I. In de schaduw van de Verlichting.

Download Report

Transcript I. In de schaduw van de Verlichting.

FILOSOFIE VAN DE 20e EEUW:
INTELLECTUELE HELDEN &
CRUCIALE KWESTIES
COLLEGES
I.
II.
III.
IV.
V.
VI.
In de schaduw van de Verlichting.
Sporen zoeken.
Pragmatisme en solidariteit.
Tragedies en emoties.
Het publiek gebruik van de rede.
Religie in de 21ste eeuw.
I. IN DE SCHADUW VAN
VERLICHTING
I.
FILOSOFIE NA AUSCHWITZ
Wat betekent de Holocaust voor de
filosofie?
II.
IDENTITEIT EN VERSCHIL
Hoe ziet de diagnose van de huidige
samenleving eruit?
III. FLESSENPOST
Welke betekenis heeft de moderne
kunst?
I. FILOSOFIE NA AUSCHWITZ
FRANKFURTER SCHULE
 ‘Institut für Sozialforschung’ >
in 1924 opgericht door Felix
Weil.
 Aanvankelijk onderzoek naar de
geschiedenis van de
arbeidersbeweging.
 Sinds pakweg 1933 onderzoek
naar de sociaal-economische,
psychologische en culturele
factoren die verklaren waarom
individuen zich onderwerpen aan
autoritaire regimes.
EEN INTERDISCIPLINAIR
ONDERZOEKSPROGRAMMA
 Vooronderstelling: alleen
via interdisciplinair
onderzoek laat zich het
autoritarisme onderzoek.
 Bekendste leden van de
Frankfurter Schule: Max
Horkheimer, Erich
Fromm, Herbert Marcuse,
Walter Benjamin en
Theodor W. Adorno.
CLAIMS VAN EEN KRITISCHE
THEORIE
1.Cognitieve claim: een adequate analyse van de
samenleving.
2.Normatieve claim: een juist oordeel over de
samenleving.
3.Emancipatorische claim: een bijdrage leveren aan
het beëindigen van situaties waarin mensen
onderdrukt, veracht en gemarginaliseerd worden.
4.Zelfreflexieve claim: met dezelfde ogen waarmee
naar derden wordt gekeken kritisch naar zichzelf
kijken.
TRADITIONELE
THEORIE
KRITISCHE THEORIE
1. Empirisch onderzoek ten
behoeve van het toetsen van
hypothesen.
1. Empirisch onderzoek ten
behoeve van het toetsen van
hypothesen en het veranderen
van situaties waarin mensen
onderdrukt en
gemarginaliseerd worden.
2. Wetenschap maakt deel uit
van de samenleving.
2. Dichotomie tussen
wetenschap en samenleving.
3. Waardevrije wetenschap.
3. Waardevrije wetenschap is
onmogelijk.
MAX HORKHEIMER (1895-1973)
Belangrijke werken:
 Dämerung [onder het
pseudoniem Heinrich Regius]
(1934).
 Autorität und Familie (1936).
 Traditionelle und kritische
Theorie (1937).
 Eclipse of Reason (1947).
 Dialektik der Aufklarung [
samen met Adorno] (1947).
 Zur Kritik der instrumentellen
Vernunft (1967).
ERICH FROMM (1900-1980)
Belangrijke werken:
 Escape from Freedom
(1945).
 The Art of Loving
(1956).
 The Anatomy of Human
Destructiveness (1973).
HERBERT MARCUSE (1898-1979)
Belangrijke werken:
 Eros and Civilisation
(1955).
 The One Dimensional
Man (1964).
 Repressive Tolerance
(1965).
WALTER BENJAMIN (1892-1940)
 Der Begriff der Kunstkritik in der
deutschen Romantik (1920).
 Ursprung des deutschen Trauerspiels
(1928).
Einbahnstraße (1928).
Das Kunstwerk im Zeitalter seiner
technischen Reproduzierbarkeit (1936).
Über den Begriff der Geschichte (1939
[postuum verschenen]).
Das Passagen-Werk (1927-1940
[onvoltooid en postuum verschenen]).
KRITIEK OP HET
VOORUITGANGSGELOOF
Wie zich rekenschap geeft van het geleden leed,
kan niet de stelling onderschrijven dat de
geschiedenis zich kenmerkt door vooruitgang.
De Eerste Wereldoorlog heeft laten zien dat
moderne technologieën worden ingezet om
mensen te vermoorden.
Technologische ontwikkelingen zijn dus niet per
se de motor van vooruitgang (omschreven in
termen van vrijheid, gelijkheid en solidariteit).
ANGELUS NOVUS
"Er bestaat een schilderij van Paul Klee, dat Angelus
Novus heet. Er staat een engel op afgebeeld die zo te
zien op het punt staat zich te verwijderen van iets waar
het zijn blik strak op gericht houdt. Zijn ogen en zijn
mond zijn opengesperd, hij heeft zijn vleugels gespreid.
Zo moet de engel van de geschiedenis eruitzien. Zijn
gelaat is naar het verleden gewend. Waar wij een reeks
gebeurtenissen waarnemen, ziet hij één enkele
catastrofe en daarin wordt zonder enig respijt puinhoop
op puinhoop gestapeld, die hem voor de voeten
geworpen wordt. De engel zou wel willen blijven, de
doden tot leven wekken en de brokstukken weer tot een
geheel maken. Maar zijn vleugels vangen de wind die uit
het paradijs waait, een storm die zo hard is dat hij ze
niet kan sluiten. Deze storm stuwt hem onweerstaanbaar
voort, de toekomst in die hij de rug heeft toegekeerd,
terwijl de stapel puin vóór hem tot aan de hemel groeit.
Deze storm is wat wij vooruitgang noemen."
Walter Benjamin
POLITIEK VAN DE HERINNERING
Het vooruitgangsgeloof pareren door een politiek
van herinnering.
Centrale vraag: welke verantwoordelijkheid hebben
we ten opzichte van het geleden leed?
‘Eingedenken’ > zich verplaatsen in de positie van
degenen die hebben geleden aan onderdrukking,
verachting en marginalisering.
De cultuurfilosofie behoort zelfreflexief te zijn:
“Dem Kulturkritiker paßt die Kultur nicht, der
einzig er das Unbehagen an ihr verdankt.” (Adorno)
EEN CULTUURHISTORISCHE CESUUR
 Benjamin was het slachtoffer van het regime dat leidde tot
Auschwitz.
 Voor Arendt en veel andere filosofen vormt Auschwitz een
cesuur in de geschiedenis.
 Arendt: “ In weniger als sechs Jahren zerstörte Deutschland
das moralische Gefüge der westlichen Welt (…).”
 Als concrete plaats waar gruweldaden plaatsvonden en als
symbool voor de Shoah staat Auschwitz voor het verlies aan
vertrouwen in de mensheid.
 ‘Nooit weer Auschwitz’ was een van de belangrijkste
redenen voor de Universele Verklaring van de Rechten van
de Mens (1948).
DE PARADOX VAN DE
FRANKFURTER SCHULE
 De kritische maatschappijtheorie van de Frankfurter
Schule kenmerkt zich door een interessante paradox: zij
houdt vast aan het Verlichtingsproject en heeft
tegelijkertijd de meest radicale kritiek erop geformuleerd.
 Dat maakt ze ook interessant voor zogenaamde
postmoderne filosofen, zij het dat zij een streep halen door
het Verlichtingsproject.
 Voor de Frankfurter Schule houdt het Verlichtingsproject
in dat de belofte van individueel geluk en een vrije
maatschappij nastrevenswaardige doelen zijn.
HET VERLICHTINGSPROJECT
 Het Verlichtingsproject is een veelomvattend project.
 De bekendste omschrijving ervan is van Immanuel Kant >
‘Was ist Aufklärung?’ (1784).
 “Verlichting is het uittreden van de mens uit de
onmondigheid die hij aan zichzelf te wijten heeft.
Onmondigheid is het onvermogen zich van zijn verstand te
bedienen zonder de leiding van een ander. Men heeft deze
onmondigheid aan zichzelf te wijten, wanneer de oorzaak
ervan niet in een gebrek aan verstand, maar in
een gebrek aan vastberadenheid en moed ligt, zich van zijn
verstand zonder de leiding van een ander te bedienen.
Sapere aude. Heb de moed, je van je eigen verstand te
bedienen! Is derhalve de zinspreuk van de Verlichting!”
THEODOR W. ADORNO (1903-1969)
Korte biografie:
 Geboren: 11 september 1903 in Frankfurt am
Main.
 1921-1924: studie filosofie en musicologie in
Frankfurt.
 1924: promotie over Husserl.
 1925: studie compositieleer in Wenen.
 1931: Habilitationsschrift over Kierkegaard.
 1931-1933: privaatdocent filosofie.
 1934: verlaat Duitsland.
 1937: trouwt Margarethe Karplus.
 1949: terugkeer naar Duitsland.
 1959: wordt directeur van het Institut für
Sozialforschung.
 1961: debat met Karl Popper over het positivisme.
 Dood: 6 augustus 1969.
BELANGRIJKE WERKEN
Dialektik der Aufklärung. Philosophische
Fragmente [samen met Max Horkheimer
(1947).
Philosophie der neuen Musik (1949).
The Authoritarian Personality [samen met
andere onderzoekers] (1950).
Minima Moralia (1951).
Prismen. Kulturkritik und Gesellschaft (1955).
Negative Dialektik (1966).
Ästhetische Theorie (1970).
OMSLAAN IN HET TEGENDEEL
 De openingszin van ‘Dialektik der Aufklärung’ komt
overeen met een van de openingszinnen van ‘Contrat
social’ (1762) van Rousseau.
 Rousseau: “De mens wordt vrij geboren, en is alom
geketend. Diegene die zich heer en meester over anderen
waant, is uiteindelijk meer slaaf dan zij.”
 Horkheimer en Adorno: “Vanouds heeft Verlichting, in
de meest omvattende zin van voortschrijdend denken, het
doel nagestreefd, bij de mensen de vrees weg te nemen
en hen als heer en meester te laten optreden. Maar de
volledig verlichte aarde straalt in het teken van
triomferend onheil.”
 De Verlichting is keer op keer in zijn tegendeel
omgeslagen: mythologie.
FILOSOFIE VAN DE
GESCHIEDENIS
Centrale these van ‘Dialektik der Aufklärung’ : de
Verlichting heeft zich tegen zichzelf gekeerd.
Adorno en Horkheimer tonen dat de mythe niet
plaats heeft gemaakt voor de rede, zoals de
Verlichtings-denkers hoopten.
Volgens Adorno en Horkheimer begint de
Verlichting niet pas in de 17e eeuw.
De Griekse oudheid, zo toont het leven van
Odysseus, kenmerkt zich al door de verwevenheid
van mythe en rede.
ODYSSEUS EN DE SIRENEN
 Door gebruik te maken van de rede
weet Odysseus mythische krachten te
overwinnen.
 Mythische krachten > Sirenen die met
hun zangkunst voorbijvarende
schippers verleiden en uiteindelijk
vermoorden.
 Rede > de list om de manschappen
was in de oren te stoppen en zichzelf
aan de mast te laten vastbinden.
 Door deze list weet Odysseus
weliswaar het leven van zichzelf en
zijn manschappen te redden, maar
onderdrukt hij zijn innerlijke natuur
(volledige lustbevrediging) en zijn
manschappen (geen enkele
lustbevrediging).
VAN KLASSENSTRIJD NAAR
NATUURBEHEERSING
Marx: de geschiedenis kenmerkt zich door een
klassenstrijd.
Horkheimer en Adorno: de geschiedenis kenmerkt
zich door toenemende natuurbeheersing.
Natuurbeheersing kent twee kanten:
1. Beheersing van de uiterlijke natuur.
2. Beheersing van de innerlijke natuur.
De door Marxisten onderstreepte heerschappij van
mensen over mensen is een bijzonder geval van de
heerschappij over de natuur.
SADISME EN ZELFDISCIPLINERING
 Horkheimer en Adorno wijzen op de overeenkomsten tussen
Immanuel Kant en Marquis de Sade.
 De door de rede gestuurde zelfbeheersing waarop de
verachting van al het zintuiglijke van de moraal van Kant
stoelt, vertoont parallellen met de op berekening gebaseerde
lustbevrediging van De Sades hedonisme.
 De instrumentele houding ten opzichte van het denken
(Kant) is het spiegelbeeld van die ten opzichte van het
lichaam (Sade).
 Terwijl het Kantiaanse subject zich moet onderwerpen aan
morele principes, moet het subject van De Sade zich
onderwerpen aan het principe de lustbevrediging te
maximaliseren.
 Geen plaats voor de ware moraal en het ware genot.
BARBARIJ
Benjamin vormde voor Adorno een niet te
onderschatten inspiratiebron.
Exemplarisch daarvoor is Benjamin’s zevende
these uit ‘Über den Begriff der Geschichte’: “Es ist
niemals ein Dokument der Kultur, ohne zugleich
ein solches der Barbarei zu sein.”
Adorno en Horkheimer proberen in ‘Dialektik der
Aufklärung’ een antwoord te formuleren op de
vraag “warum die Menschheit, anstatt in einen
wahrhaft menschlichen Zustand einzutreten, in eine
neue Art von Barbarei versinkt.”
EEN VERSCHEURDE WERELD
Machtsuitoefening krijgt steeds meer totalitaire
vormen, wordt alomvattend.
Belangrijke vraag: hoe als filosoof rekenschap
geven van het daardoor geïnduceerde lijden?
Adorno: niet door een filosofie die de status
quo bevestigt, maar door radicale kritiek.
Object van kritiek: onder meer allerlei vormen
van autoriteitsgehorigheid (gezien als het
ondermijnen van het Verlichtingsproject).
AUTORITARISME
‘The Authoritarian Personality’ is een onderdeel van
een groter onderzoeksprogramma: ‘Studies in
Prejudice’.
Centrale vraag: hoe te verklaren dat mensen
autoritaire regimes ondersteunen?
F-scale > een schaal om te meten in hoeverre
mensen een autoriteitsgehorige karakterstructuur
hebben.
Autoritarisme > affirmatieve, onkritische houding
ten opzicht van autoriteiten die tot de ‘ingroup’
behoren; niet ‘nee!’ durven zeggen als anderen in
koor ‘ja!’ roepen.
PEDAGOGIEK NA AUSCHWITZ
Adorno: “Die Forderung, daß Auschwitz
nicht noch einmal sei, ist die allererste an
Erziehung”.
Hoe voedt men mensen op tot tolerante
burgers?
Onderwijs > moet zich niet alleen richten op
het leren van rekenen en taal.
De instituties van een democratische
rechtsstaat vormen daarvoor de basis.
II. IDENTITEIT EN VERSCHIL
CATEGORISCHE IMPERATIEVEN
 Auschwitz vormt het epicentrum van Adorno’s
cultuurfilosofie.
 Dit blijkt uit het categorisch imperatief dat hij in navolging
van Kant en Marx formuleert.
 Kant > “Handel alleen volgens de maxime waarvan u
tegelijkertijd kunt willen dat zij een algemene wet wordt.”
 Marx > “alle Verhältnisse umzuwerfen, in denen der
Mensch ein erniedrigtes, ein geknechtetes, ein verlassenes,
ein verächtliches Wesen ist.”
 Adorno > “Hitler hat den Menschen im Stande ihrer
Unfreiheit einen neuen kategorischen Imperativ
augezwungen: ihr Denken und Handeln so einzurichten, daß
Auschwitz nicht sich wiederhole, nichts Ähnliches
geschehe.”
RADICALE KRITIEK
 Het door Adorno geformuleerde categorische imperatief
impliceert dat kritiek radicaal behoort te zijn.
 Kritiek dient alleen de waarheid als ze compromisloos is.
 Machthebbers willen critici monddood maken door te
stellen dat kritiek altijd gepaard zou moeten gaan met het
aangeven van alternatieven.
 Adorno verzet zich tegen de gedachte dat kritiek
constructief moet zijn.
 Kritische geluiden verliezen niets aan geldigheid indien
ze niet gepaard gaan met constructieve geluiden.
DE TOTALITEIT DENKEN
 Een kritische maatschappijtheorie ontkomt er niet aan om
een constructie van de totaliteit te maken: het geheel van
de samenleving.
 Hegel > het individu wordt ondergeschikt gemaakt aan
een constructie van de totaliteit > “das Wahre ist das
Ganze.”
 Adorno: “Das Ganze ist das Unwahre.”
 Om zich hiervan rekenschap te geven richt de negatieve
dialectiek zich tegen de hypostasering van het subject, het
object en de relatie tussen beide.
 Subject en object laten zich niet vastpinnen, laat staan de
relatie tussen beide voor eens en altijd gegeven is.
SUBJECT EN OBJECT
Adorno is geïnspireerd door het dialectische
denken van Hegel.
Dialectiek > een manier van denken die duidelijk
probeert te maken hoe de geschiedenis zich via
tegenspraken ontwikkelt en wat mogelijk was
reëel wordt.
De geschiedenis wordt gekenmerkt door een
proces waarbij subject en object zich weliswaar
steeds meer van elkaar onderscheiden, maar ze
toch nooit van elkaar gescheiden kunnen worden.
NEGATIEVE DIALECTIEK
 Adorno probeert met zijn negatieve dialectiek recht te
doen aan het bijzondere van iets of iemand (wat een ding
of een persoon anders maakt).
 Dat impliceert een kritiek op het identificerende denken.
 Het identificerende denken doet geen recht aan het
bijzondere van iets of iemand, omdat het allerlei aspecten
subsumeert onder een algemene noemer.
 Elk ding dat gedacht wordt kenmerkt zich door een
immanente negativiteit: het is wat het is, omdat het zich
negatief verhoudt ten opzichte van alles wat het niet is.
 Bepaalde negatie (‘bestimmte Negation’) > om iets te
bepalen (vast te stellen) is het nodig duidelijk te maken
wat datgene niet is.
HET NIET-IDENTIEKE
Adorno keert zich in zijn filosofie tegen
systeembouwers à la Hegel die alles onder een
paraplu willen brengen waardoor onvoldoende
rekenschap wordt gegeven van het niet-identitieke.
Met zijn radicale kritiek ondermijnt hij vormen van
denken die het bijzondere door het gebruik van
algemene begrippen aan het gezicht onttrekt.
Immanente kritiek > het object van de kritiek moet
niet van buiten worden benaderd maar van binnen;
zich ‘ver-diepen’ in culturele fenomenen en de vraag
stellen waarom ze zijn zoals ze zijn en niet anders.
VOORRANG VAN HET OBJECT
 Adorno wil met zijn filosofie ruimte creëren voor en
aandacht schenken aan ervaringen waarbij het bijzondere
van iets of iemand in volle glorie naar voren treedt.
 Dat kan door voorrang te schenken aan het object en door
een meer aan subject.
 Voorrang van het object > zoveel mogelijk aandacht
schenken aan alles wat aan mensen en dingen anders is en
zich onttrekt aan de objectiveringen van een
zelfgenoegzaam subject.
 Voortgedreven door de wil de natuur te beheersen zorgen
allerlei vormen van reductionisme ervoor dat geen recht
wordt gedaan aan het object.
EEN MEER AAN SUBJECT
 Adorno: “Philosophie ließe, wenn irgend, sich definieren
als Anstrengung, zu sagen, wovon man nicht sprechen
kann; dem Nichtidentischen zum Ausdruck zu helfen,
während der Ausdruck es immer doch identifiziert.”
 Dit vergt ook een meer aan subject > recht doen aan het
subject als een wezen dat haar megalomane
soevereiniteitsfantasieën nooit en te nimmer kan
realiseren; ruimte bieden aan de verdrongen innerlijke
natuur en de zelfgenoegzaamheid laten varen.
 Het subject zou niet alleen aandacht moeten schenken
aan het residu dat ontsnapt aan het identificerende
denken, maar ook het besef moeten hebben dat de
miskenning daarvan tot catastrofes leidt.
III. DE HOOP VAN DE HOPELOZEN
DE HOOP VAN DE HOPELOZEN
 Filosofie als flessenpost: “Philosophie, die einmal überholt
schien, erhält sich am Leben, weil der Augenblik ihrer
Verwirklichung versäumt ward.”
 Adorno geeft uitdrukking aan de hoop van de hopelozen.
 “Philosophie, wie sie im Angesicht der Verzweiflung
einzig noch zu verantworten ist, wäre der Versuch, alle
dingen so zu betrachten, wie sie vom Standpunkt der
Erlösung aus sich darstellten.”
 Verlossing: 1) individueel geluk en 2) maatschappelijke
vrijheid.
 Desalniettemin: geen blauwdruk van de ideale
samenleving.
OBJECT EN BRON
Voor Adorno is de cultuur zowel het object als
een bron van kritiek.
Degenen die de cultuur kritiseren, moeten
beseffen dat zij zelf deel uitmaken van het object
van hun kritiek.
Object van kritiek > cultuurindustrie.
Bron van kritiek > avant-garde kunst.
Adorno veronderstelt een onderscheid tussen
hoge cultuur (avantgarde) en lage cultuur
(cultuurindustrie).
HOGE CULTUUR
LAGE CULTUUR
Kunst (Picasso, etc.)
Kitsch (de zigeunerin met de
blote schouder, etc.)
Literatuur (Joyce, etc.)
Lectuur (Konsalik, etc.)
Serieuze muziek (Schönberg, Popmuziek (Beatles, etc.)
etc.)
CULTUURINDUSTRIE
 Voor Adorno en Horkheimer toont de cultuurindustrie hoe
Verlichting is omgeslagen in een soort massabedrog.
 De cultuurindustrie kenmerkt zich door standardisering en
pseudo-individualisering gericht op het maken van winst.
 Adorno spreekt liever niet over massacultuur, omdat het
niet gaat om een door de massa voortgebrachte cultuur,
maar om cultuur die massaal wordt geproduceerd.
 De cultuur verwordt tot een waar en fetisj: “Was man den
Gebrauchswert in der Rezeption der Kulturgüter nennen
könnte, wird durch de Tauschwert ersetzt, anstelle des
Genusses tritt Dabeisein und Bescheidwissen,
Presitgegewinn anstelle der Kennerschaft.”
VOORBIJ EEN AFFIRMATIEVE
KUNST
 Marcuse: kunst is affirmatief, omdat ze als een soort religie
het maatschappelijke lijden en de daaraan ten grondslag
liggende sociaal-economische ongelijkheden aan het oog
onttrekt.
 De ideologiekritiek van Marcuse wijst erop dat kunst de
status quo bevestigt in plaats van ertoe bijdraagt de
samenleving te veranderen.
 In tegenstelling tot Adorno en Benjamin had Marcuse alleen
de traditionele kunst in zijn achterhoofd en nauwelijks notie
genomen van de moderne kunst.
 Omdat Adorno aandacht schonk aan de avant-garde in de
kunst, besefte hij dat niet alle kunst affirmatief is.
EEN VERNIEUWING VAN DE
MUZIKALE TAAL
Adorno’s filosofie van de nieuwe muziek > het
streven naar een andere muzikale taal is uitdrukking
geven aan een verlangen naar vrijheid en geluk.
Contra het statisch worden (verstommen) van de
muziek.
Voorbeeld: Strawinsky versus Schönberg.
Strawinsky > verloochent de negativiteit van zijn
radicale composities (bijvoorbeeld L’histoire du
soldat) door in zijn muzikale taal compromissen te
sluiten.
Schönberg > bezit de kracht van het vernieuwen.
EEN SCHERP OOR
REGRESSIEF
PROGRESSIEF
De zwakte van het
herinneren
De kracht van het
vergeten
Decoratief
Expressief
Verbloemen
Ontbloten
ANTITHESE
Wat voor de muziek geldt, is volgens Adorno
exemplarisch voor de kunst in het algemeen.
Ook kunst ontsluit de waarheid over de
werkelijkheid.
Kunst kan haar waarheidsfunctie alleen
vervullen als ze relatief autonoom is.
Adorno: kunst is de maatschappelijke antithese
van de samenleving.
Kunst houdt de belofte van geluk en vrijheid
levend.
AVANT-GARDE KUNST
De cultuurindustrie vormt een bedreiging voor de
autonomie van de avant-garde kunst.
Avant-garde (voorhoede) > dit uit de militaire
wereld afkomstig begrip verwijst naar kunstenaars
die experimenteren met nieuwe kunstvormen die
zich radicaal onderscheiden van wat gangbaar
(mainstream) is.
In de kunst staat de avant-garde voor een creatieve
en innovatieve elite die nieuwe wegen bewandelt
en de massa de weg wijst.
LEVEN EN KUNST
Adorno is positief over de avant-garde kunst
in zoverre zij een waarheidswaarde heeft.
Maar Adorno wijst echter een centrale
gedachte van veel avant-garde kunstenaars af:
de autonome kunst op te heffen door ze te
integreren in het alledaagse leven.
Adorno vindt dat kunst zo veel mogelijk
autonoom moet blijven om haar
waarheidswaarde te behouden, zodat wat
ongezien is wordt gezien en wat ongehoord is
wordt gehoord.
KUNST NA AUSCHWITZ
 Een van de meest controversiële uitspraken uit het oeuvre
van Adorno luidt: “…nach Auschwitz ein Gedicht zu
schreiben, ist barbarisch…”
 Adorno maakt duidelijk dat hij het schrijven van poëzie niet
wil verbieden, maar vindt dat dichters (en alle kunstenaars)
zich rekenschap moeten geven van de cesuur in de cultuur
waarvoor Auschwitz staat.
 Na Auschwitz kan kunst niet dezelfde vorm aannemen als
daarvoor, aldus Adorno.
 Kunstenaars moeten een nieuwe taal ontwikkelen.
 De dichtkunst van Paul Celan is een geslaagd voorbeeld van
een taal die het onvatbare tracht te vatten.