Transcript Spierzwakte

Myastenia Gravis
Wat is Myastenia Gravis
neuromusculaire aandoening
 niet of onvoldoende functioneren van
de spieren
 sterk wisselende spierzwakte
 spierzwakte verergert door langdurig
gebruik van de spieren
 De ziekte is niet erfelijk

Verschijnselen
Vermoeidheid
 Spierzwakte
 Dubbelzien
 Ademhalingsmoeilijkheden
 Gezwollen thymus??????
 Verhoogde kans op aspiratie?????

Behandeling

Medicatie
– Cholinesteraseremmers
– Immunosuppressiva

Operatie
– Verwijderen van de thymus
Pre-operatieve zorg
Uitgebreid lichamelijk onderzoek
 Uitgebreide longfunctie
 Pre-medicatie: geen benzo’s
 Eigen medicatie door laten slikken

Per-operatieve zorg
Voorkeur gaat uit naar regionale
anesthesie
(ademhalingsmoeilijkheden)
 Sterke overgevoeligheid voor niet
depolariserende spierverslappers
 De spierverslapper moet dus
depolariserend zijn

Per-operatieve zorg
De voorkeur gaat uit naar succinyl.
Een nadeel daarvan is dat het een
zeer kort werkend middel is.
 De patient heeft verhoogde kans op
aspiratie dus je kan ervan uitgaan dat
er een crashinductie nodig is.

Post-operatieve zorg

Indien er geen respiratoire insufficiëntie te
verwachten is kan de goed wakkere
patient op de ok gedetubeerd worden
 Als de patiënt langer dan 6 jaar MG heeft
en chronische obstructieve longfunctie
stoornissen heeft dan is het noodzakelijk
om postoperatief na te beademen.
Honden met MG
2 vormen:
aangeboren afwijking ACHRs
 Verworven: auto-immuunziekte

Klinische verschijnselen
Spierzwakte: uit zich in de poten
 Ademhalingsproblemen
 Megasesophageus

Diagnose
Bloedtest: antilichamen ACH
aantonen
 Tensilon-test (edrofonium)
 EMG
 Thorax foto’s

Tensilon test protocol
1. Iv-catheter plaatsen
 2.premedicatie met atropine om
muscarine effecten te minimaliseren
 3. Materialen klaar voor intubatie/
ventilatie
 4. Toediening Tensilon IV

Behandeling
Mestinon (Pyridostigmine)
 Prednisolon


Megaesophagus: hond op hoogte
laten eten en 10 min zitten
Pre-operatief
Pre-oxygeneren
 Ppf-inductie + intubatie en cuffen

Per-operatief

Dampvormige anesthetica

Analgesie: remifentanil of ketamine
Per-operatief monitoring
TOF-guard
 Spirometry
 ECG
 SpO2
 Arterieel bloeddruk

Post-operatief
SpO2 blijven monitoren
 Hypothermie voorkomen
 Preventief neuscanule plaatsen
 Bloedgassen O2
 Telemetrie (ECG)
