negende faillissementsverslag

Download Report

Transcript negende faillissementsverslag

FAILLISSEMENTSVERSLAG
Nummer:
9
Datum:
9 januari 2017
Gegevens onderneming
:
Stichting Ruwaard van Puttenziekenhuis (hierna: ‘RPZ’)
Faillissementsnummer
:
F.09/13/531
Datum uitspraak
:
24 juni 2013
Curator
:
mr. H.M.D. Bentfort van Valkenburg (DVDW Advocaten)
mr. M.J.H. Vermeeren (Buren N.V.)
R-C
:
mr. M.M.F. Holtrop (Rechtbank Den Haag)
Activiteiten onderneming
:
Volgens de omschrijving in het handelsregister: “Beheer en
exploitatie van een algemeen ziekenhuis”
Het RPZ is het regionale ziekenhuis voor bewoners van de eilanden
Voorne-Putten en Rozenburg, de gemeente Albrandswaard en de
Rotterdamse deelgemeente Hoogvliet. Het ziekenhuis biedt
nagenoeg alle basisspecialismen.
Omzetgegevens
:
2012: EUR 68.535.042 (voorlopige cijfers)
2011: EUR 66.629.937
2010: EUR 64.759.162
Personeel gemiddeld aantal
:
Per 1 januari 2013: 973 medewerkers, 712 fte exclusief
oproepkrachten (1063 medewerkers inclusief oproepkrachten)
Per faillissementsdatum: 829 medewerkers, 630 fte exclusief
oproepkrachten (869 medewerkers inclusief oproepkrachten)
Verslagperiode
:
24 juni 2016 t/m 23 december 2016
Bestede uren in verslagperiode
:
DVDW: 290 uur
Buren N.V.: 228,23 uur
Bestede uren totaal
:
DVDW: 2.643,30 uur (vorig: 2.353,30 uur)
Buren N.V.: 3.073,70 uur (vorig: 2.845,47 uur)
In dit negende faillissementsverslag is de tekst van de eerste acht verslagen per paragraaf in klein lettertype
opgenomen en de tekst van dit negende verslag vetgedrukt.
Er kunnen aan dit verslag en volgende faillissementsverslagen geen rechten worden ontleend. Niets in dit verslag kan worden geïnterpreteerd als een
erkenning van aansprakelijkheid en/of als afstand van enig recht.
1.
Inventarisatie
1.1
Directie en organisatie
1.2
Winst en verlies
1.3
Balanstotaal
1.4
Lopende procedures
1.5
Verzekeringen
Eerste verslag:
RPZ is opgericht op 3 april 1986. De Raad van Bestuur van de stichting wordt gevormd door de heren G.J. van Zoelen
(voorzitter ad interim sinds 5 november 2012), M.J. van der Vat (sinds 15 juli 2010) en H.E. van Ingen (sinds 18 oktober
2012). Het bestuur staat onder toezicht van de Raad van Toezicht, waarin vier commissarissen zitting hebben.
Plaats van vestiging is Ruwaard van Puttenweg 500, 3201 GZ Spijkenisse. Er zijn nevenvestigingen (buitenpoli’s) in
Hellevoetsluis, Hoogvliet en Rozenburg.
Eerste verslag:
2012: circa -/- EUR 4 miljoen (voorlopige cijfers)
2011: -/- EUR 5.052.856
2010: -/- EUR 995.142
Eerste verslag:
2012: EUR 72.866.630 (voorlopige cijfers)
2011: EUR 74.471.070
2010: EUR 70.199.785
Eerste verslag:
Op faillissementsdatum was een kortgedingprocedure jegens RPZ aanhangig bij Rechtbank Rotterdam, locatie
Dordrecht. In deze procedure vorderde een oud-werknemer nakoming van de verplichtingen uit een arbeidsrechtelijke
vaststellingsovereenkomst. Bij de kortgedingzitting op 20 juni 2013 heeft RPZ verstek laten gaan. Aangezien de zaak
zich op faillissementsdatum in staat van wijzen bevond is de procedure niet vanwege de faillietverklaring op de voet van
artikel 30 Faillissementswet geschorst. Bij vonnis van de rechtbank van 27 juni 2013 is de vordering toegewezen. De
vordering is inmiddels ter verificatie ingediend bij de curatoren.
Daarnaast waren er op faillissementsdatum enkele procedures aanhangig die de voldoening van verbintenissen uit de
boedel ten doel hebben. Deze procedures worden op de voet artikel 29 Faillissementswet van rechtswege geschorst.
Eerste verslag:
RPZ heeft de – volgens opgave van de directie – voor een ziekenhuis gebruikelijke verzekeringen afgesloten.
Tweede verslag:
De MediRiskMaatPolis bij verzekeringsmaatschappij Medirisk, onder welke polis onder meer het risico op (medische)
aansprakelijkheid is verzekerd bleek volgens de polisvoorwaarden bij faillissement direct te eindigen. Dit zorgde voor een
probleem aangezien Spijkenisse Medisch Centrum B.V. (“SMC”), die de exploitatie van het ziekenhuis per
faillissementsdatum heeft overgenomen, nog geen verzekering had afgesloten. Om die reden is de looptijd de van polis
bij Medirisk op verzoek van curatoren verlengd tot 1 juli 2013. Vanaf die datum heeft SMC zelf de nodige verzekering(en)
afgesloten.
Derde verslag:
Gedurende deze verslagperiode is gebleken dat MediRisk weigert patiëntenclaims uit de periode vóór 1 juli 2013 in
behandeling te nemen die na 1 juli 2013 voor het eerst zijn ingediend bij Medirisk. De curatoren en SMC achten dit in
Er kunnen aan dit verslag en volgende faillissementsverslagen geen rechten worden ontleend. Niets in dit verslag kan
worden geïnterpreteerd als een erkenning van aansprakelijkheid en/of als afstand van enig recht.
2/27
strijd met de polis en bovendien in strijd met de tussen partijen gemaakte afspraken. De verzekering is direct na het
faillissement in overleg met MediRisk voortgezet en per 1 juli 2013 in feite overgenomen door SMC. Door de weigering
van MediRisk dreigen mogelijke schadevergoedingen van gedupeerde patiënten niet betaald te worden.
De curatoren zullen samen met SMC een kort geding aanspannen tegen MediRisk, teneinde Medirisk te dwingen de
betreffende claims alsnog in behandeling te nemen en verzekeringsdekking te bieden.
Het is nog niet bekend wanneer het kort geding zal plaatsvinden. Naar verwachting zal dat binnen een periode van twee
maanden zijn, derhalve uiterlijk begin maart 2014. Gebruikelijk wijst de kort geding rechter vervolgens op termijn van
twee weken vonnis. Na 1 juli 2013 zijn er 11 patiëntenclaims binnengekomen, die zien op medische behandelingen die in
de periode vóór 1 juli 2013 hebben plaatsgevonden.
Vierde verslag:
Het kort geding heeft op 28 januari 2014 voor de Voorzieningenrechter bij de Rechtbank Utrecht gediend. De
Voorzieningenrechter heeft op 12 februari 2014 vonnis (ECLI:NL:RBMNE:2014:507) gewezen. In het vonnis gelast de
voorzieningenrechter MediRisk om in onderhandeling te treden met de curatoren over de verzekering van het
uitlooprisico onder de MediRiskMaat polis die tussen MediRisk en het ziekenhuis heeft gelopen tot 1 juli 2013 op basis
van een aanbod zoals omschreven onder rechtsoverweging 4.7 van het vonnis door MediRisk, dat gedaan moet worden
binnen 4 weken na betekening van het vonnis op straffe van een dwangsom van EUR 10.000 voor iedere dag dat
MediRisk in gebreke blijft aan het in overweging 5.2 van het vonnis bepaalde te voldoen, tot een maximum van
EUR 500.000.
Curatoren hechten eraan erop te wijzen dat Curatoren zoals te doen gebruikelijk direct op datum faillissement hebben
getracht de dekking onder de aansprakelijkheidsverzekering te behouden, hetgeen ook is gebeurd. MediRisk heeft
medegedeeld dat er dekking zou zijn voor de patiënten en de specialisten. Curatoren hebben het er toe geleid dat de
(dekking onder de) verzekering door het SMC is overgenomen, juist om te voorkomen dat voor de exploitatie van het
ziekenhuis op enig moment geen verzekeringsdekking meer zou zijn. Aangezien MediRisk expliciet heeft bevestigd dat
sprake is van dekking van de activiteiten èn in dat kader tevens heeft meegewerkt aan de vloeiende overgang van de
verzekering en doorlopende dekking, mochten Curatoren en het SMC er in hun visie gerechtvaardigd op vertrouwen dat
de activiteiten van het ziekenhuis doorlopend verzekerd bleven.
Naar aanleiding van het kortgedingvonnis is met MediRisk gesproken. MediRisk zal op basis van de tot nu toe
ingekomen claims een nieuw premievoorstel doen. Daarnaast is het SMC en de specialisten gevraagd om een bijdrage
in de premie te leveren. MediRisk beoordeelt op dit moment de binnengekomen claims om daarop de premie af te
stemmen, omdat bij die berekeningsmethodiek de te betalen premie ter dekking van het uitlooprisico mogelijk zou
kunnen worden verlaagd. Curatoren streven er naar dat thans binnen afzienbare termijn duidelijk zal worden of er al dan
niet alsnog verzekeringsdekking voor het uitlooprisico zal komen.
Dat het uitlooprisico alsnog zal worden verzekerd, is niet alleen in het belang van de betrokken patiënten maar ook in het
belang van de specialisten. De specialist kan immers rechtstreeks worden aangesproken door de gelaedeerde patiënt
als verzekering en ziekenhuis geen soelaas bieden. In een enkel geval zijn er al artsen aangesproken. Curatoren
hebben aan het collectief van vrijgevestigd medisch specialisten gevraagd of het collectief (dan wel een of meerdere
specialisten) bereid is om een bijdrage te leveren ter financiering van de premie voor het uitlooprisico.
Vijfde verslag:
MediRisk heeft naar aanleiding van de veroordeling in het kortgedingvonnis een voorstel gedaan voor het alsnog
verzekeren van het zogenaamde uitlooprisico. Na daartoe door de curatoren toe te zijn bewogen heeft zij het door haar
voorgestelde premiebedrag later nog verlaagd en de voorgestelde duur van de uitloop verlengd. Omdat de hoogte van
de premie naar de mening van de curatoren nog steeds niet acceptabel is, hebben de curatoren het voorstel niet
geaccepteerd. Curatoren beraden zich thans over verdere stappen in deze zaak.
Zesde verslag:
Tussen de boedel en Medirisk is aan het eind van deze verslagperiode een schikking bereikt. Met terugwerkende kracht
geldt daarmee alsnog een uitloopdekking van drie jaar. Dat betekent dat er verzekeringsdekking is voor tot die datum
aan Medirisk bekend geworden patiëntenclaims en dat sedert 1 juli 2013 aangemelde claims alsnog in behandeling
zullen worden genomen. Uit de boedel wordt inclusief assurantiebelasting € 121.999,- voor deze verzekering betaald. In
Er kunnen aan dit verslag en volgende faillissementsverslagen geen rechten worden ontleend. Niets in dit verslag kan
worden geïnterpreteerd als een erkenning van aansprakelijkheid en/of als afstand van enig recht.
3/27
aanvulling daarop betalen ook het SMC en de medisch specialisten een bijdrage. De rechter-commissaris heeft
curatoren de benodigde goedkeuring gegeven om deze regeling aan te gaan. Curatoren zijn verheugd dat alsnog een
regeling tot stand is gekomen. Wel geldt dat op deze wijze geld van de boedel wordt aangewend ter bevrediging van een
selecte groep concurrente crediteuren (patiënten met letselschadeaanspraken, die voor faillissementsdatum zijn
ontstaan) bij voorrang boven de overige crediteuren. Faillissementsrechtelijk kan dat eigenlijk niet. Curatoren achten
deze gang van zaken desalniettemin te rechtvaardigen. Eén van de rechtvaardigingsgronden is gelegen in het volgende.
Als ten tijde van de gesprekken over de totstandkoming van de doorstart van het ziekenhuis bekend zou zijn geweest dat
Medirisk ondanks de gemaakte afspraken (zie nader onder het kopje ‘vierde verslag’ hiervoor) verzekeringsdekking zou
gaan weigeren, zou vermoedelijk toen reeds gestreefd zijn naar een afdoende voorziening voor deze patiënten. De
kosten voor die voorziening zouden dan waarschijnlijk deels ten laste zijn gekomen van het door het SMC in het kader
van de doorstartransactie aan de boedel betaalde bedrag.
Negende verslag:
Per 1 juli 2016 is de uitloopdekking van de aansprakelijkheidsverzekering geëindigd.
1.6
Huur
Eerste verslag:
Het RPZ huurt ruimten in Hellevoetsluis, Rozenburg en Hoogvliet ten behoeve van buitenpoliklinieken. Met de
doorstartende partij vindt thans overleg plaats of deze de buitenpoliklinieken wenst voort te zetten.
Tweede verslag:
In de periode na faillissementsdatum waren in de buitenpoli’s reeds polikliniek afspraken met patiënten ingepland. Deze
afspraken zijn door SMC uitgevoerd. SMC heeft inmiddels aangegeven de huur van de buitenpolikliniek te Rozenburg te
willen voortzetten en geen interesse te hebben in verdere voortzetting van de buitenpoliklinieken te Hellevoetsluis en
Hoogvliet. Na daartoe verkregen machtiging van de Rechter-Commissaris hebben curatoren de huurovereenkomsten
voor laatstgenoemde poli’s opgezegd op de voet van artikel 39 Faillissementswet. De ruimten zullen worden opgeleverd
aan de verhuurders. Daarover vindt thans met de verhuurders overleg plaats.
Derde verslag:
De oplevering van de betreffende buitenpoli’s aan de verhuurders heeft inmiddels plaatsgevonden. Het SMC heeft haar
buitenpoli in Hellevoetsluis verhuisd.
1.7
Oorzaak faillissement
Eerste verslag:
De volgende beschrijving van de oorzaken en achtergronden van het faillissement is gebaseerd op de eerste toelichting
daarover van de directie van RPZ. In vervolgverslagen zal nader worden ingegaan op de oorzaak van het faillissement.
Het door RPZ sinds 1986 geëxploiteerde ziekenhuis betreft een regionaal basisziekenhuis. Het richt zich met name op
de bewoners van Spijkenisse, Hoogvliet, Albrandswaard, Voorne-Putten en Rozenburg.
Vanaf 2008 vonden er stelselwijzigingen plaats in de gezondheidszorg. Ziekenhuizen werden daarmee risicodragend en
er was in toenemende mate sprake van marktwerking in de ziekenhuiszorg. Hierdoor gingen de zorgverzekeraars en de
zorgconsument (patiënt) een andere rol spelen. Ziekenhuizen werden genoodzaakt om daarop in te spelen.
In 2008 was een grotere zorgvraag de tendens. Voor RPZ lag het daarom in de lijn der verwachting dat de omzet zou
stijgen. In de praktijk bleek de groei echter lager dan in vergelijking met de andere ziekenhuizen in de regio. RPZ verloor
aldus marktaandeel. Niettemin was er in 2009 nog sprake van een positief exploitatieresultaat. Vanaf 2010 ontstond een
ommekeer. Het verlies in dat jaar beliep EUR 1 miljoen. Als oorzaken worden genoemd overcapaciteit in de regio, steeds
kritischere zorgverzekeraars, de kredietcrisis, de financieringsdruk, personeelstekorten in de zorg en stijgende kosten.
Na de aanstelling van een nieuwe raad van bestuur werden diverse maatregelen genomen om de capaciteit van het
ziekenhuis te verhogen. Zo werden extra investeringen gedaan in medische apparatuur en personeel. De hiermee
gepaard gaande kosten en een (wederom) tegenvallende groei resulteerden in een verlies in 2011 van EUR 5 miljoen. In
2012 werd getracht via een kostenreductie-programma het tij te keren. In september 2012 zag het er echter naar uit dat
het verlies dat jaar nog zou toenemen. Per 1 november 2012 werd een nieuwe voorzitter (ad interim) van de raad van
bestuur benoemd. In diezelfde maand werden de resultaten bekend van een onderzoek naar sterfgevallen in het
ziekenhuis in 2010. RPZ had in 2011 zelf opdracht gegeven tot dat onderzoek. Voor de Inspectie voor de
Er kunnen aan dit verslag en volgende faillissementsverslagen geen rechten worden ontleend. Niets in dit verslag kan
worden geïnterpreteerd als een erkenning van aansprakelijkheid en/of als afstand van enig recht.
4/27
Gezondheidszorg (IGZ) was het rapport aanleiding om RPZ te bevelen de afdeling cardiologie te sluiten en om het
gehele ziekenhuis onder verscherpt toezicht te plaatsen. Dit had een directe omzetdaling en kostenstijging tot gevolg; de
klinische cardiologische activiteiten werden beëindigd en poliklinische activiteiten werden voortaan in samenwerking met
regionale ziekenhuizen verricht. Het directe productieverlies hiervan zou 20% hebben bedragen. Vanaf november 2012
zijn door de raad van bestuur gesprekken gevoerd met verschillende potentiële overnamekandidaten, echter zonder
succes.
Pre-pack
Vanwege steeds groter wordende liquiditeitsproblemen heeft de directie op 5 juni 2013 aan Rechtbank Den Haag
verzocht om een stille bewindvoerder aan te wijzen, teneinde in relatieve rust en op voortvarende wijze een eventuele
doorstart vanuit een faillissement voor te bereiden. Op diezelfde dag heeft de rechtbank aan dat verzoek gevolg gegeven
door aan RPZ mede te delen dat indien binnen redelijke termijn een insolventieprocedure zou worden geopend, de
rechtbank voornemens is mr. H.M.D. Bentfort van Valkenburg en mr. M.J.H. Vermeeren als curatoren aan te stellen en
mr. M.M.F. Holtrop tot rechter-commissaris te benoemen.
Daarmee nam een zogenaamde ‘pre-pack’ een aanvang met de curatoren als zogenaamde stille bewindvoerders. De
rechtbank heeft daarbij aangegeven dat het doel van de pre-pack is het realiseren van een zo hoog mogelijke opbrengst
ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers van RPZ alsmede het beperken van maatschappelijke schade. De
aanwijzing van een stille bewindvoerder biedt een mogelijkheid om in relatieve rust en op voortvarende wijze een
doorstart uit insolventie voor te bereiden. Door de aanwijzing van een stille bewindvoerder en een rechter-commissaris
kunnen betrokkenen voorafgaand aan de daadwerkelijke insolventie kennis nemen van hun standpunten tijdens een
insolventie. In het verzoek aan de rechtbank had RPZ te kennen gegeven in onderhandeling te zijn met een potentiële
doorstartkandidaat en dat de onderhandeling gebaat zou zijn bij de betrokkenheid van een stille bewindvoerder. De
rechtbank achtte het in het licht van de omstandigheden voldoende aannemelijk dat een beperkte ‘stille fase’
meerwaarde kon hebben ten opzichte van een directe insolventie, althans dat zonder een dergelijke fase (extra)
waardeverlies zou kunnen optreden, alsmede maatschappelijke onrust zou kunnen ontstaan. De rechtbank zag daarbij
als belangrijk aspect de continuering van de geboden zorg aan de patiënten van het ziekenhuis.
Daarbij heeft de rechtbank nog overwogen dat de stille bewindvoerder en de rechtbank geen wettelijke bevoegdheid of
taak hebben. Zij zijn feitelijk aanwezig om mee te kijken, zich te informeren en te laten informeren. De stille
bewindvoerder kan zijn mening geven en waar nodig adviseren. De rechter-commissaris heeft geen rechtstreekse
inhoudelijke betrokkenheid en zal zich in beginsel slechts met de stille bewindvoerder verstaan. De stille bewindvoerder
en de rechter-commissaris laten zich leiden door de belangen van de gezamenlijke schuldeisers en de andere belangen
die een curator zich mede behoort aan te trekken als ware de insolventie reeds uitgesproken.
Verder heeft de rechtbank er op gewezen dat RPZ gehouden is om volledige medewerking te verlenen aan de stille
bewindvoerder. Zo bestaat er onder meer de verplichting om de stille bewindvoerder gevraagd en ongevraagd alle
inlichtingen te verschaffen en inzicht te geven in de administratie. De verantwoordelijkheid voor de juistheid en
volledigheid van de informatie ligt bij RPZ. De stille bewindvoerder is niet gehouden aanwijzingen van RPZ op te volgen
en evenmin om rekening en verantwoording af te leggen aan RPZ. De stille bewindvoerder is bevoegd om op ieder
moment zijn werkzaamheden te beëindigen en het staat de stille bewindvoerder vrij een (officiële) benoeming tot
bewindvoerder in surseance van betaling of tot curator in faillissement te weigeren. Verder geldt dat alle betrokkenen
zich gedurende de pre-pack tot geheimhouding over de situatie van RPZ verbinden. De stille bewindvoerder kan
verlangen dat RPZ aan hem een budget ter beschikking stelt ter delging van kosten die de stille bewindvoerder maakt in
het kader van de uitoefening van zijn taak. De stille bewindvoerder kan verlangen dat derden op zijn verzoek worden
ingeschakeld om hem te begeleiden bij zijn werkzaamheden (bijvoorbeeld een derde onafhankelijk financieel adviseur)
en de daaraan verbonden kosten zeker worden gesteld. Ten slotte heeft de rechtbank aangegeven dat de periode
waarvoor de stille bewindvoerder zijn taak aanvaardt, zich in beginsel beperkt tot maximaal twee weken, waarna duidelijk
dient te zijn of al dan niet een surseance van betaling of een faillissement volgt
Werkzaamheden stille bewindvoerders
Op 5 juni 2013 hebben de stille bewindvoerders hun werkzaamheden aangevangen.
Aanvankelijk was sprake van één potentiële doorstartkandidaat. Deze bleek over de vormgeving van het ziekenhuis na
een doorstart wel gedachten te hebben gevormd maar op dat moment over de structurering van een transactie met de
boedel nog niet te hebben nagedacht. Vervolgens meldde zich een tweede doorstart kandidaat. RPZ heeft met beide
doorstart kandidaten onderhandelingen over een eventuele transactie gevoerd.
Er kunnen aan dit verslag en volgende faillissementsverslagen geen rechten worden ontleend. Niets in dit verslag kan
worden geïnterpreteerd als een erkenning van aansprakelijkheid en/of als afstand van enig recht.
5/27
Op verzoek van de stille bewindvoerders heeft RPZ Ernst & Young Transaction Advisory Services ingeschakeld om over
een eventuele transactie te adviseren. Daarnaast is Troostwijk Waardering en Advies ingeschakeld om de inventaris en
voorraad van het ziekenhuis te taxeren.
In het kader van de onderhandelingen speelden de betrokken zorgverzekeraars (CZ, Achmea en VGZ) en het
Waarborgfonds voor de Zorgsector (Wfz) een belangrijke rol. De zorgverzekeraars, omdat de doorstartkandidaten
afhankelijk waren van de mogelijkheid om productieafspraken te maken en de voorwaarden daarvan en het Wfz als
hypotheekhouder van de ziekenhuisgebouwen.
Beide gegadigden hebben een bieding gedaan. Deze biedingen zijn door Ernst & Young geanalyseerd mede op basis
van het desverzocht door de kandidaten ter beschikking gestelde eigen businessplan en financiële prognoses. Dit
laatste, om de biedingen zo goed mogelijk te kunnen analyseren. Tevens heeft Ernst & Young beoordeeld of het
realistisch is dat er andere transacties met een hogere opbrengst (al dan niet na faillissement) mogelijk zijn. Daarnaast
hebben de bewindvoerders RPZ verzocht om zo veel mogelijk documentatie en correspondentie ter beschikking te
stellen ten aanzien van de gesprekken met overnamekandidaten in de periode vanaf november 2012. Dit, om een zo
goed mogelijk beeld van de situatie te krijgen en het risico te verkleinen dat een overnamekandidaat met een eventueel
betere propositie in de pre-pack buiten beeld zou blijven.
Omdat er na ommekomst van de periode van twee weken nog geen duidelijkheid was over de mogelijkheden van een
doorstart heeft de rechtbank op verzoek van RPZ op 19 juni 2013 de stille bewindvoering verlengd tot en met 24 juni
2013. Omdat RPZ niet in staat was om de salarissen voor de maand juni te voldoen en op laatstgenoemde datum deze
betalingen zouden dienen te worden verricht, wenste RPZ met een faillissementsaangifte niet langer te wachten.
Vervolgens heeft RPZ op 24 juni 2013 eigen aangifte tot faillietverklaring gedaan, waarop het faillissement op diezelfde
dag nog is uitgesproken.
Direct na faillietverklaring hebben de betrokken zorgverzekeraars, welke de wettelijke verantwoordelijkheid hebben voor
de continuïteit van de zorg, een boedelkrediet ter beschikking gesteld teneinde curatoren in staat te stellen de
noodzakelijke uitgaven voor het draaiende houden van het ziekenhuis te verrichten. Hierover heeft tevens overleg
plaatsgevonden tussen curatoren en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ).
Op 24 juni 2013 hebben curatoren overeenstemming bereikt met één van de doorstart kandidaten over een transactie.
Dit betreft Spijkenisse Medisch Centrum B.V. (SMC). Curatoren hebben er voor gekozen om een transactie aan te gaan
met SMC en niet met de andere kandidaat, aangezien de door SMC geboden koopprijs duidelijk hoger is dan het door
de andere kandidaat geboden bedrag. De inhoud van de transactie wordt hierna bij punt 6.3 nader omschreven.
Tweede verslag:
Er is een aanvang gemaakt met het onderzoek naar de oorzaken en achtergronden van het faillissement. Dit onderzoek
zal de komende verslagperiode worden voortgezet. In dat kader voeren curatoren onder meer gesprekken met diverse
betrokkenen. Niet eerder dan dat het onderzoek zal zijn afgerond zullen de bevindingen van het onderzoek naar buiten
kunnen worden gebracht. Naar verwachting zal dat niet eerder zijn dan bij het uitkomen van het derde
faillissementsverslag op 24 december 2013 en mogelijk ook pas later. Eén en ander is afhankelijk van de voortgang van
het onderzoek.
Derde verslag:
Het onderzoek naar de oorzaken en achtergronden van het faillissement en naar de rol /taakvervulling van de
bestuurders en commissarissen van gefailleerde is in de afgelopen verslagperiode verder opgepakt. Inmiddels zijn de
gesprekken met betrokkenen gestart. Het ligt in de lijn der verwachting dat bij de volgende verslaglegging een (eerste)
rapportage ter zake kan worden gegeven.
Vierde verslag:
Inmiddels hebben een dertigtal gesprekken plaatsgevonden tussen curatoren en voormalig leden van de Raad van
Bestuur, de Raad van Toezicht, zorgverzekeraars, IGZ, specialisten, stafvoorzitters en voormalig werknemers van het
Ruwaard van Putten Ziekenhuis en MT Leden. Ook is er gesproken met ING, Medirede, een van de betrokken
cardiologen en de advocaat van de cardiologen.
Ter voorbereiding op het gesprek, ontvingen de gesprekspartners het door de curatoren gehanteerde Protocol
Oorzakenonderzoek.
Het onderzoek van administratie, de getekende gespreksverslagen, onderzoeksrapporten, processtukken van de door
de cardiologen jegens IGZ aanhangig gemaakte procedure, en overige documentatie die wordt toegestuurd naar
Er kunnen aan dit verslag en volgende faillissementsverslagen geen rechten worden ontleend. Niets in dit verslag kan
worden geïnterpreteerd als een erkenning van aansprakelijkheid en/of als afstand van enig recht.
6/27
aanleiding van de gesprekken, vormen de basis voor het zogenaamde Feiten Rapport.
Over het faillissement van het RPZ zijn al veel rapporten in de publiciteit verschenen. Deze rapporten zien allemaal op
(een onderdeel van) de kwaliteit van de in het RPZ geboden zorg. Het rapport oorzaken onderzoek zal echter het eerste
rapport zijn dat een overzicht geeft van alle facetten die een rol hebben gespeeld in de laatste drie jaar voor
faillissement. Naast (het toezicht op) de kwaliteit van de zorg, zijn dat de financiële koers, de rol van de Raad van
Bestuur, de rol van de Raad van Toezicht, de rol van de IGZ, de rol van de zorgverzekeraars, de rol van de specialisten,
de mogelijke invloed van politieke ontwikkelingen en de rol van de omliggende zorginstellingen. Gezien het
maatschappelijk belang en de (journalistieke) aandacht die het rapport zal krijgen, is het van groot belang dat de
curatoren hun beoordeling baseren op een zo genuanceerd en compleet mogelijk beeld van de feiten. De gesprekken
hebben veel nieuwe informatie(bronnen) opgeleverd, die bovendien betrekking hebben op belangrijke aspecten. Om die
reden kan bij het uitkomen van die vierde openbare faillissementsverslag (nog) geen eerste rapportage ten aanzien van
het feitenonderzoek afgegeven worden. Het ligt in de lijn der verwachting dat bij de volgende verslaglegging een (eerste)
rapportage ter zake wel kan worden uitgebracht.
Vijfde verslag:
Inmiddels wordt de laatste hand gelegd aan de (eerste) rapportage ten aanzien van het feitenonderzoek. Vervolgens
zullen de geïnterviewden in de gelegenheid worden gesteld deze rapportage van feitelijk commentaar te voorzien.
Daarna zullen de curatoren zich een (voorlopig) oordeel ten aanzien van de oorzaken van het faillissement vormen. De
verwachting is dat bij de volgende verslaglegging een (eerste) rapportage ter zake kan worden uitgebracht.
Zesde verslag:
Ondanks de verwachting dat bij de indiening van het onderhavige verslag door curatoren een (voorlopig) oordeel ten
aanzien van de oorzaken van het faillissement naar buiten zou kunnen worden gebracht, is dat nog niet het geval.
Curatoren willen de aankomende uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in het onderzoek
naar de oorzaken van het faillissement betrekken. In die procedure wordt het zowel door de cardiologen van het
Ruwaard van Puttenziekenhuis als de IGZ (Inspectie voor de Gezondheidszorg) ingestelde beroep over het bevel van de
IGZ tot sluiting van de afdeling cardiologie in november 2012 behandeld.
De uitspraak van de Raad van State was oorspronkelijk voorzien voor mei 2015, maar de uitspraak is aangehouden en
wordt naar de laatste informatie niet eerder dan na de zomer van 2015 verwacht. Mede in het licht daarvan kan geen
nieuwe streefdatum voor openbaarmaking van de uitkomsten van het onderzoek worden gegeven.
Zevende verslag:
Na het bekend worden van de uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 augustus
2015 en de uitspraken van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg van 22 december 2015 hebben
curatoren de rapportage ten aanzien van het feitenonderzoek afgemaakt. Uit oogpunt van zorgvuldigheid worden
geïnterviewden in de gelegenheid gesteld om eventueel commentaar op de rapportage kenbaar te maken. Het
onderzoek in de administratie van het RPZ loopt nog. Curatoren beraden zich er nog over of met de openbaarmaking
van de bevindingen van het feitenonderzoek al dan niet zal worden gewacht tot ook het onderzoek in de administratie zal
zijn afgerond.
Achtste verslag:
Veel geïnterviewden hebben de afgelopen verslagperiode commentaar gegeven op de door curatoren verspreide
concept rapportage ten aanzien van het feitenonderzoek. Waar dat aangewezen is te achten, verwerken de curatoren
het commentaar in de rapportage. Het onderzoek in de administratie is nog niet afgerond. Daarnaast is een start
gemaakt met het financiële onderzoek.
Negende verslag:
Het onderzoek is nog niet afgerond.
2.
Personeel
2.1
Aantal ten tijde van faillietverklaring
Er kunnen aan dit verslag en volgende faillissementsverslagen geen rechten worden ontleend. Niets in dit verslag kan
worden geïnterpreteerd als een erkenning van aansprakelijkheid en/of als afstand van enig recht.
7/27
Eerste verslag:
829 medewerkers, 630 fte exclusief oproepkrachten (869 medewerkers inclusief oproepkrachten).
2.2
Aantal in jaar voor faillietverklaring
2.3
Datum ontslagaanzegging
Eerste verslag:
Per 1 januari 2013: 973 medewerkers, 712 fte exclusief oproepkrachten (1063 medewerkers inclusief oproepkrachten).
Eerste verslag:
Curatoren hebben op 24 juni 2013 de betrokken vakbonden op de hoogte gesteld van het faillissement en de
voorgenomen ontslagaanzegging en ter zake advies gevraagd aan de ondernemingsraad van RPZ. De
ondernemingsraad heeft daarop aangegeven zich van advies te onthouden.
Curatoren hebben daarop op diezelfde dag met machtiging van de rechter-commissaris het voltallige personeel op de
voet van artikel 40 Faillissementswet ontslag aangezegd tegen de eerst mogelijke datum.
Op 24 juni 2013 is tevens het personeel door curatoren toegesproken. Later heeft ook de buitendienst van het UWV
vragen van het personeel beantwoord. In het kader van de loongarantieregeling kan een zogenaamde verkorte aanvraag
bij het UWV worden ingediend. Dit betekent dat het personeel geen vorderingsformulier behoeft in te vullen en geen
afzonderlijke intakes zullen plaatsvinden, maar dat de voor de uitvoering van de loongarantieregeling benodigde
gegevens rechtstreeks worden aangeleverd uit de salarisadministratie van RPZ. Dit verkort de termijn, waarop de eerste
uitkering onder de loongarantieregeling zal kunnen plaatsvinden.
Tweede verslag:
Gedurende deze verslagperiode zijn de nodige werkzaamheden verricht om zo spoedig mogelijk de voor de uitvoering
van de loongarantieregeling benodigde gegevens aan het UWV aan te leveren. Daarnaast zijn ten behoeve van
mogelijke aanvragen van een WW vervolguitkering door personeel dat geen aanbod van SMC heeft gekregen de namen
van betreffende personen doorgegeven aan UWV Werkbedrijf. In verband met het vorenstaande hebben enkele
personeelsleden van de afdeling P&O na einde dienstverband met RPZ nog enige tijd in opdracht van curatoren
doorgewerkt in een uitzendconstructie. Die periode (en daarmee de kosten) konden gelukkig redelijk beperkt blijven. Aan
het einde van deze verslagperiode is nog een tweetal mensen van de afdeling salarisadministratie (inmiddels in dienst
van SMC) hiermee bezig.
Het UWV heeft aan het personeel voorschotbetalingen gedaan voor de ingevolge de loongarantieregeling overgenomen
salarisverplichtingen. Het UWV heeft medegedeeld spoedig eindafrekeningen te kunnen opstellen. Zodra die gereed zijn
zullen slotbetalingen aan de werknemers kunnen worden gedaan. Voor eventuele verplichtingen, die in voorkomend
geval niet worden gedekt door de loongarantieregeling, kunnen werknemers een vordering indienen bij curatoren.
Bij een door SMC georganiseerde bijeenkomst voor mensen die geen aanbod kregen heeft UWV werkbedrijf een
toelichting gegeven en vragen beantwoord.
Derde verslag:
Het UWV heeft de eindafrekeningen opgesteld en verzonden. Er lopen nog wel bezwaren tegen deze eindafrekeningen,
die mogelijk tot mutaties kunnen leiden.
Werkzaamheden
Aanlevering gegevens aan het UWV en coördinatie daarvan, contacten met individuele personeelsleden,
vakbonden, enz.
3.
Activa
Onroerende zaken
3.1
Beschrijving
Eerste verslag:
Er kunnen aan dit verslag en volgende faillissementsverslagen geen rechten worden ontleend. Niets in dit verslag kan
worden geïnterpreteerd als een erkenning van aansprakelijkheid en/of als afstand van enig recht.
8/27
RPZ heeft op basis van een obligatoire overeenkomst de economische eigendom van het erfpacht- en opstalrecht op de
grond waarop het ziekenhuis is gebouwd. De erfpachtcanon is tot 1 januari 2040 afgekocht. De gemeente Spijkenisse is
(juridisch) eigenaar van de onroerende zaak.
De gemeente Spijkenisse heeft haar eigendomsrecht op de onroerende zaak bij akte van 10 juni 2004 bezwaard met
een eerste recht van (derden)hypotheek ten bate van het Wfz. Het Wfz staat borg voor RPZ met betrekking tot de
verplichtingen van RPZ uit een aantal geldleningen jegens N.V. Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) aan gefailleerde.
Het hypotheekrecht strekt tot meerdere zekerheid van de regresvorderingen uit hoofde van de afgegeven borg.
Zesde verslag:
Zie over de stand van zaken met betrekking tot de afwikkeling van het economisch eigendom van RPZ ten aanzien van
de ziekenhuisgebouwen hetgeen hierna bij punt 6.3 is vermeld.
Zevende verslag:
Zie over de stand van zaken met betrekking tot de afwikkeling van het economisch eigendom van RPZ ten aanzien van
de ziekenhuisgebouwen hetgeen hierna bij punt 6.3 is vermeld.
Achtste verslag:
Zie over de stand van zaken met betrekking tot de afwikkeling van het economisch eigendom van RPZ ten aanzien van
de ziekenhuisgebouwen hetgeen hierna bij § 6.3 is vermeld.
Negende verslag:
Zie over de stand van zaken met betrekking tot de afwikkeling van het economisch eigendom van RPZ
ten aanzien van de ziekenhuisgebouwen hetgeen hierna bij § 6.3 is vermeld.
3.2
Verkoopopbrengst
Vooralsnog geen.
Negende verslag:
EUR 300.000
3.3
Hoogte hypotheek
Eerste verslag:
Volgens opgave van het Wfz beliep het totaal aan uitstaande leningen van RPZ bij BNG, waarvoor Wfz borg staat, per
ultimo 2012 een bedrag ad EUR 26.982.415.
Tweede verslag:
Het Wfz heeft gedurende deze verslagperiode een vordering ingediend ad EUR 29.093.052,-.
3.4
Boedelbijdrage
N.v.t.
Werkzaamheden
Overleg en correspondentie met het Wfz, de gemeente Spijkenisse (thans onderdeel van de Gemeente
Nissewaard) en SMC, opstellen vaststellingsovereenkomsten
Bedrijfsmiddelen
3.5
Beschrijving
Eerste verslag:
Er kunnen aan dit verslag en volgende faillissementsverslagen geen rechten worden ontleend. Niets in dit verslag kan
worden geïnterpreteerd als een erkenning van aansprakelijkheid en/of als afstand van enig recht.
9/27
De ziekenhuisinrichting behoort grotendeels in eigendom toe aan RPZ. Het gaat onder meer om medische apparatuur,
ziekenhuisbedden, een bedrijfskledingsysteem, keukens en laboratorium, overige ziekenhuisinventaris en
kantoorinventaris, alsmede de inrichting van de buitenpoliklinieken.
3.6
Verkoopopbrengst
Eerste verslag:
Zie hierna bij 6.3
3.7
Boedelbijdrage
N.v.t.
3.8
Bodemvoorrecht fiscus
N.v.t.
Werkzaamheden
Werkzaamheden m.b.t. afwikkeling verkoop in het kader van de doorstart
Voorraden/onder handen werk
3.9
Beschrijving
Eerste verslag:
RPZ had op faillissementsdatum diverse zaken die voor de exploitatie van een algemeen ziekenhuis noodzakelijk zijn op
voorraad, zoals geneesmiddelen, laboratoriumartikelen, voeding, medische hulpmiddelen, enz.
Per faillissementsdatum was sprake van onder handen werk. Het onder handen werk en de debiteurenportefeuille
betreffen met name nog niet met de betrokken zorgverzekeraars afgerekende zorgkosten. De betaling daarvan, ook het
gedeelte voor de werkzaamheden van de medische staf, verliep zoals bij ziekenhuizen te doen gebruikelijk via het
ziekenhuis. Op debiteuren en onder handen werk strekken in mindering eventueel door de zorgverzekeraars verstrekte
voorschotten.
Op verzoek van de boedel maken Ernst & Young en R&P Finance een analyse van het onder handen werk en de
debiteuren.
Tweede verslag:
Gedurende deze verslagperiode is een aanvang gemaakt met het in kaart brengen en de afwikkeling van het onder
handen werk. Er vinden in dat kader gesprekken plaats met alle betrokken zorgverzekeraars, de NZA (Nederlandse Zorg
Autoriteit), de medische staf, die bij RPZ werkzaam was, en ING Bank, welke bank op een gedeelte van de vorderingen
pandrecht heeft. Naar het zich aan het einde van deze verslagperiode laat aanzien zal de systematiek zijn, dat alle op
faillissementsdatum lopende medische behandelingen administratief per faillissementsdatum worden afgesloten naar de
stand waarin de behandeling zich op dat moment bevond. Daartoe is PinkRoccade inmiddels verzocht om een script te
maken, waarmee deze afsluiting in een geautomatiseerd proces kan worden bewerkstelligd.
De curatoren worden hierin bijgestaan door medewerkers van het SMC, Ernst & Young en R&P Finance. Tevens is
advies ingewonnen van een advocaat die gespecialiseerd is op het gebied van gezondheidsrecht.
Derde verslag:
Het afwikkelen/declareren van het onderhanden werk blijkt een bewerkelijk proces. De curatoren zijn hiermee, in
samenspraak met betrokken partijen, doende.
Vierde verslag:
Op basis van de administratie van het ziekenhuis is vastgesteld dat de voorlopige vordering op de vijf betrokken
zorgverzekeraars en niet-verzekerde patiënten (passanten) voor zorgkosten, verminderd met bevoorschotting, in totaal
ca. EUR 8,4 miljoen beloopt. Deze vordering zal naar verwachting nog naar beneden worden bijgesteld als gevolg van
Er kunnen aan dit verslag en volgende faillissementsverslagen geen rechten worden ontleend. Niets in dit verslag kan
worden geïnterpreteerd als een erkenning van aansprakelijkheid en/of als afstand van enig recht.
10/27
door de verzekeraars ingestelde en nog in te stellen zogenaamde materiële controles en eventuele andere
tegenvorderingen.
Een gedeelte van deze vordering is verpand aan ING Bank. Met die bank is er nog geen uitsluitsel over welk gedeelte
onder het pandrecht valt en welk gedeelte niet. Dit houdt bijvoorbeeld verband met de vraag of de cessie verboden, die
in de overeenkomsten met een tweetal zorgverzekeraars zijn opgenomen, al dan niet leiden tot onverpandbaarheid van
de vorderingen op die zorgverzekeraars. Dit is, gezien de rechtspraak over dit onderwerp, geen uitgemaakte zaak.
Een gedeelte van het totaalbedrag ad EUR 8,4 miljoen is nog niet gedeclareerd. Dat houdt verband met het feit dat pas
recent met zorgverzekeraar Multizorg de prijzen voor de in het eerste en tweede kwartaal 2013 uitgevoerde
behandelingen van bij Multizorg verzekerde patiënten zijn vastgesteld, zodat de in die periode verrichte behandelingen
pas nu bij die zorgverzekeraar kunnen worden gedeclareerd. Verder loopt er nog een discussie met zorgverzekeraar
Menzis om te komen tot vaststelling van de prijzen voor het tweede kwartaal 2013.
Volgens de berekening van curatoren bedraagt het aandeel van de vrij gevestigde medisch specialisten in genoemd
bedrag, het honorarium bestanddeel, na aftrek van (volgens curatoren) voor verrekening vatbare tegenvorderingen, ca.
EUR 1 miljoen. Over de vraag of bedoelde tegenvorderingen voor verrekening vatbaar zijn loopt nog een discussie
tussen de curatoren en het collectief van vrij gevestigde medisch specialisten.
De curatoren zijn tot de conclusie gekomen dat de vrij gevestigde medisch specialisten als gevolg van de toegepaste
systematiek van ‘via declareren’ (rechtstreeks) aanspraak kunnen maken op het honorarium bestanddeel en dat ter zake
geen sprake is van een vordering op de boedel, die ter verificatie zou moeten worden ingediend. Als sprake is van een
(rechtstreekse) aanspraak van de vrij gevestigde medisch specialisten brengt dat met zich mee dat deze aanspraak niet
onder het pandrecht van ING Bank kan vallen. ING Bank heeft nog geen duidelijk standpunt ingenomen met betrekking
tot de vraag of de bank de aanspraak van de specialisten erkent. Curatoren hebben de bank daarom verzocht om aan te
geven welke informatie ING Bank nog nodig heeft om een standpunt in te nemen.
Tot nu toe is nog geen enkele betaling van de zorgverzekeraars ontvangen. Dit houdt ermee verband dat de
zorgverzekeraars ingevolge toepasselijke regelgeving nog vijf jaar na declaratiedatum de mogelijkheid hebben om
declaraties ter discussie te stellen. Dit betreffen de hiervoor al genoemde materiële controles. In de praktijk worden
dergelijke controles veelvuldig ingesteld. De afwikkeling daarvan tussen zorgverzekeraars en instelling vindt plaats in
een deels geautomatiseerd proces. In de praktijk worden declaraties voor zorgkosten kort na declaratiedatum betaald.
Als een materiële controle later leidt tot een verplichting tot terugbetaling vindt dan verrekening plaats met de betaling
van op dat moment gedeclareerde zorgkosten. Omdat het RPZ geen nieuwe zorgkosten meer declareert is een
dergelijke verrekeningssystematiek niet meer mogelijk. Alle verzekeraars houden daarom door hen te betalen bedragen
voorlopig aan, teneinde hun verrekeningsmogelijkheid niet te verliezen.
Tot faillissementsdatum bleken alle ingestelde materiële controles door het RPZ te zijn opgevolgd. Sinds
faillissementsdatum zijn door alle verzekeraars nog voor aanzienlijke bedragen controles ingesteld. In beginsel dienen
deze controles binnen een relatief korte tijd door de instelling te worden opgevolgd. Omdat het praktisch maar ook
technisch niet mogelijk was om deze controles tijdig op te volgen, hebben curatoren de betrokken zorgverzekeraars in
lijn met de toepasselijke regelgeving verzocht om in uitstel te bewilligen. Gedurende deze verslagperiode hebben
curatoren met behulp van een externe dbc-specialist de tot nu toe ingestelde materiële controles per zorgverzekeraar
geanalyseerd. Deze analyses zijn neergelegd in rapportages. Curatoren streven er naar om op basis van die analyse
met de zorgverzekeraars tot praktische afspraken te komen voor de afwikkeling van de tot op heden ingestelde materiële
controles en bij voorkeur ook voor de controles, die toekomstig nog zouden kunnen worden ingesteld.
Vijfde verslag:
De boedel is nog steeds in gesprek met alle betrokken zorgverzekeraars in verband met de openstaande declaraties
voor zorg door of vanwege gefailleerde verleend. Daarbij spelen onder meer zaken een rol, zoals dat nog niet voor alle
medische verrichtingen tarieven zijn vastgesteld, wat in de onderhavige situatie de betekenis is van overeengekomen
plafonds alsook hoe moet worden omgegaan met door de zorgverzekeraars ingestelde materiële controles. Curatoren
zijn doende over deze onderwerpen met zorgverzekeraars afspraken te maken. Dit vordert gestaag. Het doel is om
binnen afzienbare termijn tot een voor alle betrokkenen aanvaardbare afwikkeling te komen.
Zesde verslag:
Er is deze verslagperiode aanzienlijke vooruitgang geboekt in de afwikkeling met de zorgverzekeraars van de
zorgkosten. In dit faillissement komt wel naar voren dat in het Nederlands stelsel de structuur rondom de zorgkosten
bijzonder complex is en dat dit vooral in een faillissementssituatie leidt tot diverse vragen en complicaties. Curatoren
maken sinds begin dit jaar gebruik van de expertise en diensten van Erik de Graaf, die tot eind 2014 manager Finance,
Er kunnen aan dit verslag en volgende faillissementsverslagen geen rechten worden ontleend. Niets in dit verslag kan
worden geïnterpreteerd als een erkenning van aansprakelijkheid en/of als afstand van enig recht.
11/27
Control en ICT was bij het SMC. Met alle zorgverzekeraars zijn er deze verslagperiode intensieve contacten geweest. De
verwachting is dat de eerste betalingen van zorgverzekeraars op korte termijn zullen kunnen plaatsvinden.
Na ontvangst van betalingen van de zorgverzekeraars zal verdeling moeten plaatsvinden tussen de boedel, de
pandhouder ING Bank en de stafmaatschap van vrijgevestigde medisch specialisten. Zoals in voorgaande
verslaglegging aangegeven, spelen in het kader van die verdeling diverse vragen. Inmiddels heeft ING Bank erkend dat
de honorariumaanspraken van de vrijgevestigde specialisten niet onder het pandrecht van de bank vallen. Er zijn echter
nog meer vraagstukken. Eén daarvan betreft de vraag of in een eerder jaar verstrekte voorschotten en bepaalde door
RPZ gemaakte kosten al dan niet dienen te worden verrekend met de honorariumaanspraken van de specialisten. Een
andere vraag is of een in de overeenkomsten tussen RPZ en enkele zorgverzekeraars opgenomen verboden tot
overdracht van de vorderingen, waarvan gezegd kan worden dat deze goederenrechtelijke werking hebben, al dan niet
tevens leiden tot onverpandbaarheid van vorderingen. In dat laatste geval valt het instellingdeel van de vordering op
betreffende zorgverzekeraars niet onder het pandrecht van de bank maar in de boedel.
Ten slotte vermelden curatoren nog dat de stafmaatschap gedurende deze verslagperiode een kort geding aanhangig
heeft gemaakt tegen curatoren en alle zorgverzekeraars, teneinde betaling van zorgkosten af te dwingen. Dit kort geding
zou dienen op 14 juni 2015, maar is kort voor die datum weer ingetrokken.
Zevende verslag:
Gedurende deze verslagperiode zijn de gesprekken met de verschillende betrokken zorgverzekeraars voortgezet. Dat
heeft inmiddels geresulteerd in deelbetalingen van zorgverzekeraars CZ, VGZ, Menzis, Multizorg, DSW en Stad Holland
van in totaal € 2.328.765,21. Het op elkaar laten aansluiten van de administraties van de verschillende zorgverzekeraars
met de administratie van RPZ blijkt een bewerkelijke klus te zijn. De ontvangsten van de zorgverzekeraars zullen moeten
worden verdeeld tussen de boedel, ING Bank (pandhouder) en de stafmaatschap van vrijgevestigde medisch
specialisten. De vraag hoe die verdeling moet plaatsvinden houdt partijen nog verdeeld. Partijen zijn met elkaar in
overleg om hun geschil daarover te laten beslechten middels bindend advies.
Achtste verslag:
Met enkele zorgverzekeraars is de totstandkoming van een eindafrekening inmiddels in een eindstadium en het is ten
aanzien van die verzekeraars de verwachting dat de afrekening de aankomende verslagperiode zal kunnen worden
afgerond. In dat kader zullen curatoren per zorgverzekeraar een verantwoordingsdocument opstellen, dat zal worden
voorgelegd aan de rechter-commissaris en de belanghebbenden, te weten ING Bank (pandhouder) en de stafmaatschap
van vrijgevestigde medisch specialisten (honorarium gedeelte). Bij het opstellen van deze verantwoordingsverslagen
worden curatoren geadviseerd door accountantskantoor EY. Aan het eind van deze verslagperiode hadden curatoren
inmiddels een bedrag ad € 2.405.776,61 van de verschillende zorgverzekeraars geïncasseerd. Dit bedrag bevindt zich in
afwachting van afspraken over de verdeling ervan op een derdenrekening. Daarnaast is vanaf faillissementsdatum een
bedrag ad ca. € 661.000,- ontvangen op diverse bankrekeningen van RPZ. Tussen curatoren en CZ is geschil ontstaan
over de hoogte van het restantgedeelte dat de boedel nog tegoed heeft van CZ, waarbij CZ ook terugkomt op eerder
gemaakte afspraken. Het gaat hierbij om een substantieel bedrag. Curatoren hebben zich genoodzaakt gezien ter zake
de hulp in te roepen van de in zorgverzekeringsrecht gespecialiseerde advocaat mr. C. Velink (Velink & de Die
Advocaten), die inmiddels de belangen van de boedel jegens CZ behartigt. De van de zorgverzekeraars ontvangen
bedragen zullen moeten worden gesplitst in een ziekenhuisdeel, waarop de boedel en, voor zover van pandrecht sprake
is, ING Bank aanspraak hebben en een honorariumdeel, waarop de specialisten in beginsel aanspraak kunnen maken.
Bij die verdeling spelen verschillende vragen. Eén van die vragen is of het honorariumdeel voor verrekening vatbaar is
met aanspraken van RPZ jegens de specialisten wegens verstrekte voorschotten en voorgeschoten kosten. Een andere
vraag is of in die verrekening ook de aanspraken moeten worden betrokken, die de specialisten jegens RPZ pretenderen
in verband met als gevolg van het faillissement verloren gegane goodwill. Wat dit laatste betreft, geldt dat curatoren er
inmiddels toe zijn overgegaan om de door de specialisten ingediende vorderingen wegens tenietgaan van goodwill te
betwisten. Zoals in het vorige verslag vermeld, hadden partijen aanvankelijk het plan opgevat om bedoelde vragen te
laten beantwoorden middels bindend advies, zoals door ING Bank was voorgesteld. De stafmaatschap van
vrijgevestigde medisch specialisten heeft deze verslagperiode echter laten weten daaraan niet mee te willen werken. De
vragen, die partijen verdeeld houden, zullen nu door curatoren worden voorgelegd aan de rechtbank Rotterdam in een
(gewone) dagvaardingsprocedure tegen de specialisten. De dagvaarding zal op korte termijn worden uitgebracht,
waarna de specialisten daarop met een conclusie van antwoord zullen kunnen reageren. Het merendeel van de
specialisten heeft laten weten dat hun belangen in deze procedure zullen worden behartigd door mr. S.D.W. Gratama
(Certa Legal Advocaten). Separaat hiervan staat tussen de curatoren en ING Bank nog het antwoord op de vraag open
Er kunnen aan dit verslag en volgende faillissementsverslagen geen rechten worden ontleend. Niets in dit verslag kan
worden geïnterpreteerd als een erkenning van aansprakelijkheid en/of als afstand van enig recht.
12/27
in hoeverre het ziekenhuisdeel valt onder het pandrecht van de bank. Deze vraag is opgekomen als gevolg van het feit
dat de contracten met enkele zorgverzekeraars clausules bevatten, die mogelijk leiden tot onverpandbaarheid van de uit
die contracten voortvloeiende vorderingen. De curatoren en ING Bank hebben afgesproken te zullen pogen hierover een
schikking te treffen.
Negende verslag:
Met drie zorgverzekeraars en vijf afzonderlijke labels met wie rechtstreeks – dus zonder tussenkomst
van de (hoofd)zorgverzekeraar – afspraken over een afrekening worden gemaakt is in de onderhavige
verslagperiode onder voorbehoud van instemming van de rechter-commissaris en belanghebbenden
ING Bank N.V. (pandhouder) en de stafmaatschap van vrijgevestigde medisch specialisten
(honorarium gedeelte) overeenstemming bereikt over een afrekening van het onderhanden werk per
faillissementsdatum. Voor zorgverzekeraar Menzis is een verantwoordingsdocument opgesteld en
voorgelegd aan ING Bank N.V., de stafmaatschap en de rechter-commissaris. Een dergelijk document
zal voor alle zorgverzekeraars worden opgesteld. Curatoren worden daarbij ondersteund door
financieel adviseur de heer E. de Graaf en accountantskantoor EY. Ten tijde van het opstellen van dit
verslag hadden curatoren inmiddels een bedrag van € 2.783.144,82 van de zorgverzekeraars
geïncasseerd.
In de onderhavige verslagperiode heeft mr. Velink (Velink & de Die advocaten) namens curatoren CZ
aangeschreven omtrent het bedrag dat CZ volgens curatoren nog verschuldigd is voor door RPZ
verleende zorg aan patiënten van CZ. CZ heeft een inhoudelijke reactie op uiterlijk 15 januari 2017
toegezegd.
Tot slot is de in het achtste verslag beschreven procedure tegen de stafmaatschap in de onderhavige
verslagperiode aanhangig gemaakt. In die procedure worden aan de Rechtbank Rotterdam de
verrekeningsvragen voorgelegd die partijen verdeeld houden. Namens de stafmaatschap en de
afzonderlijke specialisten zijn inmiddels conclusies van antwoord genomen, waarin tevens
reconventionele vorderingen aanhangig zijn gemaakt. De zaak staat bij de rechtbank geagendeerd op
de rolzitting van 25 januari 2017. Op die datum kunnen curatoren een conclusie van repliek, tevens
conclusie van antwoord in reconventie indienen.
3.10
Verkoopopbrengst
Eerste verslag:
Zie hierna bij 6.3
3.11
Boedelbijdrage
Tweede verslag:
Met de pandhouder is afgesproken dat de externe kosten naar rato van aan welke partij de opbrengst van het
onderhanden werk en debiteuren toekomt zullen worden gedragen. Daarnaast zal ING Bank een boedelbijdrage betalen
die zal worden bepaald op basis van uurtarief en de door curatoren aan het onder handen werk en debiteuren te
besteden tijd en naar rato van de aan ING Bank toekomende opbrengst.
Werkzaamheden
Overleg, correspondentie en andere contacten met diverse betrokkenen
Andere activa
3.12 Beschrijving
Eerste verslag:
RPZ heeft een aandelenbelang in Pathan B.V. Deze vennootschap heeft ten doel het verrichten van onderzoek op het
gebied van klinische pathologie voor zowel de als aandeelhouder participerende instellingen als andere zorgaanbieders.
Er kunnen aan dit verslag en volgende faillissementsverslagen geen rechten worden ontleend. Niets in dit verslag kan
worden geïnterpreteerd als een erkenning van aansprakelijkheid en/of als afstand van enig recht.
13/27
Pathan B.V. is in juli 2012 door de huidige aandeelhouders opgericht. Medeaandeelhouders zijn drie andere
ziekenhuizen uit de regio.
Voorts heeft RPZ een deelneming in het kapitaal van de Onderlinge Waarborgmaatschappij voor Instellingen in de
Gezondheidszorg MediRisk B.A., welke maatschappij een schadeverzekeringsbedrijf uitoefent door het sluiten van
verzekeringsovereenkomsten met haar leden.
Tweede verslag:
Curatoren voeren gesprekken die moeten leiden tot verkoop van het aandelenbelang in de besloten vennootschap
Pathan B.V. en het belang in de onderlinge waarborgmaatschappij Medirisk.
Vierde verslag:
De curatoren hebben met toestemming van de rechter-commissaris het aandelenbelang van gefailleerde in Pathan B.V.
aan Pathan B.V. voor een bedrag van EUR 3.060 verkocht. Daarbij hebben partijen afgesproken dat indien Pathan B.V.
de betreffende aandelen in het kalenderjaar 2014 voor een hogere prijs dan het bedrag van EUR 3.060 doorverkoopt,
het meerdere aan de boedel zal toekomen. Ook zijn partijen een earn-outregeling overeengekomen, welke ziet op de
periode tot en met december 2014. De verdere uitvoering van de koop en de levering van de aandelen zal spoedig
plaatsvinden.
Vijfde verslag:
De aandelen van gefailleerde in Pathan B.V. zijn in de afgelopen verslagperiode voor EUR 3.060 verkocht en geleverd
aan Pathan B.V. Pathan B.V. heeft de aandelen ingekocht. De koopprijs is door de boedel ontvangen.
Achtste verslag:
Uit een van aanspakelijkheidsverzekeraar Medirisk ontvangen opgave blijkt dat RPZ als (voormalig) verzekerde een
bedrag op een aandeelhoudersrekening aanhoudt € 62.000,- en aanspraak zou kunnen maken op agio en rente ad
respectievelijk € 10.620,99 en € 1.519,30. Curatoren hebben Medirisk verzocht om deze bedragen uit te betalen. Onder
verwijzing naar de statuten heeft Medirisk laten weten daartoe niet over te kunnen gaan. Wel zou het aandeel kunnen
worden overgedragen aan een andere partij. De curatoren beraden zich nog naar aanleiding van deze reactie.
Negende verslag:
De aandelen van gefailleerde in Pathan B.V. zijn op 28 mei 2014 verkocht aan Pathan B.V., die deze
aandelen heeft ingekocht. In deze koopovereenkomst is tevens een earn-outregeling afgesproken. De
curatoren hebben thans onder meer in onderzoek of Pathan B.V. op basis van deze earn-outregeling
een aanvullende koopsom voor de verkochte aandelen dient te betalen aan de boedel.
Daarnaast hebben de curatoren thans de verkoop van de aandelen van gefailleerde in MediRisk ter
hand genomen. De curatoren hebben in de onderhavige verslagperiode alle andere leden van
MediRisk, met uitzondering van Spijkenisse Medisch Centrum B.V., per brief uitgenodigd een bieding
op de betreffende aandelen uit te brengen.
3.13
Verkoopopbrengst
€ 3.060,- opbrengst aandelenbelang in Pathan B.V.
Werkzaamheden
Overleg en correspondentie met betrokkenen
4.
Debiteuren
4.1
Omvang debiteuren
Er kunnen aan dit verslag en volgende faillissementsverslagen geen rechten worden ontleend. Niets in dit verslag kan
worden geïnterpreteerd als een erkenning van aansprakelijkheid en/of als afstand van enig recht.
14/27
Eerste verslag:
De debiteuren en het onder handen werk betreffen met name nog niet met de betrokken zorgverzekeraars afgerekende
zorgkosten. De betaling daarvan, ook het gedeelte voor de werkzaamheden van de medische staf, verliep zoals bij
ziekenhuizen te doen gebruikelijk via RPZ. Op debiteuren en onder handen werk strekken in mindering eventueel door
de zorgverzekeraars verstrekte voorschotten.
Op verzoek van de boedel maken Ernst & Young en R&P Finance een analyse van het onder handen werk en de
debiteuren.
Tweede verslag:
R&P is doende met de administratie van RPZ als uitgangspunt en op basis van gegevens van de zorgverzekeraars de
vorderingen wegens verrichte zorg, per zorgverzekeraar verminderd met eventueel betaalde voorschotten, in kaart te
brengen.
RPZ had aan vier van haar personeelsleden leningen verstrekt, die door inhouding op het salaris werden terugbetaald.
Het gaat hierbij om een totaalbedrag van EUR 13.000. Deze vorderingen zijn verpand aan ING Bank. Aan elk van deze
personeelsleden is voorgesteld om de lening met een betaling ineens af te kopen met toepassing van enige korting. In
twee gevallen is het gedane voorstel inmiddels geaccepteerd. Voor het aangaan van betreffende regelingen is
goedkeuring verzocht en verkregen van de Rechter-Commissaris.
Daarnaast zijn gedurende deze verslagperiode op de faillissementsrekening enkele door RPZ betaalde voorschotten
geretourneerd en debiteurenbetalingen ontvangen. Van een aantal van deze vorderingen moet nog vastgesteld worden
of deze al dan niet onder het pandrecht van ING Bank vallen. In het bevestigende geval zullen de betalingen aan de
bank worden afgedragen. Verder zijn er gedurende deze verslagperiode betalingen binnengekomen op de rekening bij
ING Bank. Ook van deze betalingen moet nog worden vastgesteld of de onderliggende vorderingen al dan niet zijn
verpand aan de bank.
Wegens beëindiging door curatoren van de brandverzekering is een premierestitutie ontvangen. Uit jurisprudentie van de
Hoge Raad volgt dat dergelijke premierestituties niet onder het pandrecht van de bank vallen (HR 3 december 2010, NJ
2010, 653).
Derde verslag:
Twee personeelsleden hebben de betaling ineens verricht. Met betrekking tot de twee andere personeelsleden met een
lening is vastgesteld dat tot nu toe de door RPZ met hen afgesproken deelbetalingen periodiek zijn ontvangen.
Ook worden aanspraken op subsidies geïnventariseerd en, zo nodig, geïncasseerd door de boedel.
Vierde verslag:
Eén subsidie is geïncasseerd op de boedelrekening. Eén subsidie is betaald op de rekening van gefailleerde in plaats
van op de boedelrekening. In eerste instantie zal de bank worden verzocht het desbetreffende bedrag over te maken
naar de boedelrekening. Ten aanzien van één (indirecte) subsidie is nog discussie over de invulling van de voorwaarden
waaraan voldaan moet zijn wil de subsidie definitief aan het RPZ worden toegekend. Ten aanzien van de (te ontvangen)
subsidies moet nog worden vastgesteld of deze al dan niet onder het pandrecht van ING Bank vallen.
Vijfde verslag:
Verwezen wordt naar wat hiervoor bij punt 3.9 over de afwikkeling van de debiteuren / het onder handen werk is
vermeld.
4.2
Opbrengst
Tweede verslag:
Per het einde van deze verslagperiode waren voor een totaalbedrag ad EUR 19.498,77 aan debiteurenbetalingen
binnengekomen op de faillissementsrekening.
Derde verslag:
Per het einde van deze verslagperiode waren voor een totaalbedrag ad EUR 23.167,57 aan debiteurenbetalingen
binnengekomen op de faillissementsrekening.
Er kunnen aan dit verslag en volgende faillissementsverslagen geen rechten worden ontleend. Niets in dit verslag kan
worden geïnterpreteerd als een erkenning van aansprakelijkheid en/of als afstand van enig recht.
15/27
Vierde verslag:
Per het einde van deze verslagperiode waren voor een totaalbedrag ad EUR 194.597,03 aan ontvangsten
binnengekomen op de faillissementsrekening. Dit betreffen voornamelijk restituties op door het RPZ vooruitbetaalde
kosten.
Vijfde verslag:
Per het einde van deze verslagperiode waren voor een totaalbedrag ad EUR 199.878,67 aan ontvangsten
binnengekomen op de faillissementsrekening.
4.3
Boedelbijdrage
Tweede verslag:
zie hiervoor bij 3.11
In verband met de incasso van de personeelsleningen is met de pandhouder een boedelbijdrage overeengekomen van
10% over de geïncasseerde bedragen.
Werkzaamheden
Overleg, correspondentie en andere contacten met diverse betrokkenen
5.
Bank / Zekerheden
Eerste verslag:
Op 24 juni 2013 (faillissementsdatum) heeft de rechter-commissaris een afkoelingsperiode afgekondigd voor de duur van
twee maanden. Dat wil zeggen dat elke bevoegdheid van derden tot verhaal op tot de boedel behorende goederen of tot
opeising van goederen die zich in de macht van de gefailleerde op curatoren bevinden, voor een periode van twee
maanden niet dan met machtiging van de rechter-commissaris kan worden uitgeoefend.
Tweede verslag:
Inmiddels is de afkoelingsperiode geëindigd. Mede gezien het feit dat met de doorstart alle roerende zaken in de boedel
zijn overgedragen aan SMC was het niet nodig om de afkoelingsperiode te verlengen.
5.1
Vordering van bank(en)
5.2
Leasecontracten
Eerste verslag:
Volgens opgave van het Wfz beliep het totaal aan uitstaande leningen van RPZ bij BNG per ultimo 2012 een bedrag ad
EUR 26.982.415.
Huisbankier ING Bank had volgens haar opgave per faillissementsdatum een vordering op RPZ van ruim
EUR 7.600.000.
Eerste verslag:
RPZ is partij bij diverse leaseovereenkomsten. Dit betreft de lease van o.m. een bedrijfsauto, een personenauto,
koffieautomaten, printers, hulpmiddelen, linnengoederen en dekbedden.
Tweede verslag:
Betreffende overeenkomsten zijn inmiddels afgewikkeld. In veel gevallen heeft SMC de relatie met betreffende partijen
voortgezet.
5.3
Beschrijving zekerheden
Eerste verslag:
Voor wat betreft het aan het Wfz verstrekte recht van hypotheek wordt verwezen naar het hiervoor bij 3.1 gestelde.
Er kunnen aan dit verslag en volgende faillissementsverslagen geen rechten worden ontleend. Niets in dit verslag kan
worden geïnterpreteerd als een erkenning van aansprakelijkheid en/of als afstand van enig recht.
16/27
ING Bank heeft volgens haar opgave pandrecht op de vorderingen van RPZ op derden. De laatste pandakte is
geregistreerd op 20 juni 2013.
5.4
Separatistenpositie
5.5
Boedelbijdragen
5.6
Eigendomsvoorbehoud
Eerste verslag:
Curatoren hebben vastgesteld dat bedoelde rechten van hypotheek en pand rechtsgeldig zijn gevestigd. Curatoren
hebben jegens ING Bank een voorbehoud gemaakt voor wat betreft de geldigheid van pandrecht op vorderingen,
waarvan de overdracht contractueel is uitgesloten, zoals het geval is bij de vorderingen op in ieder geval één van de
betrokken zorgverzekeraars.
Tweede verslag:
Zie hiervoor bij 3.11
Eerste verslag:
Curatoren hebben direct na faillissementsdatum de crediteuren die mogelijk een beroep toekomt op een
eigendomsvoorbehoud of vergelijkbare rechten in de gelegenheid gesteld deze rechten kenbaar te maken. Een aantal
crediteuren is daartoe overgegaan. Direct na faillissementsdatum is een inventarisatie gemaakt van de zaken die het
betreft. Een aantal voorraden is in consignatie gegeven door leveranciers. Hierbij gaat het met name om relatief kostbare
medische hulpmiddelen, zoals protheses.
De crediteuren met dergelijke rechten zullen in staat worden gesteld om zaken op te halen, waarbij eventueel tussentijds
verbruik (door de doorstartende partij) zal worden afgerekend, dan wel zullen van geval tot geval regelingen worden
getroffen tussen betreffende crediteuren en de doorstartende partij.
Tweede verslag:
31 crediteuren hebben een beroep op eigendomsvoorbehoud of vergelijkbare rechten gedaan. Alle ingeroepen
eigendomsvoorbehouden zijn inmiddels afgewikkeld.
5.7
Reclamerechten
5.8
Retentierechten
6.
Doorstart / Voortzetten
Eerste verslag:
Curatoren hebben de crediteuren die mogelijk een beroep toekomt op het recht van reclame in de gelegenheid gesteld
dergelijke rechten kenbaar te maken.
Eerste verslag:
Een crediteur heeft aanvankelijk gesteld een recht van retentie te hebben op elektronisch opgeslagen patiëntendossiers.
Curatoren hebben zich hiertegen verzet en de discussie kon snel worden beëindigd. De toegang tot de patiëntendossiers
is geen moment geblokkeerd geweest waardoor de patiëntveiligheid niet in gevaar is geweest.
Voortzetten
6.1
Exploitatie /zekerheden
Eerste verslag:
N.v.t. Per faillissementsdatum is de exploitatie van het ziekenhuis overgenomen door SMC.
Er kunnen aan dit verslag en volgende faillissementsverslagen geen rechten worden ontleend. Niets in dit verslag kan
worden geïnterpreteerd als een erkenning van aansprakelijkheid en/of als afstand van enig recht.
17/27
6.2
Financiële verslaglegging
n.v.t.
Werkzaamheden
n.v.t.
Doorstart
6.3
Beschrijving
Eerste verslag:
Op 24 juni 2013 (faillissementsdatum) hebben curatoren met SMC overeenstemming bereikt over een
doorstarttransactie. Enig aandeelhouder van SMC is Zorg in regio zuid coöperatief U.A., een coöperatie van Stichting
Maasstad Ziekenhuis, Stichting Protestants Christelijk Ziekenhuis Ikazia en Stichting Het Van Weel-Bethesda
Ziekenhuis.
In het kader van de transactie betaalt SMC voor inventaris, voorraden en immateriële activa een bedrag ad
EUR 6.000.000. Dit bedrag is inmiddels ontvangen op de faillissementsrekening. SMC neemt vooralsnog geen
debiteuren en onderhanden werk over. Met het Wfz is overeengekomen dat SMC de ziekenhuis gebouwen zal huren.
Deze huur dient nog nader vorm gegeven te worden tussen de boedel (economisch eigenaar), de gemeente Spijkenisse
(juridisch eigenaar), het Wfz (hypotheekhouder) en SMC.
Hiermee heeft SMC een doorstart van het ziekenhuis bewerkstelligd, in die zin dat het ziekenhuis per
faillissementsdatum (24 juni 2013, 0.00 uur) wordt gedreven voor rekening en risico van SMC.
Aanvankelijk was er sprake van dat de transactie afhankelijk was van de goedkeuring van de ACM (Autoriteit Consument
en Markt) op grond van de Mededingingswet. De in SMC deelnemende ziekenhuizen hebben hun samenwerking echter
zo vorm gegeven dat geen melding bij de ACM behoeft te worden gedaan en dat de transactie aldus niet afhankelijk is
van goedkeuring ACM. SMC en betreffende ziekenhuizen hebben aan de boedel gegarandeerd dat de transactie niet
aan goedkeuring van de ACM onderhevig is.
In het kader van de transactie zal SMC aan een groot deel van het personeelsbestand van RPZ dienstverbanden
aanbieden. De selectie van het personeel dat daarvoor in aanmerking komt vindt op het moment van het uitbrengen van
dit verslag plaats. Naar verwachting van SMC zal het personeel van RPZ op of kort na 15 juli 2013 van SMC vernemen
of een dienstverband zal worden aangeboden. Ook heeft SMC inmiddels aan het grootste gedeelte van de medische staf
de aanbieding gedaan om bij SMC in loondienst te treden.
Tweede verslag:
Gedurende deze verslagperiode is de feitelijke overdracht van het ziekenhuis aan SMC afgerond.
In deze verslagperiode heeft nader overleg plaatsgevonden tussen curatoren, SMC, Stichting Waarborgfonds voor de
Zorgsector (Wfz) en de gemeente Spijkenisse over een constructie, waarbij het SMC de ziekenhuisgebouwen zal huren.
Dit overleg heeft vooralsnog niet geresulteerd in een oplossing. De gemeente Spijkenisse, die de (juridische) eigendom
van de gebouwen heeft, heeft medegedeeld niet als verhuurder te willen optreden. Thans wordt in overleg met de
overige betrokken partijen, Wfz en SMC, bekeken op welke wijze een huur/gebruiksconstructie kan worden afgesproken.
Derde verslag:
Ook in de afgelopen verslagperiode hebben diverse besprekingen met betrekking tot een (huur/gebruiks)constructie van
de ziekenhuisgebouwen tussen de betrokken partijen plaatsgevonden. Het overleg zal worden voortgezet, waarbij het de
intentie van de curatoren is snel een oplossing te bereiken.
Het UWV heeft haar vorderingen inmiddels bij de curatoren ingediend. Aan de hand van de activaovereenkomst met het
SMC zal moeten worden bepaald welk gedeelte van deze vorderingen aan het SMC moeten worden doorberekend.
Vierde verslag:
In deze verslagperiode hebben wederom gesprekken plaatsgevonden tussen curatoren, SMC en WfZ om zo snel
mogelijk tot een definitieve oplossing van de huisvestingsproblematiek te komen. In die overleggen zijn SMC en WfZ
overeengekomen dat - zolang er nog geen definitieve oplossing is – SMC een gebruiksvergoeding zal betalen op een
Er kunnen aan dit verslag en volgende faillissementsverslagen geen rechten worden ontleend. Niets in dit verslag kan
worden geïnterpreteerd als een erkenning van aansprakelijkheid en/of als afstand van enig recht.
18/27
escrow rekening. SMC heeft toegezegd op korte termijn met een voorstel te komen voor een definitieve oplossing.
Curatoren houden wekelijks contact met het SMC en geregeld met de overige betrokken partijen om de continuïteit van
het proces te waarborgen.
Het UWV heeft aangepaste vorderingen bij de curatoren ingediend. De vordering uit hoofde van de afdracht van
pensioenpremies over de loongarantieperiode is nog niet door het UWV bij de curatoren ingediend. Er is een berekening
gemaakt van de doorbelasting aan het SMC op grond van de activaovereenkomst, maar een tweetal punten dient nog
nader onderzocht te worden, alvorens deze berekening aan het SMC kan worden overgelegd.
Vijfde verslag:
SMC en WfZ zijn met een derde partij in onderhandeling over de mogelijke koop door deze derde van de
ziekenhuisgebouwen. De verwachting is dat partijen in de komende verslagperiode tot een afronding daarvan zullen
komen. De huisvestingsproblematiek zou daarmee zijn opgelost. Daarnaast loopt er nog een aantal
huurovereenkomsten met huurders, waarbij gefailleerde als verhuurder partij is. De boedel is met het SMC en deze
huurders tot afspraken gekomen met betrekking tot een contractsovername. Deze contractsovername zal spoedig
worden geformaliseerd.
Het UWV heeft de vordering inzake de afdracht pensioenpremies over de loongarantieperiode nog steeds niet ingediend.
Nagegaan wordt wanneer deze tegemoet gezien kan worden. Zoals in het vierde verslag vermeld, was er op een tweetal
punten onduidelijkheid over de vordering van het UWV. Eén van die punten is inmiddels opgelost over het andere wordt
nog met het UWV gediscussieerd. Zoals in voorgaande verslaglegging nader uiteengezet, dient ingevolge de activa
overeenkomst een gedeelte van de personeelslasten van kort na faillissementsdatum te worden doorbelast aan het
SMC. Gezien de onduidelijkheid in de afrekening met het UWV heeft deze doorbelasting nog niet plaats kunnen vinden.
Het SMC heeft inmiddels wel een indicatie van de hoogte van de doorbelasting ontvangen.
Zesde verslag:
De in de vorige verslagperiode nog voorziene verkoop van ziekenhuisgebouwen blijkt niet door te gaan. Daarmee dreigt
de huisvestingsproblematiek in een impasse te geraken. De aankomende verslagperiode zal wederom de Gemeente
Spijkenisse worden benaderd met de vraag of deze als juridisch eigenaar van de gebouwen niet alsnog bereid is om als
verhuurder voor het SMC op te treden. Eerder heeft de Gemeente Spijkenisse dat geweigerd.
Theoretisch kan het zo zijn dat het faillissement straks zal worden beëindigd zonder regeling over het onroerend goed.
Curatoren gaan ervan uit dat op dat moment de economische eigendom, die RPZ is gelegen, van rechtswege zal
toevallen aan de Gemeente Spijkenisse als juridisch eigenaar.
Op één punt bestond nog onduidelijkheid over de vordering van het UWV (exclusief afdracht pensioenpremies). Deze
onduidelijkheid is inmiddels opgehelderd. Ingevolge de activaovereenkomst dient een gedeelte van de personeelslasten
van kort na faillissementsdatum te worden doorbelast aan het SMC. Deze doorbelasting kan echter niet eerder worden
gefinaliseerd dan nadat de vordering inzake de afdracht pensioenpremies (inclusief specificatie) over de
loongarantieperiode bekend is. Recent is het ontbrekende deel van deze vordering door het UWV bij de boedel
ingediend. De toegezonden informatie wordt momenteel in de concept-doorbelasting aan het SMC verwerkt. Zodra dit
proces gereed is zal de doorbelasting aan het SMC worden toegezonden.
Zevende verslag:
In deze verslagperiode hebben de Curatoren wederom initiatieven genomen om een oplossing te vinden rond de
huisvestingsproblematiek. Inmiddels lijkt een oplossing tussen Curatoren, Wfz, SMC en de gemeente Nissewaard in de
maak. Zodra hierover volledige duidelijkheid bestaat, zal hier nader over worden bericht.
Achtste verslag:
Er lijkt nog steeds een oplossing in de maak rond de huisvestingsproblematiek. Er is aan de Curatoren een voorstel
gedaan voor een beoogde transactie. De Curatoren hebben verzocht het gedane voorstel met stukken te onderbouwen,
zodat de Curatoren de voorgenomen transactie in al haar facetten kunnen beoordelen. Zodra hierover volledige
duidelijkheid bestaat, zal hier nader over worden bericht.
Negende verslag:
Er kunnen aan dit verslag en volgende faillissementsverslagen geen rechten worden ontleend. Niets in dit verslag kan
worden geïnterpreteerd als een erkenning van aansprakelijkheid en/of als afstand van enig recht.
19/27
Huisvestingsproblematiek
De kwestie ter zake de huisvestingsproblematiek is inmiddels tussen betrokken partijen als volgt
afgewikkeld. Rond de eerdere verkoop aan SMC en de doorstart van het ziekenhuis waren nog een
aantal punten niet afgerond, omdat hierover nog discussie ontstond. Hierover is inmiddels
overeenstemming bereikt. Kort gezegd heeft het SMC het eigendom van het onroerend goed op 9
december jl. verkregen waarbij in totaal EUR 6,9 mio op de openstaande schuld waarvoor een
hypotheekrecht was verstrekt, wordt afgelost. Curatoren, WFZ en de gemeente Nissewaard hebben
allen meegewerkt aan deze constructieoplossing. Curatoren en de gemeente hebben op 9 december jl.
ook hun medewerking verleend aan de levering van de parkeerterreinen. Hiermee was een bedrag van
EUR 600.000 gemoeid. De boedel komt daarvan EUR 300.000 toe.
Ter gelegenheid van de afwikkeling van het huisvestingsdossier is tevens de doorbelasting van de
personeelslasten aan SMC afgewikkeld (EUR 950.000), alsook de betaling door SMC van haar deel van
de premie voor de uitloopdekking van de aansprakelijkheidsverzekering bij MediRisk (EUR 100.000).
In totaal zal de boedel daarmee EUR 1.350.000 ontvangen van SMC. Daarvan is een bedrag van EUR
500.000 reeds op de boedelrekening bijgeschreven. Het restant van EUR 850.000 zal uiterlijk op 15
februari 2017 worden voldaan. Indien dit laatste niet het geval is, dan zal de vordering worden
geconverteerd in een lening met een rentepercentage van 3%. Tot zekerheid van betaling van het
bedrag van EUR 850.000, althans de geconverteerde lening is door het SMC ten gunste van de
curatoren een eerste recht van hypotheek op het onroerend goed gevestigd.
Procedures tegen curatoren in privé
Enkele specialisten hebben procedures aangespannen tegen het SMC, de aandeelhouders van het
SMC en tegen beide curatoren in privé. De boedel is niet door de specialisten in deze procedures
betrokken. Betreffende specialisten vorderen in deze procedures schadevergoeding wegens verlies
van goodwill als gevolg van het feit dat zij na het faillissement niet meer als vrijgevestigde medisch
specialisten hun werkzaamheden hebben kunnen voortzetten. Het SMC en de aandeelhouders wordt
verweten dat het gebruik maakt van goodwill van de specialisten zonder dat daarvoor een vergoeding
is betaald, terwijl de curatoren in privé onrechtmatig handelen wordt verweten doordat zij bij de
transactie met het SMC die is voorbereid in de pre pack procedure de specialisten daar niet bij hebben
betrokken en bovendien geen rekening zouden hebben gehouden met de belangen van de
specialisten. De rechtbank Rotterdam heeft de vorderingen tegen de curatoren in privé afgewezen.
Daartegen hebben de specialisten hoger beroep aangetekend bij het Gerechtshof Den Haag. In deze
procedures is nog geen uitspraak gedaan.
6.4
Verantwoording
6.5
Opbrengst
Eerste verslag:
De verkochte roerende zaken zijn voor de transactie getaxeerd door Troostwijk Waardering en Advies. Zoals hiervoor
aangegeven, is voorts advies ingewonnen van Ernst & Young Transaction Advisory Services. De ziekenhuisgebouwen
zijn in opdracht van het Wfz gewaardeerd door DTZ Zadelhoff.
Eerste verslag:
EUR 6.000.000
Tweede verslag:
In een enkel geval is achteraf gebleken dat aan SMC verkochte zaken geen eigendom van failliet zijn. Dit geldt
Er kunnen aan dit verslag en volgende faillissementsverslagen geen rechten worden ontleend. Niets in dit verslag kan
worden geïnterpreteerd als een erkenning van aansprakelijkheid en/of als afstand van enig recht.
20/27
bijvoorbeeld voor een gedeelte van de inventaris van de kaakchirurgie. Betreffende zaken zijn inmiddels nader getaxeerd
en er zal een restitutie op de koopprijs plaatsvinden conform de in het kader van de doorstart afgesproken regeling.
Derde verslag:
De restitutie op de koopprijs van EUR 115.225,40 heeft inmiddels aan het SMC plaatsgevonden.
Negende verslag:
Als gevolg van de afwikkeling van het huisvestingsdossier en de doorbelasting aan het SMC van de
personeelslasten heeft een additionele opbrengst ontvangen van EUR 300.000.
6.6
Boedelbijdrage
n.v.t.
Werkzaamheden
Werkzaamheden in het kader van de afronding van de doorstart en de transitie van de organisatie van RPZ
naar SMC, overleg en correspondentie met diverse betrokkenen.
7.
Rechtmatigheid
7.1
Boekhoudplicht
7.2
Depot jaarrekeningen
7.3
Goedkeurende verklaring accountant
7.4
Stortingsverplichting aandelen
7.5
Onbehoorlijk bestuur
Tweede verslag:
Met assistentie van R&P Finance is er inzicht in de financiële situatie.
Eerste verslag:
RPZ is ingevolge de toepasselijke regelgeving niet verplicht om haar jaarrekening bij het handelsregister te deponeren.
Wel dient zij op grond van artikel 9 Regeling Verslaggeving WTZi jaarlijks voor 1 juni de jaarverslaggeving van het
voorgaande kalenderjaar in te dienen bij het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG).
Het RPZ heeft de jaarverslaggeving van 2010 en 2011 tijdig bij het CIBG ingediend. Voor de verslaggeving van 2012 zou
zij uitstel hebben verzocht en gekregen. Curatoren hebben dit nog in onderzoek.
Eerste verslag:
De jaarrekeningen zijn van een accountantsverklaring voorzien.
Eerste verslag:
Van een stortingsverplichting op aandelen is geen sprake, nu het RPZ een stichting is en geen vennootschap.
Tweede verslag:
Onderdeel van de afwikkeling van een faillissement maakt zoals te doen gebruikelijk uit een onderzoek door curatoren
naar de oorzaken en achtergronden van het faillissement. Eerst zodra dit onderzoek zal zijn afgerond, zullen daarover
nadere gegevens naar buiten worden gebracht. Zie ook hetgeen hiervoor bij 1.7 is opgemerkt.
Derde verslag:
Inmiddels zijn de gesprekken met de betrokkenen gestart. Het ligt in de lijn der verwachting dat bij de volgende
verslaglegging een (eerste) rapportage ter zake kan worden gegeven.
Er kunnen aan dit verslag en volgende faillissementsverslagen geen rechten worden ontleend. Niets in dit verslag kan
worden geïnterpreteerd als een erkenning van aansprakelijkheid en/of als afstand van enig recht.
21/27
Vierde verslag:
De laatste gesprekken hebben veel nieuwe informatie(bronnen) opgeleverd. De curatoren zijn daarom nu (nog) niet in
staat om een eerste rapportage ten aanzien van (eventueel) onbehoorlijk bestuur uit te brengen. Het ligt in de lijn der
verwachting dat bij de volgende verslaglegging een (eerste) rapportage ter zake wel zal kunnen worden uitgebracht.
Vijfde verslag:
De (eerste) rapportage ten aanzien van het feitenonderzoek bevindt zich in een afrondende fase, waarna het voor
feitelijk commentaar naar de geïnterviewden zal worden verzonden. Vervolgens zullen de curatoren zich een (voorlopig)
oordeel ten aanzien van de oorzaken van het faillissement vormen. De verwachting is dat bij de volgende verslaglegging
een (eerste) rapportage kan worden uitgebracht.
Zesde verslag:
Verwezen wordt naar hetgeen aan het slot van § 1.7 is medegedeeld.
Zevende verslag:
Verwezen wordt naar hetgeen aan het slot van § 1.7 is medegedeeld.
Achtste verslag:
Verwezen wordt naar hetgeen aan het slot van § 1.7 is medegedeeld.
7.6
Paulianeus handelen
Tweede verslag:
Niet geconstateerd.
Werkzaamheden
Gesprekken met betrokkenen en overige gebruikelijke werkzaamheden
8.
Crediteuren
8.1
Boedelvorderingen
Tweede verslag:
Faillissementskosten: p.m.
Loonverplichtingen vanaf faillissementsdatum, welke ingevolge de loongarantieregeling worden overgenomen door het
UWV: p.m.
Huurpenningen buitenpoli´s na faillissementsdatum: p.m.
Derde verslag:
Faillissementskosten: p.m.
Loonverplichtingen vanaf faillissementsdatum, welke ingevolge de loongarantieregeling worden overgenomen door het
UWV: EUR 3.122.463. De vordering van het UWV is in onderzoek.
Huurpenningen buitenpoli´s na faillissementsdatum: EUR 44.875,29 + p.m. (de boedelvorderingen ter zake van de
huurpenningen van de buitenpoli’s na faillissementsdatum zijn aan het SMC doorbelast).
Vierde verslag:
Faillissementskosten: p.m.
Loonverplichtingen vanaf faillissementsdatum, welke ingevolge de loongarantieregeling worden overgenomen door het
UWV: EUR 3.124.312,71. De vordering van het UWV is in onderzoek.
Huurpenningen buitenpoli´s na faillissementsdatum: EUR 44.875,29 + p.m.
Vijfde verslag:
Er kunnen aan dit verslag en volgende faillissementsverslagen geen rechten worden ontleend. Niets in dit verslag kan
worden geïnterpreteerd als een erkenning van aansprakelijkheid en/of als afstand van enig recht.
22/27
Faillissementskosten: p.m.
Loonverplichtingen vanaf faillissementsdatum, welke ingevolge de loongarantieregeling worden overgenomen door het
UWV: EUR 3.124.312,71. Zoals hiervoor bij 6.3 vermeld, is nog niet duidelijk of deze vordering juist is. Huurpenningen
buitenpoli´s na faillissementsdatum: EUR 44.875,29 + p.m.
Zesde verslag:
Zie vorige verslag.
Zevende verslag:
Zie verslag nummer 5.
Achtste verslag:
De curatoren verwijzen naar hetgeen in het vijfde verslag is opgenomen. Daarin is sedertdien geen noemenswaardige
verandering opgetreden.
Negende verslag:
Ongewijzigd
8.2
Preferente vordering fiscus
Tweede verslag:
De Belastingdienst heeft tot dusver een vordering aangemeld wegens niet afgedragen Loonheffing april 2013 van
(afgerond) EUR 875.000. Deze vordering zal nog met een zelfde bedrag toenemen in verband met de Loonheffing mei
2013.
Derde verslag:
De Belastingdienst heeft tot dusver vorderingen aangemeld van in totaal EUR 2.856.807.
Vierde verslag:
De Belastingdienst heeft tot dusver vorderingen aangemeld van in totaal EUR 2.893.036.
Vijfde verslag:
De Belastingdienst heeft tot dusver vorderingen aangemeld van in totaal EUR 2.898.288,40.
Zesde en zevende verslag:
De Belastingdienst heeft tot dusver vorderingen aangemeld van in totaal EUR 2.893.036.
Achtste verslag:
De curatoren verwijzen naar hetgeen in het zesde verslag is opgenomen. Daarin is sedertdien geen
verandering opgetreden.
8.3
Negende verslag:
Ongewijzigd
Preferente vordering UWV
Tweede verslag:
Het UWV heeft nog geen vordering ingediend.
Derde verslag:
Het UWV heeft voor een bedrag van EUR 2.713.131,19 aan preferente vorderingen ingediend. De preferente
vorderingen van het UWV zijn in onderzoek.
Vierde verslag:
Het UWV heeft voor een bedrag van EUR 2.714.076,87 aan preferente vorderingen ingediend. De preferente
Er kunnen aan dit verslag en volgende faillissementsverslagen geen rechten worden ontleend. Niets in dit verslag kan
worden geïnterpreteerd als een erkenning van aansprakelijkheid en/of als afstand van enig recht.
23/27
vorderingen van het UWV zijn in onderzoek.
Zevende verslag:
Het UWV heeft voor een bedrag van EUR 2.727.242,61 aan preferente vorderingen ingediend. De preferente
vorderingen van het UWV zijn in onderzoek.
Achtste verslag:
De curatoren verwijzen naar hetgeen in het zevende verslag is opgenomen. Daarin is sedertdien geen verandering
opgetreden.
Negende verslag:
Ongewijzigd
8.4
Andere preferente crediteuren
Tweede verslag:
Door een oud-werknemer is een vordering ad EUR 5.252,40 ingediend die niet wordt gedekt door de
loongarantieregeling. De curatoren hebben deze vordering geplaatst op de lijst van voorlopig erkende crediteuren. De
vordering is bevoorrecht op grond van het in artikel 3:288 sub e BW bepaalde.
Achtste verslag:
De curatoren verwijzen naar hetgeen in het tweede verslag is opgenomen. Daarin is sedertdien geen verandering
opgetreden.
Negende verslag:
Ongewijzigd
8.5
Aantal concurrente crediteuren
Tweede verslag:
Volgens de administratie van RPZ zijn er 326 crediteuren.
Aan het einde van deze verslagperiode hadden 329 crediteuren een concurrente vordering ingediend.
Derde verslag:
Aan het einde van deze verslagperiode hadden 351 crediteuren een concurrente vordering ingediend.
Vierde verslag:
Aan het einde van deze verslagperiode hadden 359 crediteuren een concurrente vordering ingediend.
Vijfde verslag:
Aan het einde van deze verslagperiode hadden 431 crediteuren een concurrente vordering ingediend.
Zesde verslag:
Aan het einde van deze verslagperiode hadden 377 crediteuren een concurrente vordering ingediend. Bij het vorige
verslag zijn per abuis meerdere vorderingen van dezelfde crediteur als verschillende crediteuren meegenomen.
Zevende verslag:
Aan het einde van deze verslagperiode hadden 379 crediteuren een concurrente vordering ingediend.
Achtste verslag:
Aan het einde van deze verslagperiode hadden 380 crediteuren een concurrente vordering ingediend.
Er kunnen aan dit verslag en volgende faillissementsverslagen geen rechten worden ontleend. Niets in dit verslag kan
worden geïnterpreteerd als een erkenning van aansprakelijkheid en/of als afstand van enig recht.
24/27
Negende verslag:
Aan het einde van deze verslagperiode hadden 383 crediteuren een concurrente vordering ingediend.
8.6
Bedrag concurrente crediteuren
Tweede verslag:
Volgens de administratie van RPZ EUR 6.133.438 exclusief de hiervoor genoemde vorderingen van het Wfz en ING
Bank. Aan het einde van deze verslagperiode was voor een totaalbedrag ad EUR 6.901.197,21 aan concurrente
vorderingen ingediend exclusief de hiervoor in de punten 5.1 en 3.3 genoemde vorderingen van ING Bank en het Wfz.
Derde verslag:
Aan het einde van deze verslagperiode was voor een totaalbedrag ad EUR 10.010.143,54 aan concurrente vorderingen
ingediend exclusief de hiervoor in de punten 5.1 en 3.3 genoemde vorderingen van ING Bank en het Wfz.
Vierde verslag:
Aan het einde van deze verslagperiode was voor een totaalbedrag ad EUR 37.125.510,48 aan concurrente vorderingen
ingediend exclusief de hiervoor in de punten 5.1 en 3.3 genoemde vordering van ING Bank.
Vijfde verslag:
Aan het einde van deze verslagperiode was voor een totaalbedrag ad EUR 37.147.344,22 aan concurrente vorderingen
ingediend exclusief de hiervoor in de punten 5.1 en 3.3 genoemde vordering van ING Bank.
Zesde verslag:
Aan het einde van deze verslagperiode was voor een totaalbedrag ad EUR 38.708.915,13 aan concurrente vorderingen
ingediend exclusief de hiervoor in de punten 5.1 en 3.3 genoemde vordering van ING Bank.
Zevende verslag:
Aan het einde van deze verslagperiode was voor een totaalbedrag ad EUR 38.714.975,38 aan concurrente vorderingen
ingediend exclusief de hiervoor in de punten 5.1 en 3.3 genoemde vordering van ING Bank.
Achtste verslag:
Aan het einde van deze verslagperiode was voor een totaalbedrag ad EUR 38.699.122,64 aan concurrente vorderingen
ingediend exclusief de hiervoor in de punten 5.1 en 3.3 genoemde vordering van ING Bank.
De curatoren hebben deze verslagperiode een eerder door de specialisten ingediende vordering wegens schade door
het als gevolg van het faillissement tenietgaan van goodwill aanspraken, welke vordering de specialisten voorlopig in
totaal hebben begroot op EUR 10 miljoen betwist. Ter zake wordt nader verwezen naar hetgeen hiervoor bij § 3.9 is
vermeld.
Negende verslag:
Aan het einde van deze verslagperiode was voor een totaalbedrag ad EUR 38.703.391,93 aan
concurrente vorderingen ingediend exclusief de hiervoor in de punten 5.1 en 3.3 genoemde vordering
van ING Bank.
8.7
Verwachte wijze van afwikkeling
Nog niet bekend. De schuldenlast kan nog oplopen. Verder beraden de curatoren zich nog ten aanzien
van de voorlopige erkenning van een aantal ingediende vorderingen.
Werkzaamheden
Aanschrijven crediteuren, crediteurenadministratie
Er kunnen aan dit verslag en volgende faillissementsverslagen geen rechten worden ontleend. Niets in dit verslag kan
worden geïnterpreteerd als een erkenning van aansprakelijkheid en/of als afstand van enig recht.
25/27
9.
Procedures
9.1
Naam wederpartijen
Derde verslag:
Tosca Medisch Interim B.V. en Tosca Medisch Interim OK B.V. als eiseressen.
Vierde verslag:
De curatoren hebben een kort geding procedure gevoerd tegen verzekeraar MediRisk. Verwezen wordt naar punt 1.5
van dit verslag.
9.2
Aard procedure
9.3
Naam wederpartijen
Derde verslag:
Eiseressen vorderen in kort geding op de voet van artikel 3:15j BW en artikel 843a Rv openlegging van specifieke
onderdelen van de administratie van RPZ.
Derde verslag:
De voorzieningenrechter heeft bij vonnis in kort geding van 18 december 2013 de vorderingen van eiseressen
afgewezen.
Werkzaamheden
Correspondentie met (advocaat van) wederpartijen, vervaardigen processtukken, bijwonen zitting.
10.
Overig
10.1
Termijn afwikkeling faillissement
Nog niet bekend.
10.2
Plan van aanpak
- afwikkeling en incasso debiteuren en onderhanden werk en verdeling daarvan over rechthebbenden;
- verder onderzoek oorzaken en achtergronden van het faillissement;
- financieel oorzakenonderzoek afronden;
- onderzoek naar de (rechtmatigheid van de) doorbelasting van zakelijke lasten door de Gemeente
Spijkenisse, thans onderdeel van de Gemeente Nissewaard;
- onderzoek naar mogelijke aanvullende koopsom door Pathan B.V. op basis van earn-outregeling;
- afwikkeling deelneming MediRisk;
10.3
Indiening volgend verslag
24 juni 2017 (46 maanden na faillietverklaring)
10.4
Status van dit verslag
Dit verslag dient in samenhang te worden gelezen met eventuele eerdere verslaglegging en is gebaseerd op
de informatie die curatoren hebben ontvangen. Additionele informatie kan tot nieuwe inzichten leiden. Dit
betekent dat ook de in dit verslag opgenomen financiële gegevens op enig moment aangepast kunnen
worden. Aan dit verslag kunnen dan ook geen rechten worden ontleend. Niets in dit verslag kan worden
Er kunnen aan dit verslag en volgende faillissementsverslagen geen rechten worden ontleend. Niets in dit verslag kan
worden geïnterpreteerd als een erkenning van aansprakelijkheid en/of als afstand van enig recht.
26/27
geïnterpreteerd als erkenning van aansprakelijkheid en/of als afstand van enig recht.
Werkzaamheden
Opstellen verslag en overige werkzaamheden die niet onder een van de andere noemers zijn te brengen.
---
Er kunnen aan dit verslag en volgende faillissementsverslagen geen rechten worden ontleend. Niets in dit verslag kan
worden geïnterpreteerd als een erkenning van aansprakelijkheid en/of als afstand van enig recht.
27/27