Taalkundig ontleden: het benoemen van de woordsoorten

Download Report

Transcript Taalkundig ontleden: het benoemen van de woordsoorten

woordsoorten

lidwoord werkwoord voorzetsel

Taalkundig ontleden: het benoemen van de woordsoorten

zelfstandig naamwoord bijvoeglijk naamwoord

afkortingen

lw. znw. bnw. ww. vz.

omschrijving

- staan voor een znw. - er zijn er drie - namen van mensen, dieren, planten, dingen (MEDIPLADI) - je kunt er bijna altijd de, het of een voorzetten - zegt iets extra’s van een znw. - vaak staan ze ervoor - wat er gebeurt in een zin wordt door het ww aangegeven - het ww laat ook zien in welke tijd dat gebeurt - kun je plaatsen in het volgende zinnetje: De vogel vliegt ……….

de kooi.

voorbeelden

de, het, een de hoge flat de rode tas hij luistert goed hij luisterde goed telwoord voegwoord persoonlijk voornaamwoord bezittelijk voornaamwoord aanwijzend voornaamwoord vragend voornaamwoord betrekkelijk voornaamwoord onbepaald voornaamwoord bijwoord telw. voegw. pers.vnw. bez. vnw. aan.vnw. vrg.vnw. bet.vnw. onb.vnw. bijw. - deze woorden geven een aantal of een volgorde aan - we kennen hoofd- en rangtelwoorden - verbindingswoorden - voegen zinsdelen of zinnen samen - duidt een persoon, dier, ding aan - geeft een bezit van een persoon aan - dit bezit staat er altijd achter - wijst iets of iemand aan - vraagt naar een bijzonderheid van iemand of iets - staat aan het begin van een zin - hebben betrekking op iets wat vooraf gaat - ik geef alleen wat voorbeelden - Geeft antwoord op de vraag: Wat, wanneer, hoe? tegen, tot, naar, naast, na, door, boven, bij, langs, aan, met (sinds, te, sedert, tijdens) H: één, twee, drie R: enkele, sommige, verscheidene en, want, omdat, zodat, maar ik, hij, zij, we, wij, jullie, ons, jij, je, hun, hen mijn, onze, uw, jouw, jullie, je, hun, zijn, haar deze, die, dit, dat, (zulks, zo’n dezelfde) wie, wat, welke, wat, voor een de jongen die daar loopt het boek dat daar ligt men, iemand, iets, niets, iedereen, niemand gisteren, vandaag, nooit, altijd, soms, bijna