Salmonella en thermotolerante E. coli in Rijn en Maas bij

Download Report

Transcript Salmonella en thermotolerante E. coli in Rijn en Maas bij

LUCRETIA M. VAN NOORLE JANSEN
Laboratoriumhoofdassistentc,
Laboratorium voor Zoönosen en Levensmiddelenmicrobiologie van het Rijks Instituut
voor de Volksgezondheid, Bilthoven
PROF. DR. E. H. KAMPELMACHER
Hoofd van het Laboratorium voor Zoönosen
en Levensmiddelenmicrobiologie van het
Rijks Instituut voor de Volksgezondheid,
Bilthoven
Salmonella en thermotolerante E.coli in Rijn en Maas bij
binnenstromen in Nederland
1. Inleiding
Uit diverse onderzoekingen, verricht gedurende de afgelopen jaren, is gebleken
dat het oppervlaktewater in Nederland
via effluenten bacteriëel wordt verontreinigd. Het betreft hierbij normaal in
de darm van mens en dier voorkomende
kiemen, maar ook pathogène kiemen,
zoals Salmonella (Kampelmacher en
Van Noorle Jansen, 1970a en b; 1971).
Daar een aanzienlijk deel van het water
van de binnenstromende rivieren dient
voor het op peil houden van ons oppervlaktewater, rees de vraag of en zo ja in
welke mate deze rivieren aan deze bacteriële verontreiniging bijdragen. Ter beantwoording van deze vraag werd een
kwalitatief en kwantitatief bacteriologisch onderzoek verricht van monsters
Rijn- en Maaswater aan de Nederlandse
grens. De monsters werden onderzocht
op Salmonellakiemen en de indikatorkiem voor faekale verontreiniging, te
weten thermotolerante E.coli.
2. Materiaal en methodes
De onderzoekingen vonden plaats in de
*) De monstername werd verzorgd door
medewerkers van het RIZA (Rijks Instituut
voor de Zuivering van Afvalwater) te Voorburg, die wij hiervoor hartelijk dankzeggen.
ming (met behulp van het reagens volgens Kovacs).
periode november 1971 tot en met september 1972. Eenmaal in de maand werden van elke rivier twee monsters van
1 liter genomen aan de Nederlandse
grens te Lobith en te Eijsden *).
Onderzoek op Salmonella
De monsters werden zowel kwantitatief
als kwalitatief onderzocht. Daartoe werden van ieder monster 5 submonsters
van 100 ml gefiltreerd door Millipore
filters. Deze 5 filters, alsmede 5 submonsters van 10 ml en 5 submonsters
van 1 ml water werden elk overgebracht
in een potje met 100 ml gebufferd peptonwater. N a 18 uur bebroeding bij
37 °C werd 10 ml uit ieder potje overgeënt in 100 ml tetrathionaatbouillon
volgens Muller-Kauffmann. N a 24 en 48
uur bebroeding bij 43 °C werd uitgestreken op briljantgroen-fenolrood-agarplaten met een doorsnede van 14 cm.
Van verdachte platen werden 3 tot 5
kolonies nader biochemisch en serologisch onderzocht. Bij positieve bevinding
werd voor de MPN-bepaling het desbetreffende submonster positief genoemd.
De monsters rivierwater werden in koeltassen vervoerd naar het Laboratorium
voor Zoönosen en Levensmiddelenmicrobiologie, alwaar zij in de koelkast
( + 4 °C) werden bewaard en binnen 24
uur werden onderzocht.
Onderzoek op thermotolerante
E.coli
Van ieder monster rivierwater werden in
5-voud verdunningen gemaakt en wel
van 1 : 10, 1 : 100 en 1 : 1000. Buizen
met 10 ml Eijkmanse vloeistof, voorzien
van een Durham-buisje, werden met
1 ml van deze verdunningen beent. (Per
monster werden aldus 3 maal 5 buizen
Eijkmanse vloeistof met de genoemde
inocula beent.) N a 24 en 48 uur bebroeding bij 44,0 ± 0,5 °C werden de buizen
beoordeeld op gasvorming. Indien deze
werd waargenomen, werd een onderzoek
ingesteld naar het voorkomen van thermotolerante E.coli door over te enten in
briljantgroen-gal-lactose-peptonwater en
in peptonwater. Deze media werden
eveneens bij 44,0 ± 0 , 5 °C bebroed en
na 24 uur afgelezen met betrekking tot
respectievelijk gasvorming en indolvor-
De typering werd verricht in het Nationaal Salmonella Centrum (Hoofd: Dr.
P. A. M. Guinée).
3. Resultaten
In de tabellen I en II zijn de resultaten
vermeld van respectievelijk het onder-
TABEL I - Onderzoek naar het voorkomen van thermotolerante E.coli en Salmonella in monsters Rijnwater
Rijnwater
Thermotolerante E.coli
Salmonella
cd
>
Monster
n o . datum
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
15-11-'71
15-12-'71
11- l-'72
9- 2-'72
9- 3-'72
4- 4-'72
3- 5-'72
31- 5-'72
28- 6-'72
30- 7-'72
27- 8-'72
25- 9-'72
5x
5x
1 ml 1 ml
10-1 10-2
5
5
5
5
5
5
4
5
5
5
5
5
5
4
3
4
3
5
3
1
2
5
5
3
MPN 5x
5x
1 ml
per 100
10-3 100 ml ml
0
0
0
0
1
0
0
1
0
0
3
0
2,4.104
1,3.10-1
7,9.103
1,3.104
1,1.104
2,4.104
2,7.103
4,6.10'J
4,9.10'i
2,4.10-1
9,2.104
7,9.10"
Aantal malen van isolatie der kiem
H20 (6) 1973, nr. 8
5
2
1
3
5
5
1
2
4
5
5
5
5x
10
ml
2
0
3
2
2
1
0
2
3
3
3
1
5x
1
ml
0
0
0
0
1
0
0
1
0
0
1
0
MPN
per
100 ml
4,9
0,5
0,8
1,4
7,0
3,3
0,2
1.2
2,7
7,9
l.l.lO1
3,3
c
o
£>
a
t/3
cd
C
O
00
cd
3
.O
E
1>
•o
c
cd
co'
S-,
£?
+
tu
G
G
l>
co'
>
'M
t/3
+
+
'<D
si
1
l
4
<D
s
c
co
o
IG
CO
'5
cd
lO
t/i
Ic
a
o.
t/3
05
05
Sa
>.
JG
O,
cd
"cd
cd
Q.
t/3
n,
co'
O
M
_o
E
O
y:
o(
S
O
.C
t/3 t/3
C
cd
3
cd
>
J3
3
E
IS
'ö>
>
Q.
co'
G
O
e
cd
CO
+
+
+ +
+ + +
+ +
+
+
+ +
+
+ + + +
+
+
+
+
+ +
+
+
+
+
+
+
+
+ 4-
+ +
+ +
+
+
+ +
3
a
t/3
cd
G
cd
(-
M
3
.O
B
+
+ +
+
1
G
in
jo
C/5
+
+
•2
3
co" co"
CO
+
+
<D
ui
<D
1
2
7
2
1
1
1
8
5
1
2
3
6
c
cd
<
3
4
5
6
7
7
2
5
6
4
2
1
2
199
TABEL 11 - Onderzoek naar het voorkomen van thermotoleranle E.coli en Salmonella in monsters Maaswater
Maaswater
Thor motolcrantc E.coli
Salmonella
S
Monster
no. datum
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
29-11-'71
9-12-71
5- l-'72
16- 2-'72
1- 3-'72
27- 3-'72
26- 4-'72
25- 5-'72
21- 6-'72
22- 8-'72
19- 9-'72
5x
5x
5x
MPN
5x
1 ml 1 ml
1 ml
per 100
10-1 10-2 10-3 100 m l ml
5
5
5
5
5
5
5
5
4
5
5
4
5
5
4
5
5
4
4
4
4
5
1
1
0
0
2
1
0
0
0
1
1
1,7.10*
3,5.10-*
2,4.10-*
1,3.10*
5.4.104
3,5.10*
1,3.10*
1,3.10*
3,4.10»
1,7.10*
3,5.10-*
5
4
2
3
5
5
4
4
2
5
5
Aantal malen van i solatie der k iem
zoek van 12 monsters Rijnwater en 11
monsters Maaswater. In totaal werden
uit de 12 monsters Rijnwater 52 Salmonellastammen, behorende tot 18 verschillende typen geïsoleerd. Het aantal geisoleerde serotypen varieerde van 1-7
per onderzoek. Uit 11 monsters Maaswater werden 43 Salmonellastammen,
behorende tot 19 verschillende typen, geisoleerd. Ook hier was het aantal serotypen per onderzoek 1-7. De kwantitatieve gegevens in de beide tabellen
werden verkregen met behulp van de
MPN-tabel in „Standard Methods for
the Examination of Water and Sewage
(1946)".
4. Bespreking der resultaten
Uit de hier beschreven onderzoekingen
blijkt, dat beide rivieren in ongeveer
gelijke mate faekaal verontreinigd zijn.
De graad van verontreiniging met thermotolerante E.coli komt ongeveer overeen met die van matig verdunde effluenten (10 - 100 maal).
Wat betreft het voorkomen van Salmonella blijkt, dat geen der genomen monsters vrij is van deze pathogène kiem.
Wil men een en ander kwantitatief uitdrukken, dan kan het volgende worden
gesteld. De Rijn voerde in de periode
november 1971 tot en met augustus
1972 gemiddeld 1444 m 3 /sec water Nederland binnen (max. 2220 m 3 /sec, min.
778 m !i /sec). Aangezien het gemiddelde
aantal Salmonellakiemen per 100 ml,
zoals weergegeven in tabel I, 3,7 kiemen
bedraagt, volgt hieruit dat er theoretisch
gesproken 50 miljoen Salmonellakiemen
per seconde Nederland binnenstromen.
In de Maas werden gemiddeld 5 kiemen
per 100 ml gevonden. De afvoer van de
Maas bij de eerste stuw (Borgharen,
ten noorden van Maastricht) over de
periode april tot en met augustus 1972
200
5x
10
ml
5x
1
ml
MPN
per
100 ml
1
1
1
0
5
3
1
1
0
3
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
0
3,3
1,7
0,7
0,8
2,4.10'
7,9
1,7
1,7
0,5
1,1.10'
3.3
3
e
CO
3
C |5
ja
-o
-n
C
c
co
CO
o
c •o
o
tu
_>
0}
J3
3
C
c
1/3 C/3 C/3
M
c
>
co
>
co
09
c
1/3
-r
+
+
+
+
"T
+ +
4
e
"cd
C/3
cd
C
cd
O.
CO
S S
3
cd
D,
O
M
G
N
c
o
3
3
3
3
g
'S,
U.
cd
>
c
>
S
Ö
t/3
<
+
+
+
+ +
+
+
+
+
+
+
+ +
+
+ +
.;+
+
+ + + +
4+
7
5
3
4
7
2
5
4
2
3
1
cd
n,
co
'cd
'•5
cd
cd
<a
CO. c/3
CO
C/3
e
2
co co"
j .
-i-
1
'5
C
ü
+ + +
+
+
cd
co
S
ÖD
l3
1
1
+
1
4
bedroeg gemiddeld 135 m 3 /sec (max. 477
3
/sec, min. 25 m 3 /sec). Hieruit volgt, dat
theoretisch met de Maas 7 miljoen Salmonellakiemen per seconde Nederland
binnenstromen.
Uit de hierboven genoemde resultaten
blijkt, dat naast de kringlopen die door
besmette effluenten en daarmede door
besmet oppervlaktewater in Nederland
worden onderhouden er ook via rivierwater een permanente toevoer van Salmonellakiemen uit het buitenland plaatsvindt. Het is overigens niet onmogelijk,
dat dit ook voor andere pathogène
micro-organismen geldt.
5. Samenvatting
Bij onderzoekingen van Rijn- en Maaswater aan de Nederlandse grens werden
in ieder monster Salmonellakiemen aangetoond, waarbij een groot aantal verschillende typen kon worden geïsoleerd
in hoeveelheden van 0,2 - 24 kiemen per
100 ml. De uitkomst van het onderzoek
op thermotolerante colibacteriën bevestigde, dat beide rivieren verontreinigd
zijn met faekaal materiaal en in dit opzicht te vergelijken zijn met 10- 100
maal verdunde effluenten.
Literatuur
Kampelmacher, E. H. en Noorle Jansen, L.
M. van, (1970a). Voorkomen van salmonella
in in- en effluent en de eliminatie van salmonella tijdens de zuivering in een rioolwaterzuiveringsinstallatie, H 2 0, 3, 124-126.
Kampelmacher, E. H. en Noorle Jansen, L.
M. van, (1970b). Salmonella reductie in
mengmest in een experimenteel oxydatievat
bij een varkensmestbedrijf, H 2 0 , 3, 368-370.
Kampe'.macher, E. H. en Noorle Jansen, L.
M. van, (1971). Voorkomen en eliminatie
+
2
1
1
1
2
7
7
1
1
2
1
1
2
2
van Salmonella in oxydatiesloten, H2O, 4,
336-338.
„Standard Methods for the Examination of
Water and Sewage 1946", Am. Publ. Hlth
Ass., p.205.
EUROMIN-RAFFINADERIJ NIET
ONAANVAARDBAAR VOOR MILIEU
De eventuele vestiging van Euromin bij
de Amerikahaven in Amsterdam-West
zal — uitgaande van de thans geldende
normen — geen onaanvaardbare bijdrage
leveren aan de milieubelasting in en
rond het Noordzeekanaalgebied. Dit is
de samenvattende conclusie van een rapport, dat de (ambtelijke) Werkgroep Milieuhygiëne Amsterdam in samenwerking
met het ontwikkelingsschap Zaanstreek
heeft opgesteld. De W M A heeft tot taak,
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland
en het Amsterdamse Gemeentebestuur te
adviseren over de technische aspecten
inzake het voorkomen of beperken van
milieuverontreiniging ten aanzien van in
de hoofstad gevestigde of te vestigen
bedrijven.
De uitworp van zwaveldioxide, de belangrijkste
verontreinigingscomponent,
wordt op maximaal 1500 kg per uur
geschat, hetgeen volgens de werkgroep
normaal is voor een raffinaderij met een
capaciteit van vier miljoen ton psr jaar,
aldus de werkgroep. Volgens door het
K E M A uitgevoerde berekeningen zal in
de woonbebouwing slechts een geringe
verhoging van de S02-concentraties ontstaan, maar geen verhoging van de piekconcentraties. Ook met de bijdrage van
Euromin zal de verontreiniging met
zwaveldioxyde en stikstofoxyden in het
betrokken gebied ruim binnen de
strengste normen blijven, aldus de werkgroep (ANP).
H20 (6) 1973, nr. 8