Centraal Examen 2012

Download Report

Transcript Centraal Examen 2012

Centraal Examen 2012
Nederlands dinsdag 15 mei
13.30-16.30
Het Centraal Examen Nederlands voor 5 havo
bestaat uit twee onderdelen:
•Tekstverklaren
•Samenvatten
Tekstverklaren
Beantwoord een vraag kort en bondig.
Lees de vraag en het antwoord nog eens door om te controleren
of je echt wel antwoord op de vraag hebt gegeven.
Beperk je antwoord tot datgene wat wordt gevraagd.
Als er een reden gevraagd wordt en je geeft er meer,
telt alleen de eerste reden.
Vraag je tijdens het lezen af wat het doel van de schrijver is:
informeren, overtuigen of activeren.
Er wordt vaak naar het tekst- of schrijfdoel gevraagd.
Bovendien, een schrijver die probeert te overtuigen schrijft
anders dan één die alleen maar informeert.
Bij overtuigen is het belangrijk op de argumenten te letten.
Ook daar wordt veel naar gevraagd.
Bij sommige vragen staat in hoeveel woorden je maximaal moet
antwoorden.
Houd je daaraan, anders ben je punten kwijt.
Bij citeren de eerste 2 en de laatste 2 woorden opschrijven.
Noteer ook de regelnummers.
Dit hoeven niet hele zinnen te zijn, het kunnen ook stukjes zin
zijn, dit is het geval als er gevraagd wordt naar een “zinsgedeelte”.
Let op de functie van verbindingswoorden zoals maar, daardoor,
omdat, enz.
Ze geven tegenstellingen, oorzaken, gevolgen, redenen, enz aan.
Lees als je tijd hebt aan het eind als je tijd hebt de vragen en de
antwoorden die je gekozen hebt een keer door.
Je moet goed lezen wat er van je verwacht wordt en daar niet
van afwijken.
Als er twee argumenten voor een stelling gevraagd worden,
moet je er geen drie geven.
Als je iets in je eigen woorden moet opschrijven, moet je niet
citeren.
De meeste antwoorden op de vragen bij de tekst kun je vinden
als je weet wat kernzinnen zijn en als je weet waar je ze vindt.
Daarom even een zeer belangrijk stukje theorie.
In de meeste teksten zijn de kernzinnen van alinea’s eenvoudig
te ontdekken. Het is meestal de eerste of tweede zin.
Vaak ook staan ze aan het einde en is het de laatste of
voorlaatste zin van de alinea.
Een voorbeeld:
(zin 1) De voetbalwedstrijd was erg slecht.
(zin 2) Er was niet één sterspeler aanwezig.
(zin 3) En de speelstijl was knudde.
(zin 4) Ze verdedigden alleen maar.
Van deze alinea kun je het volgende schema maken:
zin 1 = kernzin
zin 2 = aanvullende zin (oorzaak 1)
zin 3 = aanvullende zin (oorzaak 2)
zin 4 = aanvullende zin (uitbreiding/toelichting oorzaak 2)
Zin 2, 3 en 4 zijn ondergeschikt aan zin 1. Ze geven een aanvulling,
een uitbreiding of een toelichting. Kernzinnen zijn nooit
ondergeschikt.
Je kunt een kernzin ook vaak herkennen aan het feit dat er iets
beweerd wordt in die zin. In dit geval is dat ook zo.
Er wordt beweerd dat de voetbalwedstrijd erg slecht was.
Een kernzin kan nooit een vraagzin zijn. Het antwoord op die
vraagzin is vaak wel de kernzin van de alinea.
Op de vraag “waarom vond de verslaggever zijn avondje uit bij
voetbalclub X niet leuk?” is het antwoord dus: ‘De voetbalwedstrijd
was erg slecht.’
Als er om een verschil gevraagd wordt, bedenk dan dat een verschil
altijd uit twee elementen bestaat.
Vaak komen we volgende redeneringen tegen: “wat is het verschil
tussen de mening van mijnheer A en mijnheer B?” antwoord:
“Mijnheer B vindt dat de Betuwelijn niet aangelegd moet worden.”
Dit antwoord is dus niet goed, want nu heb je geen verschil
aangegeven. Je hebt namelijk niet verteld wat mijnheer A vindt.
Dat mijnheer A zal vinden dat die lijn wel aangelegd moet worden,
is wel redelijk logisch, maar dat moet je er expliciet bijzetten.
Voor meerkeuzevragen geldt een iets andere aanpak.
Scan de tekst, kijk naar titel, eventueel een vetgedrukte inleiding,
bronvermelding, plaatjes, enz.
Ga na wat je zelf al van het onderwerp weet.
Door je eigen kennis te gebruiken stel je je beter in op de tekst.
Gebruik de ELZA methode om de tekst te lezen (eerste en laatste zin
van de alinea).
Lees daarna alinea na alinea door aan de hand van de examenvragen.
Let extra op de eerste en laatste zinnen
van de alinea.
Hierin staat vaak de belangrijkste
informatie.
Lees altijd eerst alleen de vraag en
probeer dan eerst zelf het antwoord te
formuleren. Kijk welk meerkeuzeantwoord het meest overreenkomt met
jouw antwoord.
De geleide samenvatting
Bij het eindexamen moet je een geleide
samenvatting maken.
In de opdracht wordt dan aangegeven
welke aandachtspunten je moet opnemen.
In de samenvatting moet je geen andere
aandachtspunten opnemen ook als jij
denkt dat ze wel tot de hoofdzaken
behoren.
Hoe ga je te werk?
Maak van de aandachtspunten
vragen.
Lees vervolgens de tekst intensief
en onderstreep de antwoorden op
de vragen (liefst met verschillende
kleuren markeerstift).
Schrijf de antwoorden uit.
Controleer je samenvatting op
formulering (gebruik geen telegramstijl) en spelling en tel het
aantal woorden.
Schrijf je samenvatting in het net.
Stel je voor dat je een tekst over zinloos geweld leest en één van
de aandachtspunten is: de oorzaak van zinloos geweld volgens
persoon X. Je maakt hier dan een vraag van: Wat is volgens
persoon X de oorzaak van zinloos geweld? Het antwoord op deze
vraag zoek je op in de tekst. Daar staat bijvoorbeeld een citaat van
X: ‘De gewelddadige films die tegenwoordig op televisie te zien
zijn, zijn de oorzaak van al het zinloze geweld dat ons kwelt.’ Nu je
het antwoord op de vraag hebt, kun je dit als volgt opschrijven:
‘Volgens X zijn de gewelddadige films die tegenwoordig op
televisie te zien de oorzaak van zinloos geweld’ (je verwerkt dus
zowel de vraag als het antwoord op deze vraag in je
samenvatting).
Zo werk je alle aandachtspunten af en
als je klaar bent heb je je samenvatting.
Let hier nog wel even goed op:
*Gebruik niet meer woorden dan toegestaan is.
Een overschrijding van 10% is toegestaan (dus als je een
samenvatting van 180 woorden moet maken, mag je er maximaal
198 gebruiken).
Ga je over het maximum heen, dan kost dat je punten.
*Zorg voor een correcte spelling.
*Maak volledige zinnen
(dus geen telegramstijl).
*Neem geen dingen in je samenvatting op waar niet expliciet naar
gevraagd wordt, ook niet als je zelf denkt dat het belangrijk is.
Als er bijvoorbeeld in de tekst staat dat persoon Y
computerspelletjes als oorzaak voor zinloos geweld aanwijst, maar
er staat niet in de aandachtspunten dat je dat in je samenvatting
moet verwerken, dan doe je dat ook niet.
En andersom: zorg dat alle aandachtspunten die genoemd worden
ook echt in je samenvatting terugkomen!
*Schrijf je samenvatting eerst in het klad. Dan kun je woorden
tellen en als je te veel woorden hebt nog wat dingen veranderen.
Zorg wel dat je genoeg tijd overhoudt om je samenvatting nog in
het net te schrijven!
Je bent pas klaar als je het woord ‘Einde’ bent tegengekomen.
Functies van tekstdelen/alinea’s
· Aanbeveling: op eind van artikel meestal een goede raad of advies
· Aanleiding: de omstandigheid die de schrijver tot schrijven dreef
· Afweging: voor- en nadelen worden afgewogen, een keuze wordt
gemaakt
· Argument: aangegeven wordt waarom de schrijver iets vindt
· Beantwoording: antwoord op een eerder gestelde vraag
· Begripsomschrijving: nauwkeurige uitleg van begrip (definitie)
· Beoordeling: positief of negatief oordeel over onderwerp
· Bewering: mening, evt. onderbouwd met standpunten, komt naar
voren
· Bewijs(voering): juistheid van bewering of stelling aangetoond met
feiten
· Conclusie: gevolgtrekking door voorgaande
· Definitie: nauwkeurige beschrijving van bepaalde, eerder genoemde
term
· Doelstelling: aangegeven wordt wat bereikt wil worden
· Gevolgen: de gevolgen die door verschijnsel gebeurd zijn worden
beschreven
· Hypothese: iets wat nog bewezen moet worden wordt
verondersteld
· Karakterisering: de voornaamste kenmerken van verschijnsel
worden gegeven
· Ontkenning: de juistheid van een bewering wordt ontkend
· Oorzaak: de reden van waarom iets is geworden wat het is
geworden
· Oplossing: oplossing voor probleem wordt gegeven
· Opsomming: reeks van argumenten, voorbeelden etc. op een rijtje
· Probleemstelling: probleem dat besproken wordt, wordt onder
woorden gebracht
· Samenvatting: het belangrijkste van tekst kort besproken
· Stelling: mening van schrijver, ondersteunt door argumenten
· Tegenstelling: aangegeven wordt dat een bepaald feit tegenover een
ander staat
· Tegenwerping: bezwaar wordt gemaakt tegen een andere bewering of
argumentatie
· Theorie: wetenschappelijke uitleg die van praktijk losstaat
· Toepassing: hoe een bepaalde theorie in praktijk wordt gebracht
· Uitwerking: algemene stelling of theorie in detail uitgewerkt
· Verklaring: hoe een bepaald verschijnsel is ontstaan
· Verslag van onderzoek: de resultaten van een onderzoek
weergegeven
· Voorbeelden: een bewering verduidelijkt met voorbeelden of
verschijnsels
· Voorwaarde: een eis waaraan voldoen moet worden voordat rest kan
gebeuren
· Vraagstelling: de hoofdvraag, die later in de tekst beantwoord zal
worden
· Weerlegging: de aantoning dat een bewering of argumentatie fout is
Signaalwoorden
ook = opsomming
maar = tegenstelling
daardoor = oorzaak-gevolg
want = reden/verklaring
door middel van = doel-middel
denk je bij aan = toelichting
net als = vergelijking
als = voorwaarde
dan ook = conclusie
kortom = samenvatting
echter = tegenstelling
bovendien = opsomming
door = oorzaak-gevolg
omdat = reden/verklaring
met de bedoeling om = doel-middel
bijvoorbeeld = toelichting
dus = conclusie
indien = voorwaarde
samenvattend = samenvatting
daarom = reden-verklaring
verder = opsomming
daarentegen = tegenstelling
waarom = reden/verklaring
doordat = oorzaak-gevolg
zo = toelichting
zo ook = vergelijking
indien = voorwaarde
mits = voorwaarde
aldus = conclusie
evenals = vergelijking
tenzij = voorwaarde
hieruit volgt = conclusie
alles bij elkaar genomen = samenvatting
stel dat = voorwaarde
eveneens = vergelijking
waardoor = oorzaak-gevolg
in tegenstelling tot = tegenstelling
zodat = oorzaak-gevolg
te danken aan = oorzaak-gevolg
dan = opsomming
om kort te gaan = samenvatting
eenzelfde = vergelijking
dat komt voor bij = toelichting
vervolgens = opsomming
te wijten aan = oorzaak-gevolg
daarnaast = opsomming
hetzelfde als = vergelijking
het gevolg van = oorzaak-gevolg
ten eerste = opsomming
concluderend = conclusie
in vergelijking met = vergelijking
met behulp van = doel-middel
namelijk = reden/verklaring
ten gevolge van = oorzaak-gevolg
daar staat tegenover dat = tegenstelling
vergeleken met = vergelijking
ter illustratie = toelichting
immers = reden/verklaring