Dienst 12 februari

Download Report

Transcript Dienst 12 februari

Dienst 12 februari 2017 Pieltsjerke
ds.Tieneke van Lindenhuizen
Matteus 20,1-16
Is je ‘oog boos’ omdat ik goed ben?
LUTHERS ∞LEESROOSTER
Eerste lezing:
Maleachi 3, 13-20
13
Tweede lezing:
1 Korinthiërs 9,24-27
24
Evangelielezing:
Matteus 20,1-16
201 Het is met het koninkrijk van de hemel als met een landheer die er
bij het ochtendgloren op uit trok om dagloners voor zijn wijngaard te
zoeken. 2 Nadat hij met de arbeiders een dagloon van een denarie
overeengekomen was, stuurde hij hen naar zijn wijngaard. 3 Drie uur
later trok hij er opnieuw op uit, en toen hij anderen werkloos op het
marktplein zag staan, 4 zei hij ook tegen hen: “Gaan jullie ook maar naar
de wijngaard, de betaling zal rechtvaardig zijn.” 5 En ze gingen erheen.
Rond het middaguur ging hij er nogmaals op uit, en drie uur later weer,
en handelde als tevoren. 6 Toen hij tegen het elfde uur van de dag nog
Jullie hebben tegen elkaar harde woorden over mij gesproken – zegt
de HEER –, en jullie vragen: ‘Wat hebben we dan over u gezegd?’ 14 Jullie
hebben gezegd: ‘Wat heeft het voor nut om God te dienen, wat hebben
we eraan dat we zijn voorschriften in acht nemen en ons in een
boetekleed hullen voor de HEER van de hemelse machten? 15 We
moeten de hoogmoedigen wel gelukkig prijzen, want wie zich goddeloos
gedraagt gaat het voor de wind, en wie God beproeft komt er goed
vanaf!’
16 Zo spraken de mensen die ontzag voor de HEER hadden tegen elkaar,
en deHEER hoorde het en luisterde aandachtig. In zijn bijzijn werden in
een boek de namen van de mensen opgetekend die ontzag voor
de HEER hadden, die zijn naam hoogachtten. 17 Op de dag die ik
voorbereid – zegt de HEER van de hemelse machten – zullen zij mijn
eigendom zijn. Ik zal hen sparen zoals je een kind spaart dat je
gehoorzaam is. 18 Dan zullen jullie het verschil weer zien tussen
rechtvaardigen en wettelozen, tussen mensen die God gehoorzamen en
wie dat niet doen. 19 Die dag zal zeker komen, brandend als een oven.
Wie hoogmoedig zijn of wie zich goddeloos gedragen, zullen dan slechts
stoppels zijn die door de hitte van die dag worden verschroeid – zegt
de HEER van de hemelse machten. Geen wortel of tak zal er van hen
overblijven. 20 Maar voor jullie die ontzag voor mijn naam hebben zal de
zon stralend opgaan, de zon die gerechtigheid brengt en genezing in
haar vleugels draagt. Huppelend als kalveren die op stal hebben gestaan
zullen jullie naar buiten komen.
Weet u niet dat van de atleten die in het stadion een wedloop houden
er maar één de prijs kan winnen? Ren als de atleet die wint. 25 Iedereen
die aan een wedstrijd deelneemt beheerst zich in alles; atleten doen het
voor een vergankelijke erekrans, wij echter voor een
onvergankelijke. 26 Daarom ren ik niet als iemand die geen doel heeft,
vecht ik niet als een vuistvechter die in de lucht slaat. 27 Ik hard mezelf
en oefen me in zelfbeheersing, want ik wil niet aan anderen de
spelregels opleggen om uiteindelijk zelf te worden gediskwalificeerd.
1
eens op weg ging, trof hij een groepje dat er nog steeds stond. Hij vroeg
hun: “Waarom staan jullie hier de hele dag zonder werk?” 7 “Niemand
wilde ons in dienst nemen,” antwoordden ze. Hij zei hun: “Gaan jullie
ook maar naar de wijngaard.”8 Toen de avond gevallen was, zei de heer
van de wijngaard tegen zijn rentmeester: “Roep de arbeiders bij je en
betaal hun het loon uit. Begin daarbij met de laatsten en eindig met de
eersten.” 9 En zij die er vanaf het elfde uur waren, kwamen naar voren
en kregen ieder een denarie. 10 En toen zij die als eersten waren
gekomen naar voren stapten, dachten ze dat zij wel meer zouden
krijgen. Maar ook zij kregen ieder die ene denarie. 11 Toen ze die in
handen hadden, gingen ze bij de landheer hun beklag doen: 12 “Die
laatsten hebben één uur gewerkt en u behandelt hen zoals u ons
behandelt, terwijl wij het onder de brandende zon de hele dag hebben
volgehouden.” 13 Hij gaf een van hen ten antwoord: “Beste man, ik
behandel je toch niet onrechtvaardig? Je hebt toch ingestemd met het
loon van één denarie? 14 Neem dan aan wat je toekomt en ga. Ik wil aan
die laatsten nu eenmaal hetzelfde betalen als aan jou. 15 Of mag ik met
mijn geld niet doen wat ik wil? Zet het kwaad bloed dat ik goed
ben?” 16 Zo zullen de laatsten de eersten zijn en de eersten de laatsten.’
PREEK
Beste mensen,
Ik zei het al, soms is het fijn om zelf eerst even te bedenken waar de
gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard over gaat. In twee woorden,
of in één woord. Wat springt er voor jou uit vandaag. Want een
gelijkenis is altijd een uitnodiging om jezelf mee te nemen in het verhaal.
Om goed te kijken en te luisteren en het vervolgens toe te passen op
jezelf en in je eigen leven.
Laten we voor het begrip van deze gelijkenis eerst eens vaststellen wat
hier het geval is. De eerste dagloners voor de wijngaard beginnen met
het werk om zes uur in de ochtend. De volgende komen om negen uur,
dan komen er een paar om twaalf uur, een paar om drie uur en de
laatsten komen pas om vijf uur. Dus een uur voor het eind van de
werkdag. Welgeteld zijn er vijf groepen arbeiders die op verschillende
tijden naar de wijngaard zijn gehaald.
We kunnen zeggen dat Matteus ons een alledaags beeld uit die tijd
schetst. Er was veel seizoensarbeid, en in de zomerse hitte was er maar
een beperkte tijd voor de oogst. Als je de oogst niet op tijd binnenhaalde
zouden al die prachtige druiven in rozijnen veranderen. Dat maakt denk
ik ook duidelijk waarom deze landheer iedereen van het marktplein
haalde, zelfs laat in de middag kon hij nog arbeiders gebruiken. En we
weten uit Deuteronomium en/of Leviticus dat mensen die werken op
dezelfde dag moeten worden uitbetaald. En met het geld dat ze ’s
avonds ontvangen doen ze dan hun inkopen. Iets om van te leven. Want
dagloners moeten hun geld elke dag opnieuw verdienen (1 denarie was
genoeg voor één dag levensonderhoud voor een gezin). Daarom staat er
ook in het Onze Vader: geef ons vandaag het brood dat wij nodig
hebben.
2
Tot zover niets aan de hand. Het wordt al wat spannender als je ziet hoe
er uitbetaald wordt. De uitbetaling begint bij degenen die het laatst
gekomen zijn. Een beetje ongebruikelijk. Je zou denken dat degenen die
vroeg gekomen zijn het eerst hun loon ontvangen. Sterker nog, de
arbeiders die het laatst zijn gekomen, die één uur hebben gewerkt,
ontvangen het loon dat de eerste groep was toegezegd. Dat belooft wat.
Als zij die één uur hebben gewerkt één denarie ontvangen dan zullen zij
die twaalf uur hebben gewerkt twaalf denarie moeten krijgen. Niet dus.
Het besef dringt langzaam tot hen door: iedereen krijgt één denarie. En
ze worden boos. Naar menselijke begrippen is het zonneklaar: dit is
geen rechtvaardige landheer.
En gemor en geklaag volgt. Misschien niet eens over het feit dat
degenen die er het laatst bijgekomen zijn evenveel krijgen als degenen
die er vanaf het eerste uur bij zijn. Want ze krijgen wat ze afgesproken
hebben. Ze zijn één denarie overeengekomen. Waarom dan dat gemor.
Omdat de zaak toch wat ingewikkelder is denk ik. Kijk maar wat er in
vers 12 gezegd wordt. Daar staat: u behandelt hen zoals u ons
behandelt. U hebt ze ons gelijk gemaakt.
Het probleem van deze gelijkenis is misschien wel dat zij hetzelfde
krijgen als wij en wij vinden dat zij het niet verdienen. Er is boosheid
over wat anderen ontvangen, boosheid omdat je vindt dat die anderen
het niet verdienen. Het gaat dus niet om rechtvaardig of onrechtvaardig.
Dat blijkt ook wel uit het antwoord van de landeigenaar. Ik behandel je
toch niet onrechtvaardig. Dit hebben we toch afgesproken? Je hebt toch
gekregen wat we overeengekomen zijn. Waarom dan zo boos. Mag ik
met mijn geld niet doen wat ik wil?
Zet het kwaad bloed dat ik goed ben?
Soms wordt deze gelijkenis zo uitgelegd dat God die landeigenaar is. Ik
stem daar van harte mee in. God is de landeigenaar. Juist omdat Jezus
deze gelijkenis begint met: ‘Want het is met het koninkrijk van de hemel
als met een landheer die er bij het ochtendgloren enz.’ God gaat op zoek
naar werkers in de wijngaard en hij wil het liefst dat iedereen meewerkt.
De vraag van de landeigenaar wordt dan dus de vraag van God. Zet het
kwaad bloed dat ik goed ben? Een vraag die nog beter te begrijpen is als
je ’t in het grieks leest. In het grieks staat er: is je oog boos (ophtalmos
poneros) omdat ik goed ben? Is je oog boos?
En dat gaat toch echt een laagje dieper dan gewoon kwaad zijn. Denk
maar aan hoofdstuk 6,22-23 waar Jezus zegt: je oog is de lamp van je
lichaam. En als je oog helder en gezond is is heel je lichaam vol licht zijn
maar als je oog troebel is is er in heel je lichaam duisternis. Mensen met
een boos oog hebben vaak problemen die dieper gaan. Als het licht in
henzelf verduisterd is, hoe kunnen ze dan helder naar de wereld kijken.
Is je oog boos omdat ik goed ben?
3
Als de landeigenaar naar menselijke maatstaven had gehandeld, en een
passende beloning had gegeven, dan hadden die laatsten nog niet eens
een brood kunnen kopen, hadden ze niet genoeg gehad om van te
leven. Daar komt het op neer. Dit is een werkgever die zegt: ik betaal de
mensen zo dat ze ervan kunnen leven. Hij kijkt dus niet naar
daadwerkelijk geleverde prestaties maar naar wat een mens nodig
heeft. Jezus vertelt hier het verhaal van God en dat het niet gaat om
rechtvaardigheid naar loon en prestatie maar om wat je nodig hebt.
Is je oog boos omdat ik goed ben? Ik ben inmiddels zeer benieuwd waar
deze gelijkenis volgens jullie over gaat. Gaat het over een landeigenaar,
over God, over onszelf? Ook over onszelf. Als je ziet hoe God of Jezus in
de bijbel vragen stelt, dan zijn het altijd vragen die je dwingen om naar
jezelf te kijken. De vraag die God hier stelt is denk ik zo’n vraag, een
uitnodiging tot zelfkennis. Dat je je waarden telkens opnieuw moet
toetsen aan Gods waarden. Het zou voor de samenleving ook een goede
vraag zijn. We zien de boosheid, de hebzucht en de jaloezie van mensen
die niet willen dat anderen in dezelfde mate ontvangen als zij
ontvangen. Daar zijn hele verkiezingsprogramma’s omheen gebouwd.
Hoe wil je omgaan met immigratie, werk, zorg, bijstand, solidariteit.
Misschien moeten we de titel van deze gelijkenis maar veranderen.
Noemen we ’t in vervolg de gelijkenis over de vrijgevigheid van God, een
vrijgevige God die niet, nooit bezwijkt voor menselijke jaloezie.
En als nou met die landeigenaar God bedoeld wordt, dan wordt het
misschien nog ietsje duidelijker. Je mag werken in de wijngaard van God,
als een voorrecht, als een plezier, niet als een plicht waarvoor je
beloond moet worden. Dat je inziet dat het werken met en voor God
een groot voorrecht is (ook in een kleine gemeenschap als de onze). Zien
dat God blij is met iedereen die in de wijngaard werkt, ook al kom je op
de laatste nipper nog even meedoen. Amen.
Met, zoals altijd bij de gelijkenissen, dank aan Eugen Drewermann Taal
voor de ziel
Zegen
Dat je handen vol vrede zijn,
je voeten de goede kant op gaan,
je ogen licht en donker zien,
je oren in de stilte God verstaan.
Dat je stem met elke nieuwe klank
de oude wereld kleur en inhoud geeft,
je hart altijd plaats voor liefde heeft.
Wees zo door God gezegend.
4