De inhoud van dit thema: 1-1 1.2 Een parlementaire democratie 1.3 De rechtsstaat 1.4 Verkiezingen 1.5 Politieke partijen en stromingen Parlementaire democratie in Nederland: • een parlement • een regering • een staatshoofd 1-2 Kenmerken.

Download Report

Transcript De inhoud van dit thema: 1-1 1.2 Een parlementaire democratie 1.3 De rechtsstaat 1.4 Verkiezingen 1.5 Politieke partijen en stromingen Parlementaire democratie in Nederland: • een parlement • een regering • een staatshoofd 1-2 Kenmerken.

De inhoud van dit thema:
1-1
1.2
Een parlementaire democratie
1.3
De rechtsstaat
1.4
Verkiezingen
1.5
Politieke partijen en stromingen
Parlementaire democratie in Nederland:
• een parlement
• een regering
• een staatshoofd
1-2
Kenmerken van een rechtsstaat:
• de grondwet
• grondrechten
• scheiding van machten
• het legaliteitsbeginsel
• openbaarheid van bestuur
• de overheid moet zich aan wetten houden
1-3
Politieke stroming:
het totaal van mensen die op een zelfde manier denken
Politieke partij:
een groep mensen die zich inzet voor een bepaald doel
1-4
Politieke partijen:
• links of rechts
• conservatief of progressief
• confessioneel of niet-confessioneel
• pragmatisch of ideologisch
1-5
De hoofdstromingen in Nederland zijn:
• liberalisme
• christen-democratie
• sociaal-democratie
Daarnaast is het populisme een nieuwe stroming
1-6
De inhoud van dit thema:
2.2 Begrippen en uitgangspunten
2.3 Van voorstel tot besluit
2.4 Politieke functies
2.5 De gemeentelijke overheid
2.6 De provinciale overheid
2.7 De landelijke overheid
2.8 De Europese overheid
2-1
Stappen bij politieke besluitvorming:
• signalering van problemen
• analyse van het probleem en oplossingen bedenken
• bespreken, beoordeling en verbeterpunten aandragen
• besluit
• uitvoering van het besluit
2-2
Gemeentelijk niveau:
• zaken die binnen de gemeente geregeld worden
• gemeentelijke besluitvorming
• gemeentelijke financiën
2-3
De provinciale overheid:
• zaken die provinciaal geregeld worden
• besluitvorming
• financiën
2-4
De landelijke overheid:
• zaken die landelijk geregeld worden
• besluitvorming
• financiën
2-5
Europa:
• lidstaten
• zaken die Europees geregeld worden
• bestuursorganen en besluitvorming in Europa
• financiën
• de betekenis van Europa in je leven
2-6
Bestuursorganen en besluitvorming in
Europa:
• De Europese Raad
• De bestuurlijke driehoek:
- de Europese Commissie
- de Raad van de Europese Unie
- het Europees Parlement
• Het Europese Hof van Justitie
• De Europese Monetaire Unie
• Inspraak
2-7
De inhoud van dit thema:
3.2 Belangengroepen en vrijwilligerswerk
3.3 Gebruik maken van de media
3.4 Lid worden van een politieke partij
3.5 Lid worden van een vakbond
3.6 Burgerinitiatief
3.7 Politieke vergaderingen bijwonen
3.8 Handtekeningenactie
3.9 Deelnemen aan de verkiezingen
3-1
Gebruik maken van de media:
• ingezonden brief
• deelname aan discussie op de radio
• deelname aan discussie op de televisie
• bijdragen plaatsen op het internet
3-2
De inhoud van dit thema:
4.2 Injectienaaldtheorie
4.3 Opinieleidertheorie
4.4 Selectieve perceptietheorie
4.5 Agendasettingtheorie
4-1
De inhoud van dit thema:
5.2 Kenmerken van de Arbowet
5.3 Aanpassingen binnen de organisatie
5.4 Werkklimaat
5.5 Rechten en plichten van de werknemer
5-1
Wat wil de Arbowet bereiken:
• iedere organisatie heeft haar eigen risico’s
• de wet geeft de kaders aan
• de wet stelt alleen de doelen vast
5-2
De Arbowet geeft de kaders aan:
• hij geldt voor elke werknemer
• werkgever en werknemer hebben beiden
verantwoordelijkheid
• er is controle op de uitvoering van de wet
5-3
Organisatorische maatregelen om knelpunten
op te lossen:
• risico-inventarisatie opstellen
• arbocoördinator aanstellen
• bedrijfshulpverlener aanstellen
• taken verdelen
• knelpunten bij de bron aanpakken
5-4
Aspecten die invloed hebben op het
werkklimaat:
• werkdruk
• gedragsregels
• welzijn
5-5
De inhoud van dit thema:
6.2 Collectieve arbeidsovereenkomst
6.3 Individuele arbeidsovereenkomst
6-1
Cao:
• kenmerken van een cao
• inhoud van een cao
6-2
Een cao:
•
•
•
•
•
•
•
•
6-3
komt tot stand door overleg tussen de sociale partners
geldt voor de hele beroepsgroep
kun je niet individueel afsluiten
wordt afgesloten voor een periode van één of twee
jaar
mag niet strijdig zijn met de wet
bevat grote lijnen en randvoorwaarden
laat ruimte voor onderhandelingen
is niet verplicht
Onderwerpen voor een cao:
• salaris en toeslagen
• opbouw salaris door de jaren heen
• arbeidsduur en ploegendiensten
• vakantie en bijzondere vrije dagen
• werkgever is verplicht cao uit te reiken
6-4
Individuele arbeidsovereenkomst:
• Gal-formule
• arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
• arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
• verplichtingen aan beide zijden
6-5
De inhoud van dit thema:
7.2 Rechten en plichten van de OR
7.3 Verkiezingen
7.4 Statuten
7-1
Rechten en plichten van de OR:
• recht op informatie (informatieplicht werkgever)
• adviesrecht
• het instemmingsrecht
• initiatiefrecht
• het recht een adviseur in te schakelen
7-2
Verkiezingen OR:
• kandidaatstelling
• de verkiezing
7-3
De inhoud van dit thema:
8.2 Werknemersorganisaties: vakbonden
8.3 Werkgeversorganisaties
8-1
Vakbonden:
• verdeling naar sector of godsdienstige achtergrond
• doel van de vakbonden
• hoe werkt een vakbond?
• stakingskas
• scholing, training, informatie
8-2
Werkgeversorganisaties:
• alle sectoren samen in één organisatie behalve
onderwijs
• doel van werkgeversorganisatie
8-3
De inhoud van dit thema:
9.2 Wat is consumentschap?
9.3 Kiezen wordt ingewikkelder
9.4 Ondersteuning
9.5 Consumentenrecht
9.6 Klachtenprocedures
9-1
Kritisch consumentschap:
verantwoord kiezen tussen verschillende producten
en diensten zodat je je eigen belangen dient
9-2
Factoren die je keuze voor een product
bepalen:
• prijs-kwaliteitverhouding
• gebruikersgemak
• milieueffecten en gezondheidseffecten
• gevolgen voor je eigen leven
• morele aspecten bij kiezen
9-3
Ondersteunende initiatieven voor
consumenten:
• Consumentenbond
• consumentenprogramma’s
9-4
Enkele rechten en plichten als consument:
• ruilen is geen recht
• deugdelijkheid
• aansprakelijkheid
• onderzoeksplicht
• informatieplicht
9-5
Klachtenprocedure:
• teruggaan naar de winkel
• de geschillencommissie
9-6
De inhoud van dit thema:
10.2 Koopkracht
10.3 Budgetteren
10.4 Reclame
10.5 Geld te kort
10-1
Koopkracht:
de hoeveelheid geld die iemand heeft om goederen
en diensten te kopen
10-2
Budgetteren is:
• wat komt binnen, wat gaat eruit
• zo nodig aanpassingen bedenken
• het uiterste halen uit je eigen situatie
10-3
De inhoud van dit thema:
• de sluipende verleider
• de ‘objectieve’ informatie
10-4
Schulden en schuldhulpverlening:
• schulden opbouwen
• schuldhulpverlening
10-5
Schulden opbouwen:
• lenen
• kopen op afbetaling
• ondersteuning
10-6
Schuldhulpverlening:
• zelf de schulden afbetalen
• BKR
10-7
De inhoud van dit thema:
11.2 Wat is duurzame ontwikkeling?
11.3 Duurzaam consumeren
11.4 Duurzaam produceren en ondernemen
11-1
Duurzame ontwikkeling:
een ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het
heden zonder het vermogen van toekomstige generaties
om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te
brengen
11-2
De inhoud van dit thema:
12.2 Wetgeving over vrijheid van meningsuiting
12.3 Vrijheid van meningsuiting in de praktijk
12-1
De inhoud van dit thema:
13.2 Een leefbare openbare ruimte
13.3 Risicofactoren voor leefbaarheid
13.4 Succesfactoren voor leefbaarheid
13-1
Openbare ruimten:
• soorten openbare ruimten
• iedere openbare ruimte kent zijn eigen gedragsregels
• leefbaarheid
13-2
Risicofactoren voor leefbaarheid:
• vooroordelen
• te grote assertiviteit
• overlast geven
• tips om risicofactoren te voorkomen
13-3
Succesfactoren voor leefbaarheid:
• ruzies voorkomen en bijleggen
• je actief opstellen
• realistisch zijn
• grondgedachte: eigen verantwoordelijkheid, vrijheid,
respect en sociaal gevoel
• tips om de succesfactoren te bevorderen
13-4
Ruzies voorkomen en bijleggen:
• erken de boosheid van de ander en blijf kalm
• zoek naar een tussenoplossing
• eindig positief
• informeer buren van tevoren
13-5
Je actief opstellen:
• activiteiten
• zorg
• communicatie
13-6
De inhoud van dit thema:
14.2 Wat is cultuur
14.3 Socialisatie
14.4 F- en G-culturen
14.5 Omgaan met cultuurverschillen
14.6 Non-verbale interculturele communicatie
14-1
Cultuur:
het geheel van waarden en normen dat mensen
aan elkaar doorgeven
14-2
Socialisatie:
• primaire socialisatie
• secundaire socialisatie
14-3
Primaire socialisatie in het gezin:
• opvoeding
• geslachtsspecifieke socialisatie
• milieuspecifieke socialisatie
14-4
Secundaire socialisatie op school:
• formele en informele overdracht van waarden en
normen
• verwarring als waarden en normen afwijken van thuis
14-5
Secundaire socialisatie:
• peergroup
• massamedia
• beroep
14-6
F- en G-culturen:
• F- en G-culturen in West-Europa
• kenmerken in grote lijnen
• de zuivere vorm bestaat niet
14-7
Kenmerkende aspecten bij F- en G-culturen:
• de sterkste banden
• gastvrijheid
• persoonlijke ruimte
• eer, eerlijkheid en vertrouwen
• overzicht
14-8
Non-verbale cultuurverschillen:
• uiterlijk
• lichaamshouding
• beweging en gebaren
• gezichtsuitdrukkingen
• oogcontact
• stemtaal
• aanraken en aangeraakt worden
• nabijheidgedrag
14-9
De inhoud van dit thema:
15.2 Hindoeïsme
15.3 Boeddhisme
15.4 Jodendom
15.5 Islam
15.6 Christendom
15.7 Overeenkomsten
15-1
De inhoud van dit thema:
16.2 Voeding
16.3 Nachtrust
16.4 Hygiëne
16.5 Seksueel gezond gedrag
16-1
Voeding:
• gevarieerd eten
• niet te veel eten
• verzadigd vet
• groenten, fruit en brood
• veilig
• snacks
• voedingssupplementen
16-2
Nachtrust:
• wat doet slaap?
• hoeveel slaap heb je nodig?
• wat kun je doen als je niet kunt slapen?
16-3
Aspecten hygiëne:
• infectieziekten
• besmettelijke ziekten
• handreikingen voor hygiënisch gedrag
16-4
Voorbeelden van besmettelijke infectieziekten
zijn:
• verkoudheid (virus)
• griep (virus)
• herpes, koortslip (virus)
• buiktyfus, ofwel paratyfus, (bacterie).
• HIV, leidt vaak tot aids, (virus)
• longontsteking (kan bacterieel of viraal zijn)
• blaasontsteking (bacterie)
• mazelen (virus)
• hersenvliesontsteking (meningitis), (bacterie)
16-5
De inhoud van dit thema:
17.2 Het belang van sport en bewegen
17.3 Manieren van sport en bewegen
17.4 Specifieke doelgroepen en sport
17-1
Positieve gevolgen van sport en beweging:
• voor jezelf
• voor de organisatie of instelling
• voor de samenleving
17-2
Effect op de samenleving:
• ontwikkeling van sportiviteit
• ontwikkeling van respect
• saamhorigheid
• lagere zorgkosten
17-3
Manieren van sport en bewegen:
• georganiseerd of ongeorganiseerd
• recreatief sporten of wedstrijdsport
17-4
Sport voor specifieke doelgroepen:
• mensen met een andere culturele achtergrond
• mensen met een beperking
17-5
De inhoud van dit thema:
18.2 Roken
18.3 Alcohol
18.4 Cannabis
18.5 XTC
18.6 Speed
18.7 Gokken
18-1
De inhoud van dit thema:
19.2 Professionaliteit
19.3 De basis van een beroepshouding
19.4 Procedures en afspraken
19.5 Werken in een organisatiecultuur
19-1
Professionaliteit:
• betaald werk
• een beroepsopleiding
• werken volgens beroepsprofiel of beroepscode
• werken vanuit een beroepshouding
19-2
De basis van de beroepshouding:
• inlevingsvermogen of empathie
• respect of fatsoen
• echtheid
• evenwicht
19-3
Respect heeft betrekking op:
• persoonlijke kenmerken
• persoonlijke keuzen
19-4
Aandachtspunten bij echtheid:
• eigen gevoelens zeggen niets over de ander
• wees duidelijk in het aangeven van grenzen
19-5
Procedures en afspraken als onderdeel van
je beroepshouding:
• op tijd komen
• je aan je afspraken houden
• samenwerken
• kwaliteitseisen van de organisatie
• werkhouding
• regels betreffende veiligheid en milieu
• omgaan met cliënten en externe contacten
• coöperatief en flexibel maar tot op zeker hoogte
19-6
Organisatiecultuur:
het geheel van procedures, gewoonten,
omgangsvormen en relaties binnen een organisatie
19-7
Aspecten van een organisatiecultuur:
• doel van de organisatie
• besluitvorming
• reacties op veranderingen
• samenhang
• stijl van leidinggeven
• prestatiegerichtheid
• ontwikkeling van personeel
• organisaties verschillen
19-8
Soorten organisatieculturen:
• machtscultuur
• rollencultuur
• taakcultuur
• persoonscultuur
19-9
De inhoud van dit thema:
20.2 Intervisie
20.3 Functioneringsgesprekken en
beoordelingsgesprekken
20.4 360 graden feedback
20-1
Intervisie:
• wat is intervisie?
• persoonlijke leerdoelen stellen
• geen tijd voor intervisie
20-2
Persoonlijke leerdoelen stellen:
• heldere vraagsteling
• eigen keuzes maken
20-3
360 graden feedback:
• informatie uit de omgeving van de medewerker
• informatie vanuit de leidinggevende
• het gesprek
• waarvoor wordt 360 graden feedback gebruikt?
• welke onderwerpen komen aan bod?
• voordelen van 360 graden feedback
20-4
De inhoud van dit thema:
21.2 Vraag en aanbod
21.3 Solliciteren in stappen
21-1
De 6-stappen-methode:
• wat wil ik en wat kan ik?
• waar vind ik banen?
• wat wil de werkgever?
• hoe schrijf ik een brief en een CV?
• hoe bereid ik me voor op een sollicitatiegesprek?
• hoe moet ik me gedragen tijdens een
sollicitatiegesprek?
21-2
Het persoonlijk profiel:
• wat voor iemand ben je?
• wat kun je?
• wat weet je?
• wat wil je?
21-3
Vijf manieren om aan werk te komen:
• via het UWV WERKbedrijf
• via uitzendbureaus
• door te reageren op personeelsadvertenties
• zoeken via internet
• via open sollicitaties
21-4
Mogelijke verborgen eisen van werkgevers:
• trouw aan het bedrijf
• weinig ziek
• niet moeilijk doen bij overwerk
• niet moeilijk doen bij ander werk
• zelf problemen oplossen
• keihard werken
21-5
De inhoud van dit thema:
22.2 Vaardigheden en houding bij
deskundigheidsbevordering
22.3 Wegen om je deskundigheid te bevorderen
22-1
Vaardigheden en houdingsaspecten bij
deskundigheidsbevordering:
• nieuwsgierigheid
• informatie kunnen selecteren en bestuderen
• initiatief nemen
22-2
Nieuwsgierigheid:
• je eigen functioneren
• je werkplek
• nieuwe ontwikkelingen
• de mogelijkheden
22-3
Wegen voor deskundigheidsbevordering:
• de maatschappelijke discussie volgen
• vakdocumentatie
• vakbondsbijeenkomsten
• bijscholing en specialisatie
• congressen en conferenties
22-4
Vakdocumentatie bijhouden:
• vakliteratuur
• bibliotheken
• internet
22-5
Congres, conferentie of symposium:
• doel
• lezingen
• workshops
• niet alleen voor jezelf
22-6
De inhoud van dit thema:
23.2 De begrippen assertiviteit en feedback en hun
samenhang
23.3 Feedback geven en ontvangen
23.4 Feedbackregels
23.5 Assertief, agressief en subassertief
23-1
Assertief zijn:
opkomen voor jezelf met respect voor jezelf en de ander
23-2
Feedback:
het gevraagd of ongevraagd leveren van zowel positief
als negatief commentaar op het handelen van iemand of
op wat iemand gezegd heeft
23-3
Regels om feedback te geven:
• geef feedback op concreet aanwijsbaar gedrag
• zeg wat dat gedrag met je doet
• geef geen waardeoordeel
• gebruik ik-boodschappen
• wacht niet met feedback
• geef niet op alle punten tegelijk feedback
• geef negatieve én positieve feedback
• vraag of het klopt
23-4
Reageren op een ongewenste en onterechte
situatie kan leiden tot:
• een win-verliessituatie (agressief)
• een verlies-winsituatie (subassertief)
• een win-winsituatie (assertief)
23-5