3.1.4. herCAT 1314 - Studentenraad VUmc

Download Report

Transcript 3.1.4. herCAT 1314 - Studentenraad VUmc

VUmc-compas toetsing

Toets

Cursus

CAT B 3.1 13-14 / Cursus-afhankelijke toets

Cursuscoördinator (vice-) Gelegenheid Toetsdatum Tijd Plaats Aantal en type vragen Urologie, gynaecologie en nefrologie 13-14 mw. dr. M.P.C. Grooteman / drs. H.J.R. van der Horst 2 e 1 mei 2014 15:15 - 17:15 uur (17:45 uur voor extra-tijd studenten) TenT 58 meerkeuzevragen: 8 tweekeuzevragen, 8 driekeuzevragen, 42 vierkeuzevragen Druk Toegestane hulpmiddelen tweezijdig bedrukt, kleurendruk geen

Studentinstructie: Dit tentamen mag niet door studenten worden meegenomen MC-toets: kies het beste (volledig juiste en meest complete) antwoord

mobiele telefoons uit en in de tas onder de stoel

alléén toetsbenodigdheden op tafel

vul je studentnummer en naam duidelijk in op het formulier

kras NIET in de barcode rechtsonder; ook GEEN doorhalingen

zo nodig foutieve hokjes corrigeren door zeer goed te gummen

vragen over de inhoud van de toets worden NIET beantwoord

commentaren na afloop naar de JVC van je cursus

toiletbezoek NIET toegestaan

fraude wordt bestraft. Succes!

A herCAT UGN / afname 1 mei 2014 Pagina

1

van

14

herCAT UGN / afname 1 mei 2014 Pagina

2

van

14

1 2 3 4 Casus A, behorende bij de vraag 1 en 2 Een 76-jarige vrouw komt bij de huisarts omdat zij de afgelopen week beduidend minder plast, en haar urine donker is. Ze voelt zich niet zo goed. Haar bloeddruk is 170/85 mmHg en ze heeft wat pitting oedeem. Het creatinine in het bloed is 890 µmol/l (N 49-90). Het kalium is 4.6 mmol/l (N 3.6-4.8). Wat is nu het meest aangewezen beeldvormend onderzoek om een goede uitspraak te kunnen doen over de oorzaak van de nierinsufficiëntie? a. Echo nieren en urinewegen b. ECG c. Mictiecystogram Wat is nu het meest aangewezen laboratoriumonderzoek om een goede uitspraak te kunnen doen over de oorzaak van de nierinsufficiëntie? a. Complement: C3 en C4 b. Microscopisch urinesediment c. Kalium d. Natrium in de urine Einde casus A Casus B, behorende bij vraag 3 en 4 Een 20-jarige vrouw van Afro-Caraïbische afkomst meldt zich spontaan op de spoedeisende hulp met gewrichtsklachten en enkeloedeem. Ze gebruikt geen medicatie. De laatste tijd is ze nogal moe. Bij lichamelijk onderzoek ziet u een slanke jonge vrouw, bloeddruk 155/95 mmHg, fors pitting oedeem aan enkels en onderbenen. Aan de gewrichten geen bijzonderheden. Laboratoriumonderzoek toont BSE 110 mm in het 1e uur (N <20), CRP 5 mg/l (N<8), Hb 7.5 mmol/l (N 7.5-10), creatinine 168 µmol/l (N 49-90), albumine 23 g/l (35-52 g/L). Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van de nierinsufficiëntie? a. Prerenaal b. Renaal c. Postrenaal Bij welk onderzoek zal het meest waarschijnlijk afwijkingen worden gevonden? a. Echo van nieren en urinewegen b. Urinekweek c. Urine-

onderzoek

naar eiwit Einde casus B herCAT UGN / afname 1 mei 2014 Pagina

3

van

14

5 6 7 8 9 Bij onderzoek van urine met een diagnostische dipstick kan de testzone op erytrocyten fout positief reageren. Wat is hiervan de meest waarschijnlijke oorzaak? a. Myoglobine b. Hoge vitamine C concentratie c. Oude urine d. Een niet-gewassen plas Welke soort urine wordt bij voorkeur gebruikt bij onderzoek op dysmorfe erytrocyten? a. 24-uurs urine b. Vers geplaste urine, direct verzonden naar het laboratorium c. Gespaarde urine, bewaard bij kamertemperatuur d. Een portie urine, maximaal 24 uur bewaard in de koelkast Bij welke aandoening is er sprake van immuuncomplex-depositie in de nier? a. Syndroom van Alport b. Minimal change nefropathie c. Membraneuze glomerulopathie Casus C, behorende bij vraag 8, 9, 10 en 11 Op je spreekuur in de huisartsenpraktijk zie je een 68-jarige vrouw, die komt vanwege algehele malaise en gewichtsverlies. Haar voorgeschiedenis vermeldt nicotine-abusus en hypertensie, waarvoor ze enalapril en nifedipine retard gebruikt. Hiermee was de bloeddruk meestal rond 152/90 mmHg. Een jaar geleden had ze een creatininewaarde in het bloed van 104 µmol/l (N 49-90 µmol/l). Nu heeft ze haar ‘jaarlijkse rondje lab’ al laten prikken. Het creatinine in het bloed is 210 µmol/l. Het kalium is 4.7 mmol/l (N 3.6-4.8). Bij lichamelijk onderzoek vind je een magere, wat vermoeid uitziende vrouw, met een bloeddruk van 194/98 mmHg, pols 86 regulair aequaal, en pitting oedeem aan de enkels. In de urine (screen) wordt 1+ eiwit gevonden. Het microscopisch sediment toont 0-5 leuco’s en 0-5 ery’s, <10% dysmorfie. Je laat een echo doen. De linkernier is 8 cm lang, en de rechternier 8,5 cm (normaal ≥10 cm). De nierinsufficiëntie bij deze patiënte is waarschijnlijk: a. Acuut b. Chronisch Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van de nierschade? a. Glomerulonefritis b. Veroudering (nierfunctieverlies passend bij de leeftijd) c. Obstructie d. Hypertensieve nefropathie herCAT UGN / afname 1 mei 2014 Pagina

4

van

14

Vervolg casus C. 10 Welke afwijkingen, gevonden bij bloedonderzoek, zijn het meest waarschijnlijk ? a. Verlaagd albumine b. Verhoogd fosfaat c. Verhoogd calcium d. Verlaagd natrium 11 Hoe kan de achteruitgang van haar nierfunctie het beste vertraagd worden? a. Vermindering van het oedeem door voorschrijven van diuretica b. Patiënt adviseren te stoppen met roken c. Staken van de ACE (angiotensine converting enzym) remmer Einde casus C 12 Bij osmotische diurese ten gevolge van hyperglycaemie zal het plasmakalium waarschijnlijk a. stijgen b. dalen 13 De glomerulus laat alleen eiwitten door in pathologische situaties. Deze stelling is: a. juist b. onjuist 14 Door toediening van NSAID’s zal de glomerulaire druk in het algemeen a. afnemen b. gelijk blijven c. toenemen Normaalwaarden A, behorende bij vraag 15 en 16 pH: 7,35 – 7,45; pCO 2 : 35 – 45 mm Hg of 4,7 – 6,0 kPa; HCO 3 -: 22 – 26 mmol/L 15 Bekijk de uitslag van de volgende bloedgasanalyse: pH = 7.54 pCO 2 = 29 mm Hg (3.9 kPa) HCO 3 - = 24,0 mmol/ Welke zuur-base-afwijking blijkt uit bovenstaande waarden? a. Metabole acidose b. Metabole alkalose c. Respiratoire acidose d. Respiratoire alkalose herCAT UGN / afname 1 mei 2014 Pagina

5

van

14

Vervolg normaalwaarden A 16 Bekijk de uitslag van de volgende bloedgasanalyse: pH = 7.05 pCO 2 = 30 mm Hg (4.0 kPa) HCO 3 = 8,0 mmol/L Welke zuur-base-afwijking past bij deze waarden? a. Metabole acidose, deels respiratoir gecompenseerd b. Metabole alkalose, deels respiratoir gecompenseerd c. Respiratoire acidose, deels metabool gecompenseerd d. Respiratoire alkalose, deels metabool gecompenseerd Einde vragen behorende bij normaalwaarden A Casus D, behorende bij vraag 17 en 18 Een man van 54 jaar met een blanco voorgeschiedenis komt op uw spreekuur vanwege dikke onderbenen. Hij vertelt dat hij in de afgelopen weken 7 kg is aangekomen. Hij heeft een bloeddruk van 138/66 mmHg, en een pols van 64 per minuut, regulair. Hij heeft fors pitting oedeem aan beide onderbenen, tot aan de knieën. U laat oriënterend lab prikken. Dit levert de volgende uitslagen op: natrium 140 mmol/l (N 136-146), kalium 4.1 mmol/l (N 3.6-4.8), creatinine 95 µmol/l (N 94-104), albumine 16 g/l (N 35-52). U vraagt uw assistente de urine te onderzoeken. De teststrip toont: geen leucocyten, geen erythrocyten, eiwit 3+ (normaal: negatief). 17 Bij deze patiënt is waarschijnlijk sprake van een: a. nefritisch syndroom b. nefrotisch syndroom 18 Zeer waarschijnlijk is het cholesterol in zijn bloed: a. verlaagd b. verhoogd Einde casus D 19 Bij een metabole acidose, waarbij er verlies is van bicarbonaat via de darm, is de anion gap meestal: a. normaal b. verhoogd c. verlaagd 20 Een metabole alkalose gaat meestal gepaard met (in het bloed) een: a. hypokaliemie b. hyperkaliemie herCAT UGN / afname 1 mei 2014 Pagina

6

van

14

21 Het risico op het optreden van acute nierschade bij toediening van intraveneus jodiumhoudend contrast bij gezonde mensen is verwaarloosbaar laag. Bij welke groep patiënten is dit risico juist verhoogd? Bij patiënten met… a. diabetes mellitus b. hyperthyreoïdie c. familiair niersteenlijden d. een familielid met chronische nierinsufficiëntie 22 Een patiënt van 30 jaar presenteert zich met proteïnurie. In het nierbiopt wordt hyalinose van de arteriolen gezien. Welke hoort NIET in de differentiaaldiagnose thuis? a. Membraneuze glomerulopathie b. IgA nefropathie c. Amyloidose d. Diabetische nefropathie 23 Wat kenmerkt de excitatiefase tijdens het induceren van anesthesie? a. Vernauwde pupillen, covergente oogstand b. Vernauwde pupillen, divergente oogstand c. Verwijde pupilen, convergente oogstand d. Verwijde pupillen, divergente oogstand 24 Hoe wordt de afwijking in de glomerulus in deze afbeelding genoemd? a. Segmentale glomerulaire sclerose b. Crescent c. Glomerulosclerose d. Immuuncomplex depositie herCAT UGN / afname 1 mei 2014 Pagina

7

van

14

25 Hoe stelt men bij amenorroe van 28 weken de diagnose “gebroken vliezen” met de grootst mogelijke zekerheid vast? a. Op de anamnese b. Met de foetale fibronectinetest c. Met echografie d. Met de varentest 26 Welk middel is effectief in de preventie van vroeggeboorte wanneer een zwangere al een keer een vroeggeboorte heeft meegemaakt? a. Calciumantagonist b. Prostaglandine synthetase-antagonist c. Progestativum d. Bèta sympathicomimeticum 27 Toediening van weeënremming in combinatie met corticosteroïden aan de zwangere vrouw bij dreigende vroeggeboorte heeft een aantal bewezen gunstige effecten ten aanzien van de gezondheidstoestand van de neonaat. Waarop heeft toediening van deze combinatie echter geen enkele invloed, positief noch negatief? a. Ontstaan van intraventriculaire bloedingen b. Ontwikkelen van NEC (neonatale enterocolitis) c. Optreden van foetale of neonatale infectie d. Mate van ernst bij optredende IRDS 28 Welke omstandigheid is een relatieve en niet een absolute contra-indicatie voor weeënremming? a. Klinische intrauteriene infectie b. Abruptio placentae c. Foetale nood d. Ernstige pre-eclampsie 29 Waardoor wordt de bovenbuikspijn bij HELLP syndroom het beste verklaard? a. Stuwing in de ductus choledochus b. Stress ulcus van de maag of van het duodenum c. Coronairarterie-spasme d. Leverkapselspanning 30 Bij hoeveel van de zwangeren met een asymptomatische bacteriurie ontstaat een manifeste urineweginfectie of pyelonefritis? a. Slechts bij een enkeling (tot hooguit 10%) b. Bij bijna de helft (40 – 50% c. Bij bijna allemaal (80 - 90%) herCAT UGN / afname 1 mei 2014 Pagina

8

van

14

31 Vanaf de 3e dag na de bevalling heeft een kraamvrouw in toenemende mate last van riekende lochia. Zij had het echter te druk in het gezin om daar acht op te slaan. Er is ook niet rustig de tijd om borstvoeding te geven. Daarom had zij na twee dagen al besloten verder flesvoeding te geven. Dat ging er tenminste lekker snel in bij dit vierde kind. Op de 6e dag krijgt zij echter koorts (39.8 o C rectaal) en laat de huisarts langskomen. De huisarts merkt een weke uterus op, twee vingers onder de navel. Er is aldaar en over de gehele onderbuik druk- en loslaatpijn. De borsten waren niet rood of pijnlijk maar wel een beetje gestuwd. Hij laat haar opnemen op de kraamafdeling, omdat zij zich nu echt wel ziek voelt en misselijk is. Waaraan is de koorts is meest waarschijnlijk toe te schrijven? a. Stuwing van de borsten b. Endometritis c. Appendicitis d. Pelveoperitonitis 32 Een kraamvrouw verliest in de vijfde week na de spontane partus van haar tweede kind opeens ongeveer twee koffiebekers helderrood bloed met stolsels van 5 cm. De eerste weken had zij voortdurend korte perioden gehad van wisselende hoeveelheden helder rood bloedverlies. Daarna was het weer een poosje over. Patiënte dacht dat dit door de borstvoeding kwam: zij voelde de uterus tijdens het voeden af en toe nog samentrekken. Zij wordt door de huisarts naar het ziekenhuis verwezen. Aldaar werd echografisch de diagnose “Placentarest” gesteld. Een stukje van circa 3 x 2 cm werd in fundo gelokaliseerd. Het Hb is acceptabel. Er wordt gestart met antibiotische behandeling. Wat is het beste beleid daarnáást? a. Twee tot vier weken afwachten, tot er een menstruatie is geweest b. Een curettage verrichten onder algehele narcose c. Haar adviseren voorlopig acht keer per dag borstvoeding te geven, regelmatig over de dag verdeeld d. Meteen starten met de lichtste combinatiepil die er is 33 Een 43-jarige patiënte bezoekt de polikliniek gynaecologie in verband met klachten van heftig en langdurig menstrueel bloedverlies. Tot 3 maanden tevoren had zij een regelmatige cyclus. Zij gebruikt geen (hormonale) anticonceptie. Na uitblijven van de menstruatie gedurende een periode van 2 maanden begon een heftige langdurige menstruatie, die nu al 2 weken aanhoudt. Bij herhaling bleek de zwangerschapstest negatief. Wat is op dit moment de meest waarschijnlijke diagnose? a. Miskraam b. Endometriumpoliep c. Cervixcarcinoom d. Anovulatie herCAT UGN / afname 1 mei 2014 Pagina

9

van

14

34 Hevige, maar regelmatig (iedere 4 weken), optredende menstruaties passen het beste bij: a. cervixcarcinoom b. subsereus myoom c. submuceus myoom d. hypertensie 35 Wat is de behandeling van voorkeur bij een subsereus myoom? a. Conservatief beleid b. Oestrogeenmedicatie c. Hormoonbevattend IUD (MIRENA) d. Myomectomie 36 Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van metrorragisch bloedverlies? a. Subsereuze myomen b. Een persisterende follikel c. Een niet-hormoonhoudend koperspiraaltje d. Een salpingitis 37 Welke laboratoriumbevinding past het beste bij een pelvic inflammatory disease (PID)? a. Lage bezinking b. Leucocytose c. Leverfunctiestoornis d. Hematurie 38 Welk symptoom past het beste bij een EUG (buitenbaarmoederlijke zwangerschap)? a. Een sterk verhoogde bezinking b. Abnormaal vaginaal bloedverlies c. Hoge koorts d. Pijn in de leverstreek (Fitz Hugh Curtis syndroom) 39 Een 60-jarige postmenopauzale vrouw met een blanco voorgeschiedenis meldt zich op de polikliniek gynaecologie met een al langer bestaand verzakkingsgevoel / balgevoel. Bij gynaecologisch onderzoek wordt tijdens de Valsalva manoeuvre de cervix uteri zichtbaar tot juist voorbij de introïtus vaginae. Er is hier sprake van een descensus uteri. Wat is de classificatie van deze prolaps? a. Graad I b. Graad II c. Graad III d. Graad IV herCAT UGN / afname 1 mei 2014 Pagina

10

van

14

40 Welke opmerking over een enterocèle is juist? Een enterocèle: a. is een verzakking van het rectum b. dient primair te worden behandeld met een pessarium c. kan spontaan herstellen d. kan alleen bestaan bij de aanwezigheid van een Douglascèle 41 Een 47-jarige para 3 heeft 8 maanden last van zeer heftige menstruaties die 8 tot 10 dagen duren. Haar cyclus duurt 28-30 dagen. Sinds de menarche had zij altijd een regelmatige spontane cyclus van 28-30 dagen met aanzienlijk kortere menstruaties van maximaal 5 dagen. Hoe wordt dit type abnormaal vaginaal bloedverlies genoemd? a. Polymenorroe b. Metrorragie c. Menorragie d. Hypermenorroe 42 Wat is het anatomisch recidiefpercentage na een voorwandplastiek? a. 5 % b. 10 % c. 20 % d. 30 % 43 In de Wet op de Orgaandonatie wordt met organen bedoeld een bestanddeel van een menselijk lichaam (artikel 1 WOD). Stelling: Dit betekent dat de WOD alleen betrekking heeft op organen zoals een nier of een hart en niet op beenmerg of huid. a. Juist b. Onjuist 44 Om orgaandonatie bij leven bij de categorie minderjarigen in de leeftijdscategorie 12-16 jaar juridisch mogelijk te maken is het voldoende als de ouders vervangende toestemming hebben gegeven. a. Juist b. Onjuist 45 Bij zowel een

Candida vaginalis

als bij een

Trichomonas vaginalis

infectie heeft de vrouw klachten van afscheiding. In welke bevinding verschillen deze vaginale infecties van elkaar? a. Consistentie van de fluor b. Leukocyten in de fluor c. Positief KOH-preparaat van fluor d. Vaginale jeukklachten herCAT UGN / afname 1 mei 2014 Pagina

11

van

14

46 Een jongeman van 25 jaar heeft afscheiding uit de penis (écoulement). Hoe krijg je binnen een half uur een waarschijnlijke diagnose? a. Grampreparaat van pus b. PCR van pus c. Methyleenblauw-preparaat van urine d. PCR van urine 47 Wat is volgens wetenschappelijke studies de reductie aan sterfte door screening op prostaatcarcinoom bij mannen <55 jaar? a. Er is geen sterftereductie door toepassen van screeningstests b. <10% c. 50% d. >90% 48 Vergeleken met niet-rokers hebben mannen die roken een grotere kans op: a. testiscarcinoom b. peniscarcinoom c. niercelcarcinoom d. prostaatcarcinoom 49 Een 57-jarige man heeft een, bij toeval gevonden, niercelcarcinoom met een diameter van 1 cm. Een CT-scan geeft geen aanwijzingen voor lymfogene metastasering. Bij hem wordt een gestoorde leverfunctie gevonden. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose bij deze bevinding? a. Pulmonale metastase b. Leverstuwing c. Paraneoplastisch syndroom d. Tumornecrosesyndroom 50 Welk percentage van de, bij eerste presentatie, niet-invasieve urotheelcelcarcinomen wordt in de loop van de tijd spierinvasief indien de behandeling alleen bestaat uit transurethrale resectie? a. 0,5% b. 15% c. 35% d. 55% 51 In de blaas kan een aantal typen maligniteiten voorkomen. Welke bewering met betrekking tot de genoemde maligniteit is juist? a. Bij urotheelcelcarcinoom worden minder dan 3 tot 7 lagen overgangsepitheelcellen gezien b. Plaveiselcelcarcinoom ontstaat vanuit de overgangsepitheelcel door chronische irritatie c. Adenocarcinoom is zeer gevoelig voor radiotherapie en chemotherapie d. Carcinoma in situ is goed gedifferentieerd overgangsepitheelcelcarcinoom dat beperkt is tot het urotheel herCAT UGN / afname 1 mei 2014 Pagina

12

van

14

52 Een 70-jarige man heeft benigne prostaathyperplasie. Wanneer is er een absolute indicatie voor transurethrale resectie van zijn prostaatadenomen (TURP)? a. Na meerdere malen urineretentie b. Als de diurese ’s nachts groter is dan overdag c. Als hij een periode van macroscopische hematurie heeft gehad d. Bij een slappe urinestraal en een plasfrequentie van meer dan 5x per dag 53 Welke bewering met betrekking testiscarcinoom is juist? a. De verdachte testis moet worden verwijderd worden via een scrotale incisie b. Testiscarcinoom komt vaker voor bij mannen die als kind zijn behandeld wegens een niet ingedaald balletje c. Voorafgaand aan een behandeling dient bloed te worden afgenomen voor bepaling van α-Foetoproteïne , CA 125 en β2- microglobuline d. De eerste lymfklierstations van de testis bevinden zich in de lies 54 Welke van de onderstaande patiënten heeft een ongecompliceerde urineweginfectie? a. Een 27-jarige man met een urethritis veroorzaakt door gonorrhoe b. Een zwangere 30-jarige vrouw met plasklachten en een urinekweek met > 10 5

E. coli

c. Een 75-jarige mevrouw met dit jaar voor de vierde keer een cystitis d. Een 52-jarige man met een urinekweek met > 10 5

E. coli

en een passerende uretersteen 55 Bij welke van onderstaande symptoombeschrijvingen is er sprake van urgency- incontinentie? a. Een 30-jarige moeder van 2 kinderen verliest scheutjes urine tijdens sporten b. een 73-jarige vrouw die frequent moet plassen, steeds te laat op de wc is en dan een scheutje urine verliest. c. Een 85-jarige man die wordt ingestuurd met continue aandrang en onvermogen om te plassen en spontaan scheutjes urine verliest. d. Een 10-jarig meisje verliest soms een scheutje urine als ze heel erg hard moet lachen. 56 Wat is een predisponerende factor voor urolithiasis? a. Diureticagebruik b. Lage concentratie van citraat in de urine c. Hoge concentratie van eiwit in de urine d. Een veganistisch dieet 57 De incidentie van urineweginfecties bij vrouwen vertoont pieken in bepaalde levensfases. Een van die piekincidenties is: a. in de eerste 3 maanden na de geboorte b. rond het 3e levensjaar c. rond het 20e levensjaar d. rond het 30e levensjaar

Let op! Vraag 58 op volgende blad.

herCAT UGN / afname 1 mei 2014 Pagina

13

van

14

58 Welke bevinding bevestigt de aanwezigheid van een urineweginfectie? a. Een dipstick positief voor leucocyten b. Een urinesediment met > 20 leucocyten per gezichtsveld c. Een positieve urinekweek d. Een dipstick positief voor nitriet herCAT UGN / afname 1 mei 2014 Pagina

14

van

14