Plan van Aanpak TIJ 2014 - 2015

Download Report

Transcript Plan van Aanpak TIJ 2014 - 2015

TIJ
Toetscommissie
Interventies
Jeugd
Plan van Aanpak 2014-2015
Gemeente Rotterdam
Bestuurlijk opdrachtgever: Hugo de Jonge, wethouder Onderwijs, Jeugd en Gezin
Ambtelijk opdrachtgever: André Vervooren, directeur Veiligheid
Plan van Aanpak TIJ januari 2014-Intern document
1
Inhoud
pagina
1.
2.
2.1.
2.2.
2.3.
2.4.
2.5.
Inleiding
De Commissie
Doelstelling
Opdracht
Uitgangspunten
Prioritering: criteria bij toetsing
Toekomst
3
4
4
4
4
5
5
3.
3.1.
3.2.
Doelstellingen en randvoorwaarden 2014
Doelstellingen
Randvoorwaarden
6
6
6
4.
4.1.
4.2.
4.3.
4.4.
Organisatie en werkwijze
Stuurgroep en commissie
Scholing en training
Mogelijke effectiviteit
Het werkproces
7
7
8
8
8
5.
5.1.
5.2.
Kennisdeling en communicatie
Kennisdeling
Communicatie
9
9
12
Bijlage 1:
Bijlage 2:
Bijlage 3:
Samenstelling Stuurgroep en Commissie december 2013
Het proces van TIJ
Rapportage deel A, B en C
Plan van Aanpak TIJ januari 2014-Intern document
13
14
15
2
1. Inleiding
In 2010 zijn in samenwerking met Platform31, verschillende trainingen ‘Kennisfundament:
effectieve aanpak van risicojongeren’ georganiseerd voor medewerkers van de gemeente.
Het Kennisfundament is bedoeld om interventies en beleid voor (oorzaken en
gelegenheidsstructuren van) risicogedrag en jeugdcriminaliteit, ‘’kennisproof’’ te maken. Dit
betekent dat met name interventies getoetst worden op effectiviteit.
Door de komst van het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel (een nieuwe jeugdzorgstructuur in
verband met de decentralisatie) kwamen de optimalisatie van het aanbod van
jeugdinterventies en de verdere professionalisering van het opdrachtgeverschap in het
jeugddomein, hoog op de agenda te staan.
In samenwerking met de Transformatiefabriek, Platform31 en het ministerie van Veiligheid en
Justitie (V&J), werden begin 2011 de contouren voor de toetscommissie uitgewerkt.
Per 1 januari 2015 decentraliseert de rijksoverheid de taken op het gebied van jeugdzorg,
AWBZ en participatie naar de gemeenten. In het kader van de decentralisatie van de
jeugdzorg wil de gemeente Rotterdam meer samenhang in het jeugdaanbod realiseren.
Tegelijkertijd is er sprake van teruglopende financiën en ziet zij zich ook om die reden
genoodzaakt om het pakket aan jeugdinterventies tegen het licht te houden. ‘Doen wat werkt’
is het adagium.
Op 2 april 2012 heeft de Rotterdamse wethouder De Jonge van Onderwijs, Jeugd en Gezin,
de Toetscommissie Interventies Jeugd (TIJ) geïnstalleerd. Een toetscommissie die de
opdracht heeft om het huidige pakket aan jeugdinterventies in de Maasstad te toetsen en te
adviseren over de mogelijke effectiviteit ervan. TIJ hanteert een instrument waarmee snel, en
toch zorgvuldig, uitspraken gedaan kunnen worden over de wijze waarop in het jeugddomein
opdrachten gegeven en interventies uitgevoerd worden.
De oprichting van TIJ past in de tendens van een overheid die (financieel) onder druk staat,
die niet langer alles zelf wil doen en die wenst dat effectieve interventies worden ingezet.
Professioneler opdrachtgeverschap en een kwalitatief hoogwaardiger (effectiever en
efficiënter) aanbod van jeugdinterventies zijn noodzakelijk. Het gaat om het nuttiger besteden
van minder middelen. Dat vraagt om een gedragsverandering bij opdrachtgevers en
opdrachtnemers in het jeugdveld.
Het oprichten van een gemeentelijke toetscommissie is een bewuste keuze. Geen externe
partij die het uitvoert, maar juist vanuit de eigen gelederen, zodat de opgedane kennis en
expertise behouden blijven voor de gemeente Rotterdam. Doordat TIJ is samengesteld uit
medewerkers van verschillende directies en vakgebieden ontstaat bovendien kruisbestuiving.
Of de slager zijn eigen vlees keurt? TIJ is open over het gehele proces en partijen worden
van begin af aan nauw betrokken. Daarmee bewaakt de toetscommissie haar onafhankelijkheid. De commissie is zich ervan bewust dat de wijze waarop zij haar werk doet van
doorslaggevend belang is voor het bereiken van haar doel.
Definitie van een interventie
TIJ neemt jeugdinterventies in Rotterdam onder de loep en brengt vervolgens advies uit over
de mogelijke effectiviteit alsmede over de aanwezigheid van werkzame bestanddelen. TIJ zal
zich de komende jaren (nog) niet verbreden naar andere doelgroepen, maar zich blijven
inzetten voor de doelgroep jeugd en jeugdinterventies en zich daar verder in specialiseren.
Onder een interventie verstaat de toetscommissie:
Elke planmatige en doelgerichte aanpak om opvattingen, gedrag en/of vaardigheden van
jongeren te veranderen en/of hun omstandigheden te beïnvloeden, met als (hoofd)doel de
kans op crimineel, overlastgevend of gewelddadig gedrag van die jongeren te verkleinen
en/of hun gezondheid te bevorderen.
Een interventie is geen instelling, organisatie of voorziening (zoals de voorziening basisschool
of kinderdagverblijf), maar het is ook geen losse activiteit. Er is altijd wel een voorziening,
organisatie of instelling nodig om een interventie te kunnen (laten) uitvoeren. Een interventie
kan deel uitmaken van een programma. Een programma is een combinatie van verschillende
interventies die gecoördineerd en gefaseerd worden uitgevoerd, om een bepaald beleidsdoel
te realiseren.
Plan van Aanpak TIJ januari 2014-Intern document
3
2. De commissie
2.1. Doelstelling
TIJ wil een bijdrage leveren aan een effectief jeugdbeleid in Rotterdam. De commissie doet
dit door advies te geven over het aanbod en de werking van interventies. De commissie wil
de discussie over effectief jeugdbeleid in de Rotterdamse jeugdsector op gang brengen. TIJ
bewerkstelligt dit door op audit-achtige wijze jeugdinterventies te toetsen op mogelijke
effectiviteit. Ook worden opdrachtgevers geadviseerd over effectief werken.
2.2. Opdracht
TIJ heeft als opdracht meegekregen van de wethouder OJG:
- het screenen van interventies gericht op risicojongeren van 0 tot 23 jaar;
- deze te beoordelen langs de lijnen van wetenschappelijk onderzoek (onder andere het
Kennisfundament1);
- te adviseren over de effectiviteit daarvan alsmede over de aanwezigheid van werkzame
bestanddelen;
- en over haar activiteiten te communiceren.
Met haar adviezen en de communicatie hieromtrent draagt de toetscommissie bij aan een
kwalitatief hoogwaardiger (doelmatig en doeltreffend) aanbod van jeugdinterventies. Zij
stimuleert tegelijkertijd de verdere professionalisering van (deel)gemeentelijk opdrachtgeverschap in Rotterdam. De adviezen worden uitgebracht onafhankelijk van de belangen
van gemeentelijke diensten en deelgemeenten. Voorts is het aan de verantwoordelijke
clusters en het bestuur om op basis van de adviezen aanpassingen te doen dan wel de
financiering van interventies te herzien.
2.3. Uitgangspunten
TIJ hanteert in haar functioneren de volgende uitgangspunten:
Planmatig werken
De commissie werkt altijd volgens een vaste planmatige aanpak bij haar toetsing.
Integriteit/neutraliteit
Het toetsen van interventies vindt altijd op een integere en zorgvuldige manier plaats. De
commissie laat zich bij de beoordeling van jeugdinterventies uitsluitend leiden door
(wetenschappelijke) literatuur, door de haar gegeven informatie en toetsingscriteria. Ze draagt
er zorg voor dat de teksten niet zijn te herleiden tot een persoon als dat onwenselijk is. Bij
haar beoordeling spelen zaken die betrekking hebben op politieke wenselijkheid, de sturing in
het concern en organisatiebelangen van de uitvoerende diensten, geen rol. Bij het
samenstellen en het functioneren van de commissie zal er op worden toegezien dat
vermenging van belangen wordt voorkomen.
Omgevingsbewustzijn/organisatiebewustzijn
De commissie heeft bij de toetsing en beoordeling oog voor de context waarin interventies
worden uitgevoerd. Wanneer dit van toepassing is, wordt deze context beschreven bij het
onderbouwen van de beoordeling.
Deskundigheid/professionaliteit
De commissie wil van toegevoegde waarde zijn bij de ontwikkeling en de uitvoering van
jeugdinterventies. Dit kan zij bereiken door haar oordelen en de onderbouwing te baseren op
gedegen relevante inhoudelijke kennis over de materie. De samenstelling van de commissie
is daarop toegesneden.
Zorgvuldigheid
De commissie is zich ervan bewust dat haar oordelen kunnen leiden tot ingrijpende
veranderingen in de wijze waarop jeugdinterventies thans tot stand komen en worden
1
Brons, D., Hilhorst, N. en Willemsen, F. (2008). Het kennisfundament t.b.v. de aanpak van criminele Marokkaanse
jongeren. Den Haag: WODC
Plan van Aanpak TIJ januari 2014-Intern document
4
uitgevoerd in het jeugddomein. De commissie zal derhalve de grootste zorgvuldigheid
betrachten in de wijze waarop haar oordelen tot stand komen.
2.4. Prioritering: criteria bij toetsing
Toetsen van jeugdinterventies en het geven van advies over de effectiviteit daarvan, is de
primaire taak van TIJ. TIJ selecteert zelfstandig de te toetsen interventies. TIJ heeft zich tot
doel gesteld om zoveel mogelijk interventies in het jeugddomein te toetsen. Het is echter
onmogelijk om álle interventies in Rotterdam te toetsen. Daarom worden interventies
geselecteerd op basis van omvang en relevantie (in aantal trajecten/jongeren en middelen).
In eerste instantie komen interventies in aanmerking die dicht tegen het voorkomen van
jeugdoverlast en –criminaliteit (repressie) liggen. Het Kennisfundament is daarvoor een
belangrijke theoretische ruggengraat. Dit model (het Kennisfundament) biedt de
aangrijpingspunten om interventies te beoordelen op de aanwezigheid van werkzame
elementen bij de preventie en reductie van de jeugdoverlast en –criminaliteit.
Bij voorkeur wordt gekozen voor een cluster van interventies en niet voor een aantal losse
interventies. Een cluster omvat interventies die vergelijkbaar zijn, zich richten op een zelfde
probleem, of ingezet worden binnen een bepaald thema. Naast de mogelijke effectiviteit van
individuele interventies wordt gekeken naar de samenhang in het aanbod, naar de overlap en
naar de blinde vlekken. Zo mogelijk geeft TIJ ook een oordeel over het te voeren beleid,
bijvoorbeeld over de toeleiding naar interventies.
De commissie zal zo veel mogelijk gebruik maken van toetsingen die elders zijn gedaan,
zoals beschikbaar in verschillende databases voor effectieve interventies. Denk daarbij aan
de database van het Nederlands Jeugd Instituut en van het Centrum Gezond Leven van het
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Dit jaar hebben vijf landelijke ondersteuningsorganisaties (Movisie, NCJ, NISB, NJi, CGL) een gezamenlijk Erkenningstraject Interventies
ontworpen. Ook daarvan zal TIJ de rapportages gaan gebruiken en eventueel eigen
toetsingscriteria aanscherpen. Een ‘erkenningstraject’ -en dus worden erkend als effectieve
interventie- zal de TIJ-trajecten wel vergemakkelijken en versnellen, maar niet kunnen
vervangen. Het gaat bij TIJ naast effectiviteit namelijk ook om de uitvoeringsintegriteit en de
kwaliteit van de toepassing van die interventies in de praktijk van Rotterdam.
Momenteel is de focus van de commissie aan het verschuiven naar de meer preventieve
jeugdinterventies in Rotterdam. De huidige toetsing vindt bijvoorbeeld plaats binnen het CJG.
Met deze verschuiving is de vraag ontstaan in hoeverre het Kennisfundament aanvulling
behoeft als theoretisch model. Met deze verschuiving komen ook interventies ter toetsing in
beeld waarvan effecten op gedrag van jeugd op lange termijn mogen worden verwacht. Als
het gaat om het beïnvloeden van gezondheidsgedrag zijn er alternatieve modellen
beschikbaar. Denk daarbij aan het Preffi (Preventie-Effectiviteits Instrument) en aan
Intervention Mapping als theoretisch kader.
De Stuurgroep heeft besloten om de komende twee jaar niet breder te toetsen dan de
doelgroep jeugd en de jeugdinterventies. Als er voor andere doelgroepen ook getoetst gaat
worden op effectiviteit dan kan daar een aparte commissie voor komen met andere mensen,
die wel een link heeft met TIJ.
Gezien de veranderingen in de omgeving waarbinnen de commissie TIJ opereert en het
toenemend besef dat elke interventie in relatie tot haar context beoordeeld moet worden,
zoekt de commissie steeds meer aansluiting bij gemeentelijke processen. Voorbeelden zijn:
gebiedsgericht werken en de strategische onderzoeksagenda.
2.5. Toekomst
In de afgelopen twee jaar heeft het leerproces van de commissie veel aandacht gehad en
heeft de commissie zich vooral bezig gehouden met het screenen van de interventies langs
de lijnen van het Kennisfundament. In de tweede fase (2014) gaat de commissie in bredere
zin een bijdrage leveren aan het effectiever maken van het jeugdbeleid in Rotterdam.
Belangrijke voorwaarden daarbij zijn dat de commissie beschikt over de benodigde (externe)
deskundigheid om ook jeugdinterventies te toetsen die niet primair op criminaliteitsreductie
zijn gericht. In de derde fase (2015 en daarna) heeft de commissie, rekening houdend met de
Plan van Aanpak TIJ januari 2014-Intern document
5
nieuwe Jeugdwet en het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel, een proactieve rol bij het toetsen op
de te verwachten effectiviteit van interventies voorafgaand aan de opdrachtverlening.
Hiervoor is het belangrijk dat binnen de gemeente een beleidsscan wordt gemaakt van het
jeugdbeleid in Rotterdam. Dit houdt in: analyse van aard en omvang problematiek, analyse
van het gemeentelijk beleid (bijvoorbeeld targets in Collegewerkprogramma) en de mate
waarin het aanbod bijdraagt aan het realiseren van de doelstellingen.
De commissie TIJ wil haar werkwijze de komende jaren doorontwikkelen.
3. Doelstellingen en randvoorwaarden 2014
De doelstellingen van TIJ voor 2014-2015 worden in dit hoofdstuk geformuleerd. En er
worden randvoorwaarden benoemd die nodig zijn om de doelen te kunnen realiseren.
3.1. Doelstellingen
1. Het uiteindelijk doel van de commissie is het bevorderen van een effectief
jeugdbeleid in Rotterdam. De toetscie bevordert de kwaliteit van het jeugdbeleid door
de potentiële effectiviteit van in te zetten interventies vast te stellen. Het uitvoeren
van effectieve interventies is één van de randvoorwaarden voor een effectief beleid.
Daarnaast zijn nodig: effectieve professionals en effectieve uitvoerende organisaties.
Beide randvoorwaarden worden nagestreefd in het NRJ met name bij De
Professional aan Zet.
2. De toetscie stimuleert dat haar adviezen worden opgevolgd door méér aandacht te
vragen voor de effectiviteit van de interventies bij de opdrachtnemers (de uitvoerende
organisaties) én de opdrachtgevers (Rotterdamse ambtenaren). Ze zal na een
vastgestelde periode nagaan of en in hoeverre haar adviezen zijn opgevolgd en of
deze al dan niet hebben geleid tot verbeterde uitvoering van de interventies.
3. De toestcie bevordert de opvolging van haar adviezen door middel van methoden van
kenniscirculatie en kennisvalorisatie in overleg en samen met uitvoerders en
opdrachtgevers. De analyse van de toetscie over de interventies en met name het
debat erover moet startpunt zijn voor verbetertrajecten in het opdrachtgeverschap
(denk aan beschrijvingen in bestekken) en bij de uitvoerders.
4. De toetscie draagt -in bredere zin- het effectief werken in de jeugdsector uit. De leden
van de toetscie stellen zich op als ambassadeurs van het effectief werken en zullen
dat ook actief uitdragen.
3.2. Randvoorwaarden
Om de bovenstaande doelstellingen te realiseren zijn de komende periode de volgende
randvoorwaarden van belang.
Personeel
De leden van de stuurgroep moeten voldoende draagvlak hebben binnen de gemeentelijke
organisatie om de onafhankelijkheid van TIJ te kunnen garanderen. De commissie beschikt
over voldoende deskundigheid binnen TIJ en draagt zorg voor een adequate doorstroming
van TIJ leden, zodat velen intensief kennis kunnen maken met de werkwijze van TIJ. De
leden worden voor twee jaar benoemd met een mogelijke verlenging van twee jaar. Dit
betekent dat er altijd aan deskundigheidsbevordering van nieuwe en ook oude leden moet
worden gewerkt. Ieder TIJ-lid wordt voor minimaal 0,2 fte vrijgemaakt (0,4 fte is optimaal);
voor de rol van secretaris kan dit méér zijn indien hij/zij ook volwaardig meedraait in het
toetsingsproces. TIJ-leden worden op hun HBO+ werk- en denkniveau geselecteerd alsmede
op de aanwezigheid van de benodigde competenties. Binnen de toetscommissie wordt ieder
nieuw lid in de beginperiode gekoppeld aan een (meer) ervaren collega.
Afspraken
- De voortgang van de toetsing wordt (schriftelijk) regelmatig gedeeld met de wethouder
Onderwijs, Jeugd en Gezin (1x per 2-3 maanden).
Plan van Aanpak TIJ januari 2014-Intern document
6
-
De adviezen worden persoonlijk met de wethouder Onderwijs, Jeugd en Gezin besproken
evenals met de betrokken ambtelijke directeuren (2 á 3 x per jaar).
De benodigde capaciteit (fte’s) evenals de activiteiten die hiermee verband houden, zijn
opgenomen in de (meer)jaarplannen van de relevante clusters/diensten (met name bij de
directies Jeugd&Onderwijs, Publieke Gezondheid&Zorg, en Veiligheid).
De rol van TIJ-lid is expliciet beschreven en belegd binnen de verschillende clusters/
diensten/afdelingen.
Communicatie
Er is permanente aandacht nodig voor het verspreiden van de boodschap van TIJ, door
publicatie van de adviezen, door publicaties in vakbladen en door signalementen in
nieuwsbrieven. De publicaties van TIJ worden op Sjaan geplaatst en zijn gemakkelijk te
vinden en te downloaden. TIJ organiseert in samenwerking met Expertisecentrum MO
seminars/expertbijeenkomsten waarbij kennisdeling centraal staat.
Financiën
Voor aanvang van ieder nieuw jaar stelt TIJ een begroting op voor de kosten met betrekking
tot deskundigheidsbevordering, drukwerk, workshops en expert meetings en congresbezoek
en voor ad hoc advisering door derden. Vanuit de Directie Veiligheid is een werkbudget TIJ
gereserveerd voor de periode 2014-2015 van 10.000,-- euro per jaar. De middelen zijn
afkomstig uit het programma ‘Grenzen Stellen, Richting Geven’ en lopen tot en met 2015.
Om genoemde doelstellingen te bereiken bedraagt de begroting van TIJ 2014 totaal 20.000
euro: 10.000,-- werkbudget en verzoek voor 2014 om 10.000,-- extra budget.
4. Organisatie en werkwijze
4.1. Stuurgroep en commissie
Het toenmalig directeurenoverleg Jeugd, Zorg en Veiligheid heeft op 1 augustus 2012
ingestemd met de uitgangspunten voor oprichting van de toetscommissie. In april 2012 heeft
de wethouder Onderwijs, Jeugd en Gezin de toetscommissie officieel geïnstalleerd (Zie
bijlage 1 voor de huidige samenstelling van TIJ stuurgroep en commissie).
Het streven is om tenminste twee medewerkers met een onderzoeksachtergrond aan de
commissie TIJ te laten deelnemen en dit te borgen via een dakpansgewijze wisseling van
leden. Vanaf 1 januari 2014 kunnen dat (ook) mensen van OBI zijn en zal TIJ proberen op de
onderzoeksagenda 2014 komen te staan. Voor de overige leden van de commissie zal ook
steeds meer buiten het cluster MO (bv. BSD) gezocht worden bij opvolging of vervanging.
De Stuurgroep heeft tot taak om de plannen en voorstellen van TIJ te beoordelen en
accorderen. De Stuurgroep beoordeelt ook of de doelen voldoende worden gerealiseerd, of
de doelen moeten worden bijgesteld en of er samenhang is met het overige jeugdbeleid.
De Stuurgroep beslist eveneens in situaties waarin de voorzitter van TIJ geen bevoegdheden
heeft of waarin er sprake is van tegengestelde belangen of conflicten binnen de commissie.
Adviezen zullen direct aan wethouder gericht zijn, maar de stuurgroep wordt eerst
geconsulteerd over de inhoud. Ten aanzien van proces (keuze interventies, samenstelling ,
positionering) is de stuurgroep bepalend.
De stuurgroep zal snel geïnformeerd worden, met name wanneer zich knelpunten en/of
problemen voordoen. Zonodig wordt geëscaleerd, vooral tijdens het proces van toetsing. Van
belang is wel dat er dan een door de commissie goed gedocumenteerd “logboek” ligt van het
proces van toetsing tussen TIJ en degene(n) die getoetst worden.
De toetscommissie wordt in de stuurgroep vertegenwoordigd door de voorzitter en één ander
lid van de commissie. De secretaris is ook lid van de commissie en is aanwezig bij de
vergadering van de stuurgroep. De commissie zal zeker tot 2015 blijven bestaan. Daarmee is
tot die tijd de bezetting gegarandeerd. Bij tussentijds vertrek van een lid wordt voor
vervanging gezorgd.
Plan van Aanpak TIJ januari 2014-Intern document
7
4.2. Scholing en training
Doorlopende scholing en training voor leden van de commissie TIJ is van belang. Na
inventarisatie van de wensen kan een scholingsprogramma voor het komend jaar worden
opgesteld. Het opleidings- en begeleidingstraject was het afgelopen jaar in handen van
Platform31. Het Kennisfundament vormt de wetenschappelijke achtergrond tot nu toe voor
het screenen en beoordelen van jeugdinterventies op effectiviteit. Met het verschuiven van de
focus van de commissie naar meer preventieve interventies is de behoefte ontstaan naar een
breder toetsingsmodel. Dit zal mee genomen worden in het scholingsprogramma voor
komend jaar. Daarnaast blijft het nodig om bij uitvallen en/of vervangen van de huidige
commissieleden, nieuwe leden te scholen en op te leiden.
Het scholings- en trainingsprogramma TIJ kent de volgende onderdelen:
- basisscholingsprogramma voor nieuwe leden;
- bezoeken van relevante instanties;
- inhuren van belanghebbende externe experts op deelterreinen;
- blijvend beschikbaar stellen van een vast scholingsbudget;
- per keer het best passende bureau voor scholing inschakelen.
4.3. Mogelijke effectiviteit
De toetscommissie voert geen eigen empirisch evaluatieonderzoek uit, maar baseert zich
op bestaande onderzoeken en gegevens bij het beoordelen van de mogelijke effectiviteit van
jeugdinterventies. Ook wordt gekeken naar de integriteit van de uitvoering. Dit doet zij door na
te gaan of een interventie theoretisch goed is onderbouwd en in de praktijk volgens de regels
wordt toegepast. De toetscommissie maakt een momentopname en zij beoordeelt of het
aannemelijk is dat met een bepaalde aanpak resultaten behaald worden in de praktijk.
Wetenschappelijke inzichten én kennis over de lokale context worden daarin bij elkaar
gebracht. Met deze manier van nadenken over efficiëntie en effectiviteit draagt TIJ bij aan het
maken van gefundeerde keuzes en het formuleren van betere beleidsuitgangspunten.
De toetsing is niet gebaseerd op één theoretisch kader, maar er wordt gebruik gemaakt van
verschillende bij de interventie best passende theoretische modellen. De toetsing heeft het
karakter van een audit. De werkwijze richt zich op de directe verbetering van de
uitvoeringspraktijk in de stad en op beter opdrachtgever– en opdrachtnemerschap. Daarbij
wordt waar mogelijk gebruik gemaakt van onderzoek dat al is gedaan. Bijvoorbeeld van
bestaande beoordelingen van de erkenningscommissie van het Nederlands Jeugdinstituut, de
Erkenningscommissie Gedragsinterventies van V&J en het Centrum Gezond Leven. Het
oordeel van TIJ over een jeugdinterventie die tot dan toe nog niet is beoordeeld, kan als
opmaat dienen voor de beoordeling door één van de genoemde erkenningscommissies.
4.4. Het werkproces
In deze paragraaf staat een beschrijving van de stappen die gezet worden in het primaire
proces, de toetsing van interventies, door de commissie. We geven eerst een korte, globale
beschrijving van het primaire werkproces. Vervolgens worden de belangrijkste stappen nog
eens op een rijtje gezet en uitgewerkt. In de bijlagen zijn opgenomen: het werkproces van TIJ
(bijlage 2) en de vragenlijst interventie (bijlage 3).
De toetsing van een interventie bestaat uit drie delen: A, B en C. Bij deel A staat het
aanleveren van feitelijke informatie over een interventie centraal. Direct betrokkenen, de
opdrachtgever en de uitvoerder, worden verzocht een vragenlijst in te vullen. De vragen gaan
in op: aanleiding, doel, doelgroep, aanpak/werkwijze, theoretische onderbouwing, organisatie,
projectbewaking, kosten en resultaten.
De verantwoordelijkheid voor het aannemelijk maken dat een interventie (theoretisch) goed in
elkaar zit en praktisch adequaat wordt uitgevoerd, ligt bij de opdrachtgever en –nemer. De
‘bewijslast’ voor het – naar waarheid – invullen van de vragenlijst ligt bij hen. Dit is van belang
omdat het vertrekpunt voor de toetsing de aangeleverde, feitelijke informatie is. In aansluiting
op het invullen van de vragenlijst worden daarom meerdere interviews afgenomen. Eventuele
hiaten en onduidelijkheden kunnen dan alsnog opgehelderd worden. Ter afronding wordt in
samenspraak met de betrokkenen deel A vastgesteld.
Plan van Aanpak TIJ januari 2014-Intern document
8
Deel B omvat de toetsing door de commissie. Van iedere interventie afzonderlijk beoordeelt
TIJ de volledigheid van de beschrijving, de degelijkheid van de methodiek, de uitvoeringsintegriteit en de resultaten. De leden maken zo veel mogelijk gebruik van bestaande kennis
en expertise. Daartoe worden o.a. bestaande databases met interventies van b.v. NJI en
RIVM geraadpleegd. Deze wetenschap wordt aangevuld met informatie uit de interviews en
eventuele observaties, zodat meer zicht ontstaat op de lokale context waarin een interventie
wordt uitgevoerd.
In deel B komt TIJ met een gemotiveerde beoordeling. Een interventie wordt beoordeeld als
(1) kansrijk, (2) voor verbetering vatbaar of (3) kansarm. In de aanbevelingen worden
verbetervoorstellen gedaan over de interventie en over de manier waarop de gemeente
Rotterdam stuurt en opdracht geeft:
1) Kansrijk: de beoogde doelen zijn gerealiseerd en door onderzoek(sliteratuur) is
aannemelijk gemaakt dat de interventie, zoals die is uitgevoerd, hieraan substantieel
heeft bijgedragen.
2) Project ter verbetering: de beoogde doelen zijn niet of slechts gedeeltelijk
gerealiseerd. Door onderzoek(sliteratuur) is minimaal aannemelijk gemaakt dat de
interventie bij een juiste (integere) uitvoering tot de realisatie van de beoogde doelen
kan leiden.
3) Kansarm: de beoogde doelen zijn niet gerealiseerd en door onderzoek(sliteratuur)
kan niet aannemelijk worden gemaakt dat de interventie bij een integere uitvoering tot
de realisatie van de beoogde doelen kan leiden.
Tot besluit wordt de betrokken partijen in deel C de mogelijkheid gegeven om te reageren op
het oordeel. Deze reacties worden in zijn geheel overgenomen in de uiteindelijke rapportage.
De stappen in de werkwijze van TIJ en de planning van het toetsproces staan in bijlage 2. De
commissie TIJ hanteert het rapportagemodel van de Transformatiefabriek, aangevuld met
2
elementen uit de databank Effectieve Jeugdinterventies van het NJI .
5. Kennisdeling en communicatie
In de periode oktober 2011 – juli 2012 is TIJ gevormd. Tijdens dit traject lag de focus op het
inrichten van de toetscommissie, uitbouwen en ontwikkelen van het team, inrichten van de
infrastructuur, begeleiden bij het screenen van interventies en de opbouw van competenties.
Sinds medio 2012 is de commissie in staat om zelfstandig interventies te screenen en te
adviseren over de effectiviteit daarvan. Naast de doelen uit hoofdstuk 3, staat TIJ voor twee
nieuwe uitdagingen, namelijk kennisdeling en communicatie. Deze twee uitdagingen bepalen
in belangrijke mate het draagvlak voor de commissie en breder voor het ‘evidence based
werken’ de komende jaren.
5.1. Kennisdeling
Het uiteindelijk doel van TIJ is een bijdrage leveren aan een effectiever en efficiënter
jeugdbeleid. Dat kan worden bereikt door te investeren in kenniscirculatie over de resultaten
van de toetsingen. Het debat met de betrokkenen over de analyses die in het proces van
toetsing zijn gemaakt, biedt tevens een impuls tot verandering. Zonder debat over de
toetsingen zal TIJ – zeker door opdrachtgevers en opdrachtnemers - al snel worden opgevat
2
Yperen, T. van (Juni 2007). Integraal erkend. Naar een afstemming erkenning jeugdinterventies. Nederlands
Jeugdinstituut: Utrecht. http://www.nji.nl/publicaties/Integraalerkend.pdf (gedownload op 29 maart 2012),
Yperen, T. van en M. van Bommel (4 februari 2009, update april 2009). Erkenning interventies: criteria 2009-2010.
Erkenningscommissie (Jeugd)Interventies. Nederlands Jeugdinstituut: Utrecht. ,http://www.nji.nl/effectieveinterventies/download/Erkenning%20(jeugd)interventies%20criteria%202009-2010%20(update%20april%2009).pdf
(gedownload op 29 maart 2012)
Plan van Aanpak TIJ januari 2014-Intern document
9
als bezuinigingsinstrument, zonder de kwaliteitsimpuls. Uiteindelijk moeten de opdrachtgevers en opdrachtnemers (en dan met name de betrokken interventiemedewerkers) met de
resultaten van TIJ aan de slag. We kunnen dat stimuleren en ondersteunen door deskundigheidsbevordering, training en kennisuitwisseling met de relevante partners (opdrachtgevers
en opdrachtnemers) in de stad en met lokale en landelijke kennisinstituten. Van belang is ook
om mensen te interesseren voor (deelname aan) TIJ en om de discussie aan te gaan over
verbetering van de werkwijze van TIJ.
In het algemeen kunnen diverse doelgroepen rondom TIJ onderscheiden worden.
a. Direct betrokken professionals, opdrachtgevers en opdrachtnemers
TIJ wil gezaghebbende adviezen uitbrengen. Dat moet niet alleen door een beoordeling op
papier, maar dat moet ook in het debat over de rapportages. TIJ heeft de
verantwoordelijkheid om dit debat met de direct betrokkenen te organiseren. Dat debat is
vooral van belang bij een beoordeling ‘ter verbetering’ of ‘kansarm’.
Bij een advies ‘ter verbetering’ kan er onmiddellijk na het advies een ‘window of oppurtunity’
volgen om de verbetervoorstellen met de betrokkenen te bespreken. Dit zet al een proces van
verbetering in gang, voor de uitvoerende professional, voor de opdrachtnemer en
opdrachtgever. Dat debat kan de vorm hebben van een expert meeting of een klein congres.
Het gaat erom dat ook de verschillende aanbieders met elkaar in overleg gaan over de
verschillende verbetervoorstellen.
Bij een advies waarbij de interventie als ‘kansarm’ wordt bestempeld, moet er een debat
plaatsvinden over de problemen die moeten worden opgelost en de alternatieven die er zijn.
Dat raakt ook veel meer het beleidsprogramma waarbinnen deze interventies een rol
speelden want veelal zal het probleem (nog) niet zijn opgelost.
Behalve de rapportages over de potentiële effectiviteit van de interventies, zullen in de
rapporten van TIJ ook andere zaken worden gesignaleerd, zoals de samenhang van
verschillende interventies in een programma, de onduidelijkheid of zelfs verschillen van
mening over opdrachtgeverschap en de lacunes in het bestaande onderzoek (voorkomen van
het probleem, de kenmerken van de doelgroepen, evaluatieonderzoek). Die aanbevelingen
verdienen bij voorkeur ook een vervolg.
Een belangrijke partner is het Expertisecentrum MO voor het organiseren van seminars en
expert meetings. Tij wil bij het opstellen van de kennisagenda en onderzoeksagenda betrokken worden en geraadpleegd worden als het gaat om het onderzoeksbeleid binnen MO.
b. Professionals, opdrachtnemers en opdrachtgevers die soortgelijke interventies uitvoeren
Bedoeld worden hier de personen die geïnteresseerd zijn in de aanpak en de toetsing van de
interventies en/of in de aanpak om de besproken specifieke doelgroepen te bereiken. Voor
deze geïnteresseerden is het van belang dat de discussie over de effectiviteit van interventies
wordt gevoerd aan de hand van de rapportages en de visies, conclusies en de resultaten van
de discussies met de direct betrokkenen. De professional die de interventie op een overtuigende en effectieve manier heeft weten aan te passen, is de beste boodschapper voor zijn
collega’s. De uitwisseling van ervaringen en ideeën staat voorop! De vorm waarin dat gesprek
plaatsvindt, kan zeer uiteenlopend zijn: workshop, congres, nieuwsbrief, fora op sites.
c. Lokale kennisinfrastructuur
Er is onder meer door het landelijke en lokale jeugd- en onderwijsbeleid, een uitgebreide
kennisinfrastructuur ontstaan in de stad/regio die voor de kenniscirculatie rond
jeugdinterventies van groot belang is. Gezocht wordt hier naar die netwerken en
overlegvormen die van belang kunnen zijn voor de resultaten van TIJ en waar de resultaten
onder de aandacht gebracht moeten en kunnen worden. Zonder volledig te zijn volgen
hieronder een aantal voorbeelden van deze netwerken in Rotterdam.
- Kenniswerkplaats Rotterdams Talent
Wil een bijdrage leveren aan kennisontwikkeling op het gebied van Rotterdams talent en aan
de uitwisseling en toepassing van die kennis. De focus ligt op het onderwijs, maar trajecten in
aanpalende organisaties (zoals zorginstellingen) worden niet uitgesloten.
- Kenniswerkplaats Leefbare Wijken
Plan van Aanpak TIJ januari 2014-Intern document
10
Beoogt een bijdrage te leveren aan kennisontwikkeling, -uitwisseling en -toepassing op het
gebied van leefbare wijken en leefbaarheid in Rotterdam. Partners: Erasmus, gemeente
Rotterdam en de hogescholen.
- Academische werkplaats CEPHIR, met als onderdeel DWARS
Is gericht op het terugdringen van gezondheidsachterstanden in Rotterdam en de regio. In het
bijzonder achterstanden die het gevolg zijn van grote stadsproblematiek c.q. lage sociaal
economische status. Partners: GGD Rotterdam-Rijnmond en Erasmus MC Rotterdam
financieren CEPHIR. In CEPHIR participeren voorts: GGD Zuid Holland Zuid.
- DWARS is een netwerkorganisatie waarin kennis en vakmanschap worden gedeeld tussen
doelgroep, praktijk, onderzoek, onderwijs en beleid zodat alle kinderen gelijke kansen
geboden worden in het jeugdbeleid. Partners: Gemeente/GGD, Hogeschool InHolland,
Hogeschool Rotterdam, Erasmus MC, Platform Buitenlanders Rijnmond.
- De academische werkplaats De Nieuwe Kans (AW DNK)
Deze is direct gekoppeld aan de interventie De Nieuwe Kans en gevestigd in Rotterdam in
samenwerking met de VU, gevormd en gelieerd aan de AW Forensische Zorg voor jeugd.
- De WMO Werkplaats Rotterdam
Kent meerdere doelstellingen op het terrein van kennisdeling, kwaliteitsbewaking en
onderzoek ten aanzien van interventies. Deze werkplaats is tevens van belang in verband
met de opdracht die ze heeft om te zorgen voor een verbindingslijn van de activiteiten van
alle werkplaatsen op het terrein van jeugd en jongeren.
Inhoudelijke aandachtspunten in Rotterdam zijn: diversiteit in de stad en diversiteitbewust
vakmanschap, integratie en participatie van verschillende groepen, jongeren en gezinnen,
opdrachtgeverschap en opdrachtnemerschap, nieuwe netwerken, nieuwe sociale
professionals, de stem van ‘de doelgroep’ en de invulling van zelfredzaamheid.
De werkplaats heeft een looptijd van drie jaar en is een samenwerkingsverband van de
Hogeschool Rotterdam en Inholland en diverse instellingen op het terrein van welzijn en zorg.
- Onderzoeksnetwerk Jeugd
De Gemeente (Directie Jeugd), ErasmusMC, de Hogeschool Rotterdam en verschillende
zorgaanbieders, hebben regelmatig overleg over de noodzakelijke onderzoeken op het terrein
van jeugd(zorg) in Rotterdam. Het overleg is gericht op afstemming en samenwerking.
- Kennisnetwerk Jeugd
De Gemeente (Directie Jeugd) heeft met de jaarlijkse focusdag over het jeugdbeleid (accent
op: de Professional aan zet) inmiddels een netwerk van professionals opgebouwd dat
geïnformeerd en geraadpleegd wil worden over jeugdontwikkelingen. Daarnaast wordt door
de Hogeschool Rotterdam en de Gemeente (Directie jeugd) een kleiner netwerk ondersteund
rond het brede uitstroomprofiel Jeugdzorgwerker van de Hogeschool. Daarin komen ook met
name de doelstellingen van het gemeentelijk beleid rond ‘De Professional aan Zet’ aan bod.
Deze netwerken zouden optimaal geïnformeerd moeten worden over de TIJ-rapportages, met
het aanbod om rapportages te linken op sites en in nieuwsbrieven.
d. Hogescholen en universiteiten
Met name de Hogeschool Rotterdam en InHolland zullen met de conclusies uit de toetsingen
hun onderzoeksprogramma en/of hun curriculum kunnen versterken. De meeste interventies
op het gebeid van jeugd worden uitgevoerd door hbo-professionals. De effectiviteit van de
jeugdzorg is maar ten dele afhankelijk van de effectiviteit van de interventies. Van groot
belang is de effectiviteit van de professional. Daarbij is speciaal aandacht nodig voor de ‘klik’
tussen de jeugdige en de professional. Hierbij zou TIJ intensiever kunnen samenwerken met
de hogescholen om via debat (bv. gezamenlijke workshops) met de opleiders en studenten
tot bruikbaarder adviezen voor de praktijk te komen.
e. Internationale samenwerking met betrekking tot jeugdbeleid.
The EUPHA (European Public health Association) heeft een sectie Child and Adolescent
Public Health, waarin vooral gezondheidsonderwerpen rond jeugd aan bod komen.
Plan van Aanpak TIJ januari 2014-Intern document
11
Breder is het International Childhood and Youth Research Network (ICYRNet). It aims to
inform organizations and individuals who are interested in childhood and youth research.
5.2. Communicatie
De toetscommissie stelt zich ten doel te communiceren over haar activiteiten en de kennis/
ervaring die zij opdoet actief te verspreiden, zowel intern als extern. Het is raadzaam om
iemand met meer expertise op dit terrein aan de commissie te verbinden.
Voor TIJ is het van belang dat haar communicatieuitingen de eigen kernwaarden uitdragen.
Het gaat om de volgende kernwaarden:
- oordeel op basis van deskundigheid;
- zorgvuldigheid, volgens methodische aanpak;
- advisering los van belangen van diensten/deelgemeenten/derden.
De commissie heeft meerdere activiteiten/taken waarover het nuttig is te communiceren:
- aankondiging toetsing en selectie van nieuwe ronde jeugdinterventies (t.b.v. van een
soepel verloop van het toetsproces);
- eindresultaten/overhandiging aan wethouder OJG (bestuurlijke advisering,
‘nieuwswaarde’, kennisdeling in- en extern);
- methodische werkwijze (bewustwording over doen ‘wat werkt’);
- aanmelding van jeugdinterventies vanuit diensten/deelgemeenten (één
ingangsprincipe, TIJ is vindbaar);
- samenwerking met partners, laten zien welke ontwikkeling de toetscommissie
doormaakt.
De middelen en mogelijkheden van de commissie voor communicatie worden hieronder kort
toegelicht. Met het expertisecentrum MO moet bekeken worden via welke kanalen en op
welke wijze de TIJ-rapportages uiteindelijk beschikbaar worden gesteld.
SJAAN (intranet)
Een ‘blok’ binnen een bestaande perspectiefpagina. Hierop is informatie te vinden over wat
de TIJ is, doet, hoe zij werkt en wie er deel van uit maken. Tevens zijn via deze weg de
adviezen toegankelijk voor geïnteresseerden. De adviezen van TIJ worden openbaar na
afloop van de reactietermijn voor de wethouder. Dit is in de regel vier weken na aanbieding
van het advies. Gezocht moet worden naar een geschikte plek (bv. onder BSD of MO).
Plaatsing van berichten verloopt via een communicatiemedewerker van DV/BSD.
CPR (Rotterdam.nl)
3
TIJ heeft een plek op de City portal . Op dit moment staan hierop de rapportages en een
korte toelichting. In de toekomst kan dit worden uitgebreid. Bijvoorbeeld met het oog op
externe contacten.
Redactie en opmaak
De kwaliteit van de rapportages van TIJ is van groot belang voor haar geloofwaardigheid en
professionele uitstraling. Daarom worden de uiteindelijke teksten geredigeerd door een
redacteur van Communicatiediensten en wordt de opmaak van het rapport uitbesteed aan de
repro.
Presentatie/factsheet
Ontwikkelen van een standaardpresentatie dan wel factsheet. Daarin wordt informatie
opgenomen over wat TIJ is, doet en wat zij kan betekenen voor Rotterdam. Indien vragen
binnenkomen, kan deze informatie direct worden meegestuurd. Komt ook op intranet te
staan.
Expertmeetings
Het is vooral de bedoeling dat de rapporten van TIJ de discussie voeden over effectief
jeugdbeleid in Rotterdam. Één van de mogelijkheden om dit te doen, is het organiseren van
bijeenkomsten met experts van binnen en buiten de gemeente. Het Expertisecentrum MO
heeft aangegeven dit gezamenlijk met TIJ op te willen pakken.
3
http://www.rotterdam.nl/rapportagestoetscommissieinterventiesjeugd
Plan van Aanpak TIJ januari 2014-Intern document
12
Bijlage 1: Samenstelling Stuurgroep en Commissie d.d. december 2013
Opdrachtgevers
Bestuurlijk opdrachtgever
Ambtelijk opdrachtgever
Hugo de Jonge
André Vervooren
Wethouder OJG
Directie Veiligheid
Stuurgroep
Voorzitter
Lid
Lid
Onno de Zwart
Hanneke Klunder
Richard Scalzo
MO/J&O
Directie Veiligheid
MO/J&O
Toetscommissie
Voorzitter
Secretaris
Lid
Lid
Lid
Lid
Lid
Huidige samenstelling:
Ton Legerstee
Nijs de Graaff
Anne Marijke Bannink
Fatima Amrani
Pascal Bisscheroux tot 1/1/14
Toon Voorham
Trudy van Iperen
MO/J&O
MO/J&O
Directie Veiligheid
MO/J&O
MO/PG&Z
MO/PG&Z
Directie Veiligheid
Plan van Aanpak TIJ januari 2014-Intern document
13
Bijlage 2: Het proces van TIJ
Nr.
1.
2.
2.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
Actie
Opdrachtgever ontvangt vanuit TIJ per brief het verzoek tot
medewerking bij de toetsing van een of meerdere jeugdinterventies en
aanleveren contactpersonen. Opdrachtgever licht uitvoerder in. Per email wordt de vragenlijst nagestuurd.
Opdrachtgever/uitvoerder vullen (bij voorkeur gezamenlijk) voor de te
toetsen jeugdinterventie deel A in + sturen belangrijke documenten mee
(uitsluitend feitelijkheden). In deze fase ligt de bewijslast nadrukkelijk bij
opdrachtgever/uitvoerder. Reactietermijn bedraagt 21 dagen.
Na ontvangst vinden verdiepende gesprekken/interviews met
betrokkenen plaats.
TIJ stelt eventuele hiaten vast en verzoekt om aanvullende informatie.
Daarna wordt Deel A gecompleteerd.
Deel A wordt voorgelegd aan opdrachtgever/uitvoerder met het verzoek
de (on)juistheid van de feitelijkheden te controleren en daarop te
reageren. Reactietermijn bedraagt veertien dagen. Deel A wordt
vervolgens vastgesteld.
Onderzoekers van TIJ toetsen de interventie en brengen een oordeel uit
in de categorieën: kansrijk, project ter verbetering en kansarm (deel B).
Deel B (toetsing/oordeel) wordt voorgelegd aan de opdrachtgever/
uitvoerder met het verzoek hiervan kennis te nemen. Eventuele reacties
worden achter de rapportage gevoegd (deel C). Reactietermijn bedraagt
veertien dagen.
TIJ brengt advies uit over (een cluster) jeugdinterventies aan de
wethouder OJG, ambtelijke opdrachtgevers en uitvoerders.
Met de ambtelijke opdrachtgevers worden afspraken gemaakt over het
opvolgen van de adviezen.
Periodieke terugkoppeling over de opvolging van de adviezen aan
wethouder OJG.
Na uitbrengen rapportage vinden gesprekken plaats tussen TIJ,
opdrachtgever en uitvoerder.
Plan van Aanpak TIJ januari 2014-Intern document
Doorlooptijd
Start
Week 1 t/m 5
Week 5 t/m 7
Week 7 t/m 9
Week 9 t/m
11
Week 11 t/m
14
Week 14 en
15
Week 15 en
16
Week 15 en
16
Ntb
Ntb
14
Bijlage 3 – Rapportage deel A, B en C
A. Beschrijving (in te vullen door opdrachtgever/uitvoerder)
Deel A dient volledig ingevuld te worden: eenmaal door de opdrachtgevende en eenmaal door
de uitvoerende partij(en).
Per onderdeel is aangegeven welke elementen aan de orde zijn. In een aantal gevallen zijn
deze voorzien van voorbeelden. Stuur zo veel mogelijk relevante documentatie mee met het
ingevulde deel A.
Op basis van door de opdrachtgever/uitvoerder aangeleverde feitelijke informatie.
1. Interventiegegevens
Naam interventie: [volledig uitgeschreven]
Naam opdrachtgever: [organisatie]
Naam uitvoerder: [organisatie]
Periode uitvoering: [startdatum en verwachte einddatum]
2. Beschrijving interventie
2.1 Aanleiding
o Wat was het probleem waarvoor een oplossing gezocht moest worden?
o Voor wie was dit een probleem en waarom?
o Wat was de geschatte omvang van het probleem (qua veroorzakers, gedupeerden, kosten
e.d.)?
o Wat werd als de belangrijkste achterliggende oorzaken van het probleem gezien?
o Welke oplossingen zijn overwogen?
o Waarom is voor deze interventie gekozen?
o Waren er vooraf bewijzen dat de gekozen methode succesvol kon zijn? Zo ja, geef
relevante bronvermeldingen.
2.2 Doel
o Wat is het uiteindelijke doel (bv. overlastreductie)?
o Wat zijn de tussenliggende doelen (bv. positieve gedragsverandering doelgroep)?
o Zijn de (tussen)doelen meetbaar? Zo ja, hoe?
o Welke targets zijn er geformuleerd (meetbare criteria voor succes)?
2.3 Doelgroep
o Kenmerken
o Omvang/grootte
o Locatie
o Contra-indicaties voor deelname
2.4 Aanpak en materiaal
o Waaruit bestaat de werkwijze?
o Volgens welke mechanismen leidt deze aanpak tot het geformuleerde doel?
o Wat zijn de werkzame bestanddelen?
o Wat is het verband tussen de aanpak en het beoogde doel?
2.5 Organisatie
Omschrijf de vorm en looptijd (bv. pilot, experiment, structureel, intentie tot verlenging)
o Omschrijf de uitvoeringsorganisatie (bv. aantal medewerkers, management/bestuur,
functieprofielen, opleidingsniveau, werkervaring)
o Capaciteit project (maximaal aantal deelnemers, trajecten e.d.)
o Omschrijf het werkproces (bv. toeleiding, selectie, ketensamenwerking, nazorg)
o Omschrijf hoe de aansturing verloopt. Wie stuurt op de interventie en op welke manier?
Welk (organisatie)onderdeel x gaat er bijvoorbeeld over?
o Op welke wijze wordt de kwaliteit van de organisatie bewaakt (bijv. medewerkers- en
klanttevredenheidsonderzoeken, bijscholingen, trainingen, keurmerk)?
o
2.6 Projectbewaking
o Welke prestatiecriteria heeft de opdrachtgever verbonden aan de financiering van de
interventie (bv. t.a.v. de productie, zoals kenmerken en aantallen deelnemers, uitvallers,
trajecten, ingezette producten, aantal benaderingen e.d.)?
Plan van Aanpak TIJ januari 2014-Intern document
15
o
o
o
Is voor aanvang van het project vastgelegd hoe en wanneer de resultaten worden
geëvalueerd? Zo ja, wanneer en op welke wijze?
Worden de gegevens van de deelnemers en over de voortgang van de trajecten
vastgelegd? Zo ja, sinds wanneer, om welke gegevens gaat het hierbij en op welke wijze?
Wordt de interventie (periodiek) geëvalueerd? Zo ja, door wie en van welke datum is de
laatste evaluatie, wanneer verschijnt de (volgende) evaluatie?
3. Indicatie kosten
o Geef een bondige weergave van de begroting, bv. periode, bedrag dat is begroot
(integraal bedrag), financieringsbron(nen).
4. Resultaten
4.1 Bereik
o Schets omvang en kenmerken van de groep deelnemers in vergelijking tot beoogde
doelgroep.
o Geef een eventuele verklaring voor de verschillen tussen deelnemers en beoogde
doelgroep.
4.2 Uitval
o Hoeveel deelnemers zijn voortijdig gestopt?
o Wat zijn de redenen van uitval?
4.3 Output
o Geef aan wat de productiecijfers zijn (bv. aantal trajecten, cursussen, contacten).
4.4 Outcome
o Cijfers over (indicatoren en targets) projectdoelen, interventiedoelen (bv. aantal jongeren
terug naar school).
o Beoogde effecten. De mate waarin het project/de interventie de problemen heeft
verminderd (bv. reductie aantal jongeren in criminaliteit, reductie aantal overlastgevende
jongeren/overlastgevende situaties).
o Werkingsduur (lange termijneffecten). Wat is de bestendigheid van de effecten van de
inzet op langere termijn van de interventie?
4.5 Neveneffecten
o Heeft de interventie bijwerkingen (positief en negatief)? Zo ja, welke (bv. verplaatsing
problematiek naar andere wijk)?
5. Bronmateriaal (aangeleverd door opdrachtgever/uitvoerder)
6. De gegevensverstrekker
o Dit formulier is ingevuld door: [naam, organisatie en functie]
o Dit formulier is ingevuld op: [datum]
o Bereikbaarheidsgegevens: [adres, telefoonnummer, emailadres]
B. Beoordeling (in te vullen door toetscommissie)
Beoordeling van de interventie door TIJ.
1. Volledigheid van de beschrijving
o Zijn alle relevante kenmerken van de doelgroep beschreven?
o Zijn er gegevens over indicatie en contra-indicatie?
o Zijn er expliciete doelen geformuleerd, zonodig onderscheiden in voorwaardelijke doelen
en einddoelen?
o Is de methodiek/werkwijze volledig beschreven op het niveau van concrete activiteiten?
2. Degelijkheid van de methodiek
2.1 Bij criminaliteitgerichte interventies
Grijpt de aanpak zoals beschreven in op factoren waarvan uit onderzoek (bv. het
Kennisfundament) is gebleken dat die samenhangen met criminaliteit?
o grenzen stellen
o risicofactoren (kind, gezin, peers, brede omgeving)
o gewetensvorming en binding
Plan van Aanpak TIJ januari 2014-Intern document
16
o
o
grijpt in op factoren die ertoe doen
bijdragen aan criminaliteitsreductie, recidivedoorbreking e.d.
2.2 Bij interventies gericht op gezondheid, welzijn of maatschappelijke ontwikkeling
Worden er technieken gebruikt die in de literatuur als bewezen effectief bekend staan?
o ruimte voor persoonlijke benadering;
o feedback over de eigen situatie, gedrag of effecten;
o gebruik van beloningsstrategieën;
o barrières voor gewenst gedrag wegnemen;
o mobiliseren van sociale steun en betrokkenheid;
o aanleren van vaardigheden;
o follow-up regelen;
o goalsetting en implementatie-intenties;
o interactieve benadering).
3. Uitvoeringsintegriteit
o Wordt de interventie uitgevoerd zoals bedoeld?
o Welke knelpunten zijn er?
o Hoe staat het met de ecologische validiteit? In hoeverre is de aanpak/zijn te resultaten
generaliseerbaar zijn naar andere situaties?
o
o
Vindt de uitvoering plaats door professionals?
Is er sprake van proportionaliteit (hoe zwaarder problemen, hoe zwaarder interventie)?
4. Resultaten
o In hoeverre zijn de beoogde doelen gerealiseerd?
o Welke neveneffecten (positief en negatief) hebben zich voorgedaan?
5. Oordeel: Kansarm, kansrijk, project ter verbetering
o Kansrijk betekent dat de beoogde doelen zijn gerealiseerd en middels
onderzoek(sliteratuur) aannemelijk is gemaakt dat de interventie zoals die is uitgevoerd
substantieel hieraan heeft bijgedragen.
o
o
Project ter verbetering betekent dat de beoogde doelen niet zijn gerealiseerd maar dat
middels onderzoek(sliteratuur) minimaal aannemelijk is gemaakt dat de interventie bij een
juiste (integere) uitvoering tot de beoogde doelen kan leiden.
Kansarm betekent dat de beoogde doelen niet zijn gerealiseerd noch dat (middels
onderzoeksliteratuur aannemelijk kan worden gemaakt dat de interventie bij een integere
uitvoering tot de realisatie van de beoogde doelen zal leiden.
6. Aanbevelingen
Formuleren van (concrete) verbeterpunten op het gebied van:
o beschrijving doel, doelen, aanpak, randvoorwaarden en behaalde resultaten.
o uitvoering interventie (primair proces).
o samenwerking andere partijen (aanbieders, ketenpartners, opdrachtverstrekkers/
subsidieverleners) (secundair proces).
o kosten en wijze van financiering interventie.
7. Bronmateriaal (desk research TIJ)
Brons, D., Hilhorst, N. en Willemsen, F. (2008). Het kennisfundament t.b.v. de aanpak van
criminele Marokkaanse jongeren. Den Haag: Wetenschappelijk Onderzoek- en
Documentatiecentrum/Ministerie van Veiligheid en Justitie.
Overig (onderstaand voorbeelden)
Website van het Nederlands Jeugdinstituut, www.nji.nl/databank, zoals bezocht op 1
november 2012
Interviews
Datum – naam, functie, organisatie
C. Reactie opdrachtgever/uitvoerder op toetsing door TIJ
Opnemen van reacties op oordeel/toetsing. Organisatie noemen, niet de persoon.
Plan van Aanpak TIJ januari 2014-Intern document
17