Transcript Maart 2014

MAGAZINE
VOOR GGZ EN
VERSLAVINGSZORG
Jaargang 69
|
nummer 02
|
maart 2014
|
www.mgvonline.nl
MGV MAGAZINE
30 pagina’s die je niet wil missen
HERSTEL VAN PSYCHISCHE PROBLEMEN
WERKEN
WERKT
EEN EX-PATIËNT OVER DE GGZ
FLEXIBELE VISIE
GEWENST
MGV KENNIS
18 pagina’s die je niet mag missen
ONDERZOEK
Barbara Stringer en anderen
COLLABORATIVE CARE VOOR PATIËNTEN MET
ERNSTIGE PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN
SEKSUEEL MISBRUIK
1SEKSUEEL MISBRUIK: MISSEN WE (N)IETS?!
Anke van Dijke en anderen
MGV | Jaargang 69 | nummer 02 | maart 2014
colofon
MGV is een crossmediale uitgave voor ggz en verslavingszorg van uitgeverij Performis/next level publishing,
Adverteren in MGV?
's-Hertogenbosch en het Trimbos-instituut, Utrecht. Het is
Verspreiding
een forum waarop professionals uit alle ggz-disciplines,
De standaardoplage van MGV bedraagt 1.650, hiervan worden 1.350 maga-
bestuurders, cliënten en zorgverzekeraars het debat aangaan
zines verspreid onder abonnees.
over de inhoud van hun vak en over de taken van de ggz in de
in de 2e helft van het jaar zal de oplage worden uitgebreid met tussen de
samenleving. MGV verschijnt 6 x per jaar in druk in een oplage
5.000 en 15.000 adressen i.v.m. een abonnee actie.
van 1.650 exemplaren. Daarnaast vindt u op de website
www.mgvonline.nl regelmatig actuele bijdragen en online
Abonnementen
discussies.
Abonnementsprijzen per jaar: particulieren € 89,95, studenten € 42,50,
Redactie: De redactie bestaat uit vakspecialisten uit verschillende geledingen van de geestelijke gezondheidszorg en
wetenschappelijk onderzoek. (zie www.mgvonline.nl)
Hoofdredactie: dr. S.E. (Sonja) van ’t Hof.
instellingen (drie exemplaren, bij meer exemplaren extra korting) € 209,95*.
*De prijzen voor een instellingsabonnement met IP-toegang voor meerdere
gebruikers zijn als volgt:
2-100 gebruikers: € 458,-, 101-500 gebruikers: € 520,50, 501-1000
gebruikers: € 707,-.
Bureau-/webredactie: drs. R.M. (Regine) zum Vörde
Voor meer dan 1000 gebruikers of andere licenties, neem contact op met
sive Vörding en K. (Kristien) Harmsen.
de klantenservice via 073 -6895889 of [email protected]
Kernredactie: prof. dr. F. (Frits) Boer, dr. C.T. (Titia) Feldmann,
dr. G. (Gerdien) Franx, prof. dr. M.W. (Michiel) Hengeveld
Verspreidingstabel
(voorzitter), dr. A.J.K. (Adger) Hondius, dr. C.G. (Kees)
Kooiman, dr. H. (Hans) Kroon.
Nummer
Aanleverdeadline Verschijningsdatum
Redactieadres: Postbus 725, 3500 AS Utrecht
nr. 1
10 januari
tel: 030 2971119 [email protected]
nr. 2
14 februari
7 maart
nr. 3
11 april
2 mei
31 januari
Uitgever:Performis B.V., Paardskerkhofweg 14,
nr. 4
13 juni
4 juli
5202 CJ ’s-Hertogenbosch
nr. 5
15 augustus
5 september
tel: 073 689 5889 www.performis.nl
nr. 6
17 oktober
7 november
Bladmanagement: Geert Janus
Project- en marketingcoördinatie: Vera van Boxtel
Zwart/wit
1x
3x 6x 845
799
1/1 pagina
950
Vormgeving: A.M. Marin / www.ammarin.nl in opdracht
1/2 pagina
659
599
545
van Performis B.V.
1/4 pagina
455
429
395
Abonnementen:
full colour Ga naar www.performis.nl/titel/mgv/ of bel 073 689 5889.
Jaarabonnementsprijzen: particulieren € 89,95,
studenten € 42,50, instellingen (drie exemplaren, bij meer
1x 3x
6x Toeslagen
1/1 pagina
1450
1232
1087 pagina 2 omslag
30%
1/2 pagina
999
899
799 pagina 3 omslag
20%
1/4 pagina
599
539
489 pagina 4 omslag
40%
exemplaren extra korting) € 209,95*.
*Voor de prijzen van een instellingsabonnement met IP-toegang: neem
FORMATEN
contact op met 073 6895889 of [email protected]
kwart pagina (staand) 87
x
112 mm
Adverteren:
halve pagina (liggend)
180
x
112 mm
Geert Janus, tel: 073 689 5889, [email protected],
halve pagina (staand)
87
x
230 mm
www.performis.nl
hele pagina aflopend
220
x
270 mm + 3 mm extra afloop rondom
Dit werk is auteursrechtelijk beschermd.
Prijzen advertorials, inserts, meenieters etc. op aanvraag.
Tarieven in euro’s, excl. BTW. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen
worden geweigerd.
2
INHOUD
4
6
10
REDACTIONEEL & praktijk
SONJA VAN ’T HOF
GODZIJDANK GEEN ZIEKTE-INZICHT
interview
ROB HOEDEMAN
WERKSTRESS: EEN ZAAK VAN ALLE PARTIJEN
praKtijk
DEBBY KAMSTRA
WERKEN ONDANKS PSYCHOSE
14
16
Jaargang 69 | nummer 02 | maart 2014
praKtijk
KRISTIEN HARMSEN
KANSEN OP WERK VIA EEN WERKERVARINGSPLAATS
OPINIE
DE VISIE VAN EEN EX-PSYCHIATRISCH PATIËNT OP DE ZORG
20
ONDERZOEK
Barbara Stringer en anderen
COLLABORATIVE CARE VOOR PATIËNTEN MET
ERNSTIGE PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN
31
KENNIS
42
37
gezien & gelezen
wetten
WILLEMIEN KASTELEIN
KLACHT- EN TUCHTRECHT: GROTE VERANDERINGEN OP TIL
column
KEES KOOIMAN
ROM TUSEN HEMEL EN AARDE
De meesterproef
WILLEM KOOPS
50
3
Anke van Dijke en anderen
SEKSUEEL MISBRUIK: MISSEN WE (N)IETS?!
45
46
SEKSUEEL MISBRUIK
bijblijven
LEESSUGGESTIE VAN GERDIEN FRANX
MGV | Jaargang 69 | nummer 02 | maart 2014
redactioneel
PRAKTIJK
Werken
werkt
Het lijkt contra-intuïtief als het je overkomt, maar herstellen van psychische
klachten of stress verloopt toch beter als
je wel werkt. ' Werken werkt!' luidt de titel
van de Kennisdag die op 20 maart a.s.
wordt gehouden in Den Bosch
(www.ggzkennisdag.nl). In dit nummer
vertelt bedrijfsarts Rob Hoedeman dat
het zelden alleen om werkproblemen gaat.
Maar de werkgever kan wel wat voorkomen
of verhelpen. Ook bij mensen met psychiatrische klachten bevordert werk hun
herstel, maar voor hen is re-integratie geen
gemeengoed. Ga maar vissen, want werk zit
er niet meer in, kreeg Ronald van den
Nieuwenhuijzen ooit te horen. Het team
Vroege Interventie Psychose in Amsterdam
zoekt juist werk voor hun jonge cliënten.
Is werk nog te hoog gegrepen, dan biedt
het project Kans op werk werkervaringsplekken. Want ook de cliënt moet leren dat
je problemen kunt hebben, maar die op het
werk opzij kunt zetten.
In het Kenniskatern: seksueel misbruik in
de jeugdzorg voorkom je door kinderen
weerbaar te maken, maar niet bij al getraumatiseerde kinderen, en Collaborative Care
lijkt gunstig voor patiënten met ernstige
persoonlijkheidsproblematiek.
Een psychiatrische ziektegeschiedenis
is geen beperking voor werk – werk
kan aangepast aan elke kwetsbaarheid,
vindt ervaringswerker Roland van den
Nieuwenhuijzen. 'Zo'n waarzegger op tv,
dat kan iemand met een psychotische
kwetsbaarheid net zo goed.'
Sonja van ’t Hof, hoofdredacteur
4
PRAKTIJK | godzijdank geen ziekte-inzicht
Godzijdank
geen
ziekte-inzicht
Door: Sonja van ’t Hof
Foto: Privébezit R. van den Nieuwenhuijzen
A
het ’s nachts – dan lukt het vaak goed. Beperkingen kunnen
zelfs kwaliteiten zijn. Om het schertsend te zeggen: als je
’s nachts tv kijkt, zie je al die waarzeggers. Iemand met een
psychotische kwetsbaarheid kan dat net zo goed, wellicht beter!’
Het gaat om een andere manier van denken, heeft hij geleerd
van mensen als Wilma Boevink. Bij zijn eerste opname was hij
dertig jaar. Hij zat tien jaar in de WAO en kwam alleen maar
weer aan het werk door eigen inspanning.
‘Hulpverleners en uitkeringsinstanties werkten het eerder
tegen! Ik kreeg opmerkingen als: “Als je met een hengel aan
het kanaal kan zitten, ben je een heel eind.” Ik zeg nu met een
knipoog: in mijn diagnose stond dat ik geen ziekte-inzicht heb,
en daar ben ik nou hartstikke blij om!’
Van den Nieuwenhuijzen ontwikkelde zich op eigen kracht tot
ervaringswerker toen het vak nog niet bestond. Hij ontwikkelde
en werkte mee aan cursussen zoals Herstellen doe je zelf,
Aan het begin van het telefonische gesprek hebben we de
Werken met Eigen Ervaring, en het Traject Opleiding Ervarings-
kern van de zaak meteen te pakken. Ik vraag of Van den
deskundigheid (TOED). Nu werkt hij bij Markieza, de academie
Nieuwenhuijzen zich onze interviewafspraak nog herinnert
voor herstel en ervaringsdeskundigheid in Zuid-Nederland.
en of het nog schikt. ‘Kijk,’ zegt hij, ‘ik proef uit uw toon dat ik
Hij is tevens docent en praktijkopleider bij Fontys Hogeschool,
vanwege een bepaalde kwetsbaarheid anders benaderd moet
leerlijn Ervaringsdeskundigen. ‘Dit werk helpt mijn herstel-
worden.’ Hij bedoelt het niet persoonlijk, maar hij ervaart
proces. Ik doe dat niet alleen voor anderen. Op deze manier
dagelijks dat mensen met een psychiatrisch heden of verleden
werken met mensen met dezelfde kwetsbaarheid, daar leer ik
niet als volwaardig worden gezien. Uit onwetendheid of
veel van. Ik heb collega’s voor wie “belevingen” niet raar zijn
bezorgdheid. Fluwelen handschoenen aan, oppassen met
en ik heb een vrije agenda. In een andere werkomgeving kan
die kwetsbare mensen!
dat misschien niet.’
Hij begint daarom elk gesprek zo, ook met familieleden van
mensen die hij begeleidt. Net als bij lichamelijke klachten
vaardigheden en kwetsbaarheid
moet je uitgaan van de mogelijkheden en kwaliteiten die
Hij wil een laatste punt benadrukken. ‘Het is belangrijk om
mensen hebben. ‘Een diagnose kan verlammend werken. Mijn
onderscheid te maken tussen kwetsbaarheid en werknemers-
boodschap is dat ook mensen met een psychische kwetsbaar-
vaardigheden. Veel mensen krijgen in de adolescentie psycho-
heid kunnen werken – alleen richten wij werk in op een manier
tische of andere problemen en verblijven jaren in de psychiatrie.
die niet past bij die kwetsbaarheid. Als je iets aan je rug hebt
Als zij dan rond hun dertigste op een werkplek terechtkomen,
en veel moet typen, krijg je een speciale stoel. Als ik moe word
moet je ervan uitgaan dat ze weinig werknemersvaardigheden
in mijn hoofd, zegt niemand: ga maar twee uur slapen. Terwijl
hebben. Net als alle beginnende werknemers zijn ze onervaren
dat ook een aanpassing is die mensen nodig kunnen hebben.’
en hebben ze gewenningsproblemen. Ze zijn vaak gestigmatiseerd. Of, omdat ze jarenlang als kwetsbaar mens te boek
Omdenken
hebben gestaan, lijden ze aan zelfstigma. Ze zaten in een
‘Iemand met de diagnose schizofrenie kan ’s morgens moeilijk
uitkering en het is lastig om daar uit te komen. Maar vaak
vroeg opstaan. Als je dat wel eist, gaat het fout. Als je zegt: dit
hangt de omgeving die problemen op aan beperkingen of
is je takenpakket, het maakt niet uit wanneer je het doet, al is
kwetsbaarheid, en dat is onterecht.’
5
MGV | Jaargang 68 | nummer 01 | januari 2014
InterviEW
Rob Hoedeman
Werkstress:
een zaak van
alle partijen
6
INTERVIEW | ROB HOEDEMAN: Werkstress: een zaak van alle partijen
Iedereen heeft wel eens stress. Maar als dat heel veel wordt
en je de controle verliest op verschillende terreinen, op het
werk, thuis, financieel, dan is de kans groot dat je ziek wordt.
Wat kan een bedrijfsarts in dit geval betekenen? Een gesprek
met Rob Hoedeman, bedrijfsarts bij ArboNed.
Tekst en foto's: Kristien Harmsen
'B
Naar de psycholoog of niet
‘Bedrijfsartsen die voor de bouwsector werken, zien vaker
Het contract dat een bedrijfsarts of arbodienst met de
mensen met lichamelijke klachten dan met psychische. Werk je
werkgever afsluit, bepaalt voor een groot deel wat de bedrijfs-
voor een groot ict-bedrijf, zoals ik, dan heb je wel voor de helft
arts voor de zieke werknemer kan betekenen: pure verzuim-
van het spreekuur te maken met psychische klachten,’ vertelt
begeleiding of ook behandeling en (terugval)preventie.
Hoedeman. ‘Dat is dus een behoorlijk aandeel. Voor zo’n
De richtlijn van de Nederlandse Vereniging van Arbeids- en
driekwart zijn dat stressgerelateerde beelden, zoals overspan-
Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) geeft de bedrijfsarts twee
nenheid of burn-out. Heel wat van deze mensen zijn ook wel
mogelijkheden bij psychische klachten: hij verwijst de werkne-
een beetje somber of angstig, maar mensen met een opzich-
mer naar de huisarts of psycholoog voor behandeling en doet
zelfstaande depressie of angststoornis zie ik minder.’
zelf enkel de verzuimbegeleiding, of hij neemt beide taken op
Iedereen hoort wel eens een manager klagen dat werknemers
zich. Hoedeman: ‘In dat laatste geval ga je bij stressgerelateer-
zich onterecht ziek melden vanwege stressklachten, dat ze die
de klachten eerst stabiliseren, kijk je waar de stress vandaan
fingeren, omdat ze ongemotiveerd zijn. Volgens Hoedeman
komt en dan ga je behandelen met huiswerk en dergelijke.
valt dat zogenoemde ‘zwarte verzuim’ reuze mee: ‘Die mensen
Je kunt hier eigenlijk altijd mee beginnen, maar zodra je merkt
hebben echt wel stressgerelateerde klachten, die in veel
dat jouw hulp niet werkt, stuur je zo iemand naar de psycholoog.
gevallen inderdaad door problemen op het werk komen. Je
Zo had ik een helpdeskmedewerker, die niet verder kwam in
moet dan allebei de zaken benoemen. Je hebt je diagnose en
de re-integratie dan 75% werken. Na verwijzing naar de
daar staat een bepaalde hersteltijd voor, maar je hebt ook een
psycholoog bleken faalangst en schroom om aan te geven
probleem op het werk dat opgelost moet worden. Doe je dat
dat ze eigenlijk ander werk wilde de stagnatie te verklaren.
niet, dan klopt die persoon binnen de kortste keren weer aan
In samenwerking met een psycholoog, de leidinggevende en
op het spreekuur. Ik zie er wel een uitdaging in om met zijn
mij werkt deze mevrouw nu weer 100% na aanpassing van haar
allen door te praten hoe we dat structureel kunnen oplossen.’
werkpakket. Je kunt als bedrijfsarts nog een behoorlijk
7
-„
MGV | Jaargang 69 | nummer 02 | maart 2014
Oorzaken van langdurig ziekteverzuim (%) in 2011-2013
Bron: Cijfers Ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid van Nationaal Kompas.
http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/functioneren-en-kwaliteit-van-leven/ziekteverzuim-en-arbeidsongeschiktheid/wat-is-de-relatie-met-ziekten-en-aandoeningen/
* http://www.arboned.nl/nieuwscentrum/persberichten-en-publicaties/verzuim-stabiliseert-in-2013/
Psychische
aandoeningen
Psychische
aandoeningen
Psychische
aandoeningen
25,2
29,1
35*
2011
2012
2013
74,8
70,9
65
Lichamelijke
aandoeningen
Lichamelijke
aandoeningen
Lichamelijke
aandoeningen
inhoudelijke rol vervullen door de problemen in de werkomge-
behandelaar en meestal kom je wel op één lijn. Met een
ving op te lossen, mits je te maken hebt met een werkgever
enkeling niet, en als de werknemer dan geen vooruitgang
die het goed vindt dat je een spreekuur van een halfuur houdt.
boekt en dreigt in de WAO terecht te komen, overleg ik met
Er zijn ook werkgevers die willen dat je in tien à vijftien
die werknemer of het niet verstandig is een andere behande-
minuten klaar bent en dan zegt: ziek of niet ziek.’
laar te zoeken. Uiteindelijk gaat het erom dat die werknemer
weer gezond aan het werk kan.’
Samenwerking
‘Ik ben heel tevreden over de samenwerking met de psycholo-
Preventief werken
gen. Met dat grote ict-bedrijf hebben de bedrijfsartsen van
Als in een bedrijf de helft van het verzuim veroorzaakt wordt
ArboNed vaste afspraken over naar welke psychologen we
door psychische klachten, ligt het voor de hand om iets aan
verwijzen. Dat zijn psychologen die gespecialiseerd zijn in
preventie te gaan doen. Hoedeman: ‘Bij sommige bedrijven
arbeid en psyche, werkzaam bij bijvoorbeeld Indigo gezond
kun je roepen wat je wilt, maar gaat het niet leven. Bij dat
werken, HSK, Ascender. Van hen krijg ik het intakeverslag van
grote ict-bedrijf dat ik net noemde, werden we uitgenodigd
de doorverwezen werknemer. Als dat niet bij mijn bevindingen
voor het directieoverleg. We merkten bij dit bedrijf dat de
aansluit, bel ik ze op. Ook als er geen vooruitgang is, als de
problemen te laat werden opgepakt. In de sociaal-medische
werknemer somberder wordt of als de re-integratie niet lekker
overleggen vertelden we over de richtlijnen van de NVAB, over
loopt. Ik vraag me dan af of het in de diagnose zit, in het
hoe je psychische klachten kunt herkennen en wat leidingge-
werkprobleem, privé of in de coping. Zo’n telefoontje levert
venden zelf kunnen doen. We hebben alle leidinggevenden
altijd wel iets op. Bij een consultant met burn-outklachten
getraind om gesprekken te voeren met medewerkers van wie
hoorde ik bijvoorbeeld van de psycholoog dat de rouwverwer-
ze merkten dat dingen niet zo lekker liepen. Het gaat nu echt
king na een miskraam meer impact had dan ik had ingeschat.
beter! De leidinggevenden doen inderdaad meer om psychi-
Als de werknemer via de huisarts in een eigen behandeltraject
sche klachten te voorkomen, en verwijzen ze eerder naar ons
terechtkomt, is mijn ervaring dat het varieert in welke mate
door als ze er niet uitkomen. Ook een driegesprek tussen mij,
werk en re-integratie aandacht krijgen in de behandeling. Als
werknemer en leidinggevende komt vaker voor.’
ik vermoed dat dat onvoldoende is, neem ik contact op met de
8
INTERVIEW | ROB HOEDEMAN: Werkstress: een zaak van alle partijen
Rob Hoedeman (1964) is bedrijfsarts bij ArboNed.
Hij studeerde geneeskunde in Utrecht en specialiseerde zich in de
verzekerings- en bedrijfsgeneeskunde. Hij interesseert zich vooral
voor psychische klachten en somatisch onvoldoende verklaarbare
lichamelijke klachten (SOLK) en promoveerde in 2010 in Groningen op
het proefschrift ‘Severe medically unexplained physical symptoms in a
sick-listed occupational health population’. Hoedeman was medeopsteller van de richtlijn Psychische klachten van het NVAB en de
richtlijn SOLK en somatoforme stoornissen (Trimbos-instituut en CBO).
Sinds 2011 is hij redactiemedewerker van het Tijdschrift voor Bedrijfsen Verzekeringsgeneeskunde.
Extra druk door economische crisis
‘Dit preventieverhaal is wel een positief plaatje. Voor
problemen op het werk opgelost kunnen worden, krijgt zo’n
MKB-werkgevers en voor grote werkgevers die momenteel in
werknemer weer meer zelfvertrouwen.
zwaar weer zitten door de crisis, geldt dit helaas niet. Maar
Ook thuis kunnen er situaties zijn die niet altijd even goed met
ook voor hun werknemers moet de arbodienstverlening
het werk te combineren zijn. Daarom is de verbinding tussen
preventief gaan werken. Werknemers moeten in deze tijd veel
de bedrijfsarts en de behandelaar zo belangrijk. Die laatste
meer presteren om zich op de werkvloer te handhaven. De
hoort vaker dingen die wringen met het werk. Neem bijvoor-
angst om hun baan te verliezen draagt er ook aan bij dat
beeld een werknemer die een autistisch kind heeft en die met
mensen pas laat met hun psychische klachten naar buiten
stressgerelateerde klachten uitvalt. Als ik dat weet, is mijn
komen. En als je er laat bij bent, moet je eerst heel veel
vraag meteen of ze dat op het werk weten, of ze weten hoe hij
repareren, de behandeling op gang laten komen, iemand bij
daarmee worstelt. Het is belangrijk dat zo iemand steun krijgt.
laten komen, en dan kom je er pas aan toe om te onderzoeken
Je bekijkt het dan van beide kanten om de balans te zoeken.
wat de echte oorzaak was waar de werknemer mee worstelde.
Thuis misschien iets meer hulp inschakelen en het werk
Als mensen er langere tijd uit zijn, wordt het voor hen ook
aanpassen: iets meer thuiswerken, of meer kort-cyclische
lastiger om weer aan te haken. Voor deze mensen is het echt
klussen doen in plaats van lange trajecten waarbij je bijvoor-
nodig dat we veel meer aan preventie doen.’
beeld twee maanden lang moet overwerken. Dat kan niet met
zo’n thuissituatie. Als je dat met de werkgever kunt regelen,
meer dan werkdruk alleen
los je het structureel op en blijft zo’n werknemer behouden
Stress wordt ons meestal te veel als de spanning op verschil-
voor het werk.
lende levensgebieden oploopt, op het werk, thuis, in relaties.
In Europa kennen we heel hoge terugvalpercentages van
Dan raakt de balans tussen werk en privé verstoord. Hoede-
mensen die aanvankelijk hersteld zijn, maar een of twee jaar
man: ‘Mensen zeggen meestal dat het de hoeveelheid werk is
later weer in de psychische problemen zitten. Ik denk dat het
die hen parten speelt, maar als je door gaat vragen is er vaak
ermee samenhangt dat de werkelijke problemen, privé en op
iets anders aan de hand. Dan spelen er andere dingen op het
het werk, niet goed opgelost worden. Daarom is die verbinding
werk, bijvoorbeeld een leidinggevende die loopt te pushen of
zo belangrijk, tussen behandelaars en bedrijfsartsen, dat we
een collega waar je niet mee door een deur kunt. Als die
samen naar de oplossing zoeken.'
9
MGV | Jaargang 69 | nummer 02 | maart 2014
Werken
ondanks
psychose
Ik sta met Bilal onder het afdak van een bedrijf. We hebben zojuist een proefplaatsing besproken bij zijn nieuwe werkgever. De regen komt met bakken uit de hemel.
Bilal straalt van oor tot oor. Hij kijkt me aan met een serieuze blik die ik niet van
hem ken. ‘Debby, wil jij mij leren hoe ik met mijn diagnose en stressmomenten om
moet gaan? Dat heb ik NU wel nodig…!’
Door: Debby Kamstra
Dit is zomaar een voorbeeld uit mijn werk, waarin ik jongeren
na een psychose naar werk begeleid. Bij het vroegtijdige
interventie psychose team (VIP) Amsterdam gebruiken we
hiervoor Individual placement en support (IPS).1 Dat is een
evidence-based interventie die bedoeld is om mensen met een
ernstige psychiatrische aandoening te re-integreren en die in
de multidisciplinaire richtlijn schizofrenie beschreven staat. 2
In de praktijk betekent dat: snel zoeken naar een door de
cliënt geformuleerde droombaan, een betaalde baan die de
werkzoekende ambieert. Je onderzoekt of die baan te vinden
is voor deze cliënt, met zijn of haar opleiding, competenties,
talenten en vaardigheden én met het oog op de arbeidsmarkt.
Het is belangrijk dat de werkwens echt uit de cliënt zelf komt.
Voor IPS komt iedereen in aanmerking, dus ook werkzoekenden met psychotische symptomen, verslavingsproblematiek,
een strafblad, schulden, enzovoort.
10
Praktijk | werken ondanks psychose
Een ander belangrijk kenmerk van IPS is dat je focust op een
betaalde baan. Het motto is: place then train. Als het niet
direct lukt om een betaalde baan te vinden, zoek je naar een
werkervaringsplek in een regulier bedrijf en blijf je de focus
houden op een betaalde baan. 2
De praktijk
Antonio wil aanvankelijk een fulltime administratieve baan op
mbo-niveau. We hebben al snel een optie. Zowel zijn ouders
als het team houden hun adem in, omdat hij net in korte tijd
twee keer psychotisch is geweest en midden in een verhuizing
zit. Hij wordt afgewezen en iedereen is opgelucht. Hij baalt.
Ik vind in mijn werkgeversnetwerk een werkervaringsplek.
Hij gaat aan de slag als kantoorassistent en helpt bij het
schrijven van teksten voor de websites. Door het werken
herstelt hij en dit geeft hem de rust om verder te solliciteren.
Hij wil graag bij de gemeente een traject volgen voor klassenassistent op mbo 2-niveau. Het niveau sluit onvoldoende
aan en hij zoekt verder. Hij solliciteert voor de opleiding van
verpleegkundige en wordt aangenomen. Het struikelblok
vormt, naast zijn psychosegevoeligheid, de financiering voor
de opleiding. We plannen een gesprek bij de sociale dienst
om dit te bespreken. De dienst wijst het voorstel af, omdat
hij door zijn afgeronde studie hbo-gekwalificeerd is voor de
arbeidsmarkt en direct aan de slag kan. Zijn werkgever
stimuleert hem terug te gaan naar zijn eigen vak en een eigen
bedrijfje op te zetten. Dit houdt hij af omdat hij uit de
uitkering wil. Hij vindt een baan bij een klantenserviceafdeling
van een bedrijf voor 20 uur per week. Daarnaast gaat hij een
bedrijf opzetten met hulp van de werkgever van het familiebedrijf waar hij een dag blijft werken. De werkgever neemt hem
mee naar werkgeversnetwerken om hem te introduceren en
klussen binnen te halen. Hij krijgt van deze werkgever een
website voor zijn bedrijf als dank voor zijn geleverde diensten.
Teamwork
Tijdens het werk of tijdens de zoektocht naar werk komt
de cliënt van alles tegen: beperkingen, symptomatologie,
zelfstigma, stigma. De meesten willen hun baan graag
behouden en dit motiveert hen voor behandeling; cognitieve
therapie, psycho-educatie, symptoommanagement en medicatie.
11
-„
MGV | Jaargang 69 | nummer 02 | maart 2014
“
Werkgevers
en arbodiensten
denken vaak
dat het beter is
voor mensen met
psychosegevoeligheid
om niet te werken
”
minder kans maken op terugkeer in eigen werk. De werkgever
of arbodienst denkt dan dat het beter is voor mensen met
psychosegevoeligheid om niet te werken. In de praktijk blijkt
dat terugkeer in eigen werk met enkele aanpassingen succesvol kan zijn.
Door IPS modelgetrouw toe te passen stijgt het percentage
werkende cliënten significant en blijkt het twee keer zo
effectief te zijn. 4 Binnen het VIP behalen wij 60-70% na drie
jaar VIP-behandeling, waarbij de uitkomstmaat is: het behalen
van een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt (minimaal
diploma mbo niveau 2) of een halfjaar betaald werk.
Werkervaringen, hoe kort ook, vormen de leidraad tot succes.
Ze leiden sneller tot betaald werk en vanuit een werkende
positie vergroot je je kansen op een andere baan.5 Mijn
inschatting is dat IPS, mits modelgetrouw toegepast, in veel
gevallen kan leiden tot duurzaam herstel en baanbehoud.
De kunst van het netwerken
Voor IPS heb je veel werkgevers nodig. Sinds 2011 ben ik lid
van een werkgeversnetwerk van business networking international (BNI). 6 We ontbijten een keer in de week samen om
Ze hebben er baat bij, het biedt een hogere kans om aan het
kwart voor zeven ’s ochtends. Het motto is: geven loont. Dit
werk te blijven. Dit leidt ertoe dat in de behandeling van het
betekent dat als ik mijn medeleden aanbeveel in mijn netwerk,
VIP-team de (loopbaan)ontwikkeling van de cliënt centraal
het bij mij terugkomt in de vorm van banen en werkervaring-
komt te staan. In de behandeling is werk en scholing net zo
plekken. Werkgevers zijn gericht op de ander en als zij niet
belangrijk als medicatiegebruik, wonen, financiën. Als
kunnen bieden wat de klant vraagt, kennen zij altijd wel
je werkt of studeert, doe je er maatschappelijk toe en daar
iemand die dat wel kan. Het netwerk achter het netwerk.
voelt elk mens zich goed en autonoom bij. Je kunt een normaal
Hoe concreter ik mijn zoekvraag stel, des te makkelijker het
leven leiden, doorgroeien en je verder ontwikkelen net als
voor hen wordt om dit contact te vinden. Ik heb altijd een
iedereen.
serie geformuleerde droombanen paraat. Voor deze uitwisse-
Van de mensen met een ernstige psychiatrische aandoening
ling is vertrouwen nodig en dat bouw je in de loop van de tijd
heeft historisch rond de 10-15% een betaalde baan.3 De
op. Je ‘jaagt’ niet maar je wacht af en gaat actief voor andere
afgelopen jaren is dit percentage ondanks de inzet van
leden aan de slag.
gebruikelijke middelen voor re-integratie niet significant
Ggz-organisaties bieden ook een schat aan mogelijkheden en
gestegen. Men hanteert traditionele methodieken: train then
netwerken om banen te acquireren door onder andere 'social
place. Mijn ervaring is dat met deze benadering werkzoeken-
return on investment' toe te passen. Via deze methodiek is
den met een ernstige psychiatrische stoornis (EPA) nooit aan
het gebruikelijk om bedrijven die een product of dienst leveren
werk toekomen, omdat ze de kans niet krijgen. Het gevolg
aan een (ggz-)organisatie, instantie of gemeente, 5% van de
hiervan is dat zij voor betaalde arbeid achter in de rij blijven
opdrachtwaarde te laten investeren in werkgelegenheid
staan, omdat men ervan uitgaat dat mensen met lichtere
van burgers die een grotere afstand tot de arbeidsmarkt
problemen meer kans van slagen hebben en minder
hebben. De opdrachtnemer kan ook kiezen voor andere goede
of geen begeleiding nodig hebben. De afgelopen jaren heb
doelen. Op deze manier levert de opdrachtnemer een sociaal
ik al verschillende keren meegemaakt dat werknemers die
maatschappelijke bijdrage. Veel gemeenten passen deze
tijdelijk uitvallen zijn omdat zij een psychose doormaken,
methodiek toe.
12
Praktijk | werken ondanks psychose
De afstand tot de
arbeidsmarkt is
verdeeld in treden
Trede 5:
Bemiddelbaar en in staat
om zelf te solliciteren
De participatieladder is een door MOVISIE ontwikkeld instrument
waarmee gemeenten de mate van participatie van hun inwoners in
beeld kunnen brengen.
In Amsterdam is de trend dat burgers met EPA vaak ingedeeld
(op afstand gezet) worden in trede 1 of 2
Trede 4:
Met enige hulp bemiddelbaar
naar werk
Trede 3:
in staat om werkervaring op te doen
binnen reguliere bedrijven
Trede 2:
kwetsbaar en in staat tot sociale
activering (dagbesteding)
Debby Kamstra SPV/IPStrajectbegeleider bij het VIP-team Amsterdam,
Trede 1:
ziek en niet in staat om te werken (zorg)
Mentrum in samenwerking Odibaan en AMC.
Docent IPS bij kenniscentrum Phrenos.
Zij spreekt op 20 maart op de GGZ Kennisdag.
Literatuur
1 Website DPRC:
3 Overweg K, Michon H.
5 Busschbach JT van, Michon H, et al.
http://www.dartmouth.edu/ ~ ips;
Factsheet Panel Psychisch gezien.
Effectiviteit van IPS in Nederland.
Website kenniscentrum Phrenos:
Utrecht, Trimbos-instituut: 2011.
Utrecht: RGOc, Trimbos-instituut, 2011.
2 Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnen GGZ.
4 Michon H.
6 Website BNI;
Personal characteristics in vocational rehabilition
http://www.bni.eu/nederland/bni-experience.php5.
Multidisciplinaire richtlijn schizofrenie,
for people with severe mental illnesses.
versie 2.0. 2012.
Academisch Proefschrift. Utrecht: Trimbos-instituut,
Te raadplegen op www.ggzrichtlijnen.nl; pp. 258-267
2006 pp. 155-162.
http://kcphrenos.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=811&Itemid=535.
en over Implementatie IPS; pp. 335-337.
13
MGV | Jaargang 69 | nummer 02 | maart 2014
praktijk
Kansen op
werk via een
werkervaringsplaats
Mensen met een beperking moeten weer aan het werk, vindt het kabinet. Het
werkt aan de Participatiewet, die waarschijnlijk ingaat per 1 januari 2015. Maar als
je lang thuis hebt gezeten, kun je vaak niet direct aan de slag. Dan kan een werkervaringsplaats uitkomst bieden. ‘Wij proberen mensen te leren dat iedereen wel
eens problemen heeft, maar dat je die onder werktijd aan de kant kunt zetten.’
Door: Kristien Harmsen
H
Geen cliënt meer
Het landelijke project Kansen op werk is er voor mensen die
Kandidaten die aan het werk gaan, krijgen hiervoor niet
een psychische aandoening hebben gehad, die (bijna) klaar zijn
betaald. Het bedrijf dat de werkervaringsplaats biedt, krijgt
met hun behandeling en weer betaald werk willen. Het unieke
een vergoeding en kan zelf besluiten of het daarvan bijvoor-
van dit project is dat de werkervaringsplaatsen aangeboden
beeld de reiskosten vergoedt voor de kandidaat. Bij de
worden door ggz-cliëntenorganisaties of werkgevers die
werkervaringsplaats hoort ook een training van vier dagdelen,
ervaring en affiniteit hebben met deze doelgroep. Projectleider
drie coachingsgesprekken en een terugkombijeenkomst. De
Marja de Kinderen: ‘Zo’n werkervaringsplaats is een veilige
training gebeurt in kleine groepjes en bestaat uit een pro-
omgeving om weer te leren op tijd te komen, een taak uit te
gramma met persoonlijke leerdoelen: bijvoorbeeld hoe je
voeren, zodat je kunt groeien om werk te kunnen verrichten.
communiceert, samenwerkt, effectief bent. In de coachingsge-
Maar niet alle kandidaten, zoals we onze deelnemers noemen,
sprekken komt dat ook aan de orde. De deelnemers krijgen
willen bij een cliëntenorganisatie werken. Voor hen zoeken we
opdrachten zoals het schrijven van reflectieverslagen.
werkgevers die bekend zijn met psychische problematiek. We
Het project is in 2013 gestart en in de loop van dat jaar zijn er
hebben bijvoorbeeld vacatures bij een isolatiebedrijf en bij een
31 kandidaten begonnen. Zij committeren zich voor één jaar
groot cateringbedrijf, waar ze bijrijders voor op de auto
aan hun ervaringsplek en de training. Dat lukt tot nu toe
zoeken.’
aardig, vertelt De Kinderen.
1414
Praktijk | kansen op werk via een werkervaringsplaats
‘Er is een flinke ploeg die
buiten treden. De Kinde-
het volhoudt en die er ook
ren: ‘Iemand vertelde dat
veel lol in heeft. We
het jaren geleden was dat
stimuleren ze om onder-
hij van Hoorn naar
tussen te zorgen dat hun
Amsterdam was gegaan
cv in orde is en dat ze
en dat hij zich weer een
advertenties zoeken van
volwaardig mens voelde
werk dat hen aanspreekt.
omdat hij over de markt
Dat wordt in de training
in Amsterdam kon lopen.’
besproken. Het leuke van
die training is ook dat de
kandidaten daar mensen in
Ondersteuning
van maatje
een vergelijkbare positie tegenkomen. Ze kunnen ervaringen
Op de werkplek hebben de kandidaten een collega-maatje, bij
uitwisselen en daarmee versterken ze elkaar.’
wie ze hun hart kunnen luchten of met vragen terechtkunnen.
In alle gesprekken en bijeenkomsten wordt zo min mogelijk
Ook is er een werkbegeleider, meestal een leidinggevende, die
hulpverleningsjargon gebruikt. Vandaar dat er geen sprake is
het werk met de kandidaat regelt. Gedurende het jaar leren de
van cliënten, maar van kandidaten; er wordt geen intakege-
deelnemers wat ze wel en niet kunnen, maar ook hoe ze hun
sprek gehouden, maar een voorgesprek. Kandidaten worden
werk zodanig kunnen organiseren dat het bij ze past, vertelt
niet aangesproken als mensen met een psychische ziekte,
De Kinderen. ‘Er was bijvoorbeeld een kandidaat die ging kijken
maar als mensen die op zoek zijn naar werk. Dat is soms
op de werkplek, maar dat bleek een hele drukke balie te zijn.
wennen voor mensen die lang in een cliëntenrol hebben
Ze schrok daar erg van terug en wilde niet meer. Wat wij dan
gezeten. De Kinderen: ‘Als ze zich niet goed voelen of het zit
doen is mensen leren dat ze over zoiets ook kunnen overleg-
thuis tegen, gebruiken ze dat gemakkelijk als excuus om op het
gen. Ze kon zeggen dat ze niet meteen achter die balie wilde
werk dingen niet te kunnen doen. Wij proberen ze te laten zien
zitten, maar eerst op een rustiger plek haar werk wilde doen,
dat iedereen wel eens problemen heeft, maar dat je die onder
en dan later eens de telefoon aannemen of mensen te woord
werktijd aan de kant kunt zetten.’
staan. Het belangrijkste is dat ze zelf leren wat bij hun past en
dat ze ook leren hierover te praten met hun werkgever.’
Een volledige werkweek?
De meeste mensen beginnen met acht of twaalf uur en
proberen dat gaandeweg op te bouwen tot het aantal uren
dat ze later in een echte baan willen gaan werken. Wanneer ze
starten zijn ze vaak in geen jaren op pad geweest, en hebben
ze lange tijd niet met het openbaar vervoer of de auto gereisd.
Hun wereld is heel klein geworden en nu moeten ze weer naar
15
Het project ‘Kansen op werk’ wordt uitgevoerd
door de Angst Dwang en Fobie stichting.
Meer weten? Kijk op www.kansenopwerk.nl.
MGV | Jaargang 69 | nummer 02 | maart 2014
OPINIE
De visie van een
ex-psychiatrisch
patiënT op de
zorg
in de ggz
Achttien jaar geleden (ik was twintig
jaar) ben ik gediagnosticeerd door een
psychiater op basis van een vragenlijst
en twee gesprekken. De diagnose
bipolaire stoornis type 2 heeft mijn
leven sterk bepaald. Lithium, Lexapro,
De aanleiding van deze omslag kwam ongeveer drie jaar
Cipramil, Efexor, Risperdal, Zyprexa,
depressieve klachten en angstklachten met zelfs bijna psycho-
promethazine, oxazepam, dit is maar
ziekenhuis, werd ik doorverwezen naar mijn twaalfde psychia-
een greep uit de verschillende medicijnen die ik voorgeschreven heb
geleden. Na een ruim twee weken durende opname (ernstige
tische symptomen) op de psychiatrische afdeling van een
ter, met de diagnose bipolaire stoornis type 2 en persoonlijkheidsstoornis NAO. Er volgde een nare tijd en uiteindelijk
klopte ik aan bij de Riagg. Na een traject van anderhalf jaar
(psychotherapie en medicatie) ben ik nu medicatievrij en
gekregen. Nu ben ik een jaar medicatie-
‘genezen’ verklaard, en heb ik dus geen diagnose meer.
vrij, ben ik ontslagen bij de Riagg en
visie op de psychiatrie, beter gezegd hun visie op mij, het
voel ik me gelukkig.
blijvende verandering in mijn persoonlijkheid, en vertelden me
16
Dit alles met dank aan mijn behandelaars van de Riagg en hun
individu. Zij omschrijven mijn proces als een structurele,
opinie | Visie van een ex-psychiatrisch patiënt op de zorg in de ggz
omschrijven. Ik ben nog dezelfde persoon, met dezelfde
interesses en dezelfde vrienden, maar voor het eerst in mijn
leven weet ik wat ik voel, wat ik wil en wat mijn grenzen zijn.
In plaats van zich te richten op het voorkomen van crises en
andere problemen, gingen mijn behandelaars uit van de kracht
en de flexibiliteit van mijn persoon en vertrouwden ze erop dat
een ‘verandering’ daarin mij weerbaar zou maken tegen mijn
biologische kwetsbaarheid. Zo voelt het nu ook voor mij. Ik
zeg niet dat ik klachtenvrij zal blijven, maar ik vermoed dat het
nooit meer zo hevig zal terugkomen als in voorgaande
periodes. Dit is niet objectief meetbaar, niet klinisch zichtbaar
en ook niet evidence based, maar wel heel duidelijk voelbaar
voor mij − voor niemand anders.
Na dus bijna twintig jaar ervaring in de psychiatrie als patiënt
heb ik mijn visie ontwikkeld over de psychiatrie. Ik voel nu
sterk de behoefte om dat op papier te zetten om zo een
bijdrage te leveren aan de discussie over de zorg in de ggz.
Röntgenfoto’s bij psychoses
Het lijkt wel alsof artsen worden opgeleid met het idee
dat aan de klachten van patiënten diagnoses en interventies
kunnen worden gekoppeld die onder te verdelen zijn in
herkenbare groepen. Dit alles gestoeld op ‘evidence based
medicine’, wetenschappelijk bewijs voor diagnostiek en
behandeling; de arts dient hier ook naar te handelen. Maar
waar de algemene geneeskunde ziekten diagnosticeert en
behandelt, kan de psychiatrie alleen stoornissen diagnosticeren
en behandelen. Het bestaan van ziekten wordt vaak aangetoond door objectief bewijs van lichamelijke testen, maar in
de psychiatrie is er niet altijd een sluitend, eenduidig bewijs
dat zij de intensiteit van mijn proces nog niet vaak hebben
voor het bestaan van geestelijke ‘ziekten’. Een psychiatrische
meegemaakt. Mijn behandelaars waren de eersten die samen
aandoening is nog steeds geen anatomisch definieerbare
met mij mijn voorgaande en toenmalige klachten bespraken
ziekte, maar het is wel de keiharde realiteit voor psychisch
zonder ze te labelen. Ze stemden mijn behandeling af op mijn
zieken en hun omgeving. Ondanks de grote ontwikkelingen
klachten en niet op een label of op diagnostiek uit het
in de moleculaire biologie, de neuroscience en genetica zijn
verleden, en gaven mij een grote rol en verantwoordelijkheid
psychiatrische diagnoses nog steeds gebaseerd op een
in het proces voor zover dat toen mogelijk was.
subjectief klinisch oordeel en niet op neurobiologische
De therapie bij de Riagg heb ik gezien als een plek waar ik mijn
gronden. Er bestaan geen bloedtesten, hersenscans of
klachten kon ventileren, niet een plek om aan mijzelf te
röntgenfoto’s om mensen te testen op psychische aandoenin-
werken. Toch heeft er op een onbewust niveau een verande-
gen, zoals depressie, fobieën of schizofrenie.
ring in mij plaatsgevonden. Voor de buitenwacht niet direct
zichtbaar, maar voor mezelf heel duidelijk voelbaar, en voor
In de psychiatrie bestaat het classificatiesysteem de DSM.
mijn behandelaars blijkbaar heel duidelijk invoelbaar. Wat die
Elke editie doet een poging om psychiatrische aandoeningen
verandering precies inhoudt laat zich moeilijk in het kort
te standaardiseren om zo orde te scheppen, deels gestimuleerd -„
17
MGV | Jaargang 69 | nummer 02 | maart 2014
door de beroepsgroep zelf, maar ook zeker door andere belang-
of de prognose van de behandeling. Zo is het mogelijk dat je
hebbenden, zoals de farmaceutische industrie. De belangen
bij de classificatie depressie van tien verschillende behande-
van de DSM zijn namelijk niet louter wetenschappelijk en
laars even zoveel verschillende behandelingen kan verwach-
medisch, maar vaak ook sociaal en economisch van aard.
ten, uiteenlopend van medicatie tot mindfullness en van
De farmaceutische industrie besteedt veel geld aan reclame en
gedragstherapie tot neurofeedback, of een combinatie
promotie. Onder deze invloed wordt vaker en eerder medicatie
hiervan.
voorgeschreven dan voorheen. Het voorschrijven van psychofarmaca is niet alleen voorbehouden aan psychiaters. Sterker
Flexibele visie gewenst
nog, huisartsen nemen het merendeel (80%) van het voor-
De labels werken ook stigmatiserend; eenmaal bestempeld
schrijven van antidepressiva voor hun rekening. Vaak voor
met een psychiatrische aandoening kan iemand veroordeeld
lichte depressieve klachten, waarbij het gebruik van antide-
zijn tot levenslange medicatie. Mensen veranderen, persoon-
pressiva niet eens zijn effectiviteit bewezen heeft. Artsen moe-
lijke omstandigheden en de omgeving veranderen, dit
ten daarom alert zijn op manipulatie van de farmaceutische
beïnvloedt ook psychische klachten. Juist daarom vind ik dat
industrie, en meer opleiding krijgen in het zelfstandig beoorde-
je van een adequate ggz-behandelaar mag verwachten dat
len van wetenschappelijke literatuur.
hij/zij enige flexibiliteit in denken en visie hanteert en kiest
1
voor een individueel gerichter diagnose en behandeltraject.
Ontoereikende classificaties
Een persoonlijke aanpak leidt mijns inziens tot meer succes.
Ook de zorgverzekeraars spelen een belangrijke rol bij de
…Had ik mijn laatste psychiater en psychotherapeute eerder
behandeling van psychische problemen. Tegenwoordig is in
ontmoet dan had mijn leven er de afgelopen twintig jaar
Nederland een DSM-classificatie noodzakelijk om een behan-
misschien heel anders uitgezien en was mij en mijn omgeving
deling vergoed te krijgen. De DSM beïnvloedt dus wat verzeke-
heel wat ellende bespaard gebleven…
ringen zullen vergoeden, wie recht hebben op extra hulp en
Misschien dat uit dit stuk enige frustratie blijkt − die heb ik
zorg, maar ook wie wel en niet aansprakelijk kunnen worden
niet; integendeel: ik ben de ggz heel dankbaar. Wat ik wil is
gesteld als het mis gaat. Het risico dat hieruit voortvloeit, is
als ervaringsdeskundige een bijdrage leveren aan de discussie
dat wanneer er vier van de vijf klachten aanwezig zijn voor een
over de ggz. Niet speciaal om andere cliënten te informeren/
in de DSM gestelde diagnose, de behandeling niet vergoed
helpen, maar meer om professionals aan te zetten tot denken.
wordt. Dit impliceert een probleem voor de patiënt, maar ook
Gebruik de DSM als hulpmiddel, maar ga uit van de patiënt,
inkomstenderving voor de ggz-instellingen. Dit systeem werkt
van zijn klachten, van zijn veranderende omstandigheden, pas
in de hand dat diagnoses gesteld worden uit financieel, in
de diagnostiek en behandeling daarop aan en doe het vooral
plaats van uit een klinisch oogpunt. Behandelaars willen hun
samen.
cliënten helpen en zullen derhalve een diagnose stellen. Dit is
Ik heb getwijfeld of ik mijn naam onder dit stuk zou zetten.
bijna altijd mogelijk, wat de klachten ook zijn. Met als gevolg
Ik deel mijn visie graag, maar toch heb ik besloten mijn
dat mensen die eigenlijk geen hulp nodig hebben, de capaciteit
verhaal anoniem te vertellen. In allerlei situaties kan het zo
aan zorg beïnvloeden, waardoor mensen die ernstig lijden de
zijn dat het enige dat blijft hangen de aanduiding ‘psychia-
noodzakelijke hulp ontberen.
trisch’ is; daarmee zou mij geen recht worden gedaan, maar
De labels in de DSM zeggen ook nog eens weinig over de
helaas werkt het vaak nog zo.
gewenste interventies bij de verschillende aandoeningen,
Ik ben bereikbaar via e-mail: [email protected]
Literatuur
1 Wieren S van, Schoemaker C, Spijker J.
Welke zorg gebruiken cliënten en wat zijn de kosten?
In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM; 2007.
<www.nationaalkompas.nl> Gezondheid en ziekte\Ziekten en aandoeningen\Psychische stoornissen\Depressie, 21 februari 2007.
18
MGV-kennis |
KENNIS
18 pagina’s die je niet mag missen
20
ONDERZOEK
Barbara Stringer en anderen
COLLABORATIVE CARE VOOR PATIËNTEN MET
ERNSTIGE PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN
31
SEKSUEEL MISBRUIK
Anke van Dijke en anderen
SEKSUEEL MISBRUIK: MISSEN WE (N)IETS?!
NU OP MGVONLINE.NL
Alle artikelen uit het magazine en het kenniskatern zijn online te lezen voor
abonnees. Extra: columns, lopende zaken en debat over opleidingen voor
verpleegkundigen in de ggz en over het beroep psychotherapeut.
Ook is het MGV-archief online te raadplegen.
19
MGV | Jaargang 69 | nummer 02 | maart 2014
Collaborative Care voor
patiënten met ernstige
persoonlijkheidsstoornissen
Door: Barbara Stringer, Berno van Meijel, Bauke Koekkoek, Ad Kerkhof & Aartjan Beekman
1
Stoffers JM, Vollm BA, Rucker G,
Psychotherapie helpt mensen met ernstige (borderline) persoonlijkheid-
Timmer A, Huband N, Lieb K.
Psychological therapies for people with
borderline personality disorder.
Cochrane Database Syst Rev 2012;
8: CD005652.
2
Hermens ML, Splunteren PT van,
stoornissen, maar er is veel uitval. Collaborative Care verbetert de
omstandigheden voor behandeling en de werkrelatie, tot tevredenheid
van patiënten, naasten en verpleegkundigen.
Bosch A van den, Verheul R.
Barriers to implementing the clinical
guideline on borderline personality
disorder in the Netherlands.
Psychiatr Serv 2011 Nov; 62(11): 1381-1383.
3
McMurran M, Huband N, Overton E.
Non-completion of personality disorder
De afgelopen decennia zijn er verschillende effectieve, op verandering gerichte psychothera-
treatments: a systematic review of corre-
pieën ontwikkeld voor patiënten met ernstige (borderline) persoonlijkheidsstoornissen.1 In de
lates, consequences, and interventions.
praktijk blijkt echter dat slechts rond de 25% van de patiënten deze psychotherapie ook daad-
Clin Psychol Rev 2010 Apr; 30(3): 277-287.
werkelijk krijgt, deels vanwege strikte indicatiecriteria en deels vanwege onvoldoende beschik-
4
baarheid van geschoolde (psycho)therapeuten.2 Gedurende de behandeling valt vervolgens een
Barnicot K, Katsakou C, Marougka S,
kwart tot een derde van de patiënten uit.3,4 De genoemde behandelingen zijn bewezen effectief,
Priebe S.
maar dat betekent helaas niet dat ze bij alle patiënten effectief zijn en ook niet dat ze volledig
Treatment completion in psychotherapy
effectief zijn. Al met al zijn er grote groepen patiënten met ernstige persoonlijkheidsproblema-
for borderline personality disorder: a
systematic review and meta-analysis.
tiek die geen toegang tot of geen baat hebben bij op verandering gerichte psychotherapie en die
Acta Psychiatr Scand 2011 May; 123(5):
veelal langdurig in zorg blijven. Deze patiënten worden vaak behandeld in sociaal-psychiatrisch
327-338.
georiënteerde behandelteams, waarbij verpleegkundigen een aanzienlijk deel van de behandeling
5
Koekkoek B, Meijel B van, Schene A,
en begeleiding bieden. De verpleegkundigen ervaren echter een grote handelingsverlegenheid
Hutschemaekers G.
in hun dagelijkse werk: ze missen de methodieken en competenties om adequaat met deze
Clinical problems in community mental
moeilijke doelgroep om te gaan.5-7 De lijdensdruk van deze patiënten is hoog, zich uitend in te-
health care for patients with severe
rugkerend suïcidaal of destructief gedrag, en complexe sociale en interpersoonlijke problemen.
borderline personality disorder.
Community Ment Health J 2009 Dec; 45(6):
Veel patiënten hebben een lange behandelvoorgeschiedenis met veelal onvoldoende resultaat.8,9
508-516.
Collaborative Care is ontwikkeld voor de behandeling van chronische complexe lichamelijke
20
onderzoek | COLLABORATIVE CARE VOOR PATIËNTEN MET ERNSTIGE PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN
en psychiatrische aandoeningen. De onderliggende principes zijn gezamenlijke besluitvorming
tussen de patiënt en de behandelaren, het creëren van effectieve samenwerkingsrelaties met alle
betrokken partijen en het vergroten van zelfmanagement en probleemoplossende vaardigheden
van de patiënt. De kracht van Collaborative Care is organisatorische interventies te combineren
met evidence-based inhoudelijke interventies. Een ander kenmerk is dat verpleegkundigen een
prominente rol toebedeeld krijgen als Collaborative Care-manager. Zij zijn daarmee verantwoordelijk voor een goede organisatie van zorg en voor adequate uitvoering van de behandeling,
binnen de kaders van de multidisciplinaire samenwerking.
Collaborative Care Programma’s zijn de laatste decennia effectief bevonden voor diverse
psychiatrische stoornissen in verschillende settings, voornamelijk in de eerste lijn bij angst- en
depressieve stoornissen.10 We veronderstelden dat Collaborative Care ook voor patiënten met
een ernstige persoonlijkheidsstoornis een geschikte methode zou kunnen zijn. We beschrijven
hier hoe het door ons ontwikkelde Collaborative Care Programma de geconstateerde tekortko-
6
Koekkoek B, Meijel B van,
mingen kan opheffen in de huidige behandeling voor patiënten met een ernstige persoonlijk-
Hutschemaekers G.
heidstoornis.
Community mental health care for
people with severe personality disorder:
a narrative review.
Een multiple case-studie
The Psychiatrist 2010; 34: 24-30.
Voor zover wij kunnen overzien is dit de eerste keer dat een CCP wordt ingezet voor patiën-
7
ten met persoonlijkheidsstoornissen. Daarom leek het verstandig om eerst meer ervaring op
Newton-Howes G, Weaver T, Tyrer P.
te doen bij deze doorgaans lastig te bereiken doelgroep, voordat er eventueel geïnvesteerd zou
Attitudes of staff towards patients
with personality disorder in community
worden in een grootschalige gerandomiseerde experimentele studie. We wilden met onze studie
mental health teams.
inzicht verkrijgen in zowel de processen van toepassing, als ook in de eerste uitkomsten van
Aust N Z J Psychiatry 2008 Jul; 42(7): 572-577.
dit interventieprogramma in vergelijking met een controleconditie. Hiervoor voerden we een
vergelijkende multiple case-studie uit. In zo’n studie worden kwalitatieve en kwantitatieve
8
Luyn B van.
onderzoeksgegevens gecombineerd, en worden data geanalyseerd op verschillende niveaus:
Severe cases: management of the
eerst op het niveau van de individuele casussen, vervolgens op groepsniveau in de afzonderlijke
refractory borderline patient. In: Luyn B
onderzoekscondities, en ten slotte op vergelijkend groepsniveau, waarbij de twee onderzoeks-
van, Akhtar S, Livesley WJ, editors. Severe
Personality Disorders. Everyday Issues in
condities met elkaar worden vergeleken. Met dit onderzoeksontwerp konden we zowel processen
Clinical Practice.
van uitvoering van CCP als de uitkomsten ervan bestuderen en met elkaar in verband brengen.
Cambridge: Cambridge University Press;
We krijgen daarbij inzicht in de factoren die zowel in positieve als in negatieve zin bijdragen aan
2007.
de effectiviteit van het interventieprogramma.
9
Bateman AW.
Steekproef
Treating borderline personality disorder
Uit twee vergelijkbare ambulante teams voor langdurende zorg werden 85 patiënten gescreend
in clinical practice.
voor eventuele deelname aan de studie; 53 bleken geschikt voor inclusie. Inclusiecriteria waren
Am J Psychiatry 2012 Jun; 169(6): 560-563.
een hoofddiagnose borderline persoonlijkheidsstoornis (BPS) of een persoonlijkheidsstoornis
10
NAO (PS NAO) en een score van minimaal 15 op de Borderline Personality Disorder Severity
Woltmann E, Grogan-Kaylor A, Perron B,
Index (BPDSI). De verpleegkundigen werkzaam in de twee ambulante teams als medebehandelaren van de te includeren patiënten, behoorden ook tot de onderzoekspopulatie. Uiteindelijk
Georges H, Kilbourne AM, Bauer MS.
Comparative effectiveness of collaborative chronic care models for
includeerden we 26 patiënten: 16 patiënten en 9 verpleegkundigen uit het ene team, dat een
mental health conditions across primary,
voorkeur had uitgesproken voor het uitvoeren van het CCP in de experimentele conditie.
specialty, and behavioral health care
Het andere team vormde de controleconditie met 10 deelnemende patiënten en 5 verpleegkundigen, die gebruikelijke zorg aanboden (Care as Usual/CAU).
21
settings: systematic review and
meta-analysis.
Am J Psychiatry 2012 Aug 1; 169(8): 790-804.
MGV | Jaargang 69 | nummer 02 | maart 2014
De kracht van Collaborative Care is organisatorische interventies te
combineren met evidence-based inhoudelijke interventies
Het oorspronkelijk beoogde aantal van 32 (2x16) patiënten werd niet behaald, doordat
vooral verpleegkundigen uit de controleconditie geen toestemming gaven hun patiënten te
benaderen voor deelname aan het onderzoek. De reden was de vermeende kwetsbaarheid en
bovenmatige belasting door deelname aan het onderzoek. Ook participeerden er naasten in
het onderzoek: negen in de experimentele conditie en zeven in de controleconditie.
Tabel 1 biedt een overzicht van de kenmerken van patiënten, naasten en verpleegkundigen.
De twee onderzoekscondities zijn in hoge mate vergelijkbaar.
(tabel 1)
Kenmerken van de steekproef
Experimentele
conditie
Controle
conditie
p-waarde
Patiënten n=26
Leeftijd (gemiddelde, SD)
43,9 (11,7)
44,5 (8,7)
0,897
Sekse (n, % vrouw)
15 (94%)
8 (80%)
0,286
Burgerlijke status (n, % ongetrouwd)
12 (80%)
8 (89%)
0,572
Hoofddiagnose BPS (n, %)
12 (75%)
7 (70%)
Hoofddiagnose PS NAO (n, %)
4 (25%)
3 (30%)
Comorbide as I-stoornis(sen) (n, %)
16 (100%)
10 (100%)
Comorbide somatische stoornis(sen) (n, %)
15 (94%)
10 (100%)
GAF (gemiddelde, SD)
49,8 (11,0)
55,5 (6,9)
0,153
Aantal jaar GGZ behandeling (gemiddelde, SD)
16,6 (10,7)
16,1 (9,5)
0,923
Aantal jaar bij FACT-team (gemiddelde, SD)
1,9 (2,1)
3,8 (5,1)
0,323
Leeftijd
52,4 (15,5)
53,3 (21,0)
0,922
Sekse (n, % vrouw)
8 (80%)
2 (25%)
0,020
Partner
6 (60%)
2 (25%)
Familie
3 (30%)
1 (13%)
Anders
1 (10%)
5 (63%)
Leeftijd (gemiddelde, SD)
43,5 (5,5)
46,2 (11,1)
0,567
Werkervaring GGZ (gemiddelde, SD)
17,3 (10,9)
25,2 (13,9)
0,302
Werkervaring FACT team (gemiddelde, SD)
1,6 (1,2)
6,2 (4,7)
0,093
0,780
Diagnose
Naasten n=17
0,064
Relatie met patiënt (n, %):
Verpleegkundigen n= 14
22
onderzoek | COLLABORATIVE CARE VOOR PATIËNTEN MET ERNSTIGE PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN
Gegevensverzameling
Kwantitatieve data werden verzameld bij patiënten, hun naasten en verpleegkundigen bij aanvang
van de studie, na vijf en na negen maanden follow-up (zie voor de gebruikte meetinstrumenten
tabel 2). Voor een uitgebreid overzicht wordt verwezen naar Stringer en anderen.11
De belangrijkste kwantitatieve uitkomstmaten waren borderlinesymptomen en kwaliteit van
leven. De ernst en frequentie van de borderlinesymptomen werden gemeten met de Borderline
Personality Severity Index (BPDSI). Dit is een semigestructureerd interview bestaande uit 70
items met een totaalscore variërend tussen 0 en 90, gebaseerd op de DSM-criteria voor een
BPS. Dit instrument heeft aantoonbaar goede psychometrische eigenschappen.12 Kwaliteit van
leven is gemeten met de Manchester Short Appraisal (MANSA), een zelfrapportagelijst van 16
items, waarbij hogere scores een hogere kwaliteit van leven representeren.13
(tabel 2)
Gebruikte meetinstrumenten
Vragenlijsten
Patiënten
Uitkomstmaten
Kwaliteit van leven
Naasten
Verpleegkundigen
¬ Manchester Short Appraisal
(MANSA)
Psychopathologie
¬ Borderline Personality
Disorder Severity Index (BPDSI)
Destructief gedrag
¬ BPDSI
¬ Suicide Behavior Attitude ¬ Beck Scale for Suicide Ideation
Questionnaire (SBAQ)
¬ Attitudes Towards Deliberate
(BSSI)
Self-Harm Questionnaire (ADSHQ)
Zorgconsumptie
Psychosociale
¬ Registratie uit EPD
severe borderline and NOS personality
disorders: a comparative multiple case
study on processes and outcomes.
BMC Psychiatry 2011; 11: 102.
¬ Consumer Quality- index
Therapeutische
¬ Scale to Asses Therapeutic ¬ CQ-index
(CQ-index)
12
¬ STAR
sociale steun
Arntz A, Hoorn M van den, Cornelis J,
Verheul R, Bosch WM van den, Bie AJ de.
Relationships in Community
Reliability and validity of the borderline
Mental Health Care (STAR)
Betrokkenheid /
Kerkhof A, Beekman A.
Collaborative Care for patients with
¬ Brief Symptom Inventory (BSI)
Tevredenheid
‘Mastery’
Stringer B, Meijel B van, Koekkoek B,
¬ Procesformulieren
symptomen
Alliantie
11
personality disorder severity index.
¬ Pearlin’s Mastery Scale (PMS)
J Pers Disord 2003 Feb; 17(1): 45-59.
¬ Involvement Evaluation
Questionnaire (IEQ)
13
Priebe S, Huxley P, Knight S, Evans S.
Application and results of the Manchester Short Assessment of Quality of Life
(MANSA).
Int J Soc Psychiatry 1999; 45(1): 7-12.
23
MGV | Jaargang 69 | nummer 02 | maart 2014
In de langdurende ambulante zorg mag verwacht worden dat er meer taken
verschuiven naar verpleegkundigen
Daarnaast hielden we kwalitatieve interviews met zowel patiënten als verpleegkundigen na
afloop van de laatste follow-upmeting. In deze interviews werd teruggekeken op de behandeling, waarbij gevraagd werd naar behaalde resultaten en ervaringen, en naar werkzame en
niet-werkzame onderdelen van de interventie cq. behandeling. Ook de transcripten van de
supervisiebijeenkomsten met de deelnemende verpleegkundigen zijn gebruikt als onderzoeksdata. Hieruit analyseerden we terugkerende thema’s die betrekking hadden op problemen in
en ervaringen met de uitvoering van de interventie.
De interventie: therapeutische autoreis
Het CCP bestaat uit vijf programmaonderdelen. Als eerste de voorbereidende fase met activiteiten die de basis leggen voor effectieve behandeling: het introduceren van het CCP; het
samenstellen van het Collaborative Care team, met in ieder geval de patiënt, diens naaste,
de verpleegkundige en de psychiater; het maken van een tijdsbalk, met daarop de behandelgeschiedenis en belangrijke levensgebeurtenissen in het leven van de patiënt; het maken van
duidelijke samenwerkingsafspraken met alle betrokken partijen; het opstellen van een crisiskaart; het inventariseren van zorgbehoeften; en het opstellen van een behandelplan.
In deze voorbereidende fase wordt een behandelkader gecreëerd van waaruit de behandeling
kan starten.
Een belangrijk anker voor het aangaan en onderhouden van een effectieve samenwerkingsrelatie is de metafoor van de ‘gezamenlijke therapeutische autoreis’, zoals beschreven door
Jobes:14 De patiënt zit aan het stuur en de verpleegkundige is de bijrijder. Samen bepalen ze
waar de reis heen gaat en hoe daar (veilig) te komen.
De behandelfase bevat de volgende vier programmaonderdelen: het opstellen van een signaleringsplan voor vroegtijdig interveniëren bij risicovol gedrag (o.a. agressie, verslavingsgedrag,
zelfverwonding, suïcidaal gedrag); probleemoplossende behandeling; het bevorderen van een
positievere levensoriëntatie met aandacht voor de talenten en sterke kanten van de patiënt; en
psycho-educatie.
Tijdens de evaluatiefase evalueert het Collaborative Care team elke drie maanden de doelen
uit het behandelplan, met aandacht voor het resultaat van de behandeling, de samenwerking en
de organisatie van zorg.
Het CCP is uitgewerkt in een werkboek voor patiënten en een bijbehorende instructiehandleiding voor verpleegkundigen. De verwachting was dat we het CCP binnen negen maanden
14
(grotendeels) uit zouden kunnen voeren. De verpleegkundigen kregen voor aanvang van de
Jobes DA.
studie een driedaagse training, waarin de benodigde vaardigheden werden aangeleerd.
Managing Suicidal Risk.
A Collaborative Approach.
Gedurende de looptijd van de studie gaf de hoofdonderzoeker maandelijks een uur supervisie
New York: The Guilford Press; 2006.
aan de verpleegkundigen.
24
onderzoek | COLLABORATIVE CARE VOOR PATIËNTEN MET ERNSTIGE PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN
(tabel 3) RESULTATEN
Experimentele
conditie2
ControlEconditie2
Test
statistic 3
pwaarde
Effectgrootte 4
Patiënten n=26
22,5 (5,3)
22,4 (4,2)
T0
27,4 (8,1)
T2
19,6 (11,7)
Kwaliteit van leven
T0
40,1 (9,9)
(MANSA)
T1
45,1 (10,6)
48,1 (7,0)
Ernst BPS (BPDSI)
46,1 (6,7)
T2
44,9 (13,0)
48,0 (7,3)
Suïcidaal gedrag
T0
21,8 (7,9)
(BSS)
T1
21,0 (8,2)
18,8 (7,5)
16,6 (6,5)
T2
18,2 (10,1)
Psychosociale
T0
111,3 (29,6)
124,0 (34,5)
symptomen (BSI)
T1
92,6 (52,0)
117,3 (31,1)
0,030
–0,9
t(44,4) = 1,01
0,316
0,2
t(26,1) = –0,81
0,428
–0,2
t(44,3) = –0,85
0,402
–0,4
t(40,6) = 1,22
0,229
0,6
t(44,7) = –0,23
0,816
–0,1
t(40,7) = 1,00
0,326
0,5
14,9 (9,0)
T2
89,3 (46,7)
113,6 (39,1)
Tevredenheid
T0
7,2 (1,5)
7,9 (1,1)
(CQ-index)
T1
6,8 (1,7)
7,6 (1,0)
T2
7,4 (1,2)
7,4 (1,7)
T0
10,5 (4,0)
9,9 (3,4)
T1
11,5 (4,1)
12,0 (2,6)
11,4 (3,4)
Mastery (PMS)
t(23) = –2,31
T2
11,8 (3,6)
Kwaliteit van de
T0
39,2 (6,5)
40,0 (4,5)
therapeutische
T1
38,5 (6,8)
38,9 (4,3)
relatie (STAR)
T2
38,8 (6,5)
78,1 (70,4)
22,5 (20,0)
t(23) = 2,42
0,024
t(37,0) = 1,06
0,294
0,8
t(26,4) = –1,09
0,286
-1,2
t(46,8) = 0,85
0,398
0,5
t(24,1) = –0,45
0,658
–0,3
t(21,7) = –0,73
0,476
–0,2
Aantal GGZ
37,4 (4,7)
contacten1
Naasten n=17
Tevredenheid
T0
5,9 (2,0)
7,2 (0,8)
(CQ-index)
T1
6,8 (1,0)
6,8 (0,8)
6,3 (1,0)
T2
6,7 (0,5)
Betrokkenheid/
T0
21,2 (13,0)
8,4 (4,0)
sociale steun
T1
18,6 (8,3)
15,3 (7,1)
(IEQ)
T2
17,8 (12,7)
12,3 (7,7)
Verpleegkundigen n= 14
1
T0
35,8 (3,1)
36,8 (4,1)
therapeutische
T1
34,9 (3,3)
37,3 (4,4)
relatie (STAR)
T2
37,7 (4,7)
37,1 (4,3)
Attitude t.a.v.
T0
41,8 (5,0)
42,8 (7,4)
suïcidaal
T1
40,6 (5,1)
40,8 (3,1)
gedrag (SBAQ)
T2
40,7 (6,5)
43,0 (6,8)
Attitude t.a.v.
T0
91,5 (7,2)
96,7 (5,4)
zelfbeschadigend
T1
100,5 (7,6)
95,6 (4,5)
gedrag (ADSHQ)
T2
97,0 (6,1)
101,7 (6,2)
Aantal ggz-contacten gedurende de onderzoeksperiode op individueel case niveau (face to face en telefonische contacten met het FACT en de (24 uurs) crisisdienst.
2
3
Kwaliteit van de
Gemiddelde, SD.
Voor de ernst van de BPS en aantal ggz-contacten (alleen gemeten op T0 en T2) betreft de test-statistic de gepaarde t-toets op de verschilscore. Voor de andere variabelen
betreft de test-statistic de fixed-effect regressie parameter van de ‘conditie x T2’ interactie in een mixed-effect regressiemodel.
4
Effectgrootte gebaseerd op de verschilscores T2-T0.
25
MGV | Jaargang 69 | nummer 02 | maart 2014
Resultaten: uitvoeringstrouw levert betere uitkomsten
Tabel 3 geeft de kwantitatieve uitkomsten weer. We vonden een significante afname van borderlinesymptomen in de groep die het CCP kreeg aangeboden in vergelijking tot de controleconditie
* Interpretatie effectgroottes: 0,2 klein (CAU), met een effectgrootte van 0,9.* Verschillende andere uitkomst- en procesindicatoren
effect; 0,5 gemiddeld effect; 0,8 groot
lieten klinisch relevante effectgroottes zien in het voordeel van CCP: de tevredenheid met de
effect.
behandeling nam toe bij zowel patiënten als hun naasten (effectgrootte resp. 0,6 en 0,8) en de
kwaliteit van de therapeutische relatie werd positiever beoordeeld door patiënten en verpleegkundigen (effectgrootte 0,5).
Naasten rapporteerden een vermindering van de ervaren belasting (effectgrootte 1,2).
Tegelijkertijd is een significant verschil in aantal hulpverlenercontacten te zien, wat echter
grotendeels verklaard kan worden door twee casussen uit de experimentele conditie, met respectievelijk 289 en 161 contacten.
Nadere analyse van het proces van uitvoering leverde het volgende beeld op: in 56% van de
cases werd het CCP matig tot goed uitgevoerd, in 44% van de cases was het CCP onvoldoende
uitgevoerd. Zoals uit tabel 4 blijkt is het CCP het meest getrouw uitgevoerd in de voorbereidingsfase van het CCP. Wanneer de uitvoeringsgetrouwheid gerelateerd wordt aan de individuele
uitkomsten op de belangrijkste uitkomstmaten (BPDSI en MANSA) lijkt er, een aantal uitzonderingen daargelaten, een positieve relatie te bestaan tussen uitvoeringsgetrouwheid en
behaalde resultaten.
Uit de analyses van de kwalitatieve interviews en supervisieverslagen bleken drie algemene
aspecten van het CCP verklarend voor positieve uitkomsten: een verbeterde doelgerichtheid in
de behandeling, een groter beroep op de zelfmanagementvaardigheden van patiënten, en toegenomen vaardigheden in het aangaan en onderhouden van effectieve therapeutische relaties.
Verpleegkundigen en patiënten waardeerden de toegenomen aandacht voor doeloriëntatie.
Dit vond plaats in elk contact door agenda- en procesbewaking, en in de behandeling door intensievere betrokkenheid van de patiënt en diens naaste(n) bij het opstellen van behandeldoelen.
De structuur die het CCP bood maakte het voor alle partijen duidelijker waarom en met welk
doel de patiënt zorg ontving. Daarbij gaven verpleegkundigen aan dat ze niet direct naar oplossingen gingen zoeken en langer zochten naar copingstrategieën van de patiënt om met problemen en/of crisis om te gaan. De metafoor van de ‘gezamenlijke therapeutische autoreis’ hielp
de verpleegkundigen eventuele problemen in de samenwerking te begrijpen en daarop effectief
te interveniëren.
Sleutel tot succesvolle uitvoering
We vonden verder vier onderling samenhangende factoren die het proces van uitvoering van het
CCP belemmerden dan wel bevorderden. Deze factoren zijn samengevat in tabel 5 en hadden
betrekking op de context waarin het CCP werd uitgevoerd, de patiëntenpopulatie, het CCP zelf
en de geïndividualiseerde toepassing van het CCP door verpleegkundigen. De laatste factor bleek
de sleutel tot succesvolle uitvoering te zijn. Het bleek echter ook dat juist deze stap de meeste
moeilijkheden met zich meebracht gedurende de uitvoering van het programma. Dit hing vooral
samen met de onwennigheid bij verpleegkundigen om volgens een interventieprotocol te werken
en om zo’n protocollaire werkwijze flexibel te hanteren en toe te passen bij de individuele patiënt.
Vooral het onderdeel ‘probleemoplossend handelen’ werd slecht volgens protocol uitgevoerd.
Er werd wel gewerkt aan het oplossen van problemen, maar zonder gebruik te maken van de
26
onderzoek | COLLABORATIVE CARE VOOR PATIËNTEN MET ERNSTIGE PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN
(tabel 4)
Feitelijke uitvoering van CCP en CAU
Onderdelen / CASUSSEN
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17 1
19
20
23
26
++
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
-
+
+
+
+
+
+
+/+
+
+
++
+
+
+
++
+
+
++
++
+
+
+
+
+
-
+
++
++
-
+
+
+
-
+
-
+
-
+
+
-
+
+
++
-
+
+
-
-
++
-
-
-
++
++
-
+/-
+
-
++
-
++
-
+
-
++
++
-
-
-
-
+
zorgbehoeften ++
+/-
+
+
-
+
+
+
++
-
+/-
+
++
+
+
++
-
-
-
-
-
1g Behandelplan
-
++
++
+
+
++
+
+
++
+
+
+
++
+
+
++
+
+
+
+/-
+
-
++
+/-
-
-
++
-
-
++
-
-
-
++
-
-
+/-
-
-
-
-
+
Voorbereiding
1a Introductie
1b CCT
1c Tijdsbalk
1d Samenwerkingsafspraken
1e Crisis management
-
1f Inventariseren
Behandeling
2 Vroege herkenning en
interventie van
destructief gedrag
3 Probleemoplossende
behandeling
4 Levensoriëntatie
5 Psycho-educatie
+/-
+
-
-
-
+
-
-
+
-
-
-
++
-
-
-
-
-
-
+/-
-
+/-
++
+/-
+/-
-
+/-
-
-
+/-
-
-
-
+
-
-
-
+/-
+
+/-
+/-
+/-
-
+
-
-
-
-
-
-
+
-
-
-
-
+
-
+
-
-
+/-
-
-
Behandelplan
-
+
-
-
-
+
-
-
-
-
-
-
+
-
+
-
-
-
+
-
?
Totaal
‘behandelgetrouwheid’2
6
10
7
4
2
9
4
4
10
3
3
5
9
7
6
7
3
3
3
1
5
Evaluatie
++ Onderdeel is optimaal uitgevoerd: werkbladen, documenten uit EPD en/of procesformulieren als bewijs. Bevestigd door uitspraken in interviews.
+ Onderdeel is voldoende uitgevoerd; procesformulieren, uitspraken in interviews met patiënt en verpleegkundige als bewijs.
+/- Onderdeel is matig uitgevoerd; uitspraken in interviews met patiënt of verpleegkundige als bewijs.
- Onderdeel is niet of nauwelijks uitgevoerd; geen bewijs beschikbaar of uitspraken in interviews met patiënt en verpleegkundige als bewijs.
1
2
In de controleconditie (casus 17 t/m 26) is enkel informatie beschikbaar over de feitelijke uitvoering van die casus waarbij de patiënt en verpleegkundige geïnterviewd zijn.
De behandelgetrouwheid is bepaald door de som te nemen van de onderdelen die optimaal of voldoende goed zijn uitgevoerd.
Hierbinnen zijn 3 categorieën bepaald: 0-5 slechte uitvoering, 6-8 matige uitvoering en 9-12 goede uitvoering.
aangeleverde methodiek en/of werkbladen. Hiermee verdween het contrast met de controleconditie. De verpleegkundigen die de probleemoplossende behandeling wel volgens protocol
uitvoerden, hadden hiermee al eerder ervaring opgedaan en waren dus al vertrouwd met de
methode; hun patiënten gaven ook aan zich competenter te voelen in het omgaan met problemen.
Een laatste complicerende factor was dat verpleegkundigen regelmatig kernproblemen van
patiënten vermeden te bespreken, zoals suïcidaal of ander destructief gedrag of het gebrek aan
voortgang in de behandeling. Hierdoor kwam het maken van signaleringsplannen en het geven
van psycho-educatie minder goed van de grond. De aangeboden supervisie stimuleerde verpleegkundigen om trouw te blijven aan het CCP en moeilijke onderwerpen toch aan te snijden.
Soms leverde dit een doorbraak in de behandeling op.
27
MGV | Jaargang 69 | nummer 02 | maart 2014
(tabel 5)
belemmerende en bevorderende factoren
Beperkende factoren
1.
Context
2.
Specifieke kenmerken
van patiëntpopulatie
3.
CCP interventie
4.
Geïndividualiseerde
toepassing van CCP
Bevorderende factoren
¬ Discontinuïteit van hulpverleners vanwege langdurende ziekte,
burn-out, ontslag vanwege nieuwe baan en een vacaturestop
vanwege bezuinigingen
¬ Onvoldoende multidisciplinaire inbedding en ondersteuning van CCP
¬ Wisseling van EPD, wat extra inspanningen vereiste om te wennen
aan dit nieuwe systeem
¬Tijd tussen training en feitelijke start van CCP
¬ Beperkte aanwezigheid tijdens supervisie
¬ Grote acceptatie van het CCP-project
¬ Goed ontvangen CCP-training
¬ Hoge motivatie om kennis en vaardigheden m.b.t. doelpopulatie
te vergroten
¬ Voldoende ervaren bekwaamheid in het kunnen toepassen van CCP
¬ Supervisie vergrootte algemene en specifieke vaardigheden met
betrekking tot de uitvoering van CCP
¬ Beperkte autonomie and zelfmanagement
¬Turbulente therapeutische relaties
¬ Cognitieve problemen
¬ Beperkte responsiviteit voor verandering wat leidde tot demoralisatie
¬ Afhankelijkheid van GGZ
¬ Sterke crisisgevoeligheid
¬ Ernstige levensgebeurtenissen en sociale problemen
¬ Sterke wil om te overleven
¬ Sterk gemotiveerd om te participeren in CCP-project
¬ Onwennigheid om te werken volgens een protocol
¬ Onzekerheid over de nieuwe interventie
¬ Beperkt overzicht over CCP vanwege de veelheid van onderdelen
¬ Moeilijkheden om de functie van CC manager te positioneren
¬ Onvoldoende integratie van CCP met (nieuwe) EPD
¬ Problemen met het aanpassen van het protocol naar de individuele
patiënt
¬ Vrijblijvendheid en demoralisatie
¬ Beperkte agendabeheersing
¬ Vermijding t.a.v. kernproblemen
¬ CCP werd als behulpzaam en ‘effectief’ ervaren
¬ CCP bood de benodigde structuur
¬ Verbetering van algemene en specifieke vaardigheden in de
behandeling van de doelpopulatie
¬‘Therapeutische reis’
¬ Positieve evaluatie van toegenomen samenwerking met stakeholders
en naasten
¬ Uithoudingsvermogen
¬ Creativiteit
¬ Eclectische werkstijl
¬ Hoger opleidingsniveau
Discussie: CCP biedt structuur voor behandeling
We voerden deze vergelijkende multipele casestudie uit om te bezien of Collaborative Care
een goede aanvulling zou kunnen zijn op de bestaande behandeling van patiënten met ernstige
(borderline) persoonlijkheidsproblematiek. Verschillende aspecten van het CCP bleken een
passend antwoord te bieden op de specifieke kenmerken en de problemen van patiënten met
ernstige persoonlijkheidsstoornissen. Hoewel deze patiënten kwetsbaar blijven en enige ambivalentie vertonen ten aanzien van de ervaren voordelen van het CCP, bevestigen ze in interviews
dat het programma hun autonomie, hun vermogen tot zelfmanagement en het nemen van meer
regie over hun leven bevorderde.
Bovendien is het opvallend dat het CCP, zelfs met een kleine steekproef (n=26), een statistisch
significant effect had: de borderlinesymptomen namen af in vergelijking met de controleconditie.
Verder lieten naasten bevredigende effectgroottes zien op de ervaren tevredenheid met zorg,
de kwaliteit van de behandelrelatie en ervaren belasting. In combinatie met meer dan de helft
matig tot goed uitgevoerde casussen kunnen we concluderen dat het CCP een veelbelovende
interventie is in de behandeling van patiënten met een ernstige persoonlijkheidsstoornis. Dit is
een bemoedigende boodschap omdat deze patiënten regelmatig buiten de boot vallen bij de
28
onderzoek | COLLABORATIVE CARE VOOR PATIËNTEN MET ERNSTIGE PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN
reguliere psychotherapieën en daarmee afhankelijk worden van weinig gespecialiseerde behandeling zoals deze momenteel meestal geleverd wordt door ambulante teams voor langdurende zorg.
We hebben het CCP uitgevoerd in ambulante teams voor langdurende zorg. Dit leek gepast
vanwege de nadruk die in dit soort teams ligt op ‘care’, en minder op ‘cure’.
Ook vanwege de mogelijkheden tot outreachende zorg en het grote aandeel van verpleegkundigen in de behandeling kozen we voor de langdurende ambulante zorg. Het CCP bood (deels)
de voorheen ontbrekende structuur om de behandeling voor deze patiënten beter vorm te
kunnen geven. Recentelijk zijn echter meerdere initiatieven ontplooid om deze subgroep van
patiënten van betere zorg te voorzien. Integratie van psychotherapie met (F)ACT gaat uit van
de veronderstelling dat zo veel mogelijk patiënten psychotherapie moet worden aangeboden en
dat eventuele belemmeringen daarvoor moeten worden weggenomen. Recentelijk heeft Knapen
aangetoond dat daarmee bemoedigende resultaten te behalen zijn.15 Ons CCP en bijvoorbeeld
de Interpersoonlijke Sociaal Psychiatrische Begeleiding zoals ontwikkeld door Koekkoek en
anderen gaan uit van de veronderstelling dat een psychotherapeutisch georiënteerde behandeling deze patiënten overvraagt en wellicht zelfs schade berokkent.16
15
Knapen S.
FACT voor ernstige persoonlijkheidsstoornissen - Ervaringen met de
Randvoorwaarden voor behandeling
Ongeacht de exacte organisatorische positionering of uitgangspunten is er een aantal randvoor-
combinatie met Mentalization Based
Treatment.
MGv 2013; 68(1): 20-28.
waarden voor de behandeling van deze doelgroep. Als eerste luistert het nauw hoeveel patiënten
elke individuele hulpverlener kan begeleiden. Aan de ene kant moeten het er genoeg zijn
om professionals in de gelegenheid te stellen voldoende ervaring op te doen met de doelgroep,
16
Koekkoek B, Meijel B van, Schene A, Smit
A, Kaasenbrood A, Hutschemaekers G.
zowel qua vaardigheden als attitude. Aan de andere kant kan het begeleiden van deze doelgroep
Interpersonal community psychiatric
soms zo zwaar zijn, dat te veel patiënten het risico van overbelasting met zich meebrengt. Een
treatment for non-psychotic chronic
evenwichtige caseload is daarom essentieel. De behandeling van patiënten met ernstige persoon-
patients and nurses in outpatient mental
health care: a controlled pilot study on
lijkheidsstoornissen vereist verder ander organisatorisch beleid dan as-I problematiek, onder
feasibility and effects.
meer met betrekking tot huisbezoeken, het opschalen van zorgintensiteit, opnamebeleid en in-
Int J Nurs Stud 2012 May; 49(5): 549-559.
en uitstroomcriteria. Het omgaan met terugkerend suïcidaal gedrag, specifiek voor patiënten
met ernstige borderlineproblematiek, vraagt om een adequate risico-inschatting die anders is
17
Bie A de, Kaasenbrood A, Fiselier J,
dan in het kader van as-I psychopathologie. Verder zou er laagdrempelige toegang moeten zijn
Soons M.
tot inter- of supervisie, waarbij ervaren psychotherapeuten aanwezig zijn. Als laatste zouden er
Randvoorwaarden voor de sociaal-psychi-
mogelijkheden moeten zijn om de zorg eenvoudig te intensiveren, bijvoorbeeld door middel van
huisbezoeken en crisisfaciliteiten.17-19
atrische begeleiding van patiënten met
ernstige persoonlijkheidsstoornissen.
MGv 2009; (64): 39-52.
Meerdere verpleegkundigen waren in staat om het CCP effectief uit te voeren, in het bijzonder
verpleegkundigen die affiniteit hadden met persoonlijkheidsstoornissen, en een hoger opleidingsniveau en een eclectische manier van werken hadden. Verschillende voorbereidende activiteiten
18
Fiselier J, Kaasenbrood A, Bie A de,
Soons M.
werden hoog gewaardeerd door verpleegkundigen en patiënten. Bovendien zijn de door ons
Verminder de ruis.
gevonden generieke aspecten van het CCP, die de positieve uitkomsten verklaren, consistent met
MGv 2010; (65): 696-709.
bevindingen uit eerder onderzoek.9,19 Aspecten als een gedeeld theoretisch raamwerk, toegenomen aandacht voor de werkrelatie en supervisie hebben blijkbaar los van volledige uitvoering al
een positief effect.
Sommige verpleegkundigen vonden het uitvoeren van CCP echter uiterst lastig. Dit kan deels
19
Kaasenbrood A, Meekeren E van.
Van richtlijn naar zorg, van aanbeveling
naar samenhang. In: Ingenhoven T,
Reekum A van, Luyn B van, Luyten P, red.
worden verklaard door de relatief nieuwe positie van verpleegkundigen in dit soort samengestelde,
Handboek Borderline persoonlijkheidsstoor-
en daardoor relatief complexe interventieprogramma’s. Dit brengt nieuwe uitdagingen met zich
nis. Utrecht: De Tijdstroom; 2012. p. 41-52.
29
MGV | Jaargang 69 | nummer 02 | maart 2014
20
Koekkoek B, Meijel B van, Schene A,
mee voor verpleegkundigen. Wellicht overvragen we de huidige hbo-verpleegkundigen door van
Hutschemaekers G.
hen te verwachten dat ze een complexe samengestelde interventie zoals het CCP adequaat kun-
Community psychiatric nursing in the
nen toepassen bij patiënten met ernstige persoonlijkheidsstoornissen. Zeker omdat tot op heden
Netherlands: a survey of a thriving but
threatened profession.
de verpleegkunde-opleidingen nog te veel hiaten vertonen in het trainen van specifieke expertise
J Psychiatr Ment Health Nurs 2009 Nov;
in de uitvoering van dergelijke interventieprogramma’s, en zeker daar waar het specifiek de be-
16(9): 822-828.
handeling van persoonlijkheidsstoornissen betreft. Tegelijkertijd zien we soms in de praktijk, ook
21
buiten deze CCP-studie, dat verpleegkundigen onder het mom van professionele autonomie of
Goossens PJ, Beentjes TA, Leeuw JA de,
werkdruk een zekere vrijblijvendheid tentoonspreiden in hun verantwoordelijkheid om patiëntge-
Knoppert-van der Klein EA, Achterberg
richt en ‘state of the art’ te werken.20,21
T van.
Toch zouden hbo-verpleegkundigen in staat moeten worden geacht om dit soort samengestel-
The nursing of outpatients with a bipolar
de interventieprogramma’s adequaat uit te voeren, om zo tegemoet te komen aan de specifieke
disorder: what nurses actually do.
Arch Psychiatr Nurs 2008 Feb; 22(1): 3-11.
problemen en behoeften van verschillende patiëntenpopulaties. Veel van de door de patiënten
ervaren problemen behoren immers (in ieder geval deels) tot het verpleegkundig domein. In de
22
Lambregts J, Grotendorst A. (red.).
Leren van de toekomst.
langdurende ambulante zorg met zijn beperkte beschikbaarheid van psychiaters en psychotherapeuten mag verwacht worden dat er in de toekomst meer taken verschuiven naar verpleegkundigen.
Verpleegkundigen en verzorgenden 2020.
Dit onderstreept het belang dat verpleegkundigen goed zijn toegerust om hun professionele
Houten, Bohn Stafleu van Loghum; 2012.
verantwoordelijkheid hierin te vervullen.
Met een blik op de toekomst mogen we optimistisch zijn over de capaciteiten van verpleegkundigen om een CCP en vergelijkbare interventieprogramma’s uit te voeren. In de nieuw ontwikkelde beroepsprofielen voor verpleegkundigen en verzorgenden, die vanaf 2020 ingevoerd zouden
moeten worden, wordt een hernieuwde functiedifferentiatie voorgesteld, met daarin onder meer
de functies van verpleegkundig specialist (artikel 14 Wet BIG), de hbo-verpleegkundige (artikel 3
Wet BIG) en de mbo-zorgkundige (artikel 34 Wet BIG).22
Kortom, het CCP lijkt een bruikbare interventie die, met de nodige inspanningen van verpleegkundigen en intensievere ondersteuning van specialisten, de noodzakelijke structuur biedt
aan verpleegkundigen bij het behandelen van deze patiënten. Patiënten, hun naasten en verpleegkundigen lijken in een eerste experiment voorzichtig te profiteren van dit Collaborative Care
Programma. Wanneer de aanbevelingen voor meer effectieve uitvoering worden opgevolgd, kan de
effectiviteit van CCP wellicht nog worden vergroot en in een toekomstige grootschaliger gerandomiseerde experimentele studie worden getest.
samenvatting
Dr. B. Stringer is verpleegkundige en post-doc onderzoeker bij GGZ
InGeest en verbonden aan de kenniskring GGZ-verpleegkunde van de
Het ontbreekt aan effectieve interventies voor patiënten met een
Hogeschool Inholland. [email protected]
ernstige persoonlijkheidsstoornis die in behandeling zijn bij teams voor
Dr. B. van Meijel is lector GGZ-verpleegkunde aan de Hogeschool In-
langdurende zorg. Deze tekortkoming heeft gevolgen voor de kwaliteit
holland en de Parnassia Groep.
van zorg voor deze patiëntengroep. Het door ons ontwikkelde Collabo-
Dr. B. Koekkoek is lector Sociale en Methodische Aspecten van Psychi-
rative Care Programma lijkt (deels) een passend antwoord te bieden op
atrische Zorg en werkzaam bij ProPersona als verpleegkundig specialist
de tekortkomingen in de huidige behandeling voor patiënten met een
en hoofdopleider verpleegkundigen.
ernstige persoonlijkheidstoornis. Het CCP wordt in het algemeen goed
Prof. dr. A. Kerkhof is hoogleraar Klinische psychologie, Psychopatho-
gewaardeerd door patiënten en door verpleegkundigen die verantwoor-
logie en Suïcidepreventie aan de VU Universiteit, faculteit klinische
delijk waren voor een adequate uitvoering van het programma. Het
psychologie en pedagogiek.
CCP blijkt een haalbare interventie te zijn en de eerste resultaten zijn
Prof. dr. A. Beekman is hoogleraar Psychiatrie bij het VUMC / GGZ
veelbelovend.
inGeest en lid van de Raad van Bestuur van GGZ inGeest.
30
seksueel misbruik | missen we (n)iets?!
Seksueel misbruik:
missen we (n)iets?!
Door: Anke van Dijke, Francien Lamers-Winkelman & Linda Terpstra
Pubers in jeuginstellingen vertonen vaak seksueel getint gedrag. Is dit louter experimenteergedrag
dat nu eenmaal bij die leeftijd hoort, of is het zaak dat hulpverleners hier dieper op ingaan?
In 2012 deed de commissie Samson onderzoek naar seksueel misbruik bij minderjarigen in
(rijks)instellingen en pleeggezinnen.1 Wetenschappers die bij het onderzoek betrokken waren,
benadrukten hoe gevaarlijk tehuizen en internaten met gemengde leefgroepen zijn. Twee hoogleraren deden in de NRC niet mis te verstane uitspraken. De een zei: ‘Zet probleemjongeren
in gemengde leefgroepen met te weinig staf bij elkaar en je kunt het niet meer in de klauwen
houden’; de ander: ‘Ik vroeg twee directeuren van jeugdzorginstellingen of zij hun eigen kinderen in zo’n gemengde leefgroep met probleemkinderen zouden plaatsen. Nee, zeiden ze, zoiets
zouden ze nooit van zijn leven doen.’2 De commissie Samson concludeerde dat in de residentiële
jeugdzorg seksueel misbruik een structureel karakter heeft en dat misbruik inherent is aan de
manier waarop tehuizen zijn georganiseerd. Er heerst onder professionals een taboesfeer rond
seksueel misbruik. Daarom moet bij plaatsing in de jeugdzorg expliciet worden nagegaan of
plaatsing in een gemengde groep gewenst is, vooral bij meisjes. Het Kwaliteitskader voorkomen
seksueel misbruik in de jeugdzorg van Jeugdzorg Nederland moet misbruik in de jeugdzorg
tegengaan.3 Het kwaliteitskader is gepresenteerd als een krachtig instrument om seksueel mis-
1
Commissie Samson.
Omringd door zorg, toch niet veilig. Sek-
bruik te voorkomen en te bestrijden en om een veilige leefomgeving voor jeugdigen te borgen.
sueel misbruik van door de overheid uit
Hoe krachtig is dit instrument?
huis geplaatste kinderen, 1945 tot heden.
Amsterdam: Boom; 2012.
2
De feiten op een rij
Dohmen J.
De commissie Samson definieerde seksueel misbruik als ‘seksueel contact van (jong) volwassenen met kinderen jonger dan 18 jaar (…). Deze lichamelijke contacten zijn tegen de zin van het
Felle kritiek op rapport-Samson - harde
conclusies misbruik geschrapt.
NRC.nl. 9 oktober 2012.
kind of zonder dat het kind deze contacten kan weigeren. Daders zetten het kind emotioneel
onder druk, dwingen het kind of weten door hun overwicht te bereiken dat het kind geen nee
1
durft te zeggen tegen seksuele toenaderingen’. (p.49) De commissie onderscheidde de volgende categorieën: betasten boven/onder de kleding, betasten borsten, betasten geslachtsorganen,
aftrekken en geslachtsgemeenschap anaal, vaginaal, oraal.
31
3
Jeugdzorg Nederland.
Kwaliteitskader voorkomen seksueel
misbruik in de jeugdzorg.
Utrecht: Jeugdzorg Nederland; 2013.
MGV | Jaargang 69 | nummer 02 | maart 2014
Uit het onderzoek bleek dat in kinderen in de residentiële jeugdzorg het vaakst seksueel misbruik rapporteren: 194 per 1000 kinderen. Dit is ruim 2,5 keer zo vaak als bij doorsnee Nederlandse kinderen, van wie er 74 per 1000 aangeven seksueel misbruikt te zijn. Meisjes zijn meer
dan twee keer zo vaak slachtoffer als jongens: 264 versus 126 per 1000.4 Terwijl de commissie
Samson in haar definitie nog uitgaat van (jong)volwassenen die het misbruik plegen, kwam uit
het onderzoek naar voren dat de pleger in iets meer dan de helft van de gevallen een leeftijdgenoot was, vaak een groepsgenoot, vrijwel zonder uitzondering jongens. Ten slotte toonde het
onderzoek aan dat van iedere honderd misbruikzaken die kinderen rapporteren, er niet meer
dan twee opgemerkt worden door professionals.1 De onderzoekers concluderen: ‘…dat seksueel
misbruik van een kwetsbare groep jongeren een alarmerend groot probleem is in vergelijking
met de prevalentie van misbruik bij "gewone" jongeren in de algemene populatie’.1(p.71)
Een krachtig antwoord?
Jeugdzorg Nederland stelde een commissie in die een structurele en vooruitstrevende aanpak
moest ontwikkelen voor het probleem van seksueel misbruik in de jeugdzorg.3 In het verlengde
hiervan werd een kwaliteitskader ontwikkeld op een groot aantal thema’s: de basis; doorbreken
handelingsverlegenheid; de jeugdige; de organisatie; en pleegzorg. Er wordt een groot aantal
relevante aanbevelingen gedaan; desondanks is het de vraag of het kwaliteitskader een ‘krachtig
antwoord’ biedt op een ‘alarmerend’ probleem (zie het kader op p. 33).
Om maar met de deur in huis te vallen: Jeugdzorg Nederland benadert seksueel misbruik
als een incident, als onwenselijk fenomeen dat bestreden moet worden met voorlichting over
seksueel gezond gedrag, weerbaarheidstrainingen en het bespreken van waarden en normen
over relaties en seksualiteit. Jeugdzorgmedewerkers moeten uitgerust zijn met actuele kennis
om signalen van seksueel misbruik te zien, bespreekbaar te maken en adequaat in te kunnen
grijpen. Hiervoor moeten zij de beschikking hebben over relevante instrumenten. En, als het
dan toch mis gaat, moeten er traumabehandeling beschikbaar zijn. Aldus Jeugdzorg Nederland.
Seksueel misbruik en seksueel grensoverschrijdend gedrag zijn echter geen incidenten maar een
inherent onderdeel van de complexe problematiek van veel jongens en meisjes in de residentiële
jeugdzorg. De commissie Samson benadrukte dat seksueel misbruik in de residentiële jeugdzorg een structureel karakter heeft. Als hier geen fundamentele analyse van wordt gemaakt, zal
het misbruik gewoon doorgaan.
Traumagerelateerde ontwikkeling
Er wordt in het algemeen van uitgegaan dat minderjarigen in de residentiële jeugdzorg vaak een
verleden hebben van misbruik, mishandeling of verwaarlozing. De commissie Samsom geeft
aan dat veel van deze jongeren een voorgeschiedenis hebben van geweld of verwaarlozing, die
net als seksueel misbruik kan leiden tot een geringe zelfwaardering, beperkt zelfvertrouwen,
4
geringe weerbaarheid en assertiviteit, overafhankelijkheid van aandacht en zo meer. Zaken die
Alink L, Euser S, Tharner A, et al.
een jongere in verhoogde mate kwetsbaar maken voor seksueel misbruik.’1(p.79)
Prevalentie Seksueel Misbruik in de
Meestal is dit echter niet de reden om een minderjarige in een residentiële voorziening te plaat-
Nederlandse Jeugdzorg in 2008-2010:
Een Kwantitatieve Studie.
sen. Zij worden meestal geplaatst vanwege gezags- en gedragsproblemen: ze zijn thuis of op
Leiden: Centrum voor Gezinsstudie/
school niet meer te handhaven, ze onttrekken zich aan het gezag van volwassenen, ze spijbelen,
Universiteit Leiden; 2012.
ze blijven nachten weg, gebruiken drank en softdrugs en hebben ‘foute’ vrienden.
32
seksueel misbruik | missen we (n)iets?!
Toch is het drama van veel kinderen in de residentiële jeugdzorg niet primair hun gedragsproblematiek, maar hun traumagerelateerde ontwikkeling. Om de complexiteit van de problematiek van deze kinderen te vatten, hebben Amerikaanse traumadeskundigen de diagnose Developmental Trauma Disorder voorgesteld:5 Jonge kinderen die structureel worden blootgesteld
aan traumatische ervaringen, hebben doorgaans een afwijkende neurologische ontwikkeling en
problemen met hechting. Hierdoor ontstaan vervolgens weer nieuwe problemen, scheefgroei en
stagnatie op vrijwel alle ontwikkelingsgebieden. Er is sprake van een domino-effect. Bij jonge
kinderen leiden de traumatische ervaringen tot emotionele ontregeling, verlies van een veilige
thuisbasis, verlies van richting en onvermogen om gevaar te herkennen of er adequaat op te
reageren. Hierdoor hebben zij een grotere kans op nieuwe traumatische ervaringen. Kinderen
die kampen met de gevolgen van complex trauma hebben problemen met hechting, emotieregulatie, dissociatie, gedragsregulatie, cognities en zelfbeeld.5
Als deze kinderen geen adequate hulp krijgen, ontstaan er vaak internaliserende problemen
zoals teruggetrokken gedrag, depressie en concentratieproblemen. Veelal worden deze internaliserende problemen niet opgemerkt of in ieder geval niet behandeld. Te vaak wordt er gedacht
dat een kind wat eenzelvig of verlegen is.
In de vroege puberteit ontstaan er naast internaliserende problemen ook vaak externaliserende problemen: gezags- en gedragsstoornissen en oppositioneel gedrag. Bij veel kinderen
in de jeugdzorg staat deze problematiek niet op zichzelf maar is het een uitingsvorm van een
traumagerelateerde ontwikkeling. Hulpverleners en behandelaars zouden deze onderliggende
problematiek moeten erkennen. In de praktijk ligt de focus echter vaak op de actuele bovenlig-
5
Struik A.
Vroegkinderlijke, chronische trauma-
gende problematiek en is behandeling primair gericht op het aanleren van ‘sociaal competent
tisering bij kinderen.
gedrag’.
GZ-psychologie 2011; 2: 18-23.
KWALITEITSKADER
Instrumenten voor het doorbreken van handelingsverlegenheid bij professionals:
• Het Vlaggensysteem helpt in het onderscheid maken tussen aanvaardbare en wenselijke seksualiteit bij jeugdigen enerzijds en grensoverschrijdend gedrag anderzijds. [www.movisie.nl]
• Let’s talk, praten met jeugdigen over seksualiteit en rolopvatting. [www.rutgerswpf.nl]
• Boys R US, een bordspel voor jongens, waarin het omgaan met relaties, seksualiteit, communiceren met meisjes, sociale invloeden en beeldvorming via de media centraal staan. [www.ggd.groningen.nl]
• Het SuperWoman Themaspel stimuleert vrouwelijke professionals en vrijwilligers om met meiden over gevoelige thema’s te praten zoals zelfbeeld, seks of emoties. [www.super-woman.nl]
Instrumenten die de weerbaarheid van jeugdigen kunnen vergroten:
• Chat-functie met vertrouwenspersoon AKJ. [www.akj.nl]
• Kindertelefoon [www.dekindertelefoon.nl]
• Rots en Water, weerbaarheidstraining met specifieke aandacht voor seksualiteit. [www.rotsenwater.nl]
• Kiezel en druppel, spelenderwijs weerbaar worden. Speciaal voor jeugdigen in de basisschoolleeftijd.
• Be a man! Peereducation seksuele weerbaarheid laag opgeleide allochtone mannen.
• Marietje Kesselsproject. [www.marietjekessels.com]
BRON: KWALITEITSKADER VOORKOMEN SEKSUEEL MISBRUIK IN DE JEUGDZORG.
33
MGV | Jaargang 69 | nummer 02 | maart 2014
Enorme risico’s voor een snipper aandacht
Door negatieve ervaringen met de ouder of verzorger ontwikkelen kinderen angst om zich te
hechten. Zij hebben angst om dicht bij de ander te zijn en hebben hier tegelijkertijd een heel
grote behoefte aan.5 Als kinderen in hun eerste levensjaren te maken krijgen met structurele
mishandeling, misbruik of verwaarlozing, is de schade doorgaans het grootst. Dit komt doordat
zij zich in deze periode moeten leren hechten aan anderen. Kinderen hebben de aangeboren
behoefte een vertrouwde persoon op te zoeken in tijden van nood. Sensitieve ouders voorzien
in deze behoefte, waardoor een veilige gehechtheidrelatie ontstaat. Hierdoor kunnen kinderen
opgroeien tot sociaal vaardige, empathische, competente en stabiele volwassenen.
Tegen de tijd dat kinderen in de residentiële jeugdzorg belanden, heeft zich vaak het volgende scenario afgespeeld. Zij hebben een verstoorde hechting aan hun ouders en zijn gepest
en buitengesloten door leeftijdgenootjes. Deze kinderen hebben een negatief zelfbeeld en zijn
wanhopig op zoek naar aandacht, waardering en liefde. Wim Slot stelde op het slotcongres van
de commissie Samson ‘dat het meestal niet zo is dat de jeugdige alles wat hem of haar gebeurt
aangenaam vindt. De reactie van de jeugdige komt doorgaans voort uit een trieste winst- en
verliesrekening. De snippers genegenheid die de jeugdige ten deel vallen, wegen op tegen de
aantasting van de integriteit.’6
Gebruikte en misbruikte kinderen
6
Een misbruikt kind reageert over het algemeen niet meer ‘normaal’ op intimiteit, seksualiteit
Slot W.
en relaties. Een kind dat seksueel wordt misbruikt, wordt geconfronteerd met seksueel gedrag
Het bedreigde kind in de dynamiek van
waar het qua leeftijd en ontwikkeling nog niet aan toe is, waardoor er sprake is van een disfunc-
de leefgroep en het pleeggezin. [Presentatie op het congres ‘Omringd door
tionele ontwikkeling. Een van de belangrijkste gevolgen is dat het kind al jong geseksualiseerd
zorg, en toch niet veilig’.
gedrag gaat vertonen. Seks is de manier om iets gedaan te krijgen in een relatie, om liefde te
11 oktober 2012, Noordwijkerhout.] Bron:
krijgen of om het gevoel van eigenwaarde te verhogen.7
http://www.congrescommissiesamson.nl/
Signalen van seksueel misbruik bij kinderen van tien jaar en ouder zijn acting-out gedrag en
sites/default/files/terugblik/VoordrachtWimSlot.pdf.
destructief gedrag zoals middelenmisbruik, seksuele activiteit, prostitutie, suïcidaliteit, automutilatie, eetstoornis, verkeerde vrienden, zich onttrekken aan gezag van de ouders of zich juist
7
Gijs L, Gianotten W, Vanwesenbeeck I,
Wijenborg P.
isoleren, terugtrekken, niets meer willen, niets leuk vinden.8 Kortom, de signalen die we maar
al te vaak herkennen bij kinderen in de jeugdzorg en de jeugd-ggz.
Seksuologie.
Houten: Bohn Stafleu van Loghum; 2009.
8
Taubert H, Ven M van de.
Afwijkend seksueel gedrag
De commissie Samson heeft laten zien dat onaanvaardbaar veel kinderen in de residentiële jeugd-
Seksueel misbruik van kinderen en
zorg tegen hun wil betast worden, geconfronteerd worden met groepsgenoten die zich aftrekken
jeugdigen. Signalering & (be)handeling.
of tegen hun wil anaal, vaginaal of oraal gepenetreerd worden. Het gaat dus om kinderen die
Geestelijke Gezondheidszorg
worden gedwongen en onder druk worden gezet en die zich ervan bewust zijn dat de seksuele
Eindhoven en de Kempen; 2010.
handelingen tegen hun zin gebeurden. Toch is dit nog maar de helft van het verhaal. Professionals
9
in de jeugdzorg rapporteren namelijk ook regelmatig over seksueel gedrag van jongeren waar geen
Heestermans M.
dwang bij komt kijken, maar dat niet bij hun leeftijd past: te jong, te groot leeftijdverschil, te vaak,
Lijst met signalen die kunnen duiden op
seksueel misbruik bij mensen met een
te veel wisselende contacten. Uit onderzoek weten we dat afwijkend seksueel gedrag een signaal
verstandelijke beperking.
kan zijn van eerder seksueel misbruik.9 Het gaat dan om seksueel gedrag dat de minderjarigen
www.kennispleingehandicaptensector.nl
zelf niet problematiseren. Integendeel, ze zoeken het maar al te vaak actief op.
34
seksueel misbruik | missen we (n)iets?!
Seksueel misbruik kan leiden tot een traumatische seksualisering. Dit houdt in dat seksuele
gevoelens, seksueel gedrag en seksuele moraal vorm krijgen op een manier die niet past bij het
ontwikkelingsniveau van een kind en een verstorende werking hebben op relaties.1(p.53) Ook als
minderjarigen instemmen met seksualiteit, kan er sprake zijn van een ‘traumatische seksualisering’ en zouden zij hier tegen beschermd moeten worden. Het is een relevante vraag bij hoeveel
kinderen in de jeugdzorg sprake is van ‘traumatische seksualisering’.
VERSCHILLENDE referentiekaders
Niet bij de leeftijd passend seksueel gedrag is één van de signalen van seksueel misbruik, maar
dit wordt vaak niet door professionals als zodanig erkend. Een voorbeeld. Elize is in een voorziening voor gesloten jeugdzorg geplaatst als (vermoedelijk) slachtoffer van een loverboy.
Haar behandelaar vertelt dat verhalen over slachtofferschap lang niet altijd waar zijn.
‘Dan blijkt dat meiden helemaal niet onder druk zijn gezet of er geld voor hebben gekregen.
Het gaat dan vaak om de meiden met de losbandige contacten, die veel experimenteren.’
Deze professional ziet alleen een vroegrijp, losbandig en promiscue meisje. Meiden die losbandig zijn en met jan-en-alleman naar bed gaan, ziet hij niet als slachtoffer. Het stereotype
beeld van slachtoffers van seksueel misbruik is dat ze een afkeer hebben van mannen en seks.
Dit kan het geval zijn, maar er is ook een groep die na misbruik juist hyperseksueel gedrag
vertoont.10
Welk referentiekader gebruiken misbruikte kinderen en jongeren zelf? Hun referentiekader
is vaak dat het hun eigen schuld is. De belangrijkste boodschappen die meisjes over jongens
en seks meekrijgen, zijn: ‘vrij veilig’, ‘wees voorzichtig’, ‘geef je grenzen aan’ en ‘jongens willen
altijd’. Meisjes hebben zich deze boodschappen eigen gemaakt. Als een jongen of man over
hun grens gaat, is zelfverwijt over het algemeen veel prominenter aanwezig dan verontwaardiging of boosheid. Meiden geven zichzelf de schuld: zij heeft zelf de jongen of man in de positie
gebracht dat het kon gebeuren, ze heeft met hem gezoend, ze is met hem meegegaan naar z’n
kamer, ze is naast hem op bed gaan liggen. Misbruikte kinderen problematiseren doorgaans
primair hun eigen gedrag, niet het grensoverschrijdende gedrag van de pleger. Het onderzoek
van de commissie Samson was niet gericht op dit grijze gebied. Toch zou je willen dat de jeugdzorg jongens en meisjes tegen dit onterechte schuldgevoel beschermt.
Zonder begrip van de problematiek geen bescherming
In de jeugdzorg zijn gemengde groepen gemeengoed. De minister van Veiligheid en Justitie
schreef op 3 juli 2012 aan de Tweede Kamer een brief waarin de volgende passage stond:
‘Plaatsing in een speciale meisjesvoorziening waar slachtoffers van loverboys geen jongens
tegenkomen kan helpen, maar is niet altijd de aangewezen aanpak. Want het gaat er om dat
de meisjes weer weerbaar worden, zodat zij niet in het oude gedrag terugvallen. Plaatsing in
een heel afgezonderde accommodatie maakt de stap naar buiten weer des te groter.’ Natuurlijk
10
moeten deze meisjes weerbaar worden. Natuurlijk is het niet de bedoeling om hen van jongens
Heestermans M. Dijke A van,
af te schermen. Maar door het hoge risico op revictimisatie, zou het voor sommige meiden
Lamers-Winkelman F, Talhout M, et al.
weleens verstandig kunnen zijn om hen even niet in gemengde groepen te plaatsen.
Deze meisjes gaan gekwetst de puberteit in. Bij hen is ‘experimenteren’ met vriendjes en seks
35
Wie zijn de meiden van Asja.
De gang naar de jeugdprostitutie.
Amsterdam: SWP; 2012.
MGV | Jaargang 69 | nummer 02 | maart 2014
per definitie risicovol omdat ze ‘geconditioneerd’ zijn op misbruik. Ze hebben geleerd hoe ze
met misbruik moeten omgaan, hoe ze misbruik kunnen overleven, hoe ze de knop kunnen
omzetten. Er is veel voor nodig om meiden die ‘overleven’, ‘de knop omzetten’ en ‘dissociëren’
te ondersteunen om (weer) weerbaar te worden op het terrein van relaties en seksualiteit.
Tegelijkertijd hebben meiden en jongens met ongepast seksueel gedrag of preoccupatie met
seksualiteit ook recht op behandeling. Laten we niet wegkijken van dat gedrag waar we ongerust over zouden moeten zijn en niet te makkelijk denken dat het om experimenteergedrag gaat
dat nu eenmaal bij deze leeftijd hoort.
Risico op herhaling
Deze getraumatiseerde kinderen worstelen met grote problemen op het terrein van vriendschappen, relaties, intimiteit en seksualiteit. Het is dan ook te begrijpen dat kinderen met
deze achtergrond juist in de puberteit en adolescentie een hoog risico lopen op revictimisatie
(herhaald slachtofferschap) enerzijds en recidive (herhaald daderschap) anderzijds. We moeten
ons de vraag stellen hoe we deze kinderen hier tegen kunnen beschermen en op welke manier
deze kinderen veilig kunnen experimenteren met relaties en seksualiteit. Een jeugdzorg die de
essentie van de problematiek van deze kinderen niet begrijpt, kan hen niet beschermen en zou
hen weleens – met alle goede bedoelingen – in situaties kunnen brengen waar de ene helft opnieuw misbruikt wordt en hun weerstand nog verder wordt afgebroken, terwijl de andere helft
zich verder bekwaamt in daderschap.
Missen we (n)iets?
Het Kwaliteitskader voorkomen seksueel misbruik in de jeugdzorg geeft hulpmiddelen en instrumenten om handelingsverlegenheid bij professionals te doorbreken en de weerbaarheid bij
kinderen te vergroten. Deze instrumenten zijn vooral gericht op besef van normen en waardenen
het praten over relaties en seksualiteit. Ze kunnen goed ingezet worden bij kinderen en jongeren
met een ‘normale’ ontwikkeling. Voor kinderen met een traumagerelateerde ontwikkeling zijn
ze echter ontoereikend. Het gaat bij hen immers om problemen met hechting, scheefgroei in
de ontwikkeling, problemen met emotieregulatie, complexe (en chronische) traumatisering en
dergelijke. Het gaat om complexe problematiek waar problemen met hechting, trauma, ontwikkelingsstagnatie en revictimisatie onderdeel van uitmaken. Complexe meervoudige problematiek
vraagt om meervoudige interventies. Deze kinderen en hun hulpverleners hebben meer nodig
dan de enkelvoudige interventies die beschreven staan in het kwaliteitskader.
samenvatting
De commissie Samson concludeerde dat in de residentiële jeugdzorg
seksueel misbruik een structureel karakter heeft en dat misbruik inherent is aan de manier waarop tehuizen zijn georganiseerd. Jeugdzorg
Anke van Dijke en Linda Tersptra vormen de directie/raad van bestuur
Nederland maakte als antwoord daarom een Kwaliteitskader, waarvan
van Fier, expertise- en behandelcentrum op het terrein van geweld in
de doeltreffendheid ter discussie staat. Jeugdzorg Nederland definieert
afhankelijkheidsrelaties. [email protected]
seksueel misbruik als incident, maar het is een inherent onderdeel van
Francien Lamers-Winkelman is emeritus hoogleraar preventie en hulp-
de complexe problematiek van veel jongens en meisjes in de residentiële
verlening inzake kindermishandeling en hoofd van de onderzoeksgroep
jeugdzorg. Hulpverleners en behandelaren zouden dit moeten erkennen.
van Fier.
36
gezien en gelezen | recensies
Gezien en gelezen
FILM
The Wolf of
Wall Street
Verenigde Staten, 2013, 180 min.
Regie: Martin Scorsese
door:
Rob Houtepen
Ethicus, Universiteit Maastricht
Geldzucht kan verslavend zijn en het werd
tijd om dat maar eens onbarmhartig in
beeld te brengen, moet sterregisseur
Martin Scorsese hebben gedacht. Drie uur
lang mannen op het scherm die maar aan
één ding denken. Nee, ze zijn niet alleen
verslaafd aan de geldjacht, maar net zo
sterk aan de seks die ze ermee kopen, het
je snuift de substanties, je proeft de gehuurde
afhankelijke punten op een spectrum.
witte poeder dat de motor in ‘overdrive’
of gekochte vrouwen en je ziet dat niets en
Het is daarom voor de beeldvorming van
houdt en de drank en pillen die voor
niemand de jacht in de weg mag staan.
groot belang dat prominente films en
ontspanning moeten zorgen. Naast de
Een leven in het teken van verslaving is
documentaires dit spectrum geloofwaardig
geest wordt het lichaam opgezweept om
monotoon en rusteloos. Scorsese filmt
en expliciet in beeld brengen. Geloofwaardig
de tred er flink in te houden. Pathologische
het met tomeloze vaart en veel humor. Hij
in de zin dat de toeschouwer niet alleen op
prestatie- en competitiedrang en wat
suggereert bepaald niet dat het een aanbeve-
veilige afstand blijft kijken, maar in de
ervoor nodig is om die gaande te houden,
lenswaardige manier van leven is. Maar wel
personages en hun leven wordt getrokken.
daar gaat The Wolf of Wall Street over.
dat zijn hoofdpersonen niet anders willen.
Expliciet, zodat veel toeschouwers al kijkend
Het voordeel van buitensporig veel geld is
zullen beseffen dat hier zo’n grensverkenning
De gekte rond Wall Street
vooral dat je op je verslavingen niet zo’n rem
wordt gepleegd.
Wanneer we bij geldzucht van verslaving
hoeft te zetten. Als je werkomgeving en
Op dat punt maakt Scorsese het zich te
spreken is dat normaliter alleen als beeld-
vrienden alleen maar aanmoedigingen bieden,
gemakkelijk met dit platte circus. Kijk nog
spraak. Scorsese brengt het hier letterlijk in
is huisje-boompje-beestje allicht geen
eens naar de weergaloze hoofdrol van Cate
beeld en zijn hoofdpersoon, gespeeld door
overtuigend motief om meer in balans te
Blanchett in Woody Allens recente Blue
Leonardo di Caprio, introduceert zichzelf met
komen.
Jasmine. Ook hier iemand die zich heeft laten
die verslaving. De hele film is één lange jacht
meeslepen door de lokroep van het luxe leven
op meer, meer en nog meer, zo knap in beeld
Verkenning tussen normaal en gek
en het grote geld. En er een klein beetje gek
gebracht dat het alle zintuigen beroert: je
De ggz benadrukt steeds overtuigender dat
van is geworden. Maar hoe persoonlijk en
hoort het gebrul in de handelszalen, je ruikt
normaal en pathologisch niet strikt gescheiden
hoe aandoenlijk.
de gekmakende belofte van omzet en winst,
zijn, maar variabele en van omstandigheden
37
MGV | Jaargang 69 | nummer 02 | maart 2014
BOEK
G. van de Glind (2013)
door:
ADHD in treatment seeking
patients with a
substance use
disorder
Pieter-Jan Carpentier
Psychiater, Reinier van Arkel groep, den Bosch
een meta-analyse van alle eerder uitgevoerde
prevalentieonderzoeken. Hierin wordt nog
eens netjes bevestigd wat al eerder bekend
was: bij alle soorten verslavingen komt ADHD
Academisch proefschrift, verdediging 22
vaker voor (gemiddeld 23,1%). Ook in het
oktober 2013, Universiteit van Amsterdam
IASP-onderzoek onder verslaafde patiënten
werd de verhoogde prevalentie van ADHD
bevestigd: nu werd een gemiddelde van 13,0%
gevonden, al was er wel sprake van flinke
variatie (van 5,4 tot 31,3%). Deze variatie is toe
Het is nu nog nauwelijks voorstelbaar, maar
met zijn promotor Wim van den Brink (AMC),
te schrijven aan verschillen in het type
het is nog maar twintig jaar geleden dat
werd Van de Glind de contactpersoon in een
verslaving, en verschillen tussen de deelne-
ADHD in de verslavingszorg een volstrekt
min of meer toevallig gevormde groep van
mende landen (ook wat organisatie van de
onbekende term was, en dat de onrust en
onderzoekers en clinici uit meerdere landen.
verslavingszorg betreft). Een belangrijk
impulsiviteit van deze patiënten in allerlei
Geurt kreeg de taak toebedeeld alle eindjes
bijkomend gegeven is dat deze patiënten met
andere termen werd beschreven en
bij elkaar te knopen, contacten te leggen en
ADHD gekenmerkt worden door een verhoog-
verklaard. De (achteraf beschouwd redelijk
praktische zaken te regelen.
de psychiatrische comorbiditeit: ADHD-patiën-
indrukwekkende) verandering die zich
Om in meerdere landen eenzelfde onderzoek
ten in de verslavingszorg hebben een grotere
sindsdien voltrokken heeft, mag voor een
naar de prevalentie van ADHD onder
kans op bijkomende psychiatrische problemen,
belangrijk deel op conto worden geschreven
verslaafde patiënten uit te kunnen voeren,
zoals depressies en persoonlijkheidsstoornis-
van Geurt van de Glind, die een prachtig
werd de samenwerking geformaliseerd onder
sen. ADHD-patiënten in de verslavingszorg zijn
proefschrift afleverde over de prevalentie
een formele naam: International Collaboration
er dus op meerdere gebieden slechter aan toe.
van ADHD onder verslaafde patiënten in
on ADHD and Substance Abuse, ICASA.
Hoe nu verder? Van de Glinds ambitie is met
diverse (voornamelijk Europese) landen.
Uiteindelijk lukte het gegevens uit tien landen
dit proefschrift niet gestild. Het onderzoek
(acht Europese landen, de Verenigde Staten en
heeft bevestigd dat ADHD niet ten onrechte
Erkenning geven
Australië) te verzamelen: het International
bekend is in de verslavingszorg. ADHD is
Van de Glind raakte als psychiatrisch
ADHD in Substance use disorders Prevalence
uitstekend behandelbaar bij kinderen en
verpleegkundige geïnteresseerd in de oorzaken
(IASP) onderzoek.
volwassenen, maar de resultaten bij verslaafde
en achtergronden van verslaving, en kreeg
patiënten blijven hierbij achter. Ligt dit aan de
ADHD in het vizier als onderzoeker bij het
Vaker ADHD
gebruikte medicijnen, hoe belangrijk is
Trimbos-instituut, waar hij betrokken raakte
Als promovendus coördineerde Van de Glind
abstinentie, welke aanvullende behandeling is
bij het opstellen van de eerste Nederlandse
de dataverzameling en de uitwerking en
nodig? Uitdagingen genoeg. Van de Glind gaat
richtlijn op dit gebied (ADHD Protocol bij
analyse van de resultaten. Deze zijn gepubli-
zijn inspanningen richten op een naturalistisch
verslaving; 2004). Sindsdien heeft het
ceerd in internationale tijdschriften en
onderzoek van de behandeling van AD HD in
onderwerp hem niet meer losgelaten.
verzameld in zijn proefschrift. Als grondige
de verslavingszorg, opnieuw in meerdere
Mede door de inspirerende samenwerking
basis voor het onderzoek is het eerste artikel
landen. Wordt dus vervolgd.
38
gezien en gelezen | recensies
BOEK
S. Kooij & S. Otten-Pablos
(2013)
door:
Sanne te Meerman
Hyper sapiens.
Praktische gids
voor mensen
met ADHD
Onderzoeker Stepped Diagnosis, Jeugdzorg,
RUG, Groningen
Houten: Het Spectrum, 244 p., € 19,99.
Stigmatiserend
hiervan op concentratie en rusteloosheid.
Dit boek valt in de categorie psycho-edu-
Het blijkt dat kinderen van gescheiden ouders,
Wel geheel in lijn met de DSM-5 die (wellicht
catie. Naast de gebruikelijke info als ‘wat
jonge moeders, seksueel misbruikte kinderen
niet verrassend) kritiekloos wordt opgenomen
is ADHD’, komen er ook mensen aan het
en gevangenen vaker een ADHD-diagnose
in het boek.
woord (die iemand kennen) met deze
hebben dan gemiddeld. Niet erg verrassend;
diagnose. Als aanleiding voor het boek
concentratiegebrek en rusteloosheid zijn vaak
Wisselwerking
worden de media genoemd, die volgens
de eerste uitingen bij sociaal-emotionele
De recente publieke verontwaardiging omtrent
de auteurs stigmatiseren en een eenzijdig
problemen, en die zijn hier natuurlijk de facto
de validiteit van ‘entiteiten’ als ADHD en de
beeld schetsen van ADHD. Jammer dat de
aanwezig. Wel verrassend dat door de auteurs
categoriale benadering van DSM is al jaren
auteurs zich hier vooral zelf schuldig aan
vrijwel uitsluitend het erfelijke impulsieve
geleden in eigen psychiatrische kring naar voren
maken. Het boek bevat veel stellige
(ADHD-) gedrag centraal wordt gesteld: als
gebracht door onder anderen Gerrit Glas, Edo
uitspraken over iets dat in feite een
oorzaak van het jonge moederschap en als
Nieweg en Herman van Praag. Dit heeft blijkbaar
gedragsbeschrijving is met arbitraire
oorzaak van het misbruik. Bijvoorbeeld
bij de auteurs nog niet tot veel zelfreflectie
grenzen en rekbare criteria. Daarmee wordt
doordat het impulsieve gedrag verkeerd
geleid. Ze lijken twijfels te willen pareren met
gegeneraliseerd, gestigmatiseerd, gereïfi-
geïnterpreteerd wordt of doordat mensen uit
schijnzekerheden, en vallen de media aan, want
ceerd, en gemedicaliseerd door de eenzijdige
de omgeving ongeremd en agressief zijn door
mensen met ADHD worden door hen ‘aan het
biologische insteek van de auteurs.
de erfelijkheid van ADHD (een ‘weeffoutje’)
twijfelen gebracht’. Ze gaan grotendeels voorbij
en andere stoornissen. Erg stigmatiserend.
aan de ingewikkelde wisselwerking tussen
Bij bepaalde onderzoeken wordt gevonden
Met het hoge percentage ADHD-diagnoses
omgeving, hersenen en gedrag en proberen de
dat kinderen met ADHD bijna 5% kleinere
onder gevangenen menen de auteurs ‘het
status van ADHD te verheffen tot een somati-
hersenen hebben. De auteurs vermelden er
ernstige beloop van ADHD’ te kunnen
sche diagnose met de hersenen als defect
niet bij dat het om gemiddelden gaat, en dat
bewijzen. Impliciet wordt ADHD concreter
orgaan. Als we echt willen empoweren − waar
veel kinderen met ADHD geen afwijkende
gemaakt dan het is (reïficatie) en als oorzaak
onder meer het stimuleren van een kritisch
hersenen hebben. Zo wordt er gegenerali-
gepresenteerd in plaats van als gedragsbe-
bewustzijn onder wordt verstaan − dan is dit
seerd, zonder voldoende kanttekeningen te
schrijving. Geen woord over hechtingspro-
boek door deze eenzijdige, medische benadering
maken.
blemen, mishandeling, misbruik en de invloed
niet aan te bevelen als psycho-educatie.
39
MGV | Jaargang 69 | nummer 02 | maart 2014
EM van de Putte,
I. Lukkassen,
I. Russel & A. Teeuw
(red.)(2013)
BOEK
Medisch
handboek
kindermishandeling.
door:
Carla Rus
Arts-psychotherapeut/ traumatoloog/
oud-psychiater, Den Haag
Houten: Bohn Stafleu van Lochum,
548 p., € 89,-.
Onlangs verscheen het eerste Nederlandse
sprake is van accidenteel of non-accidenteel
met ouders kunt communiceren. Verder
medische handboek over kindermishande-
letsel, is antwoord krijgen op de incompatibi-
praten kinderartsen al met kinderen vanaf
ling. Een huzarenstukje waar 51 artsen aan
liteitsvraag: klopt de anamnese met het letsel
drie jaar! Uitgelegd wordt wat de beste
hebben meegeschreven. Het boek is primair
of de klacht? Dus is een verhaal dat een kind
houding is, hoe je suggesties voorkomt, en
bestemd voor artsen, maar is ook zeer
brandwonden heeft omdat per abuis de
hoe je voorkomt dat kinderen uit verlegenheid
informatief voor hulpverleners in de ggz
theepot over hem heen viel, zonder dat er
gaan fantaseren. Deze tips zijn ook bruikbaar
(ook voor volwassenen) en de jeugdzorg.
sprake is van ‘spat- of stroomletsels’,
voor jeugdzorgwerkers die last hebben van
Sommige afbeeldingen in het boek kunnen
verdacht. De auteurs beschrijven het
handelingsverlegenheid als het om (seksuele)
bij niet-medici schokkend overkomen.
onderzoek van het kind respectvol en
kindermishandeling gaat.
zorgvuldig. Zo laten zij kinderen boven de
Het boek bespreekt achtereenvolgens
twaalf bij het zogenoemde top-teenonderzoek
Waarheidsvinding
lichamelijke mishandeling, seksueel misbruik,
afwisselend hun boven- en onderkleding
Zijn er dan helemaal geen kritische noten te
verwaarlozing, andere vormen van mishande-
uitdoen.
plaatsen bij dit boek? Nu, met moeite. Zo is
ling (zoals Pediatric condition falsification, het
niet geheel duidelijk wat kinderartsen laten
vroegere Münchhausen-'by-proxy'), overleden
Gesprekstechniek
prevaleren bij een vermoeden van kindermis-
kinderen, signaleren en interventies, bewijs en
In het hoofdstuk ‘Het bespreekbaar maken
handeling: het juridische of het hulpverlener-
gerechtelijk handelen, en gevolgen van
van kindermishandeling’ staan veel nuttige
saspect. Door het boek heen is niet eenduidig
kindermishandeling.
gesprekstechnische tips voor iedereen die
of de auteurs nu vinden dat hulpverlening
Cruciaal om de vraag te beantwoorden of er
met kinderen werkt. Zoals hoe je het beste
gelijkwaardig is aan het juridische proces,
40
gezien en gelezen | recensies
voorrang heeft of juist pas mag starten ná het
van hyperarousal en overheerst het
Op deze kleine leemten na voldoet het boek
eventuele studioverhoor bij de politie. Om dit
sympathische zenuwstelsel. Dat uit zich in
goed aan de doelstelling volledig te zijn. Dit
dilemma op te lossen, geldt terecht: multidis-
het hebben van klamme handen, verwijding
waardevolle en praktische boek is verplichte
ciplinair samenwerken, dus inclusief gedrags-
van de pupillen en een versnelde ademhaling
literatuur voor alle artsen in opleiding. Verder
kundigen én justitie.
en hartslag. Als het verdedigingspatroon
behoort elke BJZ, RvdK, jeugdgezondheids-
surrender wordt ‘gekozen’, overheerst juist
dienst, huisartsenpost en SEH het als
Verdedigingspatronen
het parasympathische zenuwstelsel
naslagwerk in huis te hebben.
Ook zouden de auteurs enige aandacht
waardoor het kind slap wordt met een wat
om schuivende panelen en kortetermijn-
hebben kunnen besteden aan verdedigingspa-
gedaald bewustzijn. Ook mis ik wat in de
initiatieven te voorkomen is een stevig
tronen. Daardoor kun je beter onderscheiden
ethologie het approach-avoidance conflict
theoretisch fundament noodzakelijk, met
of ontwijkende lichaamstaal duidt op
wordt genoemd: de toestand waarin het kind
daarop gebaseerde interventies, effectonder-
confrontatie met het trauma of dat er alleen
terechtkomt wanneer hij enerzijds door het
zoek en richtlijnen voor implementatie. Ook
sprake is van een korte spanningsboog.
hechtingssysteem naar de ouder wordt
daarvan zijn goede voorbeelden te vinden,
Wanneer kinderen als verdedigingspatroon
toegetrokken, terwijl hij zich anderzijds uit
zo blijkt uit dit jaarboek.
fight, flight of freeze gebruiken, is er sprake
angst afwendt.
F. Boer
Tussen de regels.
Veertien literaire meesterwerken
(kinder)psychologisch bekeken.
Houten, Lannoo Campus, 118 p., € 19,99.
In leerboeken voor psychologen en psychia-
Boer bespreekt passages uit onder andere het
ters zul je vergeefs zoeken naar treffende
autobiografische Kinderjaren door Jona
beschrijvingen van groeipijnen die kinderen
Obersky, over de ervaringen van een klein
hebben in hun ontwikkeling. Begrippen als
kind in een concentratiekamp, Werther
ADHD, autisme, depressie proberen de
Nieland van Gerard Reve over wreedheid
werkelijkheid te vangen, maar zullen nooit
tegen dieren, en het klassieke Antigone van
volledig het beeld weerspiegelen van
Sofokles.
kinderen die zo’n diagnose krijgen. Om je
Boer besluit dit prettig geschreven boek met
inzicht in de menselijke geest te verrijken is
een hoofdstuk over de waarde van de
kunst een goede inspiratiebron, betoogt Frits
literatuur voor de psychologie. Het is beslist
Boer, emeritus hoogleraar kinder- en
niet nodig alle boeken die hij beschrijft te
jeugdpsychiatrie. Hij verbindt passages uit de
gaan lezen, maar de aanstekelijke manier
literatuur met de psychologie. Het zijn geen
waarop hij erover schrijft werkt wel inspire-
boekbesprekingen, maar hij laat zien dat de
rend. (KH)
schrijvers iets vertellen over kinderen of
adolescenten wat de psychologie verrijkt.
41
MGV | Jaargang 69 | nummer 02 | maart 2014
WETTEN
Nieuwe wet- en regelgeving
voor de gezondheidszorg.
Deze serie staat onder redactie
van Adger Hondius en Rembrandt
Zuijderhoudt.
Willemien Kastelein,
advocaat bij Nysingh advocaten-notarissen, Zwolle
[email protected]
Klacht- en
tuchtrecht:
grote veranderingen
op til
Als een patiënt of nabestaanden klachten hebben, kunnen zij een klacht indienen
bij de klachtencommissie van de instelling (of, in het geval van een vrijgevestigd
werkzame zorgaanbieder, bij de klachtencommissie waarbij hij/zij is aangesloten).
In Bopz-zaken kan eventueel toetsing door de rechtbank volgen. Ook komt het
voor dat patiënten of nabestaanden zich wenden tot de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), die echter een individuele klacht alleen in behandeling neemt
indien er sprake is van structureel tekortschieten in de zorg.
42
wetten | Klacht- en tuchtrecht: grote veranderingen op til
De toepasselijke wetgeving bestaat op dit moment uit de Wet
gaan bij een externe geschilleninstantie. De uitspraak van deze
klachtrecht cliënten zorgsector (Wkcz), de Wet bijzondere
geschillencommissie is bindend.
opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Bopz), de Kwaliteits-
Ook zelfstandige beroepsbeoefenaren zijn verplicht om deze
wet zorginstellingen (KZI), de Leidraad meldingen IGZ en het
klachtenregeling toe te passen en de uitspraken van de
Wetboek van Strafrecht (WvS).
geschillencommissie te respecteren. Nieuw is verder dat de
Een deel van deze wetten wordt vervangen. De WKcz en de KZI
geschillencommissie ook schadevergoeding kan toekennen tot
worden vervangen door de Wet kwaliteit klachten en geschillen
een bedrag van € 10.000. Bij algemene maatregel van bestuur
in de zorg (Wkkgz ); de Wet Bopz door de Wet verplichte geeste-
kan dit bedrag worden verhoogd tot € 25.000.
1
lijke gezondheidszorg (Vggz 2). Voor patiënten met dementie of
een verstandelijke beperking, die nu ook onder de Wet Bopz
Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
vallen, wordt de rechtspositie apart geregeld in de Wet zorg en
De ggz-instelling dient onverminderd een klachtencommissie te
dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte
hebben ex Wvggz. De samenstelling van de klachtencommissie
patiënten (Wzd3).
wordt vrij, zij het dat leden deskundig moeten zijn. Voor een
Bij een tuchtklacht is de regeling van het tuchtrecht in de Wet
schadevergoeding kan de klager in de toekomst ook een beroep
BIG van toepassing. Het recente evaluatierapport van de Wet
doen op de klachtencommissie ex Wvggz. Daarnaast is van de
BIG doet een aantal voorstellen om het tuchtrecht te moderniseren.
uitspraak van de klachtencommissie beroep mogelijk op de
Voor de strafrechtelijke aanpak in de gezondheidszorg staan
rechter. Anders dan in de Bopz, kan behalve de klager ook een
geen nieuwe wetsvoorstellen op stapel.
andere betrokkene beroep instellen. Dit beroep kan tevens,
indien de patiënt of zijn vertegenwoordiger hierom vraagt,
Klachtenregeling
leiden tot vergoeding van geleden schade. Op een verzoek tot
Op dit moment dient een zorgaanbieder op grond van de Wkcz
schadevergoeding kan de rechter afzonderlijk beslissen.
een klachtencommissie te hebben met een onafhankelijk
Het ligt voor de hand dat ggz-instellingen een klachtencommis-
voorzitter die klachten over gedragingen van hulpverleners
sie ex Wkkgz houden, al is dit niet verplicht. Immers, er is al
behandelt. Op grond van de Wet Bopz moet een instelling
een klachtencommissie ex Wet Bopz of ex Wvggz. De patiën-
(ook) een klachtencommissie hebben voor klachten over
tenvertrouwenspersoon zou dan de rol op zich kunnen nemen
dwang. Het oordeel van de klachtencommissie op basis van de
van de persoon die de klager gratis van advies dient, en
Wkcz is niet bindend, de uitspraak van de klachtencommissie
ondersteunt. Daarvoor kan echter ook een andere persoon
ex Bopz wel.
worden aangesteld.
Voor de klachtencommissie is van belang om te bedenken dat
Wet kwaliteit klachten en geschillen in de zorg
bij niet-Bopz-klachten een beroep bij de landelijke geschillen-
Het wetsvoorstel Wkkgz heeft vergaande consequenties voor
commissie ex Wkkgz mogelijk is en bij Bopz-klachten een
de klachtbehandeling. De eis dat een instelling een klachten-
beroep bij de rechtbank. In beide gevallen zal schadevergoe-
commissie moet hebben, vervalt. Vereist is dat een of meer
ding kunnen worden toegekend. Het bedrag aan schadevergoe-
personen beschikbaar zijn die een klager gratis van advies
ding is in de geschillencommissieregeling gemaximeerd en in
dienen en ondersteunen bij het indienen van een klacht en het
de Wet Bopz/Wvggz niet.
vinden van een oplossing. De behandeling van een klacht dient
gericht te zijn op een voor de klager en de zorgaanbieder
Tuchtrecht en strafrecht
bevredigende oplossing.
Vanzelfsprekend kan ook altijd een klacht worden ingediend bij
In de nieuwe situatie geeft niet de klachtencommissie maar de
het Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, voor zover het gaat
zorgaanbieder een schriftelijk oordeel over de klacht.
om handelingen van BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaren.
Anders dan nu het geval is, kan een klager daartegen in beroep
Bedacht moet worden dat het doel van het tuchtrecht primair -„
43
MGV | Jaargang 69 | nummer 02 | maart 2014
de bewaking van de kwaliteit van zorg is, terwijl een klachten-
gesloten tussen de IGZ en het OM5 , is het uitgangspunt dat
commissie zich primair richt op genoegdoening van klager. Bij
bestuursrechtelijke en/of tuchtrechtelijke handhaving preva-
het tuchtcollege kan geen schadevergoeding worden verkre-
leert boven het inzetten van strafrechtelijke instrumenten,
gen. Een tuchtcollege kan de maatregel opleggen van waar-
maar dat onder omstandigheden strafrechtelijke handhaving
schuwing, berisping, geldboete, schorsing ewn eventuele
prevaleert. Deze omstandigheden zijn de ernst van het feit,
doorhaling van de inschrijving in het BIG-register.
schade aan personen en goederen, inzet van dwangmiddelen,
Er is geen drempel om een tuchtklacht in te dienen. De klager
vrijheidsbenemende straffen en recidive.
is geen griffierecht verschuldigd en er worden ook geen
Het evaluatieonderzoek van de Wet BIG beveelt aan dat de
strenge formele vereisten aan een in te dienen klacht gesteld.
IGZ in een veel vroeger stadium met het OM overlegt en het
Wel moet de klacht schriftelijk zijn, evenals in de Wkkgz.
OM eerder bij besluitvorming over de te kiezen route betrekt,
Een procedure bij een klachtencommissie, een tuchtrechtelijke
opdat snel duidelijkheid bestaat wie wat gaat doen in de (lastig
en strafrechtelijke procedure kunnen naast of na elkaar lopen.
te beoordelen) sfeerovergang tussen de bestuurlijke en
Bij de recente evaluatie van de Wet BIG4 pleiten de onderzoe-
strafrechtelijke onderzoeksfase. Voorafgaand aan een dergelijk
kers ervoor dat Tuchtcolleges de mogelijkheid moeten krijgen
overleg, aldus de onderzoekers, moet de IGZ eerst een quick
om relatief lichtere zaken te verwijzen naar een andere
scan uitvoeren en op basis daarvan de te volgen procesroute
klachteninstantie, bijvoorbeeld een klachtencommissie. Deze
bepalen, ook in relatie tot de behandeling van klachten en
mogelijkheid bestaat echter op dit moment niet en ook in de
geschillen in het kader van een regeling in het wetsvoorstel
toekomst niet.
Wkggz.
IGZ en OM: rollen en samenwerking
Slotbeschouwing
Het OM en de IGZ hebben afspraken gemaakt over de
De regeling rondom het klachtrecht zal derhalve in de toe-
afstemming van een eventuele tuchtrechtelijke en strafrechte-
komst veranderen. Voor de klager is het een voordeel dat hij
lijke procedure, voor zover de initiator daarvan de IGZ is. Deze
een beroepsmogelijkheid krijgt en zich kan wenden tot een
afspraken betreffen hoofdzakelijk het elkaar informeren over
landelijke geschillencommissie inclusief mogelijkheid voor
zaken. De zorgaanbieder moet er dus rekening mee houden dat
schadevergoeding. Dit geldt ook voor de mogelijkheid van het
informatie verstrekt aan de ene instantie ook bij de andere
verkrijgen van schadevergoeding bij de klachtencommissie ex
instantie terechtkomt. Beide instanties behouden echter hun
Wvggz. De afstemming tussen de Wkggz en de Bopz/Wvggz
eigen bevoegdheid.
verdient echter nog nadere aandacht, evenals de afstemming
Volgens het Samenwerkingsprotocol Volksgezondheid,
tussen OM en IGZ.
Literatuur
1 Kamerstukken II 2012-2013, 32402.
2 Kamerstukken II 2009-2010, 32399.
3 Kamerstukken II 2009-2010, 31996.
44
4 Tweede evaluatie van de Wet op de
beroepen in de individuele gezondheidszorg, ZonMw, oktober 2013,
reeks evaluatieregelgeving: 37.
5 Samenwerkingsprotocol Volksgezondheid tussen de Inspectie voor de
Gezondheidszorg (IGZ) en het Openbaar
Ministerie (OM) d.d. 20 februari 2009,
zie www.om.nl.
column | Kees Kooiman
column
ROM tussen
hemel en
aarde
Kees Kooiman (1954) is psychiater
en hoofd van de afdeling Psychotherapie van
Riagg Rijnmond te Rotterdam/Schiedam.
In het Bestuurlijk Akkoord Toekomst GGZ 2013-2014 wordt stevig ingezet
op Routine Outcome Monitoring (ROM). De ROM wordt belangrijk geacht
bij het in beeld brengen van de praktijkvariatie en de kwaliteit van de
Zijn bijzondere belangstelling ligt op het
zorg. GGZ Nederland en de verschillende beroepsverenigingen hebben
gebied van gehechtheidstijl, affectregulatie
zich aan de andere belanghebbende partijen als de overheid en de
en neurobiologie. Hij is psychoanalytisch
verzekeraars verplicht om van ROM veel werk te maken. Daarbij worden
psychotherapeut en supervisor Transference Focused Psychotherapie.
streefcijfers genoemd van valide begin- en eindmetingen van 60% en
hoger, wat voor de meeste organisaties rijkelijk ambitieus is.
Onlangs ontving ik een dankbrief van
Een advies dat ik niet zozeer aan de
op gerealiseerde percentages valide
een patiënte die zo’n vier jaar geleden
psychoanalytische theorie had ontleend,
voor- en nametingen. Begrijpelijk, want
bij mij in behandeling was geweest. Het
maar aan mijn promotor die een zeer
uiteindelijk worden de instellingen daar
was een taaie, psychoanalytische the-
praktische benadering had. Met terug-
financieel op afgerekend. Maar dat is
rapie, zowel voor haar als voor mij, en
werkende (of doorwerkende) kracht
buitenkant en heeft niets te maken met
de uitkomst was teleurstellend. Wij za-
bleek de therapie haar dus wel tot steun
het bevorderen van de kwaliteit van
gen geen perspectief om door te gaan,
te zijn geweest en is het haar gelukt het
zorg!
maar zij was ondanks ondersteunende
leven weer op de rails te krijgen en er
farmacotherapie nog steeds depressief
van te kunnen genieten.
en kon nog steeds niet goed komen tot
ROM verhoogt de efficiëntie van behandelingen doordat het bijdraagt aan
voor haar belangrijke levenskeuzen. De
Nu wil ik met dit klinisch voorbeeld niet
minder drop-out, kortere behandelduur
resultaten van de ROM waren conform
beweren dat ROM onzin is, net zo min
en betere behandelresultaten. Maar dat
de klinische conclusies. Platgezegd:
als dat psychoanalytische therapie dat
doet het alleen als de ROM-resultaten
slecht dus.
zou zijn. Ik ben een enthousiast psycho-
met de patiënt worden besproken en
analyticus en een enthousiast gebrui-
dan vooral wanneer de behandeling niet
In haar brief schrijft zij dat zij nog wel
ker van de ROM. Maar ik maak mij wel
zo lekker loopt. Dat is in meerdere on-
even heeft doorgetobd, maar ook dat zij
zorgen over het platte gebruik van ROM
derzoeken aangetoond en dáár zouden
nog veel aan de therapie heeft terugge-
en het plat implementeren ervan.
de verschillende belanghebbenden in de
ggz op moeten monitoren. Zo niet, dan
dacht. Achteraf bleek zij vooral veel te
hebben gehad aan het ‘simpele’ advies:
In dat kader valt op dat in beleidsstuk-
blijft de ROM een onderneming die wei-
‘het betere is de vijand van het goede’.
ken en -vergaderingen de nadruk ligt
nig kosteneffectief zal blijken te zijn.
45
MGV | Jaargang 69 | nummer 02 | maart 2014
DE meesterproef
DE MEESTERPROEF
VAN Willem Koops
Wat blijft er in het
licht van de geschiedenis
over van een
promotieonderzoek?
Sociale ontwikkeling en naïviteit van proefpersonen.
Een wetenschappelijke
ontwikkelingspsychologie
Rijksuniversiteit Groningen, promotoren: prof. dr. J.J. van der
De ontwikkelingspsychologie was een vooral klinisch en op
Werff en prof. dr. W.K.B. Hofstee.
onderwijstoepassingen georiënteerd vak. De studenten
Willem Koops herleest zijn proefschrift uit 1980:
kwamen er studeren omdat ze probleemkinderen wilden
helpen. Zelf streefde ik naar aansluiting bij de Amerikaanse
wetenschappelijke developmental psychology. Ik wilde bijdragen aan een moderne empirisch-analytisch georiënteerde
I
ontwikkelingspsychologie. Ik publiceerde over de geschiedenis
en de eigen aard van de ontwikkelingspsychologie, en stelde
vast dat er een ‘dubbele socialisering’ had plaatsgevonden: de
In 1980, toen ik aan de Rijksuniversiteit Groningen promo-
aandacht voor de cognitieve ontwikkeling was verschoven naar
veerde, was de universiteit zichzelf nog opnieuw aan het
de sociale ontwikkeling en binnen de cognitieve ontwikkeling
uitvinden, als gevolg van de door mij als student intensief
ging de aandacht steeds meer uit naar de sociale context. Die
meegemaakte ‘democratisering’.
visie zette ik uiteen in het theoretische deel van mijn proef-
Als medewerker werd je in die tijd eigenlijk alleen afgere-
schrift.
kend op je onderwijsbijdragen. Wetenschappelijk onder-
Ik verbond dit met een discussie over natuurwetenschappelijke
zoek hing er een beetje bij, en vond ook altijd met studen-
en sociaalwetenschappelijke psychologie, en probeerde
ten in een onderwijssetting plaats. Promoveren was ‘not
duidelijk te maken dat de psychologie moet kiezen voor de
done’, aangezien dat een verwerpelijke poging was jezelf te
tweede, omdat zij onvermijdelijk bepaald wordt door een
onderscheiden van anderen. Je kreeg er dus geen tijd voor.
bijzondere object-subjectrelatie, die ik ‘dubbele gespreksrelatie’
Ik heb toen, en dat is in belangrijke mate zo gebleven,
noemde. In navolging van mijn leermeesters, de hoogleraren
geleerd om wetenschappelijk onderzoek vooral in de
Van der Werff en Hofstee was (en ben) ik diep doordrongen van
avonduren, de weekends en de vakanties te verrichten.
het gegeven dat de psychologie over en met mensen communi-
En ik slaagde er dan toch in zo veel artikelen te publiceren
ceert. Dat heeft allerlei consequenties, die de bijzondere aard
dat ik er in 1980 een proefschrift op kon baseren.
van de psychologie bepalen. De bron van dit inzicht was de
46
de meesterproef | willem koops
leermeester van mijn leermeesters, de jong gestorven B.J.
demonstreren dat het hier niet alleen ging om bespiegelingen,
Kouwer (1924-1968). Vanwege de dubbele gespreksrelatie is
maar dat er empirisch aantoonbare consequenties waren.
de psychologie, en dus ook de ontwikkelingspsychologie,
Als onderwerp koos ik gedragsnabootsing (‘modeling’), toen
aangewezen op een sociaalwetenschappelijke oriëntatie, die
een centraal onderwerp uit het onderzoek naar sociale
fundamenteel rekening houdt met de bijzondere aard van de
ontwikkeling. Mijn onderzoeksvraag had betrekking op wat ik
subject-objectverhouding. Zoals Kouwer eens samenvatte:
meta-validiteit noemde: de mate waarin empirisch-psychologi-
proefpersonen in de psychologie spelen wetenschappelijk
sche kennis geldig blijft wanneer proefpersonen niet naïef zijn,
medewerkertje. Stenen en andere echte objecten praten niet
maar in meerdere of mindere mate over de betreffende psycho-
terug. Mijn denken werd zeer geïnspireerd door de publicaties
logische kennis (meta-informatie) beschikken. In de experimen-
van mijn copromotor Hofstee.1
ten werden drie condities gehanteerd: de experimentele, de
experimentele controle-, en de controleconditie. In die
condities werden steeds groepjes van 25-30 kinderen van
experimenten gedragsnabootsing
ongeveer tien jaar onderzocht. De experimentele groep hoorde
Die dubbele gespreksrelatie is een typisch Groningse preoc-
een verhaaltje en daarna een gesprek van een leeftijdgenoot
cupatie, toe te schrijven aan Kouwer, die, geïnspireerd door
met een volwassene, waarin de volwassene zorgde dat het kind
fenomenologie en existentialisme, voortdurend het probleem
werd beloond voor een bepaalde mening. Dit was ‘modeling’ in
van de eigenaardige gespreksrelatie van psychologen en hun
de zin van Bandura en Walters. 4
proefpersonen en cliënten aan de orde stelde. Ik wilde
Vervolgens werd de kinderen uit de experimentele conditie
2,3
47
-„
MGV | Jaargang 69 | nummer 02 | maart 2014
Het onderwerp van de psychologie dient te
zijn: gedrag dat beïnvloed wordt door metainformatie
gevraagd naar hun mening. Een dag later kwamen de kinderen
bereiken vroeg of laat het publiek, en de kennisname van die
terug en kregen ze een eenvoudig minicollege over de mode-
resultaten verandert het gedrag van dat publiek. Ik was
lingtheorie van Bandura c.s. (meta-informatie), om daarna weer
daarover verheugd: hiermee was empirisch de mogelijkheid van
– met een tweede verhaal – de eerste procedure te herhalen.
de emanciperende werking van de psychologie aangetoond:
De experimentele controleconditie kwam overeen met de
mensen kunnen bevrijd worden van gedragswetten. Dit sloot
experimentele conditie, met één uitzondering: de meta-infor-
aan bij het werk van de filosoof Habermas5 , wiens roep om
matie bleef achterwege. In de controleconditie ten slotte vond
emanciperende (sociale) wetenschap in de tijdgeest paste. Ook
beide keren geen modeling plaats en de meta-informatie bleef
verzon ik een mooie empirische definitie van wat het onder-
achterwege. Met deze opzet werd in drie experimenten
werp van de psychologie dient te zijn: gedrag dat beïnvloed
eenduidig aangetoond dat ten eerste de modeling had gewerkt,
wordt door meta-informatie. Het oogknipperen is zo psycholo-
en ten tweede de meta-informatie had gezorgd dat (gemid-
gie, de kniepeesreflex niet.
deld) de modeling niet meer werkte.
Ik mocht niet klagen over positieve aandacht. Recensent en
Over de drie experimenten heen had ik de meta-informatie
collega Karel Soudijn sprak in Intermediair over een ‘dissertatie
indirecter gemaakt: geen expliciet minicollege, maar in een
met de omvang en de charme van een pamflet’ (het gaat
verhaaltje verstopte impliciete informatie. Ook dat werkte:
inderdaad om niet meer dan tachtig pagina’s in druk) en de
minder modelingeffecten. In twee controle-experimenten werd
hoogleraren Duijker en Sanders waren zo onder de indruk dat
vervolgens nog uitgesloten dat er een oefeneffect was opgetre-
ze er een mooie handelseditie van uitgaven, in de reeks
den en ook dat de zogenaamde meta-informatie zelf had
Psychologische Verkenningen (Koops, 1981). In deze reeks zijn
gewerkt als modeling. Ik had aangetoond dat zelfs kinderen die
door het overlijden van Duijker slechts twee delen verschenen,
iets van psychologie weten, zich niet meer laten beïnvloeden,
een van de hand van Duijker zelf en mijn proefschrift. Tot
althans minder!
vandaag vind ik dat een heel chique ‘reeks’. Het verschijnen van
mijn dissertatie was trouwens net op tijd om mijn hoogleraars-
Emanciperende werking van
psychologie
benoeming aan de VU mogelijk te maken…
Met mijn experimenten toonde ik aan dat proefpersonen
Betekenis toen – en nu?
inderdaad zoals Kouwer zei ‘wetenschappelijk medewerkertje’
De in mijn jonge jaren nog heersende gewoonte om in het
spelen, zij het dat er eerder van tegenwerking sprake is dan van
Nederlands te publiceren, heeft het effect van mijn dissertatie
medewerking. Dit is niet alleen een probleem voor onderzoe-
niet gunstig beïnvloed. Het paste in de toen wereldwijde
kers, maar ook voor de wetenschappelijke psychologie in het
belangstelling voor zogenaamde ‘experimenter effects’.7
algemeen. Immers: resultaten van wetenschappelijk onderzoek
Maar mijn werk heeft daarin geen plaats van betekenis
48
de meesterproef | willem koops
gekregen. Jammer dat ik het niet op tijd in het Engels vertaald
Willem Koops (1944) promoveerde in 1980 en werd
heb; dat zou mij nu niet meer overkomen. Wel heeft mijn studie
hoogleraar ontwikkelingspsychologie aan de Vrije Universiteit
stof doen opwaaien in de Nederlandse ontwikkelingspsychologie
Amsterdam (1981-2002). Vanaf 2000 bekleedde hij tevens de leerstoel
en heb ik op menige conferentie kunnen hameren op het
ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit Utrecht. Tussen 2002
Kouweriaanse karakter van de (ontwikkelings-)psychologie.
en 2012 was hij daar decaan van de Faculteit Sociale Wetenschappen.
Tegen de achtergrond van de biologisering van mijn vakgebied,
In 2007 werd hij in Utrecht benoemd tot Universiteitshoogleraar
waarin inmiddels de meeste belangstelling uitgaat naar
neurologische en genetische variabelen, bieden mijn experimenten van toen, althans theoretisch, een goed tegenwicht.
Het is belangrijk dat hedendaagse onderzoekers opnieuw leren
inzien dat menselijke proefpersonen ‘terugpraten’, zoals
Kouwer het uitdrukte. Dat menselijke proefpersonen object en
subject van de psychologie tegelijk zijn. Het is daarom dat ik
met mijn oude wapens in een nieuw jasje strijd tegen moderne
naïeve interpretaties van neuro-oorzaken en -gevolgen.
‘Grondslagen en geschiedenis van de Ontwikkelingspsychologie en de
Opvoedkunde’.
Koops hield zich vooral bezig met sociale cognitie (role taking;
The Child’s Theory of Mind) en antisociaal gedrag (agressie en jeugddelinquentie). In de laatste jaren verricht hij historisch onderzoek,
waarin hij probeert de ‘history of childhood’ te verbinden met de
ontwikkelingspsychologie
8,9
Of het helpt?
Literatuur
1 Hofstee WKB.
4 Bandura A, Walters RH.
7 Rosenthal R, Rosnow RL (Eds).
De betrekkelijkheid van sociaal-wetenschap-
Social learning and personality development.
Artifact in behavioral research.
pelijke uitspraken.
New York: Holt, Rinehart & Winston; 1963.
New York: Academic Press; 1969.
2 Kouwer BJ.
5 Habermas J.
8 Koops W.
Gewetensproblemen van de toegepaste
Technik und Wissenschaft als Ideologie.
Over Grosshirn-Voodoo. In Peters M, et al (red.).
psychologie.
Frankfurt am Main: Suhrkamp; 1968.
Zijn wij ons brein? (p. 4-8).
Nederlands Tijdschrift voor de Psychologie 1975; 30:
573-600.
Utrecht: Studium Generale; 2012.
Groningen: Wolters; 1955.
3 Kouwer BJ.
6 Koops W.
9 Koops W.
Existentiële psychologie.
Sociale ontwikkeling en naïviteit van proef-
Nieuwe adolescentiepsychologie? Over de kleren
Grondslagen van het psychologisch gesprek.
personen.
van keizer Neuro.
Amsterdam: Boom; 1973.
Deventer: Van Loghum Slaterus; 1981.
De Psycholoog 2013; 48: 10-16.
49
MGV | Jaargang 69 | nummer 02 | maart 2014
BIJBLIJVEN
Gezocht: effectieve
implementatiestrategieën
voor ggz-richtlijnen
DE LEESSUGGESTIE VAN GERDIEN FRANX:
Barbui C, Girlanda F, Ay E, Cipriani A, Becker T, Koesters M.
Implementation of treatment guidelines for specialist mental health care.
Cochrane Library, 2014, issue 1.
S
Stel, je wilt als manager of behandelaar een richtlijn
De resultaten waren teleurstellend: de kwaliteit van de studies
implementeren in je instelling. Het is je bekend dat de
bleek zeer laag en de effecten van de implementatiemethoden
implementatie van richtlijnen in de ggz moeizaam ver-
vielen tegen. Slechts kleine, kortdurende veranderingen in het
loopt. Je doet een zoekopdracht naar literatuur en vindt
zorgproces traden in enkele studies op, maar effecten op
een systematisch literatuuroverzicht van de Cochrane
patiëntenuitkomsten bleven uit. Een studie had ‘shared decision
Schizophrenia Group over de effectiviteit van implementa-
making’ als implementatiemethode toegepast, maar dit had geen
tiestrategieën voor schizofrenierichtlijnen op de zorg en
effect op het welzijn, de tevredenheid of attitude van patiënten.
op patiëntenuitkomsten. Je denkt te hebben gevonden wat
Een studie met een combinatie van methoden gericht op betere
je wilt weten: heeft het implementeren van richtlijnen zin
therapietrouw vond ook geen effect op de percentages patiën-
en zo ja, welke implementatiestrategieën zijn het effec-
ten die in behandeling bleven.
tiefst?
Deze review bevestigt wat helaas al tijden bekend is in de ggz:
de wetenschap van de implementatie van zorginnovaties staat
Bij lezing ontdek je dat op basis van strenge criteria de
nog in de kinderschoenen. De welwillende hulpverleners en
reviewers slechts vijf gerandomiseerde implementatiestudies
managers hebben zeer weinig om zich op te baseren als ze begin-
geschikt vonden. In deze studies ging het ofwel om een
nen aan een implementatietraject. De auteurs bevelen daarom
vergelijking tussen groepen hulpverleners die al of niet
ook nieuwe, grote, gerandomiseerde en controleerde studies aan
ondersteuning bij richtlijnimplementatie hadden gekregen,
waarin implementatiestrategieën worden getest.
ofwel om een vergelijking tussen verschillende typen onder-
Zelf vraag ik me met vele anderen af of we deze leemte in de
steuning. De richtlijnen en de ondersteuning verschilden
wetenschappelijke implementatieliteratuur wel met dit type
overigens wel weer van elkaar.
onderzoek moeten willen vullen. Gerandomiseerde studies zijn
De reviewers beoordeelden de methodologische kwaliteit
duur, moeilijk uitvoerbaar en leveren bij implementatievraag-
van de studies, hun effecten op het zorgproces (de primaire
stukken vaak beperkte informatie op. Om dit methodologische
uitkomstmaat voor implementatiestudies, en per studie
vraagstuk te agenderen, richtte ZonMw eind vorig jaar het
verschillend) en op diverse patiëntenuitkomsten (symptoma-
Netwerk Bruikbaar Onderzoek voor beleid en praktijk op. Dit
tologie, tevredenheid, therapietrouw, attitude ten opzichte
netwerk gaat de komende jaren op zoek naar simpeler, snellere,
van medicatie, kwaliteit van leven).
meer praktijkgerichte designs voor meer beleidsgerelateerde
Ze creëerden een uiteindelijke samenvatting van de resultaten
vragen. Implementatiedeskundigen in de ggz, sluit u aan!
volgens de GRADE-systematiek.
50
51