Fictieanalyse

Download Report

Transcript Fictieanalyse

Tweede college
 De
verteller manipuleert de lezer door
directe/indirecte weergave van denken en
zeggen 
 Herkennen
belangrijk
van wat er precies gebeurt
 directe
 Hij
 Hij
rede
zei: ‘Loop door.’
dacht: ‘Ik doe het morgen wel.’
 indirecte
 Hij
 Hij
rede
zei dat ze door moesten lopen.
dacht dat hij het morgen wel
deed.
 De
verteller geeft in zijn woorden weer wat
de personages denken en zeggen in de
indirecte rede
 Etiket: vertellerstekst
 Kenmerken:




in bijzinnen
Derde persoon
Zelfde tijd
Voorbeeld: Nathalie bedacht dat een goede
presentatie in dit college het handigst was.
 directe
 Hij
 Hij
rede
zei: ‘Loop door.’
dacht: ‘Ik doe het morgen wel.’
 indirecte
 Hij
 Hij
rede
zei dat ze door moesten lopen.
dacht dat hij het morgen wel
deed.
Persoonstekst het personage is zelf aan
het woord.
1.

Maar vaak zonder een duidelijke inquitformule.
Kenmerken:
 De werkwoordstijd verandert van o.v.t.
naar de o.t.t.
 De persoon verandert van derde naar
eerste persoon
 De gedachten staan weergegeven in
hoofdzinnen

De verteller blijft dicht bij de gedachten en
uitingen van het personage, maar voegt daaraan
iets toe.
Kenmerken:
 Een rechtstreekse weergave in de ik-vorm geeft
de verteller niet.
 De verteller blijft in de derde persoon aan het
woord.
 De verteller maakt wel gebruik van de woorden
van het personage
 Etiket van deze mengvorm: tekstinterferentie
 geen duidelijk onderscheid
vertellerstekst/persoonstekst
 Gedachten
staan in hoofdzinnen genoteerd
 De tijd blijft hetzelfde
 De persoon blijft hetzelfde
 Er zitten spreektaalelementen: ‘Au’, ‘nou
nou’, ‘Lieve hemel’; onvolledige zinnen
 Het personage spreekt in zijn eigen taal
(idiolect)
 ‘Onlogische combinaties’ mogelijk van
bijwoorden van tijd en o.v.t.: Nu was het 10
uur.
 Hardop
denken: de monoloog, die wordt
uitgesproken
 De neutrale vertelsituatie  alsof je door
een camera kijkt  objectief vertellen
Het vertelstandpunt constant; de visie
wisselend ?
Botsing tussen culturen, rassen etc. zo beter
neer te zetten door af te wisselen
verschillen zichtbaar maken.
Voorbeeld op pagina 233 in De laatste generaal
personages kunnen hun eigen stijl van praten,
denken hebben  persoontekst, wel
spreektaal, wel eigenaardig opgebouwde
zinnen.
De verteller drukt zich in correcte zinnen uit;
geen spreektaal