Hand-out: ingevulde contexten voor leerlingen

Download Report

Transcript Hand-out: ingevulde contexten voor leerlingen

Geschiedenis: ingevulde contexten voor leerlingen
TIJDVAK 6 & 7
Tijd en locatie





Tijdvak 6
Naam tijdvak: Tijd van Regenten en Vorsten
Periode: Vroegmoderne Tijd
Tijd: 1600 -1700
Schaal: Frankrijk
De vier kenmerken van het tijdvak:
1.
Het streven van vorsten naar absolute macht
2.
De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in
economisch en cultureel opzicht van de Republiek de Verenigde
Nederlanden
3.
Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin
van een wereldeconomie
4.
De wetenschappelijke revolutie
Economische context
 Colbert (minister van financiën) gaf het financieel-




economische beleid vorm (colbertisme)
Mercantilisme  productiebescherming 
buitenlandse producten werden duurder waardoor in
eigen land meer eigen producten gekocht werden
Vooral gericht op handel en industrie, niet op
landbouw
Zeer veel uitgaven: vooral leger was een kostenpost
Diverse hongersnoden en armoede onder bevolking
Politieke context
 Absolutisme  alle macht ligt bij de vorst en




deze is niet aan wetten gebonden
Voorbeelden zijn regeringen van Lodewijk
XIV en Lodewijk XVI
Deze Franse koningen beriepen zich op een
droit divin: een "goddelijk recht" om te
regeren
Ancien regime = tijd waarin koningen op
absolute wijze regeerden in Frankwijk
Sterke centralisatie + censuur
Sociaal-culturele context
 Veel sociaal-ongelijkheid 
standenmaatschappij (geestelijken, adel en
derde stand)
 Katholicisme centrale godsdienst
 Herroepping Edict van Nantes in 1685:
protestanten werden vanaf nu vervolgd 
veel vluchtten
 Veel mensen leefden in armoede (vooral
onder de derde stand)
Tijd en locatie





Tijdvak 6
Naam: Tijd van Regenten en Vorsten
Periode: Vroegmoderne Tijd
Tijd: 1600 -1700
Schaal: de Republiek
De vier kenmerken van het tijdvak:
1.
Het streven van vorsten naar absolute macht
2.
De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in
economisch en cultureel opzicht van de Republiek de
Verenigde Nederlanden
3.
Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin
van een wereldeconomie
4.
De wetenschappelijke revolutie
Economische dimensie
 Handelskapitalisme: winst weer investeren
in eigen bedrijf  bedrijven groeien!
 Oostzeehandel = moedernegotie  basis
van alle overzeese activiteiten
 Amsterdam = belangrijkste stapelmarkt
 1602: VOC  handel met Azië
 1621: WIC  handel met Afrika / Amerika +
kapen van schepen
Economische dimensie
Politieke dimensie
 Bestuursvorm: republiek (geen koning)
 Buitenlands beleid: Staten-Generaal (bv:
betalen vloot + leger, diplomatie)
 Binnenlands beleid: Staten (Gewestelijk
bestuur) + Vroedschappen (Stedelijk bestuur)
 Elk gewest een afgevaardigde in StatenGeneraal, maar gewest Holland beslissend
door rijkdom
Sociaal-culturele dimensie
 Religieuze tolerantie: gewetensvrijheid 
protestantisme dominant, maar
katholisme werd toegestaan
 Sterke bloei van de wetenschap (bv
uitvindingen)
 Sterke bloei van kunst en cultuur (bv
schilderkunst, literatuur, muziek)
Tijd en locatie





Tijdvak 6
Naam: Tijd van Regenten en Vorsten
Periode: Vroegmoderne Tijd
Tijd: 1600 -1700
Schaal: wereld
De vier kenmerken van het tijdvak:
1.
Het streven van vorsten naar absolute macht
2.
De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in
economisch en cultureel opzicht van de Republiek de Verenigde
Nederlanden
3.
Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het
begin van een wereldeconomie
4.
De wetenschappelijke revolutie
Economische dimensie
 Driehoekshandel (zie volgende dia)
 Stichtten van plantages in koloniën 
grondstoffen / producten naar moederland
 Globalisme  er ontstaan handelscontacten en
geldstromen tussen verschillende continenten
(wereldeconomie)
 Gestimuleerd door organisaties, zoals VOC en
WIC
 Strijd tussen landen die voor vrijhandel waren en
landen die hun eigen handel wilden bevoordelen
(protectionisme) zoals Engeland en Frankrijk
Driehoekshandel
Politieke dimensie
 De Republiek: bestuursvorm republiek
 Andere landen in West-Europa: absolute
monarchieën
 Moederlanden besturen koloniën
Sociaal-culturele dimensie
 Slavernij economisch erg belangrijk en
geaccepteerd door velen (ongelijkheid)
 Veel Europese landen probeerden andere
volken te bekeren tot christendom
(missionarissen)
Tijd en locatie





Tijdvak 6
Naam: Tijd van Regenten en Vorsten
Periode: Vroegmoderne Tijd
Tijd: 1600 -1700
Schaal: Europa / De Republiek
De vier kenmerken van het tijdvak:
1.
Het streven van vorsten naar absolute macht
2.
De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in
economisch en cultureel opzicht van de Republiek de Verenigde
Nederlanden
3.
Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin
van een wereldeconomie
4.
De wetenschappelijke revolutie
Economische dimensie
 Gouden eeuw: eco ging het heel erg goed
met De Republiek
 Trok veel immigranten (ook veel
hoogopgeleiden)
Politieke dimensie
Sociaal-culturele dimensie
 In Republiek veel tolerantie
(gewetensvrijheid)  trok veel immigranten
(Portugese joden, hugenoten)
 Nieuwe scholen: de Franse school en de
Latijnse school
 Bloei van de wetenschap, kunst en cultuur
 Ontstaan door reformatie en boekdrukkunst
Tijd en locatie

Tijdvak 7

Naam: Tijd van Pruiken en Revoluties

Periode: Vroegmoderne Tijd

Tijd: 1700 -1800

Schaal: Europa
De vier kenmerken van het tijdvak:
1.
Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen
van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen
2.
Voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op
eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme)
3.
Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van
plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en
de opkomst van het abolitionisme
4.
De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over
grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap
Economische context
 De Schotse econoom Adam Smith (1723 – 1790)
bekritiseerde het mercantilisme en werd
daarmee de bekendste pleitbezorger van
economische vrijheid
 Smith stelde dat arbeidsverdeling (ook tussen
landen) het belangrijkste middel is voor
productiviteitsverhoging. Om de markt zo groot
mogelijk te maken was vrijhandel noodzakelijk
 De staat moet zich beperken tot bescherming
tegen buitenlandse vijanden, handhaving van de
rechtsorde, uitvoeren van publieke werken en
opleggen van belastingen
Politieke context

De verlichters verwierpen de absolute macht van de vorsten die de
vrijheid van het individu inperkte.
 Dit betekende overigens niet dat alle verlichters voorstander waren van
een democratie. Wel deelden ze de opvatting dat de wetten voor
iedereen gelijk moeten zijn.
Voorbeelden:
 John Locke (1632 – 1704) droeg de opvatting uit dat alle mensen
natuurlijke rechten bezaten: rechten die voor ieder mens zouden moeten
gelden en die niet geschonden mogen worden door de overheid.
 Montesquieu (1689-1755) werkte de opvatting uit dat de vorst niet in zijn
eentje over alles beslist. Daarom is een scheiding der machten (Trias
Politica) noodzakelijk: uitvoerende, wetgevende en rechtsprekende
macht moeten in verschillende handen zijn

Sociaal-culturele context






Geloof: Verlichte denkers vergeleken wereldreligies met elkaar 
conclusie christendom niet uniek  bekritiseerden daarom het
dogmatische denken binnen christelijke kerk.
BV Voltaire noemde het geloof dogmatisch en nam niet zomaar aan wat
de kerk vond, maar zocht naar bewijzen en onderbouwde dat met
logische redeneringen
Daarin leek hij op andere geleerden die sinds de wetenschappelijke
revolutie door logisch nadenken (rationalisme), en onderzoek via
waarneming (empirisme), kennis opdeden
Kant  'Heb de moed je eigen verstand te gebruiken, zonder leiding
van iemand anders. Durf te weten'.
Nadruk op opvoeding en scholing  mensen moesten worden
opgevoed tot rationele burgers
Belangrijk idee Verlichting is gelijkheid  tegen standensamenleving en
tegen slaverij!
Tijd en locatie

Tijdvak 7

Naam: Tijd van Pruiken en Revoluties

Periode: Vroegmoderne Tijd

Tijd: 1700 -1800

Schaal: Europa
De vier kenmerken van het tijdvak:
1.
Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van
de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen
2.
Voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur
op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme)
3.
Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van
plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en
de opkomst van het abolitionisme
4.
De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over
grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap
Economische context
 Sommige vorsten nog mercantilistisch
 Sommige vorsten streefden naar meer
vrijhandel onder invloed van de Verlichting
 Vorsten probeerden belastinginning te
optimaliseren door middel van
ambtenarenapparaat / bureaucratie
Politieke context
 Het verschijnsel dat vorsten de verlichtingsidealen in
de 18e eeuw in praktijk brachten wordt verlicht
absolutisme genoemd
 De politiek van deze verlichte vorsten (verlichte
despoten) kan worden samengevat in het motto:
“alles voor het volk, niets door het volk” volk had
politiek gezien erg weinig te zeggen
 Vorsten streefden naar een zo efficiënt mogelijk
bestuur en naar de vorming van een moderne staat
 BV door een moderne bureaucratie van ambtenaren
in te stellen zodat de belastinginning optimaal te
organiseren was
Sociaal-culturele context
 Het bekendste voorbeeld van een vorst die in
zijn bestuur verlichte ideeën in praktijk bracht
is de vorst van Pruisen, Frederik de Grote
(1712 -1786).
 Hij bevorderde wetenschappelijk onderzoek
en paste de verlichtingsideeën toe in het
onderwijs, in de gezondheidszorg en in de
rechtspraak.
Tijd en locatie

Tijdvak 7

Naam: Tijd van Pruiken en Revoluties

Periode: Vroegmoderne Tijd

Tijd: 1700 -1800

Schaal: Europa
De vier kenmerken van het tijdvak:
1.
Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van
de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen
2.
Voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op
eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme)
3.
Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van
plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel,
en de opkomst van het abolitionisme
4.
De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over
grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap
Economische context








in de 16e eeuw, waren het Portugal en met name Spanje die grote delen van Amerika veroverden
en koloniseerden
Deze Amerikaanse kolonies waren het startpunt voor een bloeiende handel tussen Amerika en de
Europese moederlanden: goud en zilver (mijnbouw), en de landbouw leverde tabak, katoen,
suiker en koffie
oor de verbouw van deze producten werden grote landbouwbedrijven opgericht, plantages
genaamd.
De arbeidskracht op deze plantages werd meer en meer geleverd door slaven die door
slavenhandelaren uit West-Afrika werden verscheept
In de 17e eeuw raakten de zilver- en goudmijnen in de Spaanse koloniën uitgeput. Hierdoor
ontwikkelden de koloniën in Amerika zich meer en meer tot plantagekoloniën. Andere Europese
landen (Engeland, Frankrijk en de Republiek) volgden
Zo ontwikkelde zich in de 17e en de 18e eeuw een zeer winstgevende handel over de Atlantische
Oceaan: de driehoekshandel
De slavenhandel tussen West-Afrika en Midden-Amerika, noemen we de transatlantische
slavenhandel
De Gouden Eeuw was in de Republiek voorgoed voorbij. Economisch ging het minder voor de
wind als dat het decennia lang had gedaan. Er ontstonden grote inkomensverschillen tussen de
elite en ‘het grauw’. De VOC haalde minder winsten dan dat het gewend was en de werkloosheid
steeg.
Politieke context
 Streven naar zoveel mogelijk koloniën
 De Republiek veroverde Brazilië op de
Portugezen maar hield deze kolonie niet lang in
bezit.
 Suriname zou voor de Republiek de belangrijkste
plantagekolonie worden
 Handelscompagnieën van de Europese landen
beconcurreerden elkaar in de slavenhandel.
 In de Republiek was het aanvankelijk vooral de
West-Indische Compagnie (opgericht 1621) die de
slaven vervoerde en verhandelde
Sociaal-culturele context
 In de Republiek heeft de slavenhandel opmerkelijk genoeg




nooit tot veel verontwaardiging geleid
De koopmansgeest won en bracht zelfs dominees ertoe om
de slavenhandel te rechtvaardigen vanuit de christelijke
leer
Europeanen bewezen Afrikaanse slaven in feite een dienst
door ze op te kopen, want op de plantages zouden ze een
beter leven leiden dan als slaaf van een Afrikaanse vorst
Internationaal namen de protesten tegen de slavenhandel
en de slavernij vanaf het einde van de 18e eeuw toe
Het protest werd gevoed door de Verlichting (maar ook
door christelijke idealen)
Tijd en locatie





Tijdvak 7
Naam: Tijd van Pruiken en Revoluties
Periode: Vroegmoderne Tijd
Tijd: 1700 -1800
Schaal: Europa
De vier kenmerken van het tijdvak:
1.
Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van
de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen
2.
Voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op
eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme)
3.
Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van
plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en
de opkomst van het abolitionisme
4.
De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over
grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap
Economische context
 In de Republiek ging het economisch een stuk
minder dan in de Gouden Eeuw
 Meer werkeloosheid en armoede
 In Frankrijk zag koning Lodewijk XVI zich
geconfronteerd met een vrijwel lege schatkist
 Boeren in Frankrijk klaagden over de ‘tienden’
(een tiende deel van de oogst) die ze als
belasting aan de kerk moesten betalen.
 In Frankrijk klaagde het ‘gewone volk’ in de
steden k over de hoge prijzen van eerste
levensbehoeften, zoals brood
Politieke context
 De term ‘democratische revolutie’ is een




verzamelnaam voor omwentelingen in het bestuur
van een land waarbij het volk meer macht krijgt ten
koste van de macht van de vorst
Het volk (niet noodzakelijk alle mensen in een land)
krijgt grondrechten die worden vastgelegd in een
geschreven grondwet, een constitutie
Een democratische revolutie legt het fundament
voor een democratische samenleving
Montesquieu’s leer van de scheiding der machten
(Trias Politica) werd toegepast
Bekendste zijn: Amerikaanse Revolutie 1776, Franse
Revolutie 1789 en Bataafse Revolutie 1795
Sociaal-culturele context
Meer waarborging grondrechten door invloed
Verlichting. BV:
 Alle mensen zijn gelijk geschapen
 Het recht op leven
 Recht op vrijheid en op het nastreven van geluk
 VB Verklaring van de Rechten van de Mens en de
Burger in Frankrijk in 1789 en de
Onafhankelijkheidsverklaring van de VS in 1776