ANTWOORD AAN VERITAS OP ZYN OPEN BRIEF AAN ZYNE

Download Report

Transcript ANTWOORD AAN VERITAS OP ZYN OPEN BRIEF AAN ZYNE

poging tot vernietiging der Nederlandsch-gereformeerde Kerk. Spoedig
heb ik dit ingezien; thans word ik er hoe langer zoo meer in bevestigd,
en verklaar dus by deze, dat ik my met geen ander doel van de K. Synode
afgescheiden houd, dan om tegenstand te bieden tegen de priesterheerschappy, die de meerderheid der K. Synode schynt te bezielen, en daarby
liefde, innige liefde voor de Kerk myner Vaderen die door de Synode,
ondersteund door Engelsche Afrikaanders, met ondergang schynt be­
dreigd te worden.
Broeders! Gy die met my dien edelen stryd tegen priesterheerschappy en gewetensdwang wilt voortzetten en volhouden, en ook de taal en
den bybel uwer Vaderen in uwe kerk wilt blyven behouden en ook
daarvoor wilt stryden; gelooft my, gy strydt een goeden stryd. Houdt
moed. God is met ons. En buitendien wy staan in dien stryd niet alleen.
H et is met ons als in de dagen van Elia, den Hethieter. Toen hy moedeloos
de woestyn in gevlugt was, en klaagde dat hy alleen overgebleven was die
den Heer diende, gaf de Gods-stem hem de verzekering, dat er nog tien
duizend in Israel overgebleven waren, die hunne knieën nog niet voor Baál
gebogen hadden. Zoo is het ook hier en in de Kolonie. O ok daar en in
den Vrystaat zyn er nog duizende die ons helpen in den stryd; zelfs
leeraren en ouderlingen.
D och bouwt daarom niet op de hulp der menschen. Bouwt uwe
hulp op geen menschen want vervloekt is de man die vleesch tot zynen
arm stelt, maar bouwt uwe hulp op God alleen, Hy kan helpen, hy alleen.
En zoo God voor ons is, wie zal dan tegen ons zyn ?
Ik heb gezegd,
Uw vriend en broeder in Christus
D. v a n d er H o ff,
v .d .m .
A N T W O O R D A A N V E R IT A S
O P ZYN O PEN B R IE F A A N ZYN E V RIEN D EN IN D E TR A N SV A A L .
Gedateerd 18 Augustus 1870
Gy legt my ten laste dat ik de menschen alhier afvallig gemaakt heb
van de Kaapsche Synode niet alleen, maar ook van de Kaapsche kerk en
dat wel met het doel om het liberalism e hier in te voeren.
W at het afvallig maken van de Synode betreft, dat is, zoo als velen
weten, geschied op aandrang van overheden, kerkeraads- en gemeente­
leden. D e reden van hunnen aandrang in deze — vrees voor gelykstelling
en inmenging van Britsch gezag — is hier genoegzaam bekend en ik acht
het dus niet noodig, daarover uit te wyden. D it alleen willen wy hier
opmerken, dat het afvallig maken van de Synode niet ten doel had om het
liberalisme hier in te voeren; dat is een verzinsel van u, dat gy noch uit
“ de Stem van M ooirivier” , noch uit myne latere handelingen bewyzen
167
kunt. D at het afvallig maken van de Synode, van achteren beschouwd,
eene zeer goede zaak is geweest, want had ik dien afval in der tyd niet
bewerkt, dan was ik er toch op bevel van de Kaapsche regters uit gezet,
zooals de leeraars van den Vrystaat en van Natal er uitgezet zyn; verder
dat er niet veel heil te wachten is van eene Synode, die zich door een
harer leden voor een troep kwajongens laat uitmaken.
W a t betreft het afvallig maken van de Nederduitsch gereformeerde
kerk, dat is pure nonsens. H oe zal ik de menschen toch afvallig maken
van myn eigen kerk ? D e Kaapsch- Gereform eerde kerk is myn kerk. Ik
behoor to t die kerk. Als leeraar dier kerk ben ik gelegitimeerd en zal,
als het noodig is, myn regt daarop weten te handhaven. O f denkt ge
misschien dat ik myn regt op die kerk verloren heb, door hier den naam
van Hervormd aan te nemen ? volstrekt niet. D e naamsverandering doet
niets ter zake. Hier heeft de kerk als b y t o e v a l den naam van Hervormd
gekregen en in de Kaap is ze b y o n g e l u k Gereform eerd genoemd, zooals
onlangs een lid der Synode verklaard heeft. D o ch gaan wy verder. Ik
bezwaar myn geweten, zegt gy. G elo o f my myn vriend, als ik u verzeker
dat ik gerust de toekom st tegenga, als ik myn geweten nooit erger be­
zwaar. W an t zie, ik heb de waarheid gesproken, toen ik myn kerk alhier
op ééne lyn gesteld heb met de Nederduitsch-Gereformeerde kerk. Dat
gy dat niet kunt inzien ligt hierin, dat gy’ de predikanten met de kerk
verwart. M oest men een kerk beoordeelen naar het gevoelen van som­
migen harer leeraars, dan zult g y zeker wel een van de eerste zyn om den
steen te werpen op de Nederduitsch-Gereformeerde kerk van de Kaap,
want daar is, naar uw oordeel zeker, de zoogenoemde (§ ) pestlucht uit
Holland diep doorgedrongen. Neen, zult gy zeggen, dat zal ik niet doen.
A lleen op die leeraars van de Kaap, die die pestlucht uit Holland hebben
ingevoerd, op die ketters zal ik myn steenen werpen. W elaan doe dat
zoo gy daartoe lust hebt en werp oo k my met uwe steenen, maar houd
op met uwe lastertaal tegen de Hervormde kerk alhier. D och neen, zulk
een raad mag ik niet geven. W erp my niet langer m et steenen, zooals in
vroegeren-tyd de Joden gewoon waren te doen, als zy iemand niet konden
overtuigen, maar voer liever grondige bewyzen aan. Bewys my, zwart op
wit, m et uwen naam onderteekend, dat ik iets van den kansel leer wat
strydig is m et Gods woord, dan handelt gy als een Christen. En kunt gy
dat doen, ik verzeker het u, dan treed ik vrywillig af en laat u het terrein
alleen. D och hoe gy in deze ook handelen moogt, ik blyf staande houden:
de Nederduitsch Hervormde kerk en de Nederduitsch Gereformeerde
kerk, deze twee zyn één. Zie hare belydenis. En wat zal ik u antwoorden op
de beschuldiging van “ aartsbedrog” , die my en de gansche Commissie
der Herv. kerk alhier, naar het hoofd wordt geslingerd? Niets anders
dan dit, dat gy zoo brutaal zyt als de beul van Breda.
V erder wordt my door u verweten dat my niet aanstond het waken
van de Kaapsche Synode tegen de wolven, door het strenger maken van
haar form u lier; dat ik myn eigen rol wilde spelen; dat ik in plaats van met
(§) W at Veritas pestlucht noemt, wordt door velen geroemd als de geest der verlichting
en beschaving. Zoo gaat het in de wereld; wat door den eenen geprezen wordt, wordt
door den anderen gelaakt. Zoo is het ook by voorbeeld met den geest uit Stellenbosch.
Er zyn er, die dien geest hoog pryzen, maar ook die hem noemen een dompergeest, of
een geest der duisternis.
168
de trouwe Kaapsche kerk mede te gaan in haren voorzigtigen maatregel
(bestaande in het onderteekenen van het zuivere Dordtsche onderteekenings-formulier), van haar afdwaalde.
W a t een zamenweefsel van nonsens is dat toch ! Gy doet het voor­
kom en als o f de Kaapsche Synode het oude Dordtsche onderteekeningsform ulier voor predikanten verbindend heeft verklaard; maar dat is
meer dan nonsens, dat is leugentaal. D e Synode heeft dat formulier niet
aangenomen, net zoo min als wy. Hetzelfde form ulier dat zy heeft, met
hare strenge bepalingen er by, hebben ook wy. O f bedoelt gy misschien
het “ Colloquium D octum ” ? O , als dat het geval is, dan verklaar ik u
ronduit dat ik met dien maatregel niet medegaan wil, op grond dat ik
dien maatregel beschouw als eene pauselyke aanmatiging, den redelyken
protestant onwaardig.
Verder wordt my ten laste gelegd, zeker om de goê gemeente met
schrik en huivering tegen my te vervullen, dat ik nog nooit den geheelen
bybel erkend heb als Gods e e n i g en waarachtig woord.
Over deze zaak kan men het best oordeelen door hier de Nederlandsche geloofsbelydenis eens op na te slaan. In dat opstel wordt de bybel
slechts beschouwd als een aarden vat waarin Gods wil, dat is, Zyn woord
v e r v a t is. Zie A rtt. 1 — 7 , waaruit blykt, dat er, behalve in den bybel,
nog meer woorden Gods kunnen gehoord worden. D e belydenis wyst
op de gansche schepping en wy bovendien nog op de stem van het ge­
weten, die als een woord Gods in eiken mensch spreekt, op de lotge­
vallen van iederen mensch in ’t byzonder en op de ontwikkeling der
menschheid in ’t algemeen. V o o r al die roepstemmen, zyt gy doof, en
meent dat God zich in de 66 boeken van den bybel heeft uitgesproken.
Arme Veritas, hoe zyt gy te beklagen!
En nu nog eene beschuldiging. Gy zegt dat ik de oorzaak ben van al
de oneenigheden hier te lande.
W eet, mynheer, dat ik u voor die beschuldiging zou kunnen doen
dagvaarden voor den burgerlyken regter, en u uwe woorden zou kunnen
doen inslikken! D och ik doe zulke dingen niet gaarne, als het niet zeer
noodzakelyk is.
Ik eindig m et de verzekering, dat ik uw naamloos geschrift, vol van
leugentaal, laster, personaliteiten en hatenlykheden, den gentleman on­
waardig, niet zou beantwoord hebben, ware het niet ter wille van sommige
menschen, die zulks zoo gaarne verlangden.
D. v a n d e r H O FF, v . d . m .
Potchefstroom , January 1871.
169