Download - Ars Aequi

Download Report

Transcript Download - Ars Aequi

Handels- en ondernemingsrecht
Handels- en
ondernemingsrecht
Mr. M.W.E. Koopmann, mw.mr. J. Roest
Vervoersrecht
Mr. M.W.E. Koopmann
1 Literatuur
De bundel Vergelijkend zeerecht (1994) bevat de
op 18 februari 1994 ter gelegenheid van het afscheid van prof. R.E. Japikse gehouden voordrachten van een aantal specialisten op het terrein
van het zeerecht, te weten: A. van Beelen, M.H.
Claringbould, L.J. Baron Delwaide, M.A. van de
Laarschot, J.G. ter Meer, H.L.J. Roelvink, W.A.
Timmermans en P.P. Vreede. In het boek worden
niet alleen het nationale zeerecht en het recht van
andere landen met elkaar vergeleken, maar ook
het zeerecht met het algemene vermogensrecht,
het zeerecht met het recht van andere takken van
vervoer en Boek 8 BW met oud recht.
R. van Delden verdiepte zich in de vraag:
Moet Nederland de Hamburg Rules aanvaarden?
en R.J.C. Flach in de kwestie: Het voorrecht van
de bemanning op zeeschepen. Zeerecht vooruit?
Beide artikelen zijn opgenomen in de bundel die
C.J.H. Brunner bij gelegenheid van zijn vijfenzestigste verjaardag ontving; zie pp. 65-72, respectievelijk pp. 93-103 (1994).
De Dictionary of shipping terms, geschreven
door P. Brodie, geeft uitleg van tal van in de
scheepswereld ingeburgerde termen (tweede
druk, 1994).
Onder redactie van M.H. Claringbould, R.
Cleton en K.F. Haak verscheen de nuttige jurisprudentiebundel Vervoerrecht (1994).
K.F. Haak en E.C. Swart stelden het boek
Road Carrier's Liability in Europe (1994) (deel 1)
samen; in dit boek is de privaatrechtelijke positie van de wegvervoerders ten aanzien van hun
aansprakelijkheid binnen de lidstaten van de Europese Unie in kaart gebracht. Het boek werd
besproken op het tweedaagse congres 'The European Inland Road Transport Law Conference'
dat op 24 en 25 november 1994 aan de Erasmus
Universiteit te Rotterdam plaatsvond.
J. Richardson is de maker van A guide to the
Hague and Hague-Visby Rules (derde druk,
1994).
J.M.A. Wasserman stelde wederom het Jaarboek vervoer gevaarlijke stoffen over de weg 1995
samen. Zie voor vervoer over de binnenwateren
het Jaarboek vervoer gevaarlijke stoffen over de
binnenwateren 1995.
Er verschenen tal van tijdschriftartikelen op
het terrein van het vervoerrecht. Ik noem er enkele, in alfabetische volgorde. W.H. van Boom
schreef in WPNR 6135 (1994), pp. 325-327 over
samenloop van aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen. In dit artikel komt de verhouding tussen aansprakelijkheid terzake van aanvaring en
risico-aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen
aan de orde. M.H. Claringbould besprak de
'Aansprakelijkheid bij vervoer van gevaarlijke
stoffen', TMA 1995, pp. 11-20. D. Dokter en
H.A.G. Fikkers schreven 'Over reclame van bunkerolie, ketelwater en andere scheepsbenodigdheden'; schrijvers vragen zich af of artikel 8:228
BW een overbodig artikel is (zie NTBR 1994, pp.
95-98). K.F. Haak verdiepte zich naar aanleiding
van HR 3 september 1993, S&S 1994, 61 en NJ
1994, 225 (zie ook Katern AA (1994), p. 2395) in:
'Aanvaring; medeschuld', NTBR 1994, pp. 134136. M.W.E. Koopmann besprak in RMThemis
1995, nr. 6 de boeken van R. Cleton 'Hoofdlij
nen van het vervoerrecht' en van W.J. Oostwouder 'Hoofdzaken Boek 8 BW, Verkeersmiddelen
en vervoer' (1994). Zie over deze boeken ook Ka
tern AA 1994), p. 2394. R.F.H. Mertens en M.
Tratnik wijdden nuttige beschouwingen aan de
'Blokkering van paardesprongen in het ver
voersrecht, NTBR 1994, pp. 98-102. R.D. Vriesendorp nam in AA (1994), pp. 242-248, het ar
rest van HR 26 november 1993, S&S 1994, 25:
'Bosman/Condorcamp' onder de loupe, dat gaat
over verpanding van onder cognossement ver
scheepte zaken. Zie over dit arrest ook Katern
AA (1994), p. 2395.
2 Rechtspraak
1 Zie HR 2 april 1993, NJ 1994, 650 (m.n. J.C.
Schultsz) over de al dan niet deugdelijkheid van
een door een beslaglegger gedaan beroep op ar
tikel 8:217 BW in samenhang met artikel 8:461
BW.
2 Het afgelopen jaar deden zich verschillende
aanvaringszaken voor. Zie voor het vervolg op
HR 3 september 1993, S&S 1994, NJ 1994, 225,
KATERN 55 2603
Handels- en ondernemingsrecht
dat ging over een aanvaring in dichte mist en dat
in vorige Katern AA (1994), p. 2395 is besproken: Hof Amsterdam 10 februari 1994, S&S 1994,
62. Lees over aanvaring en verjaringsperikelen
HR 11 november 1994, S&S 1995, 21. Zie over
aanvaringen tenslotte Hof 's-Gravenhage 12 januari 1993, S&S 1994, 63 en (hetzelfde) Hof 25
mei 1993, S&S 1994, 64.
3 In HR 31 december 1993, S&S 1994, 36 (RvdW
1994, 202C) werd een beroep van De Schelde op
de Cebosine-voorwaarden naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar
geacht. Het ging hier om een overeenkomst tus
sen twee bedrijven, een rederij en een werf, die
regelmatig met elkaar van doen hadden. In dit
verband was in het bijzonder van belang dat niet
was komen vast te staan dat de bedrijfsleiding
van De Schelde zelf in haar taak was tekortge
schoten; bij een overeenkomst als de onderhavi
ge kan volgens de Hoge Raad immers niet ge
zegd worden dat het naar maatstaven van rede
lijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn in
de toepasselijke algemene voorwaarden aanspra
kelijkheid ook voor ernstige fouten van tewerkgestelden, die niet tot de bedrijfsleiding behoren,
uit te sluiten of te beperken noch om in geval van
schade daar een beroep op te doen.
4 HR 7 januari 1994, S&S 1994, 84 (RvdW 1994,
26 en NJ 1995, 4) handelt onder andere over de
uitleg van artikel 5, lid 2, Landsverordening
Luchtvervoer (vergelijk art. 3, lid 2, Verdrag van
Warschau) op grond waarvan een vervoerder, in
het geval dat de reiziger geen reisbiljet ontving,
zich niet kan beroepen op de bepalingen van de
'Landsverordening' die zijn aansprakelijkheid
beperken of uitsluiten. In dit geval was aan een
gewonde reizigster weliswaar geen reisbiljet uit
gereikt, toch kon haar contractspartij zich be
roepen op de vervaltermijn van twee jaar ge
noemd in artikel 36 van de Landsverordening
(vergelijk art. 29 Verdrag van Warschau): naar
gangbare, ook internationaal gehuldigde opvat
tingen, kan deze termijn immers niet gerekend
worden tot de bepalingen die de aansprakelijk
heid uitsluiten of beperken, aldus de Hoge Raad.
5 Volgens HR 15 april 1994, S&S 1994, 72
(RvdW 1994, 90C en NJ 1995, 114) is de CMR
niet van toepassing op de aansprakelijkheid van
de vervoerder in een geval dat schade is toege
bracht aan andere dan de vervoerde zaken; arti
kel 17 CMR regelt namelijk uitsluitend de aan2604 KATERN 55
sprakelijkheid van de vervoerder voor verlies van
of schade aan door hem vervoerde zaken. Het
ging in dit geval om contaminatieschade.
6 Zie HR 14 oktober 1994, S&S 1995, 1 voor de
juridische voetangels en klemmen die kunnen op
duiken indien een kraan van een ponton valt en
zinkt. De Staat bracht de desbetreffende kraan
onder de Wrakkenwet en ging over tot berging.
De Staat sprak vervolgens de eigenaar van de
kraan aan tot betaling van de kosten op grond
van artikel 10 Wrakkenwet, respectievelijk on
rechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrij
king. De Hoge Raad overwoog onder meer dat
de op een eigendomsinbreuk en verwijderings
plicht ongeacht schuld steunende vordering uit
onrechtmatige daad niet op onaanvaardbare wij
ze de regeling van de Wrakkenwet doorkruist: de
voorziening in artikel 10 Wrakkenwet (de be
heerder is bevoegd kosten 'te verhalen op dege
ne die volgens de wet daarvoor aansprakelijk is')
beperkt de verwijzing naar aansprakelijkheid
krachtens de wet niet tot bepaalde aansprakelijkheidsgronden, met name niet tot het geval dat
de aangesprokene een verwijt kan worden ge
maakt terzake van het zinken van het voorwerp
dat moet worden opgeruimd.
7 Zie HR 4 november 1994, S&S 1995, 10 (RvdW
1994, 225C) voor een procedure tot beperking
van aansprakelijkheid (art. 740a (oud) K).
8 Volgens HR 27 januari 1995, RvdW 1995, 39C
kan een expediteur, die een cognossement aan
order namens de afzender in ontvangst neemt, en
dus voor deze is gaan houden, de in dat stuk be
lichaamde rechten niet zelf tegenover de ver
voerder geldend maken.
9 Verschillende malen kwamen de Algemene
Duwconditiën 1979 ter sprake. Zo ging Hof Am
sterdam 25 maart 1993, S&S 1994, 65 over de
vraag of een duwboot-ponton-eenheid gelijk ge
steld kan worden met een duwboot-duwbak-eenheid in de zin van de Algemene Duwconditiën,
die in dit geval van toepassing waren als besten
dig gebruikelijk beding en Hof 's-Gravenhage 8
juni 1993, S&S 1994, 90 over de kwestie of bela
ding en lossing al dan niet tot de eigenlijke duwwerkzaamheden behoren, zodat de uitsluitings
clausule bedoeld in artikel 3 van deze condities
(de duwboot is nimmer aansprakelijk voor scha
de bij andere dan duwwerkzaamheden) van toe
passing zou zijn.
Handels- en ondernemingsrecht
3 Wetgeving
Het afgelopen jaar zagen verschillende wetten op
het terrein van het vervoerrecht het licht. Zie bijvoorbeeld de op 1 augustus 1994 in werking getreden wet van 22 juni 1994 houdende een wijziging van de voorwaarden nationaliteitsverlening
en registratie zeeschepen (Stb 1994, 507); de op
17 augustus in werking getreden wet van 7 juli
1994 tot wijziging van de Luchtvaartwet (Stb
1994, 601); de op 1 februari in werking getreden
wet van 30 november 1994 inzake de aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen en verontreiniging van lucht, water of bodem (Stb 1994, 846).
Laatstgenoemde wet creëert in boek 8 BW een
speciale aansprakelijkheidsregeling die afwijkt
van de regeling van artikel 6:175 BW. Zie over
een en ander Katern AA 1994, p. 2396. Bovendien zal het luchtvaartuig een plaats in boek 8
BW krijgen: zie de wet van 26 januari 1995, Stb
71, tot vaststelling en invoering van titel 15 (Het
luchtvaartuig) van Boek 8 BW. De datum van
invoering is thans (maart 1995) nog onbekend.
Tot slot wijs ik erop dat op 26 januari 1995
een wetsvoorstel tot invoeging van de titels 7 en
12 in boek 8 BW het licht zag (kamerstuk
24 061); het gaat om de wet inzake beperking
van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen van 14 juni 1989, Stb 241 en de wet regeling
beperking aansprakelijkheid van eigenaren van
binnenschepen van eveneens 14 juni 1989, Stb
239.
KATERN 55 2605