Transcript 1. deugden

FILOSOFIE VAN DE 20e EEUW:
INTELLECTUELE HELDEN &
CRUCIALE KWESTIES
COLLEGES
I.
II.
III.
IV.
V.
VI.
In de schaduw van de Verlichting.
Sporen zoeken.
Pragmatisme en solidariteit.
Het publiek gebruik van de rede.
Tragedies en emoties.
Religie in de 21ste eeuw.
V. TRAGEDIES EN EMOTIES
1. DEUGDEN
Wat is een deugdzaam leven?
2. CAPACITEITEN
In hoeverre is mondiale rechtvaardigheid meer
dan het eerlijk verdelen van een koek?
3. KOSMOPOLIETEN
Welke houding past bij de wereld van nu?
1. DEUGDEN
KLASSIEKE ETHIEK
 De centrale vraag van de klassieke ethiek > hoe te leven?
 Deze vraag naar het goede leven werd door veel filosofen
beantwoord door aandacht te vragen voor het belang van
deugden.
 Een deugdzaam leven is een goed leven, aldus klassieke
filosofen.
 Zij verschillen echter van mening welke deugden
(dapperheid, eerlijkheid, etc.) van belang zijn en welk
gewicht ze in de schaal leggen.
 Plato > deugden die de mens behulpzaam zijn om de
wisselvalligheden van het leven in bedwang te houden.
 Aristoteles > deugden die de mens behulpzaam zijn om de
gulden middenweg te vinden, omdat het onmogelijk is om
de wisselvalligheden van het leven volkomen in bedwang te
houden.
MODERNE ETHIEK
 In de moderne ethiek verdwijnt de vraag naar het goede
leven op de achtergrond.
 Respect voor de pluraliteit aan levensstijlen impliceert dat
het onmogelijk is voor te schrijven wat het juiste antwoord
is op de vraag hoe te leven.
 Het antwoord op deze vraag moet ieder individu voor
zichzelf proberen te geven en is altijd subjectief.
 De moderne ethiek beperkt zich enkel tot normatieve
vraagstukken waarvan redelijkerwijs kan worden
verwacht dat daarover een rationeel debat kan worden
gevoerd dat tot algemeen aanvaarde oordelen leidt.
 Uiteindelijk draait het in de moderne ethiek om het
achterhalen van verkeersregels voor mensen die juist zeer
uiteenlopende ideeën over het goede leven hebben.
DE TERUGKEER VAN DE DEUGDEN
 De jaren tachtig van de 20ste eeuw > een soort
wedergeboorte van de deugdenethiek.
 De klassieke ethiek met haar aandacht voor het goede
leven komt weer op de voorgrond te staan.
 Drie filosofen zijn verantwoordelijk voor een hernieuwde
reflectie over deugden:
1. Alasdair MacIntyre > After Virtue. A Study in
Moral Theory (1981).
2. Bernard Williams > Moral Luck (1981).
2. Martha Nussbaum > The Fragility of Goodness.
Luck and Ethics in Greek Tragedy and
Philosophy (1986).
MARTHA NUSSBAUM (1947)
 6 mei 1947: geboren te New York.
 1969: studeert aan New York University af
in de klassieke talen en
theaterwetenschappen.
 1972: studeert aan Harvard University af in
de filosofie.
 1978: promotie in de filosofie aan Harvard
University.
 1986: raakt betrokken bij het onderzoek naar
de ‘kwaliteit van leven’ van het World
Institute for Development Economic
Research (Wider) van de Verenigde Naties.
 1995: hoogleraar recht en ethiek aan de
University of Chicago.
BELANGRIJKE WERKEN













The Fragility of Goodness (1986).
Loves knowledge (1990).
The Therapy of Desire (1994).
Poetic Justice (1995).
For Love of Country (1994/1997).
Cultivating Humanity (1997).
Sex and Social Justice (1998).
Women and Human Development (2000).
Upheavals of Thought. The Intelligence of Emotions (2001).
Frontiers of Justice (2006).
The Clash Within (2007).
Liberty of Conscience (2008).
Not For Profit: Why Democracy Needs the Humanities (2010).
EMOTIONALITEIT EN
RATIONALITEIT
 Nussbaum combineert de klassieke met de moderne ethiek.
 Zij maakt vooral gebruik van het werk van Aristoteles om de
deugdenethiek opnieuw een plaats in de filosofie te geven.
 Daarbij zoekt zij heel bewust naar een balans tussen emotionaliteit
en rationaliteit.
 In tegenstelling tot veel andere filosofen is zijn niet van mening dat
emoties rationeel inzicht in de werkelijkheid verhinderen.
 Zo geeft angst in veel gevallen uitdrukking aan het rationele inzicht
dat er een gevaar is.
 Nussbaum is echter niet van mening dat elke emotie rationeel is en
moreel door de beugel kan.
 Zij bestrijdt de stoïcijnse opvatting dat emoties onder bedwang
moeten worden gehouden om zodoende zoveel mogelijk
onafhankelijk te worden van de grillen van het leven.
 Een leven zonder emoties is niet alleen een illusie, maar zou schraal
zijn.
HET BELANG VAN LITERATUUR
 Nussbaum benadrukt het belang van de literatuur voor
het verhelderen van normatieve kwesties.
 Literatuur komt het morele oordeelsvermogen ten goede,
omdat de lezer van een roman diverse perspectieven op
een kwestie krijgt voorgeschoteld.
 Romans, gedichten en tragedies doen een beroep op het
denken, de emoties en de verbeeldingskracht van een
lezer.
 Zonder het leven van de romanpersonages te leiden, kan
de lezer allerlei dingen beleven die zijn leven verrijken.
 In de literatuur is veel wijsheid verstopt waar de filosoof
zijn voordeel mee kan doen.
DE WIJSHEID VAN TRAGEDIES
Tragedies > verhalen met een droevig einde die
uitdrukking geven aan praktische wijsheid en laten
zien dat mensen niet alles in eigen handen hebben.
Zij brengen morele dilemma’s aan het licht > het is
nagenoeg onmogelijk om te bepalen welk van de
mogelijke opties het beste te rechtvaardigen is.
Tragedies geven uitdrukking aan tegenstrijdige
normen en waarden.
Voorbeeld: Agamemnon van Aeschylus.
HET OFFER
 Agamemnon wordt – met zijn
manschappen op weg naar Troje
– gestraft door de wraak van de
godin Artemis.
 De straf: windstilte.
 Artemis is woedend omdat
zoveel jonge mannen in Troje
om het leven zullen komen.
 Een profeet geeft het teken dat
Agamemnon alleen levend kan
terugkeren als hij zijn dochter
Iphigenia offert aan de goden.
 Agamemnon offert Iphigenia.
DE SCHANDE VAN AGAMEMNON
Nussbaum vraagt zich af in welk opzicht
Agamemnon in de fout is gegaan.
Antwoord: niet omdat hij zijn dochter heeft
geofferd, maar vanwege zijn “inappropriate attitude
towards the conflict, killing a human child with no
more agony, no more revulsion of feeling”.
Agamemnon kan worden bekritiseerd omdat hij niet
de juiste emoties aan de dag legt (verdriet, etc.).
Het punt dat Nussbaum maakt: de juistheid van een
handeling hangt niet alleen af van de argumenten
voor of tegen, maar ook van de emoties die daarbij
worden getoond.
MENSELIJKE BLOEI
 In tegenstelling tot de filosofie van Kant zoekt Nussbaum
niet naar algemeen geldende principes, maar naar ideeën
die bijdragen aan menselijke bloei (eudaimonia).
 Hierbij distantieert zij zich van het cognitivisme dat de
overhand heeft in de ethiek.
 Het cognitivisme benadrukt het belang van rationeel
verkregen kennis en beschouwt emoties doorgaans als
irrationeel.
 Emoties zijn niet irrationeel, maar geven juist blijk van
kennis van zaken.
 Een zuiver cognitivistische ethiek is uit den boze.
2. CAPACITEITEN
EEN NIEUWE BENADERING
 Het ontwikkelingsvraagstuk is niet alleen een vraag van
herverdeling van schaarse goederen.
 Derhalve heeft Nussbaum samen met Amartya Sen de
zogenaamde capaciteitenbenadering (capability approach)
ontwikkeld.
 De beste manier om greep te krijgen op het
ontwikkelingsvraagstuk is zich te richten op de
mogelijkheden van mensen om bepaalde capaciteiten
(capabilities) te ontwikkelen.
 Regeringen hebben de plicht burgers de mogelijkheid te
geven om een tiental capaciteiten te ontwikkelen.
CENTRALE CAPACITEITEN
1.
2.
Leven > in staat zijn om een leven te leiden met een normale lengte.
Lichamelijke gezondheid > in staat zijn om een gezond leven te
leiden.
3. Lichamelijke integriteit > in staat zijn om zich vrij te bewegen.
4. Zintuiglijkheid, fantasie en denken > in staat zijn de zintuigen,
het voorstellingsvermogen en het verstand te gebruiken.
5. Emoties > in staat zijn om gevoelens te ontwikkelen en te uiten.
6. Praktische wijsheid > in staat zijn om een idee van het goede leven
te ontwikkelen en zich kritisch te engageren.
7. Binding > in staat zijn om op een respectvolle manier om te gaan
met dieren, planten en de natuur in het algemeen.
8. Andere wezens > in staat zijn om een relatie aan te gaan met
dieren, planten en de natuur in het algemeen.
9. Spel > in staat zijn om te lachen, te spelen en zich te ontspannen.
10. Controle over de eigen omgeving > in staat zijn om in politiek en
materieel opzicht een relatief autonoom leven te leiden.
CONTRA HET RELATIVISME
 Nussbaum keert zich tegen het relativisme dat stelt dat de
eigenschappen van de mens historisch en cultureel
variabel zijn.
 Zij vindt dat de tien capaciteiten essentieel zijn voor de
mens.
 De mens zou van wezen veranderen wanneer aan deze
capaciteiten niet tot op zekere hoogte tegemoet wordt
gekomen.
 De tien capaciteiten zijn universeel geldig, dat wil zeggen
transhistorisch en transcultureel.
 Ze zijn abstract genoeg geformuleerd om ruimte te
bieden aan de mogelijkheid om ze van context tot context
anders in te vullen.
HET GOEDE LEVEN
 Net als Aristoteles vindt Nussbaum dat de mens een
politiek wezen (zoon politikon) is dat zich tot doel stelt
een goed leven te voeren.
 De tien capaciteiten vormen de bouwstenen voor een
minimale conceptie van het goede leven.
 Wanneer aan een van deze capaciteiten in onvoldoende
mate tegemoet zou worden gekomen, dan is het leven van
de betreffende persoon niet goed.
 Voor een bloeiend leven (flourishing life) moet een
individu de mogelijkheid hebben om de tien capaciteiten
te ontwikkelen.
 Dat is een kwestie van mondiale rechtvaardigheid.
MONDIALE RECHTVAARDIGHEID
 Ontwikkelingshulp dient volgens Nussbaum niet
gefixeerd te zijn op het Bruto Nationaal Product (BNP),
maar op het vergroten van de mogelijkheden om de tien
capaciteiten te ontwikkelen.
 De door Nussbaum en Sen ontwikkelde
capaciteitenbenadering heeft ook praktisch zoden aan de
dijk gezet > de Human Development Index is erop
gebaseerd.
 Mondiale rechtvaardigheid impliceert dat alle mensen in
gelijke mate en de facto de mogelijkheid moeten hebben
om de tien capaciteiten te ontwikkelen: “a world in
which people have all the capabilities on the list is a
minimally just and decent world.”
3. KOSMOPOLIETEN
VOORBIJ DE CONCENTRISCHE
CIRKELS
Nussbaum verzet zich tegen het opkomende
nationalisme.
Het patriottisme dat inherent is aan het
nationalisme gaat uit van het model van de
concentrische cirkels.
Basisgedachte van het patriottisme > mensen
voelen zich in eerste instantie verantwoordelijk
voor degenen die het meeste nabij zijn.
Nussbaum stelt daar tegenover een kosmopolitisch
model dat uitgaat van de capaciteitenbenadering.
MENSELIJKE WAARDIGHEID
 Nussbaum stoelt haar kosmopolitisme op een specifieke
voorstelling van menselijke waardigheid.
 In haar ogen zijn de tien capaciteiten essentieel voor een
menswaardig bestaan.
 Ze corresponderen volgens Nussbaum met de
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.
 Om daaraan tegemoet te komen, is collectief handelen
onontbeerlijk.
 Dat betekent dat wereldwijd instituties in het leven
moeten worden geroepen die garant staan voor het
naleven van de mensenrechten.
GEEN WERELDSTAAT
 Mondiale rechtvaardigheid en menselijke waardigheid kunnen
volgens Nussbaum niet gewaarborgd worden door een wereldstaat.
 Net als Kant is ze van mening dat een wereldstaat ertoe kan leiden dat
te veel oncontroleerbare macht in de handen van weinigen komt.
 Bovendien vormt een wereldstaat een bedreiging voor culturele
verscheidenheid.
 Het kosmopolitisme van Nussbaum impliceert dat de mensenrechten
op het niveau van de staat handen en voeten moeten krijgen.
 Maar het impliceert ook dat staten niet alleen voor het wel en wee van
hun eigen burgers verantwoordelijk zijn, maar ook voor dat van
‘buitenlanders’.
 Dat betekent concreet dat rijke landen de plicht hebben een stuk van
hun welvaart af te geven aan arme landen.
 Naast staten zijn ook multinationale ondernemingen, transnationale
organisaties (bijvoorbeeld de Verenigde Naties) en nongouvernementele organisaties verantwoordelijk voor het creëren van
een rechtvaardigere wereld.
OPVOEDING TOT EEN GOEDE
BURGER
 In het tijdperk van de globalisering dienen mensen niet
alleen opgevoed te worden tot goede burgers van een
natiestaat, maar tot goede wereldburgers, aldus Nussbaum.
 Vandaar dat zij in diverse werken aandacht besteed aan
‘citizenship education’.
 Dat houdt in dat niet alleen rekenen en taal belangrijk zijn,
maar ook kennis van andere culturen, levensstijlen, etc.
 Kunst en literatuur zijn voor de opvoeding tot wereldburger
belangrijk, omdat ze mensen in staat stellen zich te
verplaatsen in de gedachten en emoties van mensen die er
een geheel andere kijk op de werkelijkheid op nahouden.
EEN KWESTIE VAN
IDENTITEITSPOLITIEK
 De strijd tussen patriottisme en kosmopolitisme is voor een groot
deel een kwestie van identiteitspolitiek > met wie of wat
identificeert een individu zich?
 Het patriottisme benadrukt het belang van de identificatie met de
natiestaat (en haar specifieke culturele waarden, etc.).
 Het kosmopolitisme van Nussbaum heeft als uitgangspunt dat iedere
wereldburger gerespecteerd moet worden als iemand die het recht
moet hebben om zijn of haar capaciteiten te ontwikkelen, ongeacht
in welke staat hij of zij toevallig geboren is.
 Een kosmopoliet respecteert dat individuen niet uitgesloten mogen
worden van de wereldgemeenschap of gefrustreerd mogen worden
in het ontwikkelen van hun capaciteiten, omdat ze niet een bepaald
paspoort hebben of zich identificeren met een specifieke cultuur.