p 2.2 - akdc

Download Report

Transcript p 2.2 - akdc

Vorige week

Huiswerk dinsdag:
P1.3 :opdr 10 t/m 17 + samenvattingsopdracht
P1.4: Opdr 19 + 21 t/m 24
P2.1: opdr 2 t/m 7 + samenvattingsopdracht

3 a 5 opdrachtjes per paragraaf (waarvan jij
vindt dat je daar meerwaarde aan hebt!!!)
Korte terugblik
Gesteentecyclus
3 soorten verwering
1.
2.
3.
Mechanische (fysische) verwering
Chemische verwering
Organogene (biologische) verwering
Verwering in plaatjes
a: Gesteente breekt door
druk- en trekkrachten in de
aarde
Verwering in plaatjes
a: Regenwater loopt in
barsten. Daarin opgeloste
stoffen lossen het gesteente
op (chemische verwering
door oplossing).
b: Water dat in barsten
bevriest, zet uit en duwt het
gesteente uit elkaar
(mechanische verwering
door vorst).
Verwering in plaatjes
• a: Gesteenten vallen uit
elkaar
b: Planten, (bodem)dieren,
schimmels en
bacteriën tasten het
gesteente aan. (organogene
verwering).
c: Planten drukken het
gesteente met hun wortels uit
elkaar (organogene
verwering).
Massabewegingen
Evapotranspiratie
Waar waren we ook al weer?
paragraaf 2.1 en 2.2 (hoofdlijn)
Paragraaf 2.1
• Soorten gesteenten
• Verwering
• Massabewegingen
• Kringloop van het water
Paragraaf 2.2
• Erosie en sedimentatie
•
•
•
•
Rivieren
IJs
Zee
Wind
Paragraaf 2.2 Afbraak en opbouw
van het landschap
• Verweringsmateriaal kan op verschillende
manieren getransporteerd worden, namelijk;
1.
2.
3.
4.
Rivieren
Gletsjers
Zeeën
Wind
• Deze transporterende en uitschurende werking
noem je erosie.
• Deze transporterende werking is niet eeuwig, op
een gegeven moment leggen ze het materiaal
neer, dit noem je sedimentatie.
Voorbeelden
1: Rivieren
• Wat zijn nu eigenlijk rivieren?
• Dat zijn ‘geulen’ die het overtollige water van de
hydrologische kringloop vervoeren
• En smeltwater afvoeren van de gletsjers
• Twee begrippen zijn hierbij belangrijk:
• Stroomgebied:
Al het water (neerslag en/of smeltwater) dat
afstroomt op de betreffende rivier
• Waterscheiding:
De plek die 2 stroomgebieden scheidt. Vaak is dit
een gebergte of een wat hoger gelegen gebied!
Stroomgebieden/Waterscheiding
Voorbeeld:
Rijn en Maas
• Wat is het
stroomgebied van
de rijn/maas?
• Wat is de
waterscheiding?
De meeste rivieren bestaan uit 3
zones
• Bij rivieren kun je onderscheid maken
1.
2.
3.
•
tussen drie zones:
Bovenloop (erosie nadrukkelijk
aanwezig)
Middenloop (transport de overhand
en al gedeeltelijk sedimentatie)
Benedenloop (sedimentatie)
Stroomsnelheid is hierbij de
bepalende factor.
Voorbeeld de Rijn
Bovenloop:
• Helling steil en rivierbedding
nauw: rivier snijdt zich in, in het
landschap;
• V-vormige dalen
Middenloop:
• Als de rivier in de
middenloop beland krijgt
het materiaal de kans om te
bezinken, want de
stroomsnelheid is niet meer
zo hoog!
• Allereerst de zware deeltjes
(grind ed) tot het
allerlichtste materiaal (aan
het eind van de rivier) in de
rivierdelta
bezinkt/sedimenteert.
Benedenloop:
• Meanderen
• Puinwaaiers
Meanderen
Meanderende rivier
• Fig 2.8 bekijken en
bespreken.
• Nederlanders houden
niet van een
veranderend
rivierlandschap
• Dus proberen ze de
rivier vast te leggen dmv
kribben.
• PLUS: De
stroomsnelheid word
hoger, daardoor bodem
uitgesleten en kan er
dus meer waterverkeer
passeren (ook in droge
periodes).
Puinwaaiers
• Waar veel sedimentatie
plaatsvind bestaat de
kans op zogenaamde
puinwaaiers!
• Voorbeeld: Po-delta
• De meeste puinwaaiers
komen altijd voor, aan
het uiteinde van de
rivier: Rivierdelta
• Hierdoor groeien
kusten aan.
Verschillende puinwaaiers
• Delta: Komt van de
Griekse letter delta, wat
geschreven wordt met
een driehoek.
Rivieren samengevat
Waar waren we ook al weer?
paragraaf 2.1 en 2.2 (hoofdlijn)
Paragraaf 2.1
• Soorten gesteenten
• Verwering
• Massabewegingen
• Kringloop van het water
Paragraaf 2.2
• Erosie en sedimentatie
1.
2.
3.
4.
Rivieren
IJs
Zee
Wind
Erosie en sedimentatie door:
2. IJs
3. Zee
4. Wind
2. Gletsjers (IJs)
• Wat is een gletsjer?
•
Dik pak sneeuw, samengeperst tot ijs!
• Er zijn 2 soorten gletsjers:
1. Alpiene /dalgletsjers
• Veranderen het door de rivier
gevormde V-dal in een U-dal.
(zie fjorden).
2. Uitlopers van landijs.
VB: Groenland/ Antartica
U-Dal
• Een gletsjer schuift langzaam door zijn eigen
gewicht naar beneden.
Daarbij schuurt de gletsjer zijn eigen dal uit.
Gletsjerdalen hebben een U-vorm, omdat de
gletsjer niet alleen aan zijn onderkant uitschuurt,
maar ook aan de zijkanten.
• Die uitschurende werking is zo groot, omdat aan
de randen van de gletsjer rotsenblokken, grind
en zand in het ijs vastkomen te zitten en zo de
uitschurende werking vergroten.
Voorbeeld U-dal
• Het "hengende tverrdal"
is een U-vormigdal.
De gletsjer daar is nog
niet zo lang gelden
afgesmolten.
De U-vorm van het dal is
nog aanwezig.
Het lager gelegen dal is
een U-dal, maar een rivier
is al een V-dal aan het
vormen in het U-dal.
Kenmerken gletsjers
• Op, in en onder het ijs zit veel
verweringsmateriaal!
• Dat wordt meegevoerd en ondertussen onder de grote
druk geschuurd.
[stel je voor: de gletsjer als bulldozer].
• Dit materiaal heet, als het is neergelegd; morene
• Zijmorene (aan de zijkant van de gletsjer)
• Eindmorene (aan het eind van de gletsjer)
• Stenen, die door gletsjers (onder
invloed van zwaartekracht) worden
meegevoerd, breken en slijten af
• a: Stenen schuren over de
rotsbodem, zowel de stenen als de
rotsbodem slijten af.
b: De gletsjer kan zelfs grote stukken
steen uit de rotsbodem opdrukken
en meevoeren.
Materiaal dat achterblijft na het
afsmelten van de gletsjer
De laatste 2,5 miljoen jaar
•
•
•
•
Afwisselend koude en warme perioden
Zogenaamde glacialen en interglacialen
Momenteel warme periode
Maar volgend glaciaal komt er aan!
3: Zeeën
• De zee zorgt ook voor erosie en
sedimentatie
• Bijvoorbeeld bij kliffen 
kliferosie.
• Sedimentatie vind ook plaats,
bijvoorbeeld aanslibbingskusten
 waddenzee.
• Dit vormt nieuw land en er
kunnen duinen gevormd worden
Duinen
4. Wind
• De uitschurende werking van
wind noem je deflatie
• In aride gebieden speelt de wind
een grote eroderende rol. (wind
vrij spel).
• Zwaarste materiaal slaat neer als
eerste, licht materiaal kan
kilometers worden meegevoerd.
• Sedimentatie van wind noem je
eolische sedimentatie
Voor nu:
• Pw plannen
• Ga aan de slag met opdrachten van p 2.2
• Opdr 8 t/m 11 + 20 t/m 22 + samenvattingsopdracht + slotopdracht
• Huiswerk voor maandag 02 april