk t e v e r b e t e r e n .
Mede h i e r d o o r i s d e HPLN-lamp i n ons land t o t ca. 1978 de meest toegepaste l i c h t b r o n voor de openbare v e r l i c h t i n g binnen de bebouwde kom geweest
(0.m. L e l y s t a d ) .
Ook b i j deze lampen i s toepassing van een voorschakelapparaat noodzakel i j k . Het overall-rendement i s + 35
50 lumenfwatt. De economische
levensduur bedraagt 10.000 uur. De kleurweergave en kleurindruk van de
lampen i s mstig t o t goed.
Hoewel d e HPLN-lampen een z e e r g r o o t toepassingsgebied hebben gekend
worden z i j , sls gevolg van een l a g e r lichtrendement, s i n d s ca. 1978 i n
bestaande i n s t a l l a t i e s meer en meer vervangen door de h i e r n s t e bespreken
hogedruk natriumlampen SON of lagedruk natriumlampen SOX ( l a g e r e e n e r g i e k o s t e n ) . I n nieuwe i n s t a l l a t i e s worden nagenoeg geen HPLN-lampen meer
toegepast.
-
-
1
5.1.4.
....................................
Hogedruk natriumdampontlading~lsmpen
De hogedruk natriumdampontladingslampen (SON-lampen) hebben qua construct i e , e v e n a l s de h i e r v o o r omschreven HPLN-lampen, een o n t l a d i n g s b u i s w s s r i n de o n t l s d i n g p l a a t s v i n d t en een beschermende buitenballon.
I n deze lamp i s h e t kwik e c h t e r g e d e e l t e l i j k vervangen door natrium.
Tegen de hoge a g r e a s i v i t e i t van d i t mengsel b i j hoge temperaturen bleek
de kwarts o n t l a d i n g s b u i s van de HPLN-lampen n i e t bestand. Na u i t g e b r e i d
onderzoek h e e f t men ontdekt d a t een b u i s , vervsardigd van d i c h t g e s i n t e r d
aluminium-oxyde, we1 de j u i s t e o p l o s s i n g bood. De c o n s t r u c t i e van de lamp
i s h i e r d o o r nogal ingewikkeld geworden, met a l s gevolg d a t de p r i j s v r i j
hoog is.
De kleurweergave van de lampen is matig t o t goed. Vooral de kleurindruk
( r o s e - a c h t i g ) doet v e e l warmer aan dan d i e van de hiervoor omschreven
HPLN-lypen.
De lampen hebben een hoge lichtopbrengst. Zo geeft een SON-lamp 70 watt
5.800 lumen en een HPLN lamp 80 watt maar 3.800 lumen.
Ook bij deze lampen is toepassing van een voorschakelapparaat noodzakelijk. Het overall-rendement is, afhankelijk van het lampvermogen, 50 - 90
lumen/watt.
De economische levensduur van de lampen is momenteel ca. 6.000 uur.
5.1.5. Lagedruk
natriumdampontladingslampen
....................................
De lagedruk natriumdampontladingslampen (SOX-lampen) hebben een buisvorm
en zijn opgebouwd uit een binnenballon, de z.g. ontladingsbuis, en een
gezvacueerde buitenballon.
Bij het ontsteken van de lamp bevindt zich in de ontladingsbuis een mengsel van edelgassen (0.a. neon en argon) en natrium in vaste vorm. Na de
ontsteking stijgt de temperatuur in de ontladingsbuis en begint het nat r i m te verdampen.
De aanvankelijk rood gekleurde hulpontlading maakt na enige minuten
plaats voor het bekende geel-oranje monochromatische licht (monochromatisch = 66nkleurig). De ontladingsbuis heeft dan een temperatuur van ongeveer 270'~.
Bij deze temperatuur heeft de lamp het hoogste rendement. Om deze temperatuur te handhaven is de ruimte tussen de binnen- en buitenballon, zoals
eerder aangegeven, gegvacueerd. Bovendien is aan de binnenzijde van de
buitenballon een lichtdoorlatende infraroodreflecterende laag indiumoxyde
aangebracht, waardoor een nog betere themische isolatie wrdt verkregen.
Daar de lamp bijna uitsluitend licht uitzendt in een golflengte waarvoor
het menselijk oog zeer gevoelig is, heeft de lamp een zeer hoog overallrendement dat door geen enkele andere lamp wordt benaderd nl., afhankelijk van het lampvermogen, 65 - 140 lumen/watt. Het ligt in de verwachting dat binnen enkele jaren dit hoge rendement nog met ongeveer 10% verbeterd zal worden.
De kleurweergave van de lampen is slecht. De kleurindruk (oranje-geel) is
matig. Toch wordt deze kleurindruk, vooral bij de lagere lichtniveaus,
door veel mensen als warm ervaren en geprefereerd boven het vrij kille
licht van de vroeger veel toegepaste HPLN-lampen. Hoewel de lampen dus
ogenschijnlijk minder geschikt zijn om toegepast te worden in woon- en
winkelstraten, zijn in het verleden in ons land enkele dorpen geheel met
lagedruk natrium verlicht.
Ook in de wonstraten van Dronten en Swifterbant is indertijd met succes
veelvuldig lagedruk natrium toegepast.
Als gevolg van de steeds stijgende energieprijzen gaan momenteel veel gemeenten er toe over grote delen van de bestaande openbare verlichting om
te bouwen van bijvoorbeeld HPLN- op SOX-lampen, hetgeen een energiekostenbesparing oplevert van ca. 50%.
Bij nieuwe projecten openbare verlichting wordt, ook vaak in woonwijken,
meer en meer SOX-verlichting toegepast.
Voor autowegen, invalswegen, traversen, industrieterreinen enz. is het de
bij uitstek aangewezenverlichting (stadsautowegen Lelystad, kernhoofdwegen Almere, autosnelwegen enz.).
De economische levensduur van de lampen is 10.000 uur.
I
I
I
5.1.6.
Resume
------
- Reswerend kan gesteld worden dat voor toepassing bij de openbare verlichting in Almere-Buiten in hoofdzaak de volgende lampen in aanmerking
komen:
-
buisvormige circline fluorescentielampen TL(E)
of TL(E)M 40 watt, kleur
29:
hogedruk natriumdampontladingslampen SON;
lagedruk natriumdampontladingslampen SOX.
Een overzicht van de eigenschappen en de prijzen van de onder 5 . 1 . behandelde lampen is weergegeven in tabel en grafiek 5.1.
Ten aanzien van de in dit hoofdstuk aangegeven en in tabel 5.1. vermelde
economische levensduur van de lampen, valt nog het volgende op te merken.
De hier gegeven waarden zijn gemiddelde waarden welke, bij een toelaatbaar uitvalspercentage van de lampen, onder normale omstandigheden worden
bereikt. In de praktijk doen zich echter omstandigheden voor waardoor de
gegeven waarden met 1 0 tot 20% verminderd moeten worden.
Zo zullen lampen aan het begin of aan het einde van het net soms op een
schadelijke te hoge respectievelijk te lage spanning branden. Ook staan
lampen bloot aan nadelige invloeden van buitenaf als trillingen (baldadigheid, luchtstoten door passerend snelverkeer, wind in winderige gebieden enz.).
Ook kunnen de contacten van lampen, voorschakelapparatuur, beveiligingsmateriaal enz. gaan corroderen, waardoor een goede en vlotte ontsteking
wordt belemmerd, met als gevolg extra slijtage van de elektroden.
5.2. Armaturen
Armaturen voor openbare verlichting dienen aan de volgende criteria te
voldoen:
5.2.1.
Verlichtingsrendement
.....................
Terwille van het verlichtingsrendement dienen de armaturen op masten
hoger dan 4 a 5 m uitgevoerd te zijn met een spiegelconstructie en/of
een refractorkap met prisma's of lenzen. In verband met de bescheming
van de lampen en de eventuele spiegels en ter voorkoming van snelle verontreiniging van reflecterende vlakken, verdienen gesloten armaturen
sterk de voorkeur.
De armaturen worden onderscheiden in breedstralende en diepstralende armaturen. In verband met de rendabiliteit van de totale openbare verlichting zal toepassing van breedstralende armaturen sterk de voorkeur verdienen.
We1 dient hierbij de zijdelingse uitstraling binnen toelaatbare grenzen
gehouden te worden.
Paaltoparmaturen, geplaatst op een hoogte van 3 B 4 m, zijn zowel lichttechnisch als qua rendement vrij slechte composities.
Aan dit soort armaturen kan slechts een beperkte verkeersgeleidende
functie worden toegekend. Zij geven door hun geringe hoogte een vlekke-
Tabel 5.1. Beknopt overzicht van lampen voor de openbare verlichting
(prijspeil januari 1983)
lampsoort
belangrijke eigenschappen en prijzen
lampver- lichtverlie- overalllichtkleur- kleurweermogen in stroom
zen VSA rendement aspect
gave
watt
in lumen in watt in lumen/
watt
100
1.300
-
rechte
buisvormige
fluorescentie
lampen, kleur
29 (TL(s)/TL(M))
20
40
65
1.080
2.900
4.800
ronde (circline)
buisvormige
fluorescentie
lampen, kleur
29 (TL(E)/TL(E)M),
32
40
hogedruk
kwikdamp
ontl. lampen
(HPLN)
gloeilampen
-
13
zeer goed
zeer goed
10
10
13
36
58
61,5
goed
2.100
2.800
8
8
52,5
58,3
50
80
125
2.000
3.800
6.300
9
10
14
hogedruk
natriumdamp
ontl. lampen
(SON)
50
70
3.300
5.800
12
14
lagedruk
natriumdamp
ontl. lampen
(Sox)
18
35
55
90
135
1.800
4.800
8.000
13.500
22.500
*
995
12,5
19
23
25
nuttige nettoprijs nettoprijs
levens- per stuk
per 1000
duur in incl. O.B. lumen
i
incl. O.B.
uren
1.000
f 1,45
f 1,ll
goed
10.000
f 9,04
f 7,04
f 8,31
f
goed
goed
8.000
f17,91
f 18,91
f 8,53
f 6,75
33.9
42,2
45,3
matig
matig
10.000
f 16,69
f 17,91
f 22,39
f 8,35
f 4,71
f 3,55
53,2
69
matig
tot
goed
matig
6.000
f 48,85
f 54,55
f 14,80
f 9,41
65,5
101
108
119,5
140,6
matig
slecht
f
f
f
f
f
f 21.71
f 9,58
f 6.23
f 4,76
f 4.42
10.000
39,08
46,OO
49,87
64,32
99,33
nettoprijs = brutoprijs - standaard korting van 31% (bonuskorting buiten beschouwing gelaten)
8,37
f 2,43
f 1,73
rig, ongelijkmatig verlichtingspatroon. Zij dragen bij tot een zekere
sfeerverlichting en bieden een redelijke mogelijkheid tot orizntatie.
Het betreft hier echter armaturen welke bij de hedendaagse stedebouw en
architectuur moeilijk zijn weg te denken.
----------
5.2.2. Vormgeving
Bij armaturen op de hogere masten dienen de lichttechnische eigenschappen boven de esthetische te prevaleren. Blj de lagere paaltoparmaturen
zal vooral de uiterlijke vormgeving een beslissende factor zijn.
Zoals reeds eerder gesteld kunnen de elementen van de openbare verlichting zowel overdag als bij duisternis een bijdrage tot de bewegwijzering en de herkenbaarheid van de soort wegen en de woonomgeving leveren.
Het zal hierbij van belang zijn het aantal verschillende elementen (combinaties van masten en armaturen) te beperken.
Ook terwille van het onderhoud en de daaraan verbonden kosten is het gewenst tot een zekere typebeperking te komen. Bij de hogere masten zal
dit weinig problemen opleveren. Moeilijker wordt het bij de keuzebepaling van de lagere mastjes met bijbehorende armaturen, bijvoorbeeld de
paaltopmastjes. Hier speelt de vormgeving en de persoonlijke smaak een
grote rol.
Om te voorkomen dat iedere architect of ontwerper met andere wensen ten
aanzien van dit soort mastjes met bijbehorende armaturen komt, verdient
het sterk aanbeveling, eventueel aan de hand van een proefopstelling van
een aantal mastjes, een keuze te maken van de armaturen die in AlmereBuiten toegepast zullen worden.
Het lijkt gewenst architecten of andere ontwerpers bij hun opdracht, in
de te stellen randvoorwaarden, met de gekozen elementen van de openbare
verlichting bekend te maken en deze elementen bindend voor te schrijven.
5.2.3.
-----------
Constructie
Toe te passen armaturen dienen van een solide constructie te zijn. De
lichtdoorlatende kunststofkappen in slagvaste uitvoering. De elektrische
inrichting in een veilige hittebestendige kwaliteit.
Bij dit allea dient het kostenaspect nauwlettend gevolgd te worden.
Bovenstaande eisen geven bij de gangbare armaturen voor de hogere masten
weinig problemen.
Anders ligt het bfj de zgn. paaltoparmaturen. Hier worden terwille van
de vormgeving en de prijzen incidenteel onverantwoorde consessies aan de
constructie gedaan. Het zijn echter in de praktijk juist deze armaturen
welke het meest van de baldadigheid en de vernielzucht te duchten hebben. Juist hier is een solide constructie vereist.
24
Bij het verwisselen van lampen dienen de armaturen op eenvoudige wijze
toegankelijk en weer afsluitbaar te zijn. De fabrikant moet een continulteit van enkele jaren in de produktie kunnen garanderen.
5.3.Lichtmasten
5.3.1.
--------------
Materiaalkeuze
Tot de kostbare onderdelen van de openbare verlichting behoren ook de
lichtmasten. Zij kunnen vervaardigd worden uit stasl, aluminium, gietijzer, kunststof of beton.
In ons land worden hoofdzakelijk stalen en aluminium masten toegepast.
Statistische gegevens over aantsllen stalen of aluminium masten ontbreken. Volgena informatie van verschillende zijden zou de verhouding
staal-aluminium op ca. 50% liggen.
Voordelen bij de toepassing van aluminium masten t.0.v.
zijn:
stalen masten
-- het lfchte gewicht biedt grote voordelen bij opslag, transport en
---
plaatsing van de masten;
zij bieden een vrij net uiterlijk en behoeven, ook in de verre toekomst, geen verfbehandeling;
aluminium masten behoeven, in tegenstelling tot normale atalen masten, niet als starre obstakels beschouwd te worden voor het wegverkeer. Zij verkleinen de gevolgen voor de inzittenden van een tegen de
lichtmast botsende auto. Dit is de reden waarom van Rijkswaterstaat
maaten langs de rijkswegen, die niet achter een bermbeveilfging zijn
geplaatat, van aluminium moeten zijn. Over de risico's voor de
overige weggebruikers, verbonden aan het snel afknappen van een
lichtmast bij aanrijding door derden, worden door de SWOV nog
onderzoekingen verricht.
Nadelen bij toepassing van aluminium masten t.0.v.
stalen masten zijn:
-- de masten worden bij aanrijding snel onherstelbaar beschadigd;
---
--
de masten zijn veel minder stijf;
de kleinere aluminium mastjes kunnen bij ernstige baldadigheid veel
eerder onheratelbaar beschadigd worden dan stalen mastjes;
het grootste probleem bij toepassing van aluminium lichtmasten wordt
echter gevormd door de grote kwetsbaarheid van de grondstukken van de
masten door chemische en elektrochemische aantasting.
Hoewel middels een goede grondstukbehandeling getracht kan worden dit
proces te voorkomen of te vertragen, hebben ervaringen in Lelystad
geleerd dat kennelijk de ongeasreerde poldergrond, rijk aan chloriden
en sulfiden, dit vernietigingsproces nog extra bevorderd.
E6n en ander is aanleiding geweest in Lelystad vanaf 1977 geen aluminium
masten meer toe te passen.
Evenals indertijd voor Almere-Haven en Almere-Stad, wordt voorgesteld in
principe ook in Almere-Buiten uitsluitend stalen thermisch verzinkte
maaten toe te passen, in conische vorm.
De tot nu toe door de R.I.J.P. geplaatste atalen conische masten in Lelystad en Almere, zijn thermisch verzinkt volgens NEN-1275, waarbij bij
een wanddikte van 3 mm echter een zinklaagdikte van minimaal 70 micron
en bij een wanddikte van 4 mm een zinklaagdikte van 80 micron werd geeist. In de praktijk levert dit op grote delen van de masten een zinklaagdikte op van 80 - 90 respectievelijk 90 100 micron of meer.
-
In een milieu als Flevoland vindt door de weersinvloeden een jaarlijkse
afbraak van de zinklaag plaats van ca. 4 micron.
Gnder normale omstandigheden zullen genoemde stalen lichtmasten dus na
12-15 jaar aan een eerste kostbare onderhoudsbeurt toe zijn. Ervaringen
in Lelystad lijken dit re bevestigen.
Door bij het thermisch verzinken een minimale zinklaagdikte van 110
micron te eisen kan dit kostbare onderhoud 7-10 jaar worden uitgesteld,
tot ca. 25 jaar na plaatsing.
Dit is technisch alleen mogelijk door de masten voor het verzinken uitwendig te staalstralen volgens de Zweedse reinheidsnorm SA 2 112.
Om een goede kwaliteit van het verzinken te verkrijgen en een juiste minimale laagdikte te garanderen, verdient het aanbeveling de masten na
het verzinken door de KEMA op de verzinkerij te laten keuren.
De leverancier van de masten stelt het keuringsdocument (inspectierapport) aan de R.1J.P. ter beschikking.
Het verzwaren van de eis ten aanzien van de minimale zinklaagdikte van
70 of 80 naar 110 micron en het inschakelen van de KEMA als keuringsinstituut, vergt een meerprijs van slechts 5 - 6% op de investeringskosten
van de masten.
Voor Almere-Buiten wordt voorgesteld deze zwaardere eis in te voeren
(vanaf medio 1983 wordt een dergelijk beleid ook ten aanzien van
Almere-Haven en Almere-Stad gevoerd).
I
Het schilderen van nieuw,thermischverzinkt staal is op dit moment nog
zeer problematisch. Ervaringen bij honderden masten in Almere-Haven,
maar ook bij veel gemeenten elders in ons land, hebben dit bevestigd.
Voorgesteld wordt de lichtmasten in Almere-Buiten in principe in ongeschilderde uitvoering toe te paqsen.
Ter bescherming van de grondstukken van de masten worden deze uitwendig
tot 250 mm boven het maaiveld 1 x bewerkt met een hechtprimer en 1 x omwikkeld met een glasvezelversterkte jutebandage.
Inwendig worden de grondstukken tot boven het kabelgat gestst met Lithoform en voorzien van 1 laag epoxytar met een laagdikte van 100 micron.
5.3.2. -----------Normalisatie
Sedert een aantal jaren is een normalisatie van lichtmasten van kracht.
Behalve materiaalkwaliteiten, afmetingen, deuropeningen,
constructiedetails enz. zijn hierbij ook de mastlengten genormaliseerd.
Deze zijn voor masten zonder uithouder: 3, 4, 5, 6, 8, 10, 12, 15, 18 en
20 m. Voor masten met uithouder: 5, 6, 8, 10, 12, 15 en 18 m, terwijl de
uithouderlengten zijn vastgesteld op 0,75, 1,25, 2 en 3 m.
De mastvormen zijn niet gestandaardiseerd. Iedere fabrikant voert zijn
eigen standaard masttypen. Hierbij treden grote verschillen naar voren
zoals het conisch verloop, het aantal en de afmetingen van de verjongingen, de materiaaldikten, de hoek, de vorm en de lengte van de uithouders, de lengte van de grondstukken enz. Indien men regelmatig meerdere
fabrikanten voor levering wil aanvragen, zal men tot een eigen standaar-
disatie van masten moeten overgaan. De standaardisatie voor geheel
Almere is vastgesteld.
In hoofdstuk 6 wordt hier nader op ingegaan.
5.3.3.
Opstelling van de lichtmasten
.............................
Bij het ontwerpen van de openbare verlichting voor Almere-Buiten zijn de
volgende aspecten van belang bij de plaatsbepaling van de masten:
-- verlichtingstechnische overwegingen:
het projecteren van de lichtmasten wordt door de afdeling Technische
Installaties verzorgd, in nauw overleg met de stedebouwkundigen,
groenontwerpers en architecten.
Hierbij zullen afhankelijk van de situaties prioriteiten gesteld moeten worden aan onderdelen van het straatmeubilair, waartoe ook de
elementen van de openbare verlichting gerekend moeten worden.
Het zal duidelijk zijn dat bijvoorbeeld op kruisingen, in bochten,
bij inritten enz. de elementen van de openbare verlichting dienen te
prevaleren.
Ook zal getracht moeten worden te voorkomen dat de openbare verlichting na verloop van jaren door de aangrenzende hoogopgaande beplanting veel van haar rendement zal inboeten.
--
vermindering van de kans op aanrijdingen:
Langs de stadsautowegen, de kernhoofdwegen, de wijkwegen enz. worden
de masten op voldoende afstand uit de verharding geplaatst (ca. 1,25
m) .
Bij de buurtwegen en de woonstraten de masten op ca. 0,8 m uit de
voorkant van de trottoirband te plaatsen.
Ontbreken de verhoogde trottoirs en worden de straten bijvoorbeeld
uitgevoerd met molgoten, dan dienen de masten op een veilige plaats
langs de straten geprojecteerd te worden of door 6611 of meer hardhouten palen beschermd te worden.
-- wijze van opstelling:
- Bij grote wegen, gescheiden door
een middenberm met een maximale
breedte van 8 - 10 m, kunnen de lichtmasten opgesteld worden in de
middenberm of aan de zijkanten van de weg (middenbermopstelling
respectievelijk portaalopstelling).
Een installatie met dubbelarmige masten in de middenberm verdient
lichttechnisch de voorkeur en is aanzienlijk goedkoper in aanleg en
exploitatie dan een installatie volgens de zgn. portaalopstelling.
Ook biedt een dergelijke opstelling vaak een rustiger en duidelijker beeld.
- Voor
rechte enkelbaans wegen met een maximale breedte van 7 a 8 m
geldt in het algemeen, dat een eenzijdige opstelling van de lichtmasten een beter wegverlichtingsbeeld biedt dan een zig-zag opstelling.
Vooral bij een nat wegdek geeft deze wijze van mastopstelling een
grotere langsgelijkmatigheid van de wegdekluminantie.
Ook wordt bij een eenzijdige opstelling een rustiger beeld van het
totaal verkregen. De aanlegkosten liggen eveneens lager (6611kabel)
.
Een bochtige weg met masten geplaatst in een zig-zag opstelling
biedt een zeer onduidelijk verkeersbeeld en is bovendien esthetisch
weinig aantrekkelijk.
-
Voor de buurtwegen en de woonstraten verdient een eenzijdige
opstelling eveneens de voorkeur. Deze opstelling doet het
harmonische stadsbeeld het minst geweld aan.
-
Bij een eenzijdige opstelling van lichtmasten dient, in verband met
de dwarsgelijkmatigheid van de wegdekluminantie, de lichtpunthoogte
van de masten ten minste gelijk te zijn aan de afstand tussen de
loodrechte projectie van het armatuur op de berm of op de weg en de
begrenzing van de rijbaan aan de overzijde van de weg.
- Bij eventuele hoofdroutes voor het langzaam verkeer, bestemd voor
het fiets- en bromfietsverkeer, vaak in combinatie met het voetgangersverkeer, verdient het de voorkeur de mastjes op de onderlinge
scheiding van beide functies aan de voetgangerszijde te plaatsen.
Deze plaats voorkomt dat de mastjes snel door een mogelijke begroei'lng worden overwoekerd, waardoor het lichtuitstralend effect
kan worden belemmerd.
Zoals reeds eerder gesteld, is in de volgende voorstellen voor verlichting van de verschillende wegcategoriegn getracht, de elementen van de
openbare verlichting a18 masten, armaturen en de toe te passen lichtkleur zowel overdag als bij duisternis een zekere bijdrage in de bewegwijzering en de herkenbaarheid in Almere-Buiten te laten leveren.
I
1
I
I
voorts is er naar gestreefd bij de te adviseren wegdekluminanties, gelijlrmatigheden en verlichtingssterkten, alsmede de soort toe te passen
lichttechnieken (lampsoort en srmatuur), niet alleen een bijdrage tot
energiebesparing te leveren, maar vooral de investerings- en exploitatiekosten van de openbare verlichting wear mogelijk op verantwoorde
wijze te beperken (zie het gestelde in hoofdstuk 3, sub 3.3.).
Of en op welk tijdstip een bepaald gebied, weg of route van openbare
verlichting voorzien moet worden, zal eveneens steeds kritisch bezien
worden.
Per wegcategorie zijn in de voorstellen de in hoofdstuk 3.4. vermelde
ontwerpcriteria (normen) vermeld.
De bij dit rapport behorende bijlage biedt een beeld van het voorgestelde basisplan. In het ontwerp-structuurplan Almere-Buiten wordt een
duidelijke rangorde in de auto-ontsluitingsstructuur aangegeven, te
weten: stadsautowegen (SAW), kernhoofdwegen (KHW), wijkwegen (koppeling
kernhoofdwegen), buurtwegen, woonstraten en woonerven.
Voor het langzaam-verkeer worden speciale hoofdroutes aangelegd. Deze
zijn bestemd voor het fiets- en bromfietsverkeer, vaak in combinatie met
het voetgangersverkeer.
Voor elk van deze wegcategorign wordt een adequate verlichting voorgesteld, waarbij de in het structuurplan aangegeven rangorde in-:wegen duidelijk herkenbaar zal zijn en we1 als volgt:
--
armaturen met lagedruknatriumdampontladingslampen SOX 135 watt, op
masten met dubbele uithouder en een lichtpunthoogte van 12 meter,
in de middenberm van de dubbelbaans stadsautowegen;
-- armaturen met
lagedruknatriumdampontladingslampen SOX 90 watt, op
masten met dubbele uithouder en een lichtpunthoogte van 10 meter,
in de middenberm van de dubbelbaans kernhoofdwegen;
-- armaturen met
lagedruknatriumdampontladingslampen SOX 90 watt, op
masten met enkele uithouder en een lichtpunthoogte van 8 meter, langs
de enkelbaansdelen van de kernhoofdwegen;
-- armaturen met
hogedruknatriumdampontladingslampen SON 70 of 50 watt,
op paaltopmasten met een lichtpunthoogte van 6 meter, langs de wijkwegen. (koppeling kernhoofdwegen) en de buurtwegen in het centrumgebied;
--
I
armaturen met lagedruknatriumdampontladingslampen SOX 35 watt, op
masten met enkele uithouder en een lichtpunthoogte van 6 meter, langs
de buurtwegen en de primaire wegen op de bedrijventerreinen;
- opals bolarmaturen 0
500 mm met SOX-lampen 35 watt, op paaltopmasten
met een lichtpunthoogte van ca. 3 112 meter, langs de langzaam-verkeersroutes;
--
buisvormige circline lagedrukkwikdampontladingslampen TL(E) 40 watt,
kleur 29, in paaltoparmaturen op een lichtpunthoogte van ca. 3 1/2
meter, in de woonstraten, de woonerven met annexen, de groengebieden
en langs de secundaire wegen op de bedrijventerreinen.
Bovengenoemde voorstellen behoeven een nadere toelichting:
6.1. Verlichting stadsautowegen
-- De wegen worden
uitgevoerd met 2 gescheiden rijbanen elk met een wegbreedte van 7,4 meter, gescheiden door een middenberm met een breedte
van 8,7 meter.
--
Een dergelijk wegprofiel biedt een keuzemogelijkheid uit 2 mastopstellingen, te weten:
: hierbij worden de masten opgesteld in de
- portaalopstelling
zijbermen van de rijbanen;
- middenbermopstelling : hierbij worden de masten opgesteld in de
middenberm.
In het algemeen kan gesteld worden dat bij middenbermen tot een maximale breedte van 8 - 10 meter de voorkeur uitgaat naar opstelling van
de lichtmasten in de middenberm.
Voordelen van een dergelijke opstelling zijn:
- een rustiger wegbeeld en een betere optische geleiding;
-
-
een hoger verlichtingsrendement, daar geen licht in achterwaartse
richting uitgestraald verloren gaat in de zijbermen, maar ten goede
komt aan de verlichting op de andere rijbanen;
lagere investeringskosten daar slechts €&I in plaats van twee masten nodig zijn en volstaan kan worden met het leggen van Ben
straatverlichtingsvoedingskabel;
lagere energie-, vastrecht- en onderhoudskosten.
-- Daar
in Almere-Buiten veel meer dubbelbaans kernhoofdwegen dan
stadsautowegen verlicht zullen worden, wordt in dit hoofdstuk onder
6.2. "Verlichting dubbelbaans kernhoofdwegen" voor beide alternatieve
opstellingsmogelijkheden een uitgebreid overzicht gegeven van de investerings- en exploitatiekosten en het energieverbruik per !a weglengte
.
Dit overzicht toont duidelijk de vootdelen van een middenbermopstelling. Hoewel het overzicht zoals gesteld geldt voor de kernhoofdwegen, zou een nadere uitwerking met betrekking tot de stadsautowegen
eenzelfde beeld opleveren.
-- Voorgesteld wordt
de stadsautowegen vanuit de middenberm te verlichten, zo nodig bij de in- en uitvoegstroken ondersteund met een aanvullende verlichting vanuit de zijbermen.
Evenals in Almere-Stad zal de verlichting uitgevoerd worden met lagedruknatriumlampen SOX.
30
Realisering van de verlichting zal voorlopig beperkt blijven tot de
aftakkingen ter plaatse van de,kernhoofdwegen.
Of het ooit nodig zal zijn de tussenliggende delen, waarop zich geen
1
I
afslagen of andere discontinulteiten voordoen, te verlichten, valt op
dit moment sterk te betwijfelen.
\
-- Het
is niet eenvoudig de stadsautowegen onder te brengen bij een in
de "Richtlijnen en Aanbevelingen voor Openbare Verlichting", hierna
verder "R en A" te noemen, gehanteerde wegcategorie (zie tabel 3.4.).
Bij nader ingewonnen informatie is geadviseerd de wegen in te delen
onder wegen binnen de bebouwde kom, als "BELANGRIJKE WEGEN met gemengd verkeer en grote verkeersintensiteit".
Hiervoor wordt een gemiddelde wegdekluminantie geadviseerd van
L = 1 112 candelalm2 (cd/m2), bij een gelijkmatigheid UO = 0,3 en UL
= 0,6.
-
-- Daar de wegen uitsluitend
bestemd zijn voor her gemotoriseerd verkeer
met een beperkte rijsnelheid, wordt voorgesteld met een gemiddelde
wegdekluminantie van ca. 0,9 cd/m2 te volstaan.
Ook in Almere-Stad wordt bij nieuwe projecten overgegaan van 1 naar
0,9 cdIm2.
-- Door de lichtmasten met
dubbele uithouder en een lichtpunthoogte van
12 meter, voorzien van afschermende breedstralende armaturen met een
SOX-lamp 135 watt, om de ca. 65 meter te plaatsen, wordt een gemiddelde wegdekluminantie van 0,9 cd/m2 verkregen, bij een UO = 0,55 en
UL = 0,48 (zie afbeelding 6.1.)
VERLlCHTlNQ
rehrml
I :
ETAOSAUTOWEQEN
eoo
r f b . 6.1
-- Door de aanvullende verlichting bij de
in- en uitvoegstroken bij de
aftakkingen van de kernhoofdwegen, .zal de wegdekluminantie ter
plaatse zeker 1 112 cdIm2 bedragen en de gelijkmatigheid sterk toenemen.
31
6.2. Verlichting kernhoofdwegen
..
.
--
..
De kernhoofdwegen in Almere-Buiten zijn, afhankelijk van de verkeersintensiteit, deels uitgevoerd met dubbele rijbanen gescheiden door een
middenberm en deels met een enkele rijbaan.
Ook bij deze wegen is nader geadviseerd ze volgens de "R en A" te beschouwen als "BELANGRIJKE WEGEN met gemengd verkeer en grote verkeersintensiteit", waarvoor een gemiddelde wegdekluminantie wordt geadviseerd
van i = 1 1/2 cd/m2, bij een gelijkmatigheid UO = 0,3 en UL = 0,6.
Daar de wegen bestemd zijn voor het gemotorlseerd verkeer met een beperkte rijsnelheid, wordt ook hier voorgesteld met een niveau van 0,9
cdlm2 te volstaan.
De wegdekluminantie op de kernhoofdwegen in Almere-Haven en Almere-Stad
is tot nu toe op 1 cdlm2 ontworpen. Bij nieuwe projecten zal ook daar
0,9 cdIm2 als streefgetal gaan gelden.
Evenals elders in Almere wordt voorgesteld, de kernhoofdwegen in AlmereBuiten te verlichten met lagedruknatriumlampen SOX.
Verlichting dubbelbaans kernhoofdwegen
-- De wegen worden uitgevoerd met
2 gescheiden rijbanen elk met een
breedte van 6 112 meter. De middenberm heeft een breedte van ca. 6
meter.
--
Zoals onder 6.1. is gesteld, kan voor de mastopstelling bij wegen met
een middenberm gekozen worden uit twee alternatieven, te weten:
portaalopstelling of middenbermopstelling.
-
Portaalopstelling:
Uit computerberekeningen blijkt dat bij een lichtmastopstelling
volgens de zgn. portaalopstelling, voor het verkrijgen van de gestelde gemiddelde wegdekluminantie van 0,9 cd/m2, de lichtmasten
met enkele uithouder en een lichtpunthoogte van 10 meter, voorzien
van een SOX-lamp 90 watt, om de ca. 46 meter geplaatst moeten worden.
De gelijkmatigheid van de wegdekluminantie zal hierbij UO = 0,71 en
UL = 0,62 bedragen (zie afbeelding 6.2a).
- Middenbemopstelling:
Door de lichtmasten met dubbele uithouder en een lichtpunthoogte
van 10 meter, voorzien van SOX-lampen 90 watt, in de middenberm te
plaatsen kan, voor het bereiken van de gemiddelde wegdekluminantie
van 0,9 cdfm2, de onderlinge afstand van de masten vergroot worden
van ca. 46 naar ca. 52 meter.
Hierbij zal UO = 0.57 en UL = 0,49 bedragen (zie afbeelding
6.2b).
--
In de tabellen 6.2a en 6.2b wordt voor beide alternatieven, voor een
kernhoofdweg met een lengte van 1 km, een overzicht gegeven van de
investeringskosten, de jaarlijkse exploitatiekosten en het jaarlijkse
energieverbruik.
VERLlCHTlNQ
DUQBELBAANe
KERNHOOFOWEOEN
I ,
rchmrl
I
1 : iZ00
-
PORTAALOPBTELLINO
Ml0DENEERMOPElTELLlN~
.
efb. 6 . g a
atb e.Zb
Tabel 6.2a.
Investeringskosten, jaarlijkse exploitatiekosten en jaarlijks energieverbruik van de openbare verlichting, per km dubbelbaans kernhoofdweg,
uitgevoerd volgens de zgn. portaalopstelling:
1. Diverse basisgegevens:
vegprofiel
vegdekklasse
1.p.h.
armatuur
lamp
ondiTlinge afstand
-
Lichttechnische vaarden:
volgens afbeelding 6.2a
2 (90-0.09 ; S1-0,63;S2-2.05)
10 m
Philips type SF34 90113513
SOX vow
ca. 46 m
L
-
0.9 cdlm2
UO = 0.71 (uitstekend)
UL = 0.62 (voldoende)
G
0.65 (voldoende)
2. Investeringskosten:
44 stuks th. verz. masten met uith.
B f 690,-- = f
44 stuks armaturen
B f 247,-- = f
44 stuks lampen
4 4 stuks v.s.a.'a
+ cond. e.d.
44 stuks Hamas aansluitkastjes
44 stuks grondvleugels
44 atuks plaatsen lichtmaat
44 stuks moffen
220 m aansl.kabe1 3x2,s mm2 , incl. graven
(5 mlmast)
2
2000 m straatverl. voedingskabel 3x10 mm ,
incl..graven
toezicht P.G.E.M.
aandeel stuurkabel
f 136.084.88
To taal
-==========-
3. Totale jaarlijkse exploitatiekosten:
-energiekosten:
avondbranders: 22x1200 uren
nachtbranders:
22x1200 uren
- . ~~-~
~ ~ 22x2690 uren
22x 160 uren
~
x 0,113 kW= 2983,2 kWh B f
x 0.113 kW= 2983.2 kWh B f
x oil13 kW= 6687;3 kWh B f
x 0,113 kW= 397,8 kWh B f
0,21610,21610;1818=
0,2161-
f
644.67
f
644.67
f 1.215.75
f
85,96
f
823.68
onderhoudskosten lampaandeel:
avondbranders: 22x (1200 uren : 10.000 uren) = 2,64 x f 64,32= f
nachtbranders: 22x (4050 uren : 10.000 uren) = 8.91 x f 64.32s f
169.80
573,09
- bediening
+ vastrecht:
44 x 12 maanden
-
8 f 1,56
-
- onderhoudskosten:
avondbranders:
nachtbranders:
twee monteurs + hoogwerker
2.64 x 0.11 uur x
8.91 x 0.11 uur x
f 140,f 140,-Totaal
--
f
f
40.66
137.21
f 4.335.49
-s-==-=====
4. Totaal jaarlijks energieverbruik:
avondbranders: 22 x 1200 uren x 0,113
nachtbranders: 22 x 1200 uren x 0,113
22 x 2690 uren x 0,113
22 x 160 uren x 0.113
--
kW =
kW
kW
kW =
Totaal
13.051.5 kWh
----=-====--
I
Tabel 6.2b.
Investeringskosten, jaarlijkse exploitatiekosten en jaarlijks energie-
1. Diverse basisgegevens:
wegprofiel
wegdekklasse
1.p.h.
armatuur
lamp
'ondirlinge afatand
volgena afbeelding 6.2a
2 (90-0.09 ; S1=0,63;S2=2,05)
10 m
Philips type SREI 901135W
SOX 90W
ca. 52 m
- Lichttechnische waarden:
L
UO
UL
G
=
=
=
=
0,9 cdIm2
0.57 (uitstekend)
0;49 (matig)
6,5 (voldoende)
2. Investeringskosten:
19 stuks th. verz. masten met dubbele uith.
38 stuks armaturen
38 stuks lampen
38 stuks v.s.a.'s
+ cond. e.d.
19 stuks Hamas aansluitkastjes
19 stuks grondvleugels
19 stuks plaatsen lichtmast
19 stuka moffen
95 m aansl.kabe1 3 ~ 2 . 5 mm 2 , incl. graven
(5 mlmast)
1000 m straatverl. voedingskabel 3x10 mm 2 ,
incl. graven
toezicht P.G.E.M.
aandeel stuurkabel
Totaal
f
77.685.96
==============
3. Totale jaarlijkse exploitatiekosten:
-
energiekosten:
avondbranders: 19x1200
nachtbranders: 19x1200
19x2690
19x 160
-
bediening
uren
uren
uren
uren
+ vastrecht:
x
x
x
x
0,113
0,113
0,113
0,113
kW= 2576,4 kWh B f
kW= 2576,4 kWh B f
kW= 5772,4 kwh B f
kW= 343,5 kWh B f
0,2161=
0,21615
0,18180,2161=
B f 1.56
19 x 12 maanden
556.76
f
556.76
f 1.051,-f
74.23
f
= f
355.68
onderhoudskosten lampaandeel:
avondbranders: 19x (1200 uren : 10.000 uren) = 2.28 x f 64.32- f
nachtbrandera: 19x (4050 uren : 10.000 uren)
7.7 x f 64.32- f
146.64
495,26
-
-
onderhoudskosten: twee monteurs + hoogwerker
2,283 x O,11 uur x
avondbranders :
7.7 x O,11 uur x
nachtbranders:
-
-
f 140,f
f 140,-- = f
Totaal
35.11
118,56
f 3.390,======--==a
4. Totaal jaarlijks energieverbruik:
avondbranders: 19 x 1200 uren x 0,113
nachtbranders: 19 x 1200 uren x 0.113
19 x 2690 uren x oil13
19 x 160 uren x 0,113
--
kW =
kW
kW
kW=
To taal
11.271.7 kWh
==------====
Het is wellicht nuttig vooraf kennis te nemen van hetgeen ten aanzien
van de avond- en nachtbranders van de openbare verlichting is vermeld
in hoofdstuk 7, sub 7.2. en ten aanzien van de stroomkosten, het vast
recht en de bedieningskosten in hoofdstuk 9, sub. 9.2.1. en 9.2.2.
-- Uit
de berekeningen blijkt duidelijk het voordeel van de middenbermopstelling.
Voorgesteld wordt de dubbelbaans kernhoofdwegen volgens dit systeem
te verlichten.
Verlichting enkelbaans kernhoofdwegen
--
De wegen hebben een wegbreedte van 6 1/2 meter.
Nabij de afslagen van de buurtwegen of de primaire wegen van de bedrijventerreinen worden op de wegen vrij lange verkeersgeleiders aangebracht waardoor, inclusief de uitvoeg- en voorsorteerstroken, het
totale wegprofiel een breedte krijgt van some we1 15 meter.
De toe te passen lichtpunthoogte is 8 meter.
-- Door langs de weggedeelten met
een breedte van ca. 6,5 meter de masten met enkele uithouder en een lichtpunthoogte van 8 meter, voorzien
van afschermende breedstralende armaturen met een SOX-lamp 90 watt,
op een onderlinge afstand van maximaal 46 meter eenzijdig van de weg
te plaatsen, wordt de gewenste wegdekluminantie bereikt, bij een gelijkmatigheid UO = 0,52 en UL = 0,50. Dit wordt aanvaardbaar geacht
(zie afbeelding 6.2c.).
VERLlCHTlNQ
mchrrl 1 : 100
ENKELBAANS KERNHOOFOWEQEN
rtb.6
.e~
--
I
I
Ter plaatse van de wegprofielverbreding is een eenzijdige mastopstelling, 0.a. in verband met de lichtpunthoogte van 8 meter, vaak niet
voldoende.
Uit de twee mogelijke alternatieven t.w. portaalopstelling of middenbemopstelling is, in overleg met de stedebouwkundigen en de verkeersdeskundigen, in deze situaties gekozen voor de portaalopstelling. De onderlinge afstand van de lichtmasten bedraagt ook hier maximaal 46 meter.
Waar het wegprofiel nog niet a1 te breed is, kan hier soms worden
volstaan met SOX-lampen 55 watt, bij een nagenoeg gelijke wegdekluminantie.
6.3. Verlichting wijkwegen (koppeling kernhoofdwegen) en buurtwegen
in het centrumgebied
-
In rangorde van de auto-ontsluitingsstructuur komen de wijkwegen ria de
kernhoofdwegen. Zij hebben duidelijk een verkeersafremmende functie. Bij
de lichtpunthoogte wordt hier op ingespeeld.
De verkeersintensiteit op de verschillende delen van de wegen zal, naar
verwacht wordt, nogal verschillend zijn.
Door de ligging in en nabij het centrumgebied wordt gemeend, qua lichtmastvorm en soort verlichting, aan de wegen een eigen karakter toe te
kennen.
Voorgesteld uordt de wegen te verlichten met hogedruknatriumlampen SON
in speciale armaturen, op paaltopmasten met een lichtpunthoogte van 6
meter (zie afbeelding 6.3).
figuur 6.3.
-
VERLICHTINO
WIJKWEOEN 1 KOPPELINQ KERNHOOFD
WEOEN 1 E N
BUURTWEOEN IN H E T CBNTRUMOEBIED
erhmel
1 : 100
afb 6 3
-- De
delen van de wegen met een grotere verkeersintensiteit dienen volgens de "R en A" binnen de bebouwde kom beschouwd te worden als "BELANGRIJKE WEGEN met gemengd verkeer en grote verkeersintensiteit",
waarvoor een gemiddelde wegdekluminantie wordt geadviseerd van 1,s
cd/m2, bij UO = 0,3 en UL = 0.6.
Gemeend wordt op deze wegen eveneens met een niveau van 0,9 cd/m2 te
kunnen volstaan.
Door de 6 meter hoge masten, voorzien van een paaltoparmatuur met
parabolische spiegel en een SON-lamp 70 watt, om de ca. 34 meter te
plaatsen wordt dit niveau bereikt bij een gelijkmatigheid UO = 0,16
en UL = 0,17.
De gelijkmatigheid is, als gevolg van het toepassen van lichtmasten
met een geringe lichtpunthoogte, te laag.
Deze is alleen te verbeteren door de lichtmasten op een geringere
onderlinge afstand te plaatsen.
Door de masten op een onderlinge afstand van ca. 30 meter te plaatsen, wordt de gelijkmatigheid UO = 0,24 en UL = 0,28, hetgeen in
de onderhavige situatie aanvaardbaar wordt geacht.
We1 wordt hierbij het lichtniveau 1 in plaats van 0,9 cd/m2.
Dit is een goed compromis.
--
De delen van de wijkwegen met een geringere verkeersintensiteit en
de buurtwegen in het centrumgebied kunnen volgens de'"R en A" beschouwd worden als "STRATEN MET WOON- EN VERKEERSFUNCTIE en matige
verkeersintensiteit (buurtstraten)", waarvoor een gemiddelde wegdekluminantie wordt geadviseerd van 1 cdlm2, bij een gelijkmatigheid
UO = 0,2 en UL = 0,5.
Gemeend wordt hier met een niveau van 0,6 cdlm2 te kunnen volstaan.
Door de 6 meter hoge masten, voorzien van een paaltoparmatuur met
parabolische spiegel en een SON-lamp 50 watt, op een onderlinge
afstand van ca. 30 meter te plaatsen, wordt een gemiddelde wegdekluminantie van 0,6 cdIm2 bereikt, bij UO = 0,24 en UL = 0,28.
6.4. Verlichting buurtwegen en primaire wegen op de bedrijventerreinen
-- De
wegen hebben doorgaans een wegbreedte van 6 meter en zijn bestemd
voor gemengd verkeer.
-- Volgens de
"R en A" betreft het hier "STRATEN MET WOON- EN VERKEERSPUNCTIE en matige verkeersintensiteit (buurtstraten)", waarvoor een
gemiddelde wegdekluminantie van 1 cdlm2 wordt aanbevolen, bij een
gelijkmatigheid van UO = 0,2 en UL = 0,s.
--
In Almere-Haven is voor deze wegen indertijd gekozen voor een verlichting met hogedruknatriumlampen SON 70 watt, bij een wegdekluminantie van 0,8 cd/m2.
Dit.systeem is tot nu toe ook in Almere-Stad gevolgd.
Voor Almere-Buiten wordt voorgesteld met een wegdekluminantie van 0,5
- 0,6 cd/m2 te volstaan, bij een redelijke gelijkmatigheid.
Een en ander sluit aan bij de gekoeen uitgangspunten met betrekking
tot de energiebesparing en de kostprijsbeheersing ten aanzien van de
investering en de exploitatie van de openbare verlichting.
Een dergelijke benadering past bovendien in de gedachtengang van de
stedebouwkundige ontwerpers en verkeersdeskundigen binnen de Projectgroep Almere-Buiten, nl. dat een beperkt verlichtingsniveau juist op
deze wegen afremmend op de snelheid van het verkeer zal werken.
-- voor verlichting van deze categorie wegen komen dan in principe
I
2
soorten lampen in aanmerking nl. SON-lampen 50 watt of SOX-lampen 35
watt, geplaatst in spiegeloptiek armaturen, op lichtmasten met uithouder en een lichtpunthoogte van 6 meter (zie afbeelding 6.4).
VERLICHTINQ
BUURTWEQEN
E N PRIMAIRE WEOEN
OP
OE
BEORIJVENTERREINEN
1 : 100
rchaml
-- Om tot een voorstel
te komen is het van belang een afweging van
kosten van beide alternatieven te maken.
De investeringskosten per mast bij aanleg zijn nagenoeg gelijk (zie
hoofdstuk 8).
Anders ligt dit bij de jaarlijkse exploitatiekosten. Deze liggen bij
de SOX-verlichting lager dan bij de SON-lampen.
In tabel 6.4. is een overzicht gegeven van de totale jaarlijkse exploitatiekosten per lamptype voor een avond- en nachtbrander (voor
gegevens avond- en nachtbranders zie hoofdstuk 7, sub 7.2., voor gegevens stroomkosten, vastrecht en bediening zie hoofdstuk 9, sub
9.2.1.
en 9.2.2.).
--
Zoals in het overzicht van lampen voor de openbare verlichting in tabe1 5.1. is aangegeven, is de lichtopbrengst van een SOX-lamp 35 watt
4.800 lumen en van een SON-lamp 50 watt 3.300 lumen.
Ogenschijnlijk valt dus te verwachten dat, voor het realiseren van
een bepaalde wegdekluminantie, bij toepassing van SOX-lampen 35 watt
veel minder lichtmasten nodig zijn.
Helaas schiet de techniek hier te kort. Het is bij deze kleine verlichtingsarmaturen n.1. nog niet mogelijk voor SOX-lampen (buisvorm)
vlakke spiegels te construeren met hetzelfde hoge rendement als de
parabolische spiegels voor de SON-lampen (ovolLdevorm of pitvorm).
Ook is de mogelijkheid tot het bundelen van de lichtstraling, zodat
deze zo optimaal mogelijk aan het wegdek ten goede komt, bij een parabolische spiegel groter dan bij een vlakke spiegel.
Bij een vlakke spiegel gaat ten opzichte van het wegdek nogal wat
licht m a r voren en achteren verloren. Overigens komt dit licht binnen de bebouwde kom vaak weer ten goede aan de aangrenzende voetpaden
enz.
--
Een en ander leidt er toe, dat voor het bereiken van de gestelde gemiddelde wegdeklwninatie van 0,5 cdIm2, de lichtmastafstand voor de
beide lamptypen nagenoeg gelijk is n.1. ca. 33 meter.
De hierbij optredende gelijhatigheid is nogal verschillend, t.w.:
-
SOX 35 watt met vlakke spiegel:
UO = 0.38
SON 50 watt met parabolische spiegel: UO = 0,18
UL = 0,31
UL = 0,19
Ten aanzien van de aanbevolen waarde voor UO = 0,2 voldoen beide nagenoeg aan de norm. Anders ligt het bij de aanbevolen en belangrijke
langsgelijkmatigheid UL = 0,s.
Tabel 6.4.Gespecificeerde opbouw van de totale jaarlijkse exploitatiekoaten van de lampen: SON 50 watt en SOX 35 watt bij masten
Compositie: lichtmast 1.p.h. 6 m met opschuifarm. SON 50 W (3.300 lum.)
Energiekosten:
avondbrander:1.200 uren x 0,062 kW = 74,4 kwh
nachtbrander:1.200 uren x 0,062 kW = 74,4 kwh
2.690 uren x 0,062 kW =166,78 kwh
160 uren x 0,062 kW = 9,92 kwh
Bediening
:
12 maanden
Vastrecht
:
12 maanden
Onderhoud
: lampaandeel (zie tabel 5.1.)
avondbrander: 1.200 uren : 6.000 uren = 0,20 x
nachtbrander: 4.050 uren : 6.000 uren
0,68 x
Onderhoud
: twee monteurs + hoogwerker
avondbrander: 0,20 x O,11 uur x f 140,-nachtbrander: 0,68 x O,11 uur x f 140,--
-
a
f
B f
B f
f
a f
a f
Avond- Nachtbrander brander
0,2161 f 16,08
0,2161
f 16,08
0,1818
f 30,32
0,2161
f 2,14
O,39
f 4,68 f 4,68
1,17 f 14,04 f 14,04
f 48,85
f 48,85
f 9,77
f 33.22
f 3,08
Totaal
f 10,47
f 47,65 f110,95
,
Energiekosten:
I
Y
I
I
I
I
Avond- Nachtbrander brander
0,2161 f 12,32
0,2161
f 12,32
0,1818
f 23.23
0,2161
f 1.64
0,39
f 4,68 f 4;68
1,17
f 14,04 f 14,04
avondbrander:1.200 uren x 0,0475 kW = 57
kwh 2 f
nachtbrander:1.200 uren x 0,0475 kW = 57
kWh B f
2.690 uren x 0,0475 kW = 127,77 kWh 2 f
7,6 kWh B f
160 uren x 0,0475 kW =
Bediening
: 12 maanden
af
Vastrecht
: 12 maanden
B f
Onderhoud
: lampaandeel (zie tabel 5.1.)
avondbrander:1.200 uren : 10.000 uren = 0,12 x f 46,-nachtbrander:4.050 uren : 10.000 uren = 0,405 x f 46,-Onderhoud
: twee monteurs + hoogwerker
avondbrander: 0,12 x O,11 uur x f 140,-nachtbrander: 0,405 x O,11 uur x f 140,-Totaal
f 5,52
f 18,63
f
1,85
f 6,24
f 38,41 f 80,78
Hier zullen bij toepassing van de SON-lampen te grote donkere vlekken
ontstaan.
Hoewel ook bij toepassing van de SOX-lampen vlekken zullen optreden,
biedt deze verlichting een meer aanvaardbaar compromis (zie hoofdstuk
3, sub 3.3.).
De verblindingsfactor G blijft bij beide binnen de norm.
--
Gelet op de totale jaarlijkse exploitatiekosten, de energiebesparing
en de betere gelijkmatigheid wordt voorgesteld, deze wegen te verlichten met SOX-lampen 35 watt.
6.5. Verlichting woonstraten, woonerven met annexen, groengebieden enz.
--
Onder de categorie woonstraten, woonerven met annexen en groengebieden enz., worden ondermeer ook verstaan de kleinere wegen op de bedrijventerreinen.
--
Volgens de "R en A" betreft het hier "STRATEN MET HOOFDZAKELIJK WOONFUNCTIE en geringe verkeersintensiteit (wonstraten)" waarvoor een
gemiddelde horizontale verlichtingssterkte EH = 5 lux wordt aanbevolen.
Voorgesteld wordt in Almere-Buiten, evenals elders in Almere, met een
niveau van ca. 2-3 lux te volstaan.
-- Wanneer
gedacht wrdt aan het verlichten van deze gebieden middels
lage paaltopmastjes met een lichtpunthoogte van ca. 3 112 meter,
biedt zich ogenschijnlijk een ruime keuzemogelijkheid van verlichtingsarmaturen aan.
In de praktijk valt dit tegen. De vormen zijn bijna altijd gerelateerd aan de basisvormen als kubus, kegel, cilinder en bol. De variaties zijn beperkt en weinig oorspronkelijk.
Ook is de toepassingsmogelijkheid van verschillende lampsoorten bij
veel armaturen beperkt. Door de vorm van de lamp zijn bijvoorbeeld
maar weinig armaturen geschikt voor toepassing van TL(E) lampen 40
watt.
-- Daar deze verlichting het
overgrote deel van de openbare verlichting
van Almere-Buiten zal uitmaken, zal het armatuur van keuze bovendien
moeten voldoen aan de volgende eisen:
- in verband met de geringe lichtpunthoogte in volledig slagvaste
uitvoering;
- een solide samenstelling van het binnenwerk en de totale constructie;
- eenvoudige mogelijkheid tot het vervangen van lampen;
- het bevestigingsmateriaal in roestvrije uitvoering;
- een goed verlichtingsrendement;
- een goede en eenvoudige vormgeving welke, ook bij grootschalige
toepassing, een rustig beeld biedt;
- een concurrerende prijs.
--
Voor toepassing in Almere-Buiten wordt een kegelvormig verlichtingsarmatuur voorgesteld, met slagvaste polycarbonaat kap van heldere
structuur, met een zwarte voet en bovenkap van structuurgeschuimd polycarbonaat.
Deze armaturen hebben elders in Almere a1 jaren hun grote kwaliteit
bewezen.
-- Daar het hier armaturen op lage paaltopmasten betreft, komen voor
toepassing maar 2 soorten lampen in aanmerking, t.w. de TL(E)-lamp
watt en de SOX-lamp 18 watt.
40
Door de lichtmastjes, voorzien van een TL(E)-lamp 40 watt, op een onderlinge afstand van ca. 32 meter te plaatsen, wordt de voorgestelde
horizontale verlichtingssterkte bereikt.
Bij toepassing van SOX-lampen 18 watt zal, als gevolg van de lagere
lichtopbrengst (SOX 18 watt 1.800 lumen, TL(E) 40 watt 2.800 lumen),
voor het bereiken van hetzelfde lichtniveau de onderlinge afstand van
de lichtmastjes teruggebracht moeten worden tot 22 ii 25 meter, hetgeen de totale investeringskosten met 35-452 zal verhogen.
--
Het TL(E) armatuur is voorzien van een moderne diminstallatie waarbij, na uitschakelfng van de avondverlichting, de lichtopbrengst en
het energieverbruik tot 50% wordt gereduceerd.
Hierdoor blijft 's nachts een gelijlanatige verlichting gehandhaafd,
zij het op een lager niveau.
De huidige techniek is nog niet zover dat ook SOX-lampen gedimd kunnen worden. Het 's nachts in de woonstraten enz. om en om geheel uitschakelen van lampen leidt tot onaanvaardbare donkere weggedeelten,
hetgeen aanleiding zal geven tot veel klachten van de betreffende bewoners
Voor vergelijking van de jaarlijkse exploitatiekosten per lichtmast,
weergegeven in tabel 6.5., gelden voor beide composities dus de kosten van de "nachtbrander".
Deze zijn nagenoeg gelijk.
.
I
Compositie: lichtmast 1.p.h. 3,5 m met paaltoparm. TL(E) 40 watt (dim.)
(2.800 lum.)
i
I
I
I
Energiekosten:
Nachtbrander
avondbrander: n.v.t.
nachtbrander:1.200 uren x 0,048 kW = 57,6 kWh a f 0,2161
f 12,45
2.690 uren x 0,0275kW = 73,97kWh a f 0,1818
f 13,45
160 uren x 0,0275kW = 4,4 kWh a f 0,2161
f 0,95
Bediening
:
12 maanden
B f 0,39
f 4,68
Vastrecht
:
12 maanden
3 f 1,17
f 14,04
Onderhoud
: lampaandeel (zie tabel 5.1.)
avondbrander : n .v. t
nachtbrander:4.050 uren :8.000 uren = 0,51 x f 18,91
f 9,64
Oriderhoud
: monteur + auto
avondbrander: n.v.t.
nachtbrander: 0,51 x 0,17 uur x f 70,-f 6,07
Totaal
.
Compositie: lichtmast 1.p.h. 3.5 m met paaltoparm. SOX 18 W (1.800 lum.)
Energiekosten:
avondbrander:1.200 uren x 0,0275 kW = 33
kwh
nachtbrander:1.200 uren x 0,0275 kW = 33
kWh
2.690 uren x 0,0275-kW= 73,97 kWh
160 uren x 0,0275 kW = 4,4 kWh
Bediening
:
12 maanden
Vastrecht
:
12 maanden
Onderhoud
:lampaandeel (zie tabel 5.1.)
avondbrander:1.200 uren : 10.000 uren = 0,12 x
nachtbrander:4.050 uren : 10.000 uren = 0;405 x
Onderhoud
:monteur + auto
avondbrander:0,12 x 0,17 uur x f 70,-nachtbrander:0,405 x 0,17 uur x f 70,-
2 f
3 f
B f
f
2 f
B f
?4
Avond- Nachtbrander brander
0,2161 f 7,13
0,2161
f 7,13
0,1818
f 13,45
0,2161
f 0,95
0,39
f 4,68 f 4,68
1,17
f 14,04 f 14,04
f 39,08
f 39,08
Totaal
f 31,96 f 60,89
Het is evident dat indien voor toepassing gekozen wordt voor de SOXlamp 18 watt, waarbij terwille van de horizontale verlichtingssterkte
een kleinere onderlinge mastafstand aangehouden moet worden, evenals
bij de investeringskosten ook de jaarlijkse totale exploitatiekosten
ca. 35-454 hoger zullen liggen.
--
In hoofdstuk 5, sub 5.1.5. wordt, in verband met de steeds stijgende
energiekosten en beperking van het energieverbruik, gepleit voor een
grotere toepassing van de SOX-verlichting, ook in de woonstraten.
Als in een bepaalde situatie daarvan geen economisch en energetisch
voordeel mag worden verwacht, ligt ile keuze geheel open.
In die situatie kiezen veel vonngevers toch voor het warm-witte TLlicht, met een betere kleurweergave dan de SOX-verlichting.
-\
Gelet op de lagere investerings- en exploitatiekosten, de aantrekkelijke lichtkleur en de betere kleurweergave wordt voorgesteld deze
categorie wegen te verlichten door middel van TL(E)-lampen 40 watt,
in paaltoparmaturen op stalen conische lichtmastjes met een lichtpunthoogte van 3,5 meter (zieafbeelding 6.5).
VERLICHTINQ
WOONSTRATEN
QROENQEBIEOEN
echeel
,
WOONERVEN
MET
ANNEXEN
,
ENZ.
1 : 100
efb. 6.5
6.6. Verlichting hoofdroutes voor het langzaam verkeer
-- De hoofdroutes voor het
langzaam-verkeer krijgenook in Almere-Buiten
alle aandacht.
Zij zijn bestemd voor het fiets- en bromfietaverkeer, vaak in combinatie met het voetgangersverkeer.
-- Voor
dergelijke routes worden in de "R en A" geen aparte richtlijnen
of aanbevelingen gegeven.
-- Het verdient aanbeveling voor deze
routes een duidelijk te onderscheiden verlichting te kiezen, w e l k e zowel overdag als bij avond
het aparte karakter kenmerkt.
Dit kan een bijdrage leveren in de herkenbaarheid en de bewegwijzering en de gebruiker voorts een beveiliging bieden bij ontmoetingspunten met het gemotoriseerd verkeer.
--
In Almere-Haven en Almere-Stad worden deze speciale hoofdroutes in
hoofdzaak verlicht door middel van lagedruknatriumlampen SOX 35
watt, in opale slagvaste kunststof ballen 9 500 mm, op paaltopmastjes
met een lichtpunthoagte van 3 112 meter, geplaatst op een onderlinge
afstand van 35 40 meter.
-
Een dergelijke verlichting laat zowel overdag als bij duisternis aan
duidelijkheid niets te wensen over.
Afbeelding 6.6 geeft het beeld van de opstelling weer.
VERLICHTINQ HOOFDROUTES VOOR HET L A N Q Z A A M VERKEER
eshrrl
1
: 100
atb.6.6
-- Mede
terwille van het uniforme karakter van deze routes wordt voorgesteld oak in Almere-Buiten voor deze lichtmastcompositie te kiezen.
6.7. Verlichting centrumgebied
Het lijkt niet zinvol in dit rapport nu reeds een allesomvattend voorstel tot armatuurkeuze te doen voor het centrumgebied van Almere-Buiten.
Voorgesteld wordt in een latere fase hiervoor een apart verlichtingsplan
te ontwikkelen.
6.8. Speciale objecten openbare verlichting
Het kan voorkomen dat in bijvoorbeeld een winkelcentrum, parkeerdek,
openbare raute in een woningcomplex enz. enkele tientallen of zelfs
honderden lampen van de openbare verlichting worden geprojecteerd.
Deze lampen worden dan per object op een eigen laagspanningsinstallatie
met een eigen schakel-verdeelinrichting aangesloten.
Het zou derhalve niet terecht zijn in een dergelijke situatie maandelijks per lichtpunt een bedrag van f 1,17 voor vastrecht en f 0,39 voor
bediening aan de P.G.E.M. te moeten betalen (zie hoofdstuk 9, sub
9.2.2.).
In zo'n situatie krijgt de eigen schakel-verdeelinrichting een normale
laagspanningsaansluiting van de P.G.E.M..
Dergelijke installaties worden "speciale objecten openbare verlichting"
genoemd.
Hiervoor geldt dus het normale elektriciteitstarief voor kleinverbruikers, waarbij het vastrecht niet wordt bepaald aan de hand van het aantal lichtpunten, maar afhankelijk is van de belasting, c.q. de grootte
van de hoofdzekeringen.
De kosten voor bediening komen hierbij in het geheel niet voor, daar
sprake is van een eigen installatie met eigen besturing, schakeling, beveiliging enz..
Om te bereiken dat de verlichting in de speciale objecten gelijk in- en
uitschakelt met de overige openbare verlichting, kan als signaal voor de
besturing een relais van de P.G.E.M. worden verkregen.
Het normale kleinverbruikerstarief luidde op 1 januari 1983 als volgt:
- vastrecht bij
- dagtarief
- nachttarief
een aansluiting 3 x 25 Amp. f 103,13/jaar
f 0,2596lkWh
f 0,1876lkWh.
In Lelystad bestaan momenteel 16 "speciale objecten openbare verlichting", met in totaal ca. 1.800 lichtpunten; in Almere op dit moment 5
objecten, met in totaal 410 lichtpunten.
Voorgesteld wordt in dit rapport ten aanzien van de eventuele speciale
objecten openbare verlichting in Almere-Buiten geen speciale uitgangspunten vast te leggen, maar te zijnertijd per object een ontwerp voor te
stellen.
Aanleg, investering en exploitatie
In de voorgaande hoofdstukken is vooral het ontwerpen van het verlichtingsplan aan de orde geweest. In de volgende hoofdstukken wordt nader
ingegaan op de wijze van aanleg van de installatie, alsmede de investerings- en exploitatiekosten.
Voor Almere-Buiten wordt eenzelfde beleid voorgesteld als in Dronten,
Lelystad en elders in Almere wordt gevoerd en we1 als volgt:
7.1. Voorzieningen te maken door de P.G:E.M.
Waar een laagspanningsnet van de P.G.E.M. aanwezig is, zoals in de meeste woon- en buurtstraten, op de woonerven, in de centrumgebieden, langs
veel wegen op de bedrijventerreinen, enz. of in de directe omgeving van
dit net elders, worden de lichtmasten met toestemming van de P.G.E.M.
door derden op de speciale hulpaders in de kabels van dit laagspanningsnet aangesloten (zie 7.3.).
Voor beveiliging van deze hulpaders en de daarop aangesloten elementen
van de openbare verlichting, worden door de P.G.E.M. in de laagspanningsruimten in de wijken en op de bedrijventerreinen de nodige voorzieningen aangebracht.
I
I
1
I
Door de P.G.E.M. worden in opdracht en voor rekening van de R.1J.P..
voorts nog de volgende voorzieningen ten behoeve van de openbare verlichting getroffen:
7.1.1. ........................................
Speciale straat~erlichtin~svoedingskabels
Op wegen waar geen kabels van het laagspanningsnet aanwezig zijn, worden
door de P.G.E.M. speciale straatverlichtingsvoedingskabels voor het aansluiten van de lichtmasten gelegd. Voor Almere-Buiten valt hierbij 0.m.
te denken aan stadsautowegen, de kernhoofdwegen, sommige wegen op de bedrijventerreinen en grote delen van de hoofdroutes voor het langzaamverkeer
.
7.1.2. ....................
Extra voedingspunten
De onder 7.1.1. beschreven kabels worden gevoed vanuit het laagspanningsnet of vanuit de dichtstbij bevindende laagspanningsruimte.
Is de lengte van een straatverlichtingsvoedingskabel zodanig dat een ontoelaatbare spanningsval aan het einde optreedt, dan wordt op het trace
een extra voedingspunt geprojecteerd.
Hierbij wordt de nodige beveiligings- en schakelapparatuur ondergebracht
in een speciale kast. De voeding van deze kast vindt plaats vanuit het
laagspanningsnet.
De kosten voor een dergelijk voedingspunt en de bijbehorende aansluitkosten bedragen f 4.500,-- respectievelijk f 650,--, voor zover de aansluitkabel niet langer is dan 25 meter. De kosten voor de meerlengte
bedragen f 40,--/meter.
7.1.3. Transformatorkasten
Voor voeding van een afgelegen object van de openbare verlichting in gebieden waar in de directe omgeving geen laagspanningsnet aanwezig is
(invalswegen, kruispunten enz.), kan een 10-kV transformatorkast geplaatst worden. Dat een dergelijk voedingspunt zeer kostenverhogend op
de investeringskosten zal werken is evident.
Als het een definitieve situatie betreft, wordt een prefab betonnen
transformatorkast type C3p met trafo geplaatst. Kosten voor een dergelijke kast inclusief de transformator ca. f 47.250,--.
Voor aansluiting van de kast op het 10-kV net is bij een afstand van
bijvoorbeeld 25 meter bovendien nog verschuldigd 2 x 25 = 50 meter
hoogspanningskabel 3 f 78,-- of f 130,-- (afhankelijk van de doorsnede
van de aanwezige HS-kabel) = f 3.900,-- respectievelijk f 6.500,--.
Betreft het een situatie waarin binnen 2-3 jaar, door de voortschrijdende bebouwing of andere in de omgeving te realiseren objecten, de aanleg van een laagspanningsnet is te voorzien, dan kan als transformatorkast tijdelijk een plaatstalen provisorim worden geplaatst.
De kosten hiervan inclusief trafo bedragen ca. f 13.000,--.
Ook hier is voor aansluiting op het hoogspanningsnet een bedrag van ca.
f 3.900,-- of f 6.500,-- verschuldigd.
Door deze hoge kosten is het vaak voordeliger over een grote afstand een
speciale straatverlichtingsvoedingskabel 3 x 10 mm2 vanuit een bestaand
laagspanningsnet te leggen.
Een en ander is afhankelijk van de betreffende situatie en de te verwachten elektrische belasting.
7.1.4.
Centrale schakeling
-------------------
Ten behoeve van de onder 7.2. te beschrijven centrale schakeliagen van
de openbare verlichting, wordt door de P.G.E.M. de centrale schakelapparatuur opgesteld en de nodige besturingskabels gelegd.
De kosten voor deze besturingskabels bedragen, omgeslagen per lichtmast,
ca. f 40,--.
7.2.Schakeling /
--
Lampen van de openbare verlichting in Almere-Buiten worden onderverdeeld in avondbranders (A) en nachtbranders (N).
Avondbranders branden alleen 's avonds.
Nachtbranders branden 's avonds, 's nachts en 's morgens.
Gemiddeld kan gesteld worden dat het aantal branduren per jaar voor
de avondbranders 1.200 en voor de nachtbranders 1.200 ('6 avonds) +
2.690 ('6 nachts) 3. 160 ('s morgens) = 4.050 bedraagt.
De schakeltijden kunnen als volgt worden vastgesteld:
- A + N "in" bij + zonsondergang;
- A "uit" om 23.00 uur;
- N "uit" bij + zonsopkomst.
In Almere wrdt momenteel als tijdstip voor het uitschakelen van de
avondverlichting 23.00 uur aangehouden. Het is vrij eenvoudig dit
tijdstip, bijvoorbeeld ter besparing van energie enlof energiekosten,
vroeger in de avond te stellen.
--
In een aantal steden in ons land is de nachtschakeling vervallen en
laat men de verlichting ook '6 nachts vol branden. Als reden hiertoe
stelt men de verhoging van de verkeersveiligheid, het voorkomen van
criminaliteit en het vereenvoudigen en meer effectueren van de taak
van de politie.
Gelet op de extra 2.850 branduren per jaar voor de nachtbranders ten
opzichte van de avondbranders en de steeds stijgende energieprijzen
(grafiek 9.2.1), is het alleszins zinvol in Almere-Buiten, evenals
elders in Almere, op verantwoorde wijze een nachtschakeling van de
openbare verlichting toe te passen.
--
i
Momenteel kent de openbare verlichting in Almere 3 schakelgebieden te
weten:
- Almere-Haven;
- Almere-Stad;
- Bedrijventerrein "De Vaart" (provisorische regeling).
Voorgesteld wordt voor Almere-Buiten een apart schakelgebied te creZren en daar qua schakeling het bedrijventerrein "De Vaart" aan toe
te voegen.
I
-- De
centrale schakelapparatuur bestaat per gebied uit een schemeringsschakelaar, een astronomische schakelklok als reserve voor het eventueel in- en uitschakelen van de openbare verlichting bij + zonsondergang, respectievelijk + zonsopkomst, bi j weigering van de schemeringsschakelaar, en een gewone schakelklok welke 's avonds om 23.00
uur de avondbranders uitschakelt.
De astronomische schakelklok staat parallel geschakeld met de schemeringsschakelaar en neemt, bij weigering van de schemeringsschakelaar, eerst na 10 3 15 minuten de functie over.
\
--
De centrale schakelapparatuur van Almere-Haven is opgesteld in een
laagspanningsruimte nabij het dienstencentrum van de gezamenlijke
nutsbedrijven op het bedrijventerrein "De Steiger".
Voor Almere-Stad is de apparatuur opgesteld in een laagspanningsruimte op het bedrijventerrein "Randstad".
De apparatuur voor Almere-Buiten zal op een nader te bepalen plaats
in Almere-Buiten worden opgesteld.
--
Het zal duidelijk zijn dat, hoewel aan de instelling van de fotocellen en de klokken alle zorg wordt besteed, de inschakeltijden van de
openbare verlichting in de verschillende schakelgebieden enigszins
zullen verschillen. Ook is het mogelijk dat bij het vallen van de
avond, door aanwezigheid van bewolking, het in het ene gebied eerder
donker is dan in het andere.
-- Het
is technisch mogelijk de openbare verlichting van geheel Almere
qua besturing te koppelen, zodat de totale verlichting gelijktijdig
"in" en "uit" schakelt.
Dit valt echter sterk te ontraden, daar de nodige verbindingen te
complex en te kwetsbaar worden. Immers bij een storing op een crusiaal punt in de verbindingen, zou het grootste deel van Almere geheel
in het donker gezet kunnen worden.
Het instandhouden en optimaal laten functioneren van de 3 gescheiden
besturingen vraagt nu reeds alle aandacht en zorg.
-- Voor
periodieke controle van de lampen is het noodzakelijk de openbare verlichting ook overdag te kunnen inschakelen. Om echter te voorkomen dat bij controle van de lampen de gehele openbare verlichting
overdag moet branden (beperking van slijtage en energiekosten, psychologische werking m a r de burger enz.) wordt de installatie in
Almere-Buiten, evenals elders in Almere, in een aantal secties onderverdeeld
Het is van belang dat deze secties niet re groot zijn, zodat bi j controle overdag niet te veel lampen onnodig behoeven te branden.
.
Ten behoeve van de centrale besturing zijn alle secties met elkaar
doorverbonden. Om te voorkomen dat tijdens de werkuren bij het
inschakelen van een bepaalde sectie ook de overige inschakelen, hetgeen bovendien gevaar zou kunnen inhouden voor iemand die op dat moment buiten de betreffende sectie werkzaamheden aan de openbare verlichting of het laagspanningsnet verricht, wordt iedere sectie van
een schakelklok (sperklok) voorzien, welke de centrale besturing
tijdens deze werkuren onderbreekt.
Voor onderhoudswerkzaamheden binnen een bepaalde sectie kan de betreffende schakelklok met de hand overbrugd worden, waardoor de verlichting in de betreffende sectie inschakelt. Hiertoe wordt aan de
buitenzijde van de betreffende laagspanningsruimte in een kastje een
"in" en "uit" drukknop aangebracht. De sleutel van deze kastjes wordt
ter hand gesteld aan de beheerder van de openbare verlichting. Deze
mag uitsluitend schakelen na overleg vooraf met de P.G.E.M.. Deze
instantie weet immers of op dat tijdstip binnen de betreffende sectie
door iemand aan het laagspanningsnet wordt gewerkt.
De tijden van blokkering overdag zijn ongeveer van 9.00 - 16.00 uur.
In verband met de zomer- en wintertijd worden de klokken tweemaal per
jaar door de P.G.E.M. opnieuw ingesteld.
Bij zeer donker weer of zeer dichte mist overdag zal de schemeringsschakelaar de openbare verlichting tijdelijk inschakelen. Dit kan
echter alleen buiten de bloktijden, daar binnen de bloktijden het
circuit immers op een aantal plaatsen door klokken is onderbroken.
7.3. Werkzaamheden door derden
Het monteren, plaatsen en aansluiten van de lichtmasten geschiedt, op
basis van aanbestede verrekenprijzen, in opdracht van de R.1J.P. door
een aannemer.
Hierbij worden de masten, de armaturen en lampen gratis aan de aannemer
ter beschikking gesteld.
De overige materialen als kabelmoffen, aansluitkabels, bedrading, beveiligingsmateriaal enz. worden door de aannemer geleverd.
baar de masten op het laagspanningsnet van de P.G.E.M. worden aangesloten, behoeft de keuze van aannemers en de toe te passen materialen de
goedkeuring van dit nutsbedrijf.
Bovenstaande werkwijze wordt door veel gemeenten in ons land gevolgd.
Zij garandeert lage kosten en biedt de mogelijkheid een slagvaardig beleid te voeren.
7.4. Lichtmastcodering i
Ten behoeve van het beheer van de openbare verlichting worden alle
lichtmasten door middel van een plastic sticker voorzien van een code.
Dit biedt grote voordelen bij het inventariseren, het signaleren en
registreren van defecten, schades en onderhoudswerkzaamheden, het omschrijven bij opdrachten enz.
--
In Lelystad begint de code van elke mast met 6611 of twee letters
welke een gebied of straatnaam aanduiden.
Bij voorbeeld: mast K
staat in de Kempenaar
of mast WL
staat aan de Waddenlaan
.. ..
.. .
.. ..
De lettercode wordt, wanneer het een groter gebied betreft, gevolgd
door een straat- of bloknummer van 6611 of twee cijfers.
Tenslotte krijgen de masten een nummer dat zoveel mogelijk de volgorde van de huisnummering benaderd.
Bifvoorbeeld: mast K 16 09: - staat in de Kempenaar;
in straat of bij bloknummer 16;
- volgnunmer 09.
-
Een nadeel van het systeem in Lelystad is dat aan her codenumer niet
gezien kan worden in welke wijk de mast staat, immers er zijn in
Lelystad vele straat- of buurtnamen welke met een K beginnen.
--
In Almere wordt voor de mastcodering gedeeltelijk gebruik gemaakt van
de postale indeling (postcodering).
Zo worden hier de eerste twee cijfers van de lichtmastcode altijd gevormd door het wijknummer van de postcode.
Het wljknummer wordt gevormd door de laatste twee cijfers van de
postcode.
Het eerste cijfer van deze twee is het districtnummer.
Almere is tot op heden postaal ingedeeld in 6 districten, t.w.:
1. Almere-Stad, in hoofdzaak ten noorden van de spoorbaan tot aan de
Hoge Ring;
2. Almere-Stad, in hoofdzaak ten zuiden van de spoorbaan tot aan
rijksweg A 6;
3. Almere-Buiten, de Vaart en het gebied Noorderplas;
4. Eventuele 4e woonkern;
5. Almere-Haven;
6. Gebied Almere-Pampus.
. ..
staat in Almere-Haven, binnen de postale
Bijvoorbeeld: mast 56
wijkgrens van wijk 56.
Hierdoor is dus de situatie van de lichtmasten a1 voor een groot deel
gelokaliseerd.
Daar de postale wljken soms echter vele tientallen straten omvatten
zijn de gebieden, ten behoeve van de lichtmastcodering, weer onderverdeeld
.
Deze deelgebieden worden van noord naar zuid en van west naar oost in
alfabetische volgorde gecodeerd.
Tenslotte krijgen de masten een nummer dat zoveel mogelijk de volgorde van de huisnummering benaderd.
Bijvoorbeeld: mast 56 A 13 betreft mast:
- in Almere-Haven;
-
binnen postale wijkgrens
56;
- binnen deelgebied A;
- volgnummer 13.
--
Voor Almere-Buiten wordt voorgesteld het voor Almere-Haven en AlmereStad ingevoerde systeem te volgen.
t
8. lnvesteringskosten
De investeringskosten ten behoeve van de openbare verlichting komen aanvankelijk geheel voor rekening van de R.1J.P. en worden ondergebracht in
aparte bestekken. Na overdracht van een bepaald gebied komen de investeringskosten voor rekening van de Gemeente.
In tabel 8 is getracht voor Almere-Buiten een overzicht van kosten per
lichtmast te geven. Het betreft hier uiteraard een zeer globaal kostenoverzicht, daar 0.m. de lengten van de eventuele speciale straatverlichtingsvoedingskabels, aansluitkabels enz. sterk afhankelijk zijn van bepaalde situaties (zie ook het gestelde onder 7.1.2. en 7.1.3.).
Overzicht van de globale totale investeringskosten per lichtmast
-
januari 1983
Tabel 8
plaata
w o n s t r a t e n , uoaoerven,
groengebiedeo, sec. wegen bedr.terreioen en=.
liehtpunthoogte
lampsoort en vermogeo
afstsnd ca.
l e n g t e uithouder
Kosten i n e l . 0.0.
lichtmast
grondvlewel
aensluitkastje
armatuur i n c l .
v.s.A., o n t s t . en
eondaoaatcr
lamp
aaosl. kabe13r2, 5 d
p l a a t s e n lichtmast
leveriog+mootagemof
voedingskabel 3x10 mmZ
t o e z i c h t P.G.E.M.
asodeel stuurkabela
cemtrale besturing
Totale koateo inc1. 0.8.
-
-
3.5 m
SOX 18 W
22-25 m
-
f 230,--
buurtvegen en prim.
uegen h d r .
terreinen
wijkwegen (koppeling
kernhoofdvegen) en
buurtwegen i n centrum
6 m
SOX 35 W
33 m
1.25 m
6 m
SON 50 W
33 m
1.25 m
6 m
SON 50 W
30 m
6 m
SON 70 W
30 m
8 n
SOX 90 W
46 m
1.50 m
10 m
SOX 90 W
46 m
2 m
f
f
f
390,-53,-38.90
f
f
f
390,-53,-38.90
f
f
f
324,-53,-38,90
f
f
f
324,-53,-38,90
f
f
578,-53,-38,90
f
f
f
f
f
f
f
f
* f
11,80
f
237,46,-150,-90,-150,--
f
f
f
f
f
* f
212,-48,85
150,-go,-150,--
f
323.-48,85
150,-go,-150,--
f
f
f
f
f
* f
11.80
f
330.-54.55
150,go,-150,--
f
f
11.80
f 287,-f
64.32
f 130,-f 110,f 130,-fl.200,-f
11,80
40,--
f
f
hwfdroutes
langraamverkeer
3.5 m
TLEM 40 W
32 m
3.5 m
SOX 35 W
35-40 m
-
-
f
f
f
230,-55,40
f
f
f
230,-38,90
f 230,-f 39,08
f 150,-f 75,-f 150,-f
f 11.80
f
f
f
f
f
f
f
f
f
f
f
f
f
286.50
46,150,75,-150,--
f
281.18,90
150,-75,-150,11,80
f
f
40,--
f
40,--
f
f
38.90
-
40,--
f 984,78
f1.012,lO
-
f1.028.20
f
-
f
f
f
11,80
f
f
* f
ll,8O
f
40,--
f
40,--
-
f1.206.70
-
f1.184,55
f
-
-
40,--
f1.229,55
f
-
f1.242,25
kernhoofdwegeo
f
40.--
f2.643,02
stadsautoweg
10 m
SOX 90 W
52 m
2 n
690,- f
120,-- f
38.90 f
12 m
SOX 135 W
65 m
2 m
965,- f1.225,-120.-- f 120,-55.40 f
55.40
374,-- f 748,--f
748,-64,32 f 128,64 f 198,66
f 130,--f
130,--f
130,-f 135,- f 175,- f ZOO,-f 130.-- f 130,--f
130,-fl.500,--f1.500,--f1.600,-f
l1,BOf
11.80f
11.80
40,--f
40,-f
40,--
€3.234.02 f4.003.84 f4.458.86
Excl. extra voedingspunten en eventuele transformatorkasten (zie hoofdstuk 7, sub 7.1.2. en 7.1.3.)
* Indien dit een geheel vrijliggende route of weg betreft, waar geen laagspanningsnet aanwezig is,
dient voor de speciale straatverlichtingsvoedingskabel tot maximaal f 1.000,-/mast
extra gerekend
te worden.
9. Exploitatiekosten
De exploitatiekosten worden bepaald door de onderhoudskosten en de kosten voor het vastrecht, de bediening en het energieverbruik welke vergoed moeten worden aan de P.G.E.M.
In tabel 9 is een overzicht gegeven van de totale jaarlijkse exploitatiekosten per lamptype voor een avond- en nachtbrander.
De gegevens uit deze staat vormen voor een deel een samenvatting van de
in hoofdstuk 6 gegeven informatie betreffende de exploitatiekosten van
de openbare verlichting bij een bepaalde wgcategorie (tabel 6.2.. 6.4.
en 6.5.).
De in de tabel genoemde montagekosten hebben uitsluitend betrekking op
het vervangen van lampen, het daarbij schoonmaken van het verlichtingsarmatuur en het opnieuw invetten van de mastpoortsluiting, bij lampenvervanging op basis van groepsremplace.
Groepsremplace houdt in het gelijktijdig vervangen van alle lampen van
een bepaald type bij het globale einde van de economische levensduur.
Voor masten met een lichtpunthoogte 3 1/2 meter is hierbij gerekend
dat een monteur (met auto) 5 B 6 lampen per uur kan vervangen en dat bij
masten met een lichtpunthoogte 3 1/2 meter 2 monteurs (met hoogwerker)
9 lampen per uur vervangen.
Het niet toepassen van groepsremplace, dus het incidenteel vervangen van
lampen bij einde levensduur, vergt meer loonkosten.
Bij het verzamelen van defecten en het in de zomer eens per maand en in
de winter eens per 2-3 weken collectief vernieuwen van lampen enz., zal
voorde montage bij masten 3 1/2 meter globaal 3 lampen per uur en bij
3 1/2 meter 4 lampen per uur gerekend moeten worden.
masten
Toch blijkt uit de praktijk dat deze werkwijze, vooral bij de duurdere
SOX- en SON-lampen (zie tabel 5.1.), vaak voordeliger is dan groepsremplace.
Voor Almere-Buiten wordt voorgesteld voor de TL(E)-lampen in principe
groepsremplace toe te passen en de SOX- en SON-lampen eerst te vervangen
bij einde levensduur.
9.1. Onderhoudskosten
Het onderhoud aan de openbare verlichting zoals het vernieuwen van lampen, het repareren of vervangen van beschadigde armaturen of masten geschiedt in eigen beheer of door een aannemer.
Het lokaliseren en herstellen van ondergrondse beschadigingen aan het
kabelnet van de openbare verlichting geschiedt door-de P.G.E.M. of een
aannemer
.
De kosten hiervan komen voor rekening van de beheerder van het betreffende gebied. Aanvankelijk is dit de R.1J.P.. Na overdracht van een bepaald gebied is dit de gemeente Almere.
9.2.Verschuldigde kosten aan de P.G.E.M.
De verschuldigde kosten aan de P.G.E.M. zijn te splitsen in stroomkosten, kosten voor vastrecht en bediening en kosten voor de meterhuur.
-
Tabel 9
Algemeen overzicht van de totale jaarlijkse exploitatiekosten voor avond- en nachtbranders
van de openbare verlichting (incl. O.B.)
januari 1983
-
Type lamp:
Energiekosten
A
N
Bediening Aandeel lampkosten Aandeel montagekosten
vastrecht
A
N
A
N
(1) GL
100 W f 25,93 f 78,29
(l)TL(S)
20 W f 7,77 f 23,47
(l)TL(M)
40 W f 12,96 f 39,13
(l)TL(M)
65 W f 20,22 f 61,05
(l)TL(E)
32 W f 10,37 f 31,31
(l)TL(E)M
40 W f 12,45 f 37,58
(l)TL(E)M
40 W
f 26,85
(dim. )
(1)HPLN
50 W f 15,30 f 46,19
(1)HPLh'
80 W f 23,34 f 70,46
(2)HPLN
80 W f 23,34 f 70,46
(2)HPLN
125 W f 36,05 f108,83
(1)SON
50 W f 16,08 f 48,54
50 W f 16,08 f 48,54
(2)SON
(2)SON
70 W f 21,78 f 65,76
(1)SOX
18 W f 7,13 f 21,53
(1)SOX
35 W f 12,32 f 37,19
(2)SOX
35 W f 12,32 f 37,19
(2)SOX
55 W f 19,19 f 57,94
(2)SOX
90 W f 29,30 f 88,47
(2)SOX
135 W f 41,49 f125,27
(1)
(2)
- lichtpunthoogte kleiner of gelijk aan 3,s m
-
lichtpunthoogte groter dan 3,5 m
A
Totaal
N
------------
9.2.1. Stroomkosten
Het.tarief voor de stroomkosten van de openbare verlichting is onderverdeeld in een dag- en een nachttarief. Het nachttarief geldt gedurende 8
aaneengesloten uren in de periode van 22.30 uur in de avond tot 7.30 uur
in de morgen. Het aantal nachturen (aaneengesloten) ligt dus vast. De
juiste tijd kan door de P.G.E.M. worden vastgesteld. In de praktijk van
de laatste jaren geldt een nachttarief van 23.00 uur in de avond tot
7.00 uur in de morgen
I
I
I
I
.
Op 1 januari 1983 bedroeg het dagtarief f 0,1027 + f 0,1134 =
f 0,2161/kwh en het nachttarief f 0,0684 + f 0,1134 = f 0,1818/kWh.
Hierbij zijn f 0,1027 en f 0,0684 vaste bedragen en vormt f 0,1134 het
zgn. brandstofaandeel.
Dit brandstofaandeel is een soms maandelijks wisselend bedrag, afhankelijk van de brandstofprijs.
Grafiek 9.2.1 biedt een overzicht van het verloop van de door de
P.G.E.M. gehanteerde tarieven voor de openbare verlichting over de periode 1 januari 1973 tot l januari 1983.
De graflek geeft een duidelijke stijging van de energieprijs te zien.
Reden genoeg om bij het projecteren van de openbare verlichting he& onder 3.3. gestelde in de beschouwing te betrekken.
9.2.2. Kosten
voor vastrecht en bediening
..................................
Per lichtpunt van de openbare verlichting is per maand een vastrecht
verschuldigd, alsmede kosten voor bediening.
Per 1 januari 1983 bedroegen deze kosten f 1,17, respectievelijk f 0,39
per lichtpunt/maand.
De bedieningskosten betreffen ondermeer een rentebijdrage in de investeringskosten ten behoeve van de voedingen, de beveiligingsapparatuur, de
schakelapparatuur, de klokken.enz. van de openbare verlichting in de
laagspanningsruimten, alsmede een tegemoetkoming in de personeelskosten
voor te verrichten diensten als het schakelen van het net bij het verrichten van onderhoudswerkzaamheden, het opsporen en verhelpen van
kleine storingen, het plegen van overleg, het verrichten van enig tekenwerk enz
..
9.2.3. .....................
Kosten voor meterhuur
De openbare verlichting wordt gevoed vanuit delaagspanningsruimten van
de P.G.E.M. welke verspreid in Almere-Buiten worden gerealiseerd, of
vanuit de extra voedingspunten (7.1.2.).
Het stroomverbruik wordt per ruimte of per extra voedingspunt gemeten.
Voor elke 3-fase kwh-meter is per maand een bedrag van f 6,02 verschuldigd.
9.2.4.
----------------
Kostenverhouding
De onder 9.2. vermelde kosten komen voor rekening van de Gemeente.
Om een indruk te krijgen van de onderlinge verhoudingen van de onder
9.2.1., 9.2.2. en 9.2.3. genoemde posten ten opzichte van het totale bedrag aan stroomkosten, vastrecht, bedieningskosten en meterhuur, moge de
I
I
Tabel 9.2.4.
stroomkosten vastrecht bediening meterhuur
totaal
Lelystad
77,894,
15,92%
5,33%
0,864;
100%
Almere
71,18%
20,53%
6,87%
1,42%
100%
Besparingen op de totale jaarlijks aan de P.G.E.M. te betalen vergoedingen, door bijvoorbeeld andere schakeltijden voor de openbare verlichting
in te voeren (zie hoofdstuk 7, sub 7.2.), zullen alleen maar een besparing inhouden op het deel "stroomkosten".
Tabel 9.2.4. leert, dat dit bijvoorbeeld voor Lelystad 77,89% en voor
Almere 71.18% van deze totale jaarlijkse kosten betreft.
1,
10. Samenvatting
-- Dit
rapport bevat het voorstel tot een basisplan voor de openbare
verlichting van Almere-Buiten.
Om het voorstel te kunnen beoordelen is het van belang beleidsfunctionarissen, stedebouwkundigen, verkeersdeskundigen en
andere geinteresseerden meer inzicht te verschaffen in de gehele
materie rondom de openbare verlichting.
Dit rapport wil mede hiertoe dienen.
-- De openbare verlichting heeft
tgn aanzien van de verkeersveiligheid
en de beveiliging van de burger een duidelijke functie.
Normen voor de openbare verlichting worden ale "Richtlijnen en Aanbevelingen voor Openbare Verlichting" vastgesteld door de Commissie
voor Openbare Verlichting van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde.
Naar aanleiding van de energiecrisis van 1973 zijn de normen, voor
wat betreft de verlichtingsniveaus binnen de bebouwde kom, in 1977
herzien, zodat althans hier een doelmatiger energiegebruik enigszins
word t bevorderd
.
Ondanks deze herziening (verlichting) van de normen, wordt in dit
rapport duidelijk afstand genomen van de "Richtlijnen en Aanbevelingen" zoals deze nu luiden.
Gemeend wordt bij alle wegcategorisn welke in Almere-Buiten aan de
orde zijn, evenals elders in Almere, met een lager verlichtingsniveau, met soms een geringere gelijkmatigheid, te kunnen volstaan.
Dit niet alleen om energie te besparen, maar vooral ook om waar mogelijk de investerings- en exploitatiekosten op verantwoorde wijze te
bep.erken.
-- Ruime aandacht wordt
geschonken aan de technische middelen, welke bij
het realiseren van de openbare verlichting thane ten dienste staan,
zoals: '
- lampen : constructie, overall-lichtrendement, kleurindruk,
kleurweergave en levensduur;
- armaturen : verlichtingsrendement, constructie, vormgeving en dimschakeling;
masten
: van aluminium of staal, het thermisch verzinken en de
grondstukbehandeling.
-
--
--
Voorts wordt uitvoerig ingegaan op'de aanleg van de installatie, de
schakeling van de openbare verlichting, de codering van de lichtmasten, alsmede de investerings- en exploitatiekosten.
In het voorstel tot het basisplan wordt ingespeeld op de duidelijke
opbouw in verkeersfuncties van de.verschillende wegcategoriun in
Almere-Buiten.
Voor elke categorie wordt een adequate verlichting voorgesteld als
volgt :
- armaturen met SOX-lampen 135 watt op masten met dubbele uithouder
en een lichtpunthoogte van 12 meter, in de middenberm van de dubbelbaans stadsautowegen;
-
armaturen met SOX-lampen 90 watt op masten met dubbele uithouder en
een lichtpunthoogte van 10 meter, in de middenberm van de dubbelbaans kernhoofdwegen;
-
armaturen met SOX-lampen 90 watt op masten met enkele uithouder en
een lichtpunthoogte van 8 meter, langs de enkelbaansdelen van de
kernhoofdwegen;
-
armaturen met SON-lampen 70 of 50 watt op paaltopmasten met een
lichtpunthoogte van 6 meter, langs de wijkwegen (koppeling van de
kernhoofdwegen) en de buurtwegen in het centrumgebied;
-
armaturen met SOX-lampen 35 watt op masten met enkele uithouder en
een lichtpunthoogte van 6 meter, langs de buurtwegen en de primaire
wegen op de bedrijventerreinen;
-
opale bolarmaturen 0 500 mm met SOX-lampen 35 watt op paaltopmasten
met een lichtpunthoogte van ca. 3 , 5 meter, langs de hoofdroutes
voor het langzaam-verkeer;
-
buisvormige circline fluorescentielampen TL(E) 40 watt, kleur 29,
in paaltoparmaturen op een lichtpunthoogte van 3 1/2 meter in de
woonstraten, op de woonerven met annexen, in de groengebieden en
langs de secundaire wegen op de bedrijventerreinen.