Overheid breekt kwaliteit van de kinderopvang af

Download Report

Transcript Overheid breekt kwaliteit van de kinderopvang af

Trouw
25
ZATERDAG 13 DECEMBER 2014
opinie
Overheid breekt kwaliteit
van de kinderopvang af
Beleidsmakers
denken veel te
lichtvaardig over
het opvoeden van
jonge kinderen,
constateert Elly
Singer met zorg.
D
e afgelopen jaren
is de overheidsbijdrage aan kinderopvang fors gedaald, van 55 procent van de kosten
in 2010 naar 23
procent in 2014. Voor veel ouders is
de opvang te duur geworden. Dit belemmert de mogelijkheid van ouders
om werk en kinderen te combineren. Maar kinderopvang is méér dan
een werkgelegenheidsinstrument.
Het is een voorziening waar heel jonge kinderen een belangrijk deel van
hun leven gebruik van maken. Het
wankelmoedige beleid van de Nederlandse overheid richt ook grote schade aan als het gaat om de pedagogische kwaliteit.
Beleidsmakers denken te lichtvaardig over het opvoeden van jonge kinderen. Verzorgen en leuk spelen met
kinderen; als je maar lief bent. Laten
we eens stil staan bij het verzorgen.
De allereerste jaren maken kinderen
de overgang van verzorgd worden
naar zelfredzaamheid. Zelf leren zitten en lopen, eten, aankleden, naar
het toilet gaan, zeggen wat je wilt in
plaats van dat opvoeders moeten raden wat er mis is als het kind huilt.
De basis van de persoonlijkheid
wordt gelegd op elk gebied: sociaal,
emotioneel, motorisch, cognitief.
Terug bij af
2
Elly Singer
pedagoge en ontwikkelingspsychologe
Met vallen en opstaan is de afgelopen twintig jaar een kinderopvangpedagogiek ontwikkeld. Daardoor
hoeven jonge kinderen niet eindeloos in de groep op elkaar te wachten
en komen ze niet doodmoe of verveeld thuis. De pedagogisch medewerkers weten hoe gebruik te maken van de extra mogelijkheden van
een groep door rituelen, liedjes, persoonlijke aandacht en vriendschapsrelaties tussen de kinderen.
Deze pedagogische innovaties danken we aan de inspanningen van het
werkveld. Een bijzondere rol hierin
spelen de stafpedagogen, vrouwen
De pedagogisch medewerker zorgt ervoor dat kinderen zich in het kinderdagverblijf kunnen ontwikkelen. FOTO ANP
met een hbo of academische achtergrond die werkten aan pedagogiekontwikkeling binnen kinderopvangorganisaties en hun bevindingen ook
landelijk uitwisselden. Dit leidde in
2009 tot het Pedagogisch Kader Kinderopvang 0 tot 4 jaar.
Sinds de halvering van de overheidsbijdrage aan kinderopvang lijken we terug bij af. Wat met grote inspanning is bereikt aan pedagogische kwaliteit wordt in snel tempo
afgebroken. Een centraal inzicht uit
de kinderopvangpedagogiek is bijvoorbeeld dat het gaat om vertrouwde relaties tussen pedagogisch medewerkers, ouders en de kinderen.
Maar kinderopvangorganisaties die
zich geconfronteerd zien met leegloop, hebben financiële zorgen die
voorgaan. Kindergroepen worden uit
elkaar gehaald om nieuwe te vor-
men. Kinderen komen soms maar
een dag of zelfs een half dagje, vanwege de kosten voor de ouders. En
kinderopvangorganisaties bieden dat
aan. Heel begrijpelijk, maar de kinderen zitten elke dag met andere
kinderen in de groep. Dit geeft onrust en emotionele onveiligheid. Er
zijn fusies en reorganisaties en er is
onzekerheid over behoud van banen.
Kennis overboord
Het meest kwetsbaar blijkt de groep
die de belangrijkste rol heeft gespeeld in de pedagogiekontwikkeling: de stafpedagogen en pedagogisch leidinggevenden. De gebouwen
staan er al, daar kun je moeilijk op
bezuinigen. De verhouding tussen
het aantal kinderen per pedagogisch
medewerker ligt wettelijk vast, dus
ook daar geen bezuinigingen. De
post die overblijft zijn de gelden voor
pedagogische kwaliteitszorg: de stafpedagogen, het geld voor trainingen
en begeleiding.
Van de stafpedagogen waarmee ik
de afgelopen jaren heb samengewerkt is meer dan de helft haar baan
kwijt. Kennis en ervaring worden
overboord gegooid.
Sinds begin jaren negentig voltrekt
zich een grootschalig sociaal experiment door jonge kinderen op te voeden in kindercentra. De twee pijlers
onder de pedagogische kwaliteit zijn:
de vertrouwde relaties en samenwerking met ouders, en de stafpedagogen en pedagogisch leidinggevenden
voor de kwaliteitsbewaking en innovaties. Beide pijlers worden door bezuinigingen onderuit gehaald. We
moeten ons grote zorgen maken
over de kwaliteit en de kinderen.
De mening van de krant, verwoord door leden van de hoofdredactie en senior redacteuren.
commentaar
Het SCP laat het gevaar zien van de scheidslijnen in Nederland
Er is te weinig
contact tussen de
verschillende
groepen in de
samenleving
H
et is een prachtig onderzoek dat het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) deze
week presenteerde.
De analyse van scheidslijnen in
de Nederlandse samenleving levert tal van nieuwe inzichten op.
Dat uiterlijk bijvoorbeeld een
prominente rol speelt bij het verkrijgen van functies en hogere salarissen is meestal onderwerp van
debat voor de borreltafel, maar
nu feitelijk onderbouwd. En dat
de kloof tussen jong en oud als
weinig problematisch wordt ervaren is verfrissend, gezien de vele
discussies daarover.
Sommige scheidslijnen baren
meer zorgen. Opvallend is in de
eerste plaats de mate waarin de
machtigen in Nederland zich hebben afgesloten van de rest. Het
verschil tussen deze groep en ‘gewone’ Nederlanders wordt als
groter ervaren dan bijvoorbeeld
het verschil tussen arm en rijk of
tussen zieken en gezonden. De
politiek-bestuurlijke en economische top van Nederland staat te
ver af van de rest van de bevolking, en het SCP ziet daarin zelfs
een potentieel gevaar voor het politieke systeem, waartegen ‘de
rest’ zich kan gaan afzetten.
Een probleem in dit verband, zo
stelt het SCP verder vast, is dat de
elite minder open is dan je zou
willen. In Nederland behoren sociale klassen in theorie tot het
verleden en zou het onderwijs
erop gericht moeten zijn individuele capaciteiten van burgers
maximaal te ontwikkelen. Maar
in de praktijk hebben hoger opgeleide ouders nog steeds veel vaker
hoger opgeleide kinderen dan lager geschoolde ouders. Dat heeft
niet alleen te maken met aanleg.
Het maakt dus nog steeds veel uit
in welke wieg je bent geboren.
Dat treft ook allochtonen, van
wie de oudere generatie vaak weinig opleiding genoot. Het opleidingsniveau van migrantenkinderen stijgt, maar is nog steeds lager dan dat van allochtonen. En
nog problematischer: de nadruk
op culturele verschillen tussen
groepen neemt toe en er zijn me-
de daardoor nauwelijks contacten
tussen allochtonen en autochtonen, ook bij de jongste generatie.
Dat belemmert de doorstroming
naar de elite (vanwege gebrek aan
het benodigde netwerk) en versterkt de frustratie bij de allochtone potentiële ‘opstromers’.
Dat het grootste verschil wordt
ervaren tussen allochtonen en autochtonen is op zich niet verrassend, het debat daarover woedt al
bijna vijftien jaar. En de toon van
dat debat versterkt vermoedelijk
de verschillen. Maar in de taaie
scheidslijnen die onder meer op
dit vlak nu zijn ontstaan, ziet het
SCP risico’s voor de sociale samenhang. Dat mag als een waarschuwing worden opgevat.