Klik hier om supplement 2 voor de hoorcolleges van

Download Report

Transcript Klik hier om supplement 2 voor de hoorcolleges van

Supplement 2 hoorcollegestof Staatsrecht 2014-2015

A.

Bewegingsvrijheid, de rechterlijke macht en responsie

Tegenwoordig is het intrekken van paspoorten een actueel onderwerp. Er wordt geroepen dat van een aantal jihadgangers hun paspoort is afgenomen. Dit roept veel vragen op. Mag een paspoort ingetrokken worden? En wanneer mag dit dan?

Bewegingsvrijheid

De bewegingsvrijheid is opgenomen in art. 12 IVBPR en een klein beetje in art. 2 Gw. De bewegingsvrijheid als grondrecht is niet in de Grondwet vastgelegd. Bij bewegingsvrijheid wordt snel gedacht aan ordehandhaving. Inbreuk van de bewegingsvrijheid is mogelijk bij openbare ordehandhaving. De meest voorkomende inbreuken op de bewegingsvrijheid zijn: verwijderingsbevelen, straatverboden, gebiedsverboden en dorpsverboden. Voor de

binnenlandse bewegingsvrijheid

is art. 12 IVBPR erg belangrijk. Lid 1 bevat de binnenlandse bewegingsvrijheid:

een ieder die wettig op het grondgebied van een staat verblijft, heeft, binnen dit grondgebied, het recht om zich vrijelijk te verplaatsen en zijn verblijfplaats zich er vrijelijk te vestigen

. In lid 2 staat de

grensoverschrijdende bewegingsvrijheid

:

een ieder heeft het recht welk land ook, met inbegrip van het eigen land, te verlaten.

eigen land terug te keren. Er wordt dus een duidelijk onderscheid gemaakt tussen binnenlandse bewegingsvrijheid en grensoverschrijdende bewegingsvrijheid. De beperkingsmanieren die in lid 3 van dit artikel in opgenomen zijn procedurevoorschriften en doelcriteria. Lid 4 stelt dat aan niemand willekeurig het recht mag worden ontnomen om naar zijn Art. 2 vierde protocol EVRM heeft dezelfde inhoud als art. 12 IVBPR. De beperkingen in dit artikel zijn ook procedurevoorschriften en doelcriteria. Hier wordt echter een noodzakelijkheidseis (

Uitreisverbod

proportionaliteitseis

) toegevoegd aan deze beperking. De beperking moet noodzakelijk zijn in een democratische samenleving. Lid 4 bevat de clausule: aan niemand mag het recht worden ontnomen het grondgebied te betreden van de Staat waarvan hij onderdaan is. De paspoortwet gebruikt de term

weigering of vervallenverklaring

in art. 18 e.v. De termen intrekken en afnemen worden in de wet niet gebruikt. Een beperking van de bewegingsvrijheid is wanneer een verdachte van een strafbaar feit het land niet mag verlaten. Dit is een iemand een kind zal kidnappen.

Vrij verkeer van werknemers

bewegingsvrijheid.

uitreisverbod

. Voor een uitreisverbod moet wel voldaan worden aan de proportionaliteitseis. Dit uitreisverbod mag opgelegd worden, maar niet langer dan noodzakelijk is. De procedurele voorschriften wegen zwaar mee. Andere gronden voor een uitreisverbod zijn belastingschulden of een vermoeden dat Vrij verkeer van werknemers is een van de grondslagen van de economische samenwerking. Niet alleen werknemers maar ook familieleden vallen onder dit vrije verkeer. Het vrije verkeer van werknemers kan gedeeltelijk worden gelijkgesteld met de Er zijn veel Associatieverdragen binnen de Europese Unie. Het vrije verkeer van werknemers kan worden uitgebreid door het sluiten van deze Associatieverdragen. Beperkingen van dit vrije verkeer van werknemers, en dus van de bewegingsvrijheid, zijn ongeveer dezelfde als bij de bewegingsvrijheid. Bijvoorbeeld een belastingschuld.

Facebook.com/SlimStuderen

1

Supplement 2 hoorcollegestof Staatsrecht 2014-2015

Art. 2 Grondwet

Een ieder heeft het recht om het land te verlaten, behoudens in de gevallen, bij de wet bepaald. Dit roept de vraagt op of men dan ook recht heeft op een paspoort? Hierover bestaan twee standpunten:  Onder het recht om het land te verlaten valt niet het recht op een paspoort  Onder het recht om het land te verlaten valt wel het recht op een paspoort. De Hoge Raad heeft dit tweede standpunt overgenomen. Een paspoort is niet hetzelfde als nationaliteit. Een paspoort is alleen een document wat bewijst dat iemand een bepaalde nationaliteit heeft. Een baby heeft geen paspoort nodig. Als het Nederlandse ouders heeft, heeft zij automatisch de Nederlandse nationaliteit. De Paspoortwet bevat regels over verstrekking van een paspoort, vastlegging van gegevens en de mogelijkheid om een paspoort te weigeren of vervallen te verklaren. Dit zegt dus niets over nationaliteit.

De Paspoortwet

Art. 18 Paspoortwet stelt dat weigering of vervallenverklaring van een paspoort mogelijk is indien er een gegrond vermoeden bestaat dat iemand zich door verblijf in het buitenland wil onttrekken aan strafvervolging bij verdenking van strafbare feiten of bij strafvervolging. Weigering of vervallenverklaring kan geschieden op verzoek van de rechter-commissaris. (art. 19 Paspoortwet) Het paspoort wordt dus niet ingetrokken of afgepakt maar vervallen verklaard. Art. 23 Paspoortwet bevat gronden die verband houden met de veiligheid van het Koninkrijk. Het gaat daarbij om vervallenverklaring in gevallen waarbij gevreesd wordt voor toekomstig handelen.

Op verzoek van Onze Minister die het aangaat, indien het gegronde vermoeden bestaat dat de betrokken persoon buiten het koninkrijk handelingen zal verrichten die een bedreiging vormen voor de veiligheid en andere gewichtige belangen van het Koninkrijk of een of meerdere landen van het Koninkrijk dan wel de veiligheid met het Koninkrijk bevriende mogendheden.

De minister doet een verzoek aan de burgemeester om vervallenverklaring. Alleen de burgemeester kan een paspoort vervallen verklaren, omdat hij ook het paspoort uitgeeft. Art. 23 Paspoortwet is niet gemaakt met het oog op de jihadgangers, maar bestaat al veel langer.

Nationaliteit

Een Nederlander heeft recht op een paspoort, maar verlies van het paspoort is niet hetzelfde als het verlies van de nationaliteit. Er zijn veel verschillende manieren om de nationaliteit te verliezen. Een van deze gronden is het treden in vreemde krijgsdienst. Het toetreden tot de

Islamitische Staat

valt niet tot het toetreden in een vreemde krijgsdienst. Op deze grond is het dus niet mogelijk om de nationaliteit van jihadgangers in te trekken. Er is een nieuw wetsvoorstel sinds 9 september 2014. Na veroordeling wegens een terroristisch misdrijf is intrekking van het Nederlanderschap mogelijk. Er is echter nog geen precieze definitie voor een terroristisch misdrijf. Intrekking van het Nederlanderschap is geen automatisme. Dit kan geschieden. De minister kan het Nederlanderschap intrekken na veroordeling wegens een terroristisch misdrijf.

Facebook.com/SlimStuderen

2

Supplement 2 hoorcollegestof Staatsrecht 2014-2015

Dit is echter nog maar een voorstel. Hier is nog niet over gesproken in de Kamers en is dus zeker nog niet aangenomen. De Nederlandse wetgever heeft aangegeven dat wanneer iemand bij intrekking van de nationaliteit Stateloos wordt, deze intrekking niet is toegestaan.

Europese Unie en nationaliteit

Burgers van de Europese Unie hebben Europees Burgerschap. Het unieburgerschap en dus ook het Nederlanderschap mag niet zomaar ingenomen worden. Dit moet in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel. Intrekking mag, zolang iemand dan niet Stateloos wordt. Wanneer iemands nationaliteit ingetrokken wordt, en zijn andere nationaliteit van een niet-Europees land is, verliest hij ook zijn Europees Burgerschap.

Gelijkheid

Dit grondrecht staat vastgelegd in art. 1 Gw, art. 26 IVBPR en art. 14 EVRM (in combinatie met ander artikel van EVRM). Gelijke gevallen worden gelijk behandeld en ongelijke gevallen worden ongelijk behandeld. Ongelijke behandeling dient te geschieden naar evenredigheid met hun ongelijkheid. Art. 1 Gw wijst op een breed discriminatieverbod. Dit is in de praktijk echter moeilijk uitvoerbaar. In de wet genoemde gronden bieden houvast. Er wordt onderscheid gemaakt tussen direct en indirect onderscheid.

Indirect onderscheid

is ogenschijnlijk neutraal maar heeft ongelijkheid tot effect. Hier is rechtvaardiging mogelijk. Hier moet gelet worden op de evenredigheid. Hierbij zijn de argumenten belangrijk, de rechtvaardiging moet een zakelijk karakter hebben. Niet alle gronden van onderscheid worden gelijk behandeld. Dit blijkt uit de Algemene Wet Gelijke Behandeling. Er is sprake van een

gesloten stelsel

.

Discriminatie

Discriminatie en onderscheid is niet hetzelfde.

Discriminatie Onderscheid Rechtspraak Rechtspraak

taak. heeft een negatief gevoel, het gaat hier om ongelijke behandeling omdat iemand als minderwaardig wordt beschouwd. heeft een veel minder negatief gevoel. Europees gezien wordt discriminatie gezien als onderscheid, dus als minder zware vorm, en heeft de EU al meermaals verzocht om deze terminologie te veranderen. In het EU recht is opgenomen dat discriminatie verboden is. Er mag geen onderscheid gemaakt worden op grond van onveranderlijke kenmerken. Er is geen zakelijke rechtvaardigheid voor onderscheid bestaan. De vraag of godsdienst en seksuele voorkeur onveranderlijke kenmerken zijn, zorgt voor verdeeldheid. Mensen kunnen van godsdienst veranderen, alleen vanuit sommige religieuze uitgangspunten is dit verboden of vreemd. is een concrete en bindende beslissing van een geschil of beslechting van een strafbaar feit door een onafhankelijk en onpartijdig overheidsambt, dat daarbij de rechtens relevante feiten vaststelt en een oordeel uitspreekt op grond van het rechtmatigheidscriteria. De rechter biedt rechtsbescherming tegen de overheid. rechter heeft een controlefunctie ten opzichte van het bestuur en de wetgever. De rechter heeft ook een rechtsvormende Overal wordt onderscheid gemaakt tussen de organen en hun functies.

Facebook.com/SlimStuderen

3

Supplement 2 hoorcollegestof Staatsrecht 2014-2015 Rechterlijke ambten

De Grondwet maakt een onderscheid tussen ambten die tot de rechterlijke macht behoren en ambten die hier niet toe behoren. De wet wijst de ambten van de rechterlijke macht aan. Niet tot de rechterlijke macht behoren de Centrale Raad van Beroep, het College van Beroep voor het Bedrijfsleven en de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State, zij worden ook wel rechterlijke macht behoren de (art. 16 lid 2 Gw): De      Met rechtspraak belast: - Hoge Raad (1) - Gerechtshoven (4) - Rechtbanken (11) Personen die niet met rechtspraak belast zijn bestuur. Openbaar Ministerie Griffiers coördinerende taken.

Onafhankelijk en onpartijdigheid

Er zijn 3 aspecten van onafhankelijkheid: Persoonlijke onafhankelijkheid; Zakelijke onafhankelijkheid; Institutionele onafhankelijkheid.

Persoonlijke onafhankelijkheid

persoonlijke onafhankelijkheid

veel grondwettelijke garanties.

Zakelijke onafhankelijkheid

Zakelijke onafhankelijkheid

garanties opgenomen in de Grondwet.

Institutionele onafhankelijkheid

Institutionele onafhankelijkheid

kunnen de wet ook veranderen.

administratieve rechters

behoren tot de rechterlijke macht kunnen optreden als administratieve rechter. Gerechten hebben een gerechtsbestuur. Boven dit bestuur staat de Raad voor de De onafhankelijkheid is er om de onpartijdigheid te waarborgen. genoemd. Alle andere rechters behoren wel tot de rechterlijke macht. Ook rechters die Art. 16 lid 1 Gw stelt dat de wet bepaalt wie er tot de rechterlijke macht behoren. Tot de Rechtspraak. Dit is een bestuursambt, geen rechterlijk ambt, en staat onder toezicht van de Minister van Justitie. Zij mogen zich niet bezighouden met de inhoudelijke beoordeling van bepaalde zaken (art. 96 wet RO). Deze Raad heeft beheersmatige, adviserende en Onafhankelijkheid is de neutraliteit van de rechter ten opzichte van de wetgever en het ziet op de rechtspositie van de individuele rechter voor zover hij rechtspreekt. Deze onafhankelijkheid bevat waarborgen tegen het ingrijpen door het bestuur of de wetgever in de rechtspositie van de rechter. Er zijn wel heeft te maken met de beslissingsvrijheid van de rechter. De rechter hoeft geen aanwijzingen in ontvangst te nemen van andere overheden. Hij mag deze aanwijzing gebruiken maar is hiertoe niet verplicht. Hiervoor zijn geen ziet op de rechterlijke macht als geheel. Rechterlijke macht moet onafhankelijk zijn ten opzichte van andere staatsmachten. De wetgever kan altijd zeggen dat een wet anders uitgelegd moet worden dan de uitleg van de rechter. Zij

Facebook.com/SlimStuderen

4

Supplement 2 hoorcollegestof Staatsrecht 2014-2015

De grondwettelijke garanties voor de rechterlijke macht zijn vastgelegd in art. 116-118 Gw. Leden van de rechterlijke macht worden voor het leven benoemd, dit betekend tot een leeftijd van 70 jaar. Hun rechtspositie is geregeld bij wet en de bevoegdheid van de rechter is geregeld in de Grondwet en wordt ten dele door de rechter zelf afgebakend. Voor de overige gerechten, die niet behoren tot de rechterlijke macht, zijn geen grondwettelijke waarborgen opgenomen. Dit is echter wel opgenomen in de wet in formele zin en komt op dezelfde waarborgen neer als de leden van de rechterlijke macht.

Onpartijdigheid

Er zijn twee vormen van partijdigheid:  Subjectieve onpartijdigheid  Objectieve onpartijdigheid Onpartijdigheid is vastgelegd in art. 6 EVRM.

Subjectieve onpartijdigheid

houdt de persoonlijke instelling en overtuiging van de rechter in een bepaalde zaak in. Er mag geen sprake zijn van vooringenomenheid. Deze vooringenomenheid kan blijken uit gedragingen of uitlatingen tijdens de zaak. Een advocaat mag wraken als hij het vermoeden heeft dat de rechter niet onpartijdig is. De wrakingskamer beslist hierover. Er is sprake van

objectieve onpartijdigheid

als de rechter niet voldoende waarborgen biedt om de partijen te overtuigen dat hij niet vooringenomen is. Een rechter die ziet aankomen dat een bepaalde zaak te dichtbij komt, moet zich terugtrekken uit deze zaak. Dit kan het geval zijn bij familie of een gebeurtenis die de rechter persoonlijk heeft geraakt. De meest problematische gevallen zijn als de advocaat ook rechter plaatsvervanger is of als de beroepsrechter bepaalde politieke nevenfuncties vervult.

Problemen rond onpartijdigheid

Veel van de problemen rond de onpartijdigheid worden opgehangen aan art. 6 EVRM.

EHRM 28 september 1995 (Procola)

De Raad van State van Luxemburg had advies gegeven over een bepaalde wet en vervolgens kreeg men daar als rechter weer mee te maken. Dit schaadde de onpartijdigheid als rechter. Hier werd geoordeeld dat deze rechter zich niet mocht bemoeien met de rechtspraak over deze wet. Dit is ook vastgelegd in het Nederlandse recht in art. 12 wet RvS:

een lid van de Afdeling Bestuursrechtspraak betrokken geweest bij de totstandkoming van een advies van de raad, neemt geen deel aan de behandeling van een geschil over een rechtsvraag waarop dat advies betrekking had

.

Bevoegdheid

De bevoegdheid van de rechter is vastgelegd in art. 112 en 113 Gw. De rechter is bevoegd tot het beslechten van geschillen over burgerlijke rechten en over schuldvorderingen. Ook berechten zij strafbare feiten. Ook heeft de rechter de bevoegdheid voor rechtsbescherming tegen de overheid. Het gaat hier om publiekrechtelijke geschillen. Hieronder vallen geschillen tussen de overheid en de burger en geschillen tussen de hogere, toezichthoudende, overheid en de lagere overheid.

Facebook.com/SlimStuderen

5

Supplement 2 hoorcollegestof Staatsrecht 2014-2015

Er zijn twee soorten besluiten: 

Appellabele besluiten

Onder meer beschikkingen 

Niet-appellabele besluiten

Feitelijk handelen AVV en beleidsregels Privaatrechtelijke rechtshandelingen Bij appellabele besluiten gaat men na het instellen van bezwaar naar de bestuursrechter. Bij niet-appellabele besluiten gaat men naar de burgerlijke rechter. De Hoge Raad laat de bevoegdheid van de burgerlijke rechter afhangen van de manier waarop de eiser de zaak benaderd. Voordat de rechter verder kijkt vraagt hij zich af of er een rechtsgang was bij de bestuursrechter. Als dit het geval is, is het geschil bij de burgerlijke rechter niet ontvankelijk.

Onrechtmatige overheidsdaad

Er zijn drie categorieën voor de onrechtmatige overheidsdaad:  Onrechtmatig bestuur   Onrechtmatige regelgeving Onrechtmatige rechtspraak De grenzen voor deze onrechtmatige overheidsdaad zijn er wel, maar deze zijn niet overal hetzelfde. Bij onrechtmatig bestuur gaat het om het feitelijk handelen van de overheid bij de voorbereiding van het besluit. Bijvoorbeeld bij het geven van informatie. Er wordt aan de burger een bepaald vertrouwen gegeven waar later niet aan wordt voldaan.

Onrechtmatige regelgeving HR 24 januari 1969 (Pocketboeken II)

Het gaat hier om de vraag of men zomaar kan zeggen dat iets een onrechtmatige daad is. Het handelen van de minister was onrechtmatig omdat dit in strijd was met art. 7 Gw.

HR 16 mei 1986 (Sproeivliegtuigen)

Handelen van de overheid kan ook onrechtmatig zijn als het in strijd is met ongeschreven rechtsbeginselen. HR 14 april 1989 (Harmonisatiewet) Het gaat hier om de vraag of de wet in formele zin getoetst worden aan fundamentele rechtsbeginselen. De Hoge Raad oordeelt van niet. Omdat het een wet in formele zin is, mag de Hoge Raad niet oordelen dat dit onrechtmatig is. De positie van de rechter in het staatsbestel zorgt ervoor dat zij niet de bevoegdheid hebben om hierover te oordelen, daarom mag de wet dus niet getoetst worden aan fundamentele rechtsbeginselen. Een actie uit onrechtmatige daad kan leiden tot:  Een schadevergoeding;  Het buiten werking stellen van avv wegens strijd met hoger recht;  Onverbindend verklaren van avv wegens strijd met hoger recht. Een AVV, niet zijnde een wet in formele zin, kan onrechtmatige regelgeving zijn wegens strijd met hoger geschreven recht en met ongeschreven recht. De rechter mag met art. 93 en 94 Gw de wet in formele zin toetsen aan verdragsbepalingen, indien deze eenieder verbindend zijn.

Facebook.com/SlimStuderen

6

Supplement 2 hoorcollegestof Staatsrecht 2014-2015 HR 9 april 2009 (SGP-civielrechtelijk)

De SGP is opgericht met de reden om zich te verzetten tegen vrouwenkiesrecht. Dit is nooit een kritiek punt geweest. Bij de invoering van de Wet Gelijke Behandeling werd geopperd dat de SGP aan het discrimineren was en dat daar onderzoek naar gedaan moest worden. Een vrouwenrecht organisatie is hiertegen gaan procederen, met behulp van het verdrag van de VN ter verbanning van discriminatie. In art. 7 van dit Verdrag werd gesteld dat vrouwen moesten deelnemen aan het politieke proces. Een partij die principieel weigert om vrouwen aan te stellen moet aangepakt worden. Zij zijn gaan procederen, in eerste instantie civiel, om een verklaring van recht dat eht jegens vrouwen onrechtmatig is dat de SGP vrouwen uitsluit van het politieke proces. De rechtbank heeft deze verklaring ook gegeven. De minister die de subsidie verstrekt aan de politieke partij, heeft gehoor gegeven aan deze uitspraak en heeft de subsidie van de SGP ingetrokken. De Hoge Raad zei dat het eenieder verbindende bepaling is, daarom moet de wetgever hier snel gehoor aan geven. Zij gaven echter geen bevel tot regelgeving. Ze zitten er in dit arrest net tussen. De SGP is zelf gaan veranderen, er is tegenwoordig een vrouw in de SGP toegetreden.

ABRvS 5 december 2007 (SGP- bestuursrechtelijk

Responsie

) Hiertegen is de SGP een procedure gestart. De afdeling zegt dat art. 7 VN Vrouwenverdrag een eenieder verbindende bepaling is. Maar het is niet zonder meer als objectief recht toepasbaar door de rechter. Als vrouwen hier het recht aan ontlenen om te participeren in de politiek, moet de wetgever hier nog verdere uitwerking aan geven. De wetgever deed hier echter niets aan. De bestuursrechtelijke procedure was eerder afgelopen dan de civiele zaak, daarom besliste de Hoge Raad in de civielrechtelijke procedure dat de wet hier snel gehoor aan moest geven.

Kan een ambtenaar ontslagen worden omdat hij is vreemdgegaan?

Ministeriële verantwoordelijkheid is verantwoordelijkheid van het ambt minister. Een minister moet verantwoording afleggen voor zijn ambtsvoorganger als dit nodig is. Handelingen of gedragingen van de minister in de privésfeer kunnen ertoe leiden dat de Kamer het vertrouwen in de minister opzegt. Dit is betrekkelijk uitzonderlijk. De ruimte voor ministers in hun persoonlijk leven is groter geworden. Dit geldt voor ambtenaren niet. Een ambtenaar is niet politiek verantwoordelijk en er geldt dus ook geen ministeriële verantwoordelijkheid. Voor ambtenaren gelden regels uit de Ambtenarenwet en op basis daarvan kan de ambtenaar bestraft worden voor bepaalde handelingen.

Hoe werkt de beperkingssystematiek van de Grondwet?

Bij de Grondwet heeft men te maken met twee elementen:  Procedure en competentievoorschriften: behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet. De wetgever mag dan voorschriften over de beperking geven;  Doelcriteria: met het oog waarop mag beperkt worden? De complicatie in de Grondwet zit in de delegatieterminologie. ‘Bij of krachtens de wet’: delegatie mogelijk ‘Regel, regelt, regelen’: delegatie mogelijk.

Wat is een redelijke uitleg?

Bijzondere beperkingen

zijn beperkingen die specifiek gericht zijn op een bepaald grondrecht. De wetgever kan nooit altijd precies voorzien wat de consequenties zijn van een bepaalde wet. Een

redelijke uitleg

is een gezond-verstand correctie op de leer van de bijzondere beperking.

Facebook.com/SlimStuderen

7

Supplement 2 hoorcollegestof Staatsrecht 2014-2015 Waar gaat het arrest Amerikaanse militair over?

Voordat dit arrest kwam had het Hof al gezegd dat uitlevering aan een ander land betekend dat hij hierdoor blootgesteld wordt aan de doodstraf of onredelijke behandeling. Hier is een conflict van verdragsverplichtingen aan de orde. Het gaat om een Amerikaanse militair die een moord gepleegd had. Het zou zeer waarschijnlijk zijn dat hij in Amerika de doodstraf zou krijgen. Het verdrag stelde dat hij dan niet uitgeleverd mocht worden. Een ander verdrag stelt dat de rechtsmacht over militairen berust bij de zendende Staat en niet bij de ontvangende Staat. Deze man had zijn vrouw vermoord, niet in hoedanigheid van militair, maar privé. Toch gold voor hem het Amerikaanse militaire staatsrecht. De verdragsverplichtingen botsen hier dus. R.o. 3.4 gaat over de vraag of er een hiërarchie is en of dit kan. Dit is niet het geval. Deze stelling geldt niet in het volkenrecht. In het concrete geval moesten deze twee rechten afgewogen worden. R.o. 3.5 stelt dat gezien het grote gewicht dat moet worden toegekend aan het recht niet de doodstraf te ondergaan, het oordeel niet anders dan in het voordeel van de militair kan uitvallen.

Waar gaat het arrest Griffier met Hoofddoek over?

Een rechtenstudente had gesolliciteerd naar de functie van griffier, zij had meteen aangegeven dat zij haar hoofddoek niet wilde afdoen. Dit was echter strijdig met de kledingvoorschriften van de rechtbank. Deze hoofddoek had voor haar een godsdienstige achtergrond. Er wordt hier gekeken naar waar dit onderscheid op gebaseerd is. En of hier een rechtvaardiging voor is. De Commissie komt tot de conclusie dat er sprake is van indirect onderscheid. Deze eis heeft voor haar het gevolg dat zij wordt achtergesteld op basis van haar godsdienst, dus dit onderscheid is niet gerechtvaardigd.

Welke kenmerken van een federatie heeft de Europese Unie?

Dit is een omstreden kwestie. Er moet gekeken worden of er iets over de staatsvorm in het EU werkingsverdrag staat. Dit is niet het geval. Er moet dus afgegaan worden op theorie. Een

federale staat

heeft als kenmerken dat er een bond is en er deelstaten zijn. Deze deelstaten oefenen eigen gezag uit met eigen bevoegdheden en een eigen grondwet. Bijvoorbeeld de VS en Duitsland. De bond heeft eigen beslissingsbevoegdheden. Dit is in de Europese Unie ook het geval.

Wat is het onderscheid tussen subdelegatie en uitvoering?

In het Bromfietshelm arrest wordt door de HR gezegd dat een specifieke handeling van de minister geen vorm van regelgeving is, maar uitvoering. Het gaat om het verschil tussen uitvoering en nog meer nadere regelgeving. De Hoge Raad stelt dat er een verschil is tussen uitvoering en subdelegatie, maar het is niet helemaal duidelijk wat hier precies achter zit. Waarschijnlijk moet er gekeken worden naar of de minister nog een extra regelgeving voor de burger heeft opgesteld.

Facebook.com/SlimStuderen

8