Tabellenboek - NN CDC Pensioenfonds

Download Report

Transcript Tabellenboek - NN CDC Pensioenfonds

Tabellenboek
geldig van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016
2016
Duidelijk over dadelijk
Tabellenboek
Inhoudsopgave
Algemeen................................................................................................................................ 3
Geldigheid................................................................................................................................ 4
Uitgangspunten....................................................................................................................... 5
Pensioenvervroeging.............................................................................................................. 6
Uitruil tussen partnerpensioen en ouderdomspensioen.................................................... 7
Variëren in de hoogte van het ouderdomspensioen........................................................... 8
Afkoop .................................................................................................................................... 12
Duidelijk over dadelijk
2
Tabellenboek
Algemeen
In dit Tabellenboek zijn de factoren opgenomen die wij gebruiken om je pensioen
te herrekenen als je gebruik maakt van een van de keuzemogelijkheden zoals
opgenomen in hoofdstuk V van het Pensioenreglement. Het Pensioenreglement
biedt de volgende keuzemogelijkheden:
a.
b.
c.
d.
pensioenvervroeging
deeltijdpensioen
uitruil tussen partnerpensioen en ouderdomspensioen
variëren in de hoogte van het ouderdomspensioen
Daarnaast bevat dit Tabellenboek de afkoopfactoren die wij gebruiken indien
je een gering pensioen hebt dat wordt afgekocht. We spreken van een gering
pensioen indien het pensioenbedrag beneden de afkoopgrens blijft.
Voor zowel de tabellen inzake keuzemogelijkheden als de tabellen met
afkoop­factoren geldt dat de factoren op hele leeftijden worden gegeven.
Op tussen­liggende leeftijden wordt lineair geïnterpoleerd in hele maanden.
Voor de keuzemogelijkheden geldt een vaste volgorde. Je moet eerst kiezen of
je je ouderdomspensioen wilt vervroegen en/of je met deeltijdpensioen wilt gaan,
daarna of je partner- en ouderdomspensioen wilt uitruilen en als laatste of je de
hoogte van je ouderdomspensioen wilt laten variëren.
Voor deeltijdpensionering gelden geen aparte tabellen met factoren. Als je kiest
voor deeltijdpensionering wordt, voor het deel van het pensioen dat je eerder
wilt laten ingaan, gebruik gemaakt van de reguliere tabellen inzake pensioen­
vervroeging. Daarna worden op dit vervroegde pensioen eventueel nog de
factoren inzake overige keuzemogelijkheden toegepast.
Als we in dit Tabellenboek bedragen noemen dan zijn dat bruto pensioenbedragen
op jaarbasis, net als op je Uniform Pensioenoverzicht. Bij pensioenvormen met
een tijdelijke uitkering betekent dit dat als de uitkeringsduur van het pensioen
na omzetting korter dan één jaar is, de werkelijke totale uitkering ook lager zal
zijn dan het in de tabel vermelde bedrag. Het jaarbedrag van de tijdelijke uitkering
wordt dan gedeeld door twaalf maanden, en vervolgens levenslang per maand
uitgekeerd tot de vermelde einddatum van de uitkering.
Op diverse plekken in dit Tabellenboek zijn rekenvoorbeelden opgenomen.
Dit zijn voorbeelden van standaardsituaties en dienen ter illustratie hoe de in
de tabellen opgenomen factoren worden toegepast. Uiteindelijk wordt gekeken
naar jouw specifieke situatie. Als er sprake is van een afwijkende situatie dan
worden de factoren op overeenkomstige manier toegepast, maar indien nodig
wel aangepast aan de specifieke situatie.
Duidelijk over dadelijk
3
Tabellenboek
Net als in het Pensioenreglement spreken we je in dit Tabellenboek aan met ‘je’
en ‘jou’. Overal waar in dit Tabellenboek ‘Deelnemer’ staat, bedoelen we ook
‘Ex-Deelnemer’. Als wij over ‘hij’ of ‘zijn’ schrijven, dan bedoelen we ook ‘zij’
of ‘haar’. Waar ‘ons’ of ‘wij’ in de tekst staat bedoelen we het Pensioenfonds.
Geldigheid
De factoren in dit Tabellenboek zijn geldig van 1 januari 2016 tot en met
31 december 2016. Het Pensioenfondsbestuur heeft de vrijheid om het
Tabellenboek tussentijds te wijzigen, indien de omstandigheden daar
aanleiding toe geven.
Duidelijk over dadelijk
4
Tabellenboek
Uitgangspunten
Bij de vaststelling van de factoren in dit Tabellenboek is gebruik gemaakt van
diverse actuariële grondslagen en aannames. Deze grondslagen zijn marktconform
en sluiten zo veel mogelijk aan bij de grondslagen die het Pensioenfonds hanteert
bij de waardering van de pensioenverplichtingen, zoals omschreven in de Actuariële
Bedrijfstechnische Nota (abtn) van het Pensioenfonds.
De belangrijkste actuariële grondslagen vermelden we hieronder:
Overlevingstafel: Ervaringssterfte: Rekenrente: Leeftijdsverschil: Kostenopslag: prognosetafel AG2014 (startjaar 2016)
fondsspecifieke ervaringssterfte (TW2014)
de door De Nederlandsche Bank gepubliceerde rentetermijnstructuur voor pensioenfondsen per 30 september 2015
voor niet-ingegaan partnerpensioen wordt verondersteld dat een man drie jaar ouder is dan zijn vrouwelijke partner, en dat een vrouw drie jaar jonger is dan haar mannelijke partner
in de afkoopfactoren is geen excasso-kostenopslag begrepen
Sekseneutraliteit
Bij de omzetting van pensioenaanspraken gelden gelijke factoren voor mannelijke
en vrouwelijke deelnemers. Om te komen tot sekseneutrale omzettingsfactoren, is
uitgegaan van een verhouding van 85% versus 15% voor mannelijke respectievelijk
vrouwelijke deelnemers.
Voor de afkoopfactoren geldt een leeftijdsafhankelijke verhouding tussen mannen
en vrouwen volgens onderstaande tabel:
Duidelijk over dadelijk
Leeftijdscohort
% mannen
% vrouwen
tot 35 jaar
57%
43%
35 tot 40 jaar
62%
38%
40 tot 45 jaar
68%
32%
45 tot 50 jaar
73%
27%
50 tot 55 jaar
77%
23%
ouder dan 55 jaar
85%
15%
5
Tabellenboek
Pensioenvervroeging
Volgens artikel 20 lid 1 van het Pensioenreglement kun je kiezen voor pensioen­
vervroeging. Je ouderdomspensioen gaat dan eerder in dan de Pensioenricht­
leeftijd van 67 jaar. Pensioenvervroeging vindt altijd plaats in hele maanden.
Onderstaande tabel geeft aan hoeveel het jaarlijkse ouderdomspensioen
bedraagt na vervroeging naar de nieuwe pensioenleeftijd. De tabel gaat uit
van een opgebouwd pensioen direct vóór pensioenvervroeging van € 1.000
dat ingaat op de Pensioenrichtleeftijd. Bij pensioenvervroeging wijzigt het
partnerpensioen niet.
Tabel 1.1: Vervroeging van € 1.000 ouderdomspensioen
Nieuwe pensioenleeftijd
Ouderdomspensioen na vervroeging
60
692
61
727
62
764
63
804
64
848
65
894
66
945
67
1.000
Voorbeelden bij tabel 1.1:
a. Een Deelnemer wil zijn ouderdomspensioen, dat ingaat op de Pensioenrichtleeftijd van 67 jaar, vervroegen naar een ingangsleeftijd van 63 jaar. Op leeftijd
63 jaar bedraagt zijn opgebouwde pensioen € 2.500. Na pensioenvervroeging
naar leeftijd 63 bedraagt het ouderdomspensioen dat direct ingaat en levenslang zal uitkeren € 2.010 (= € 2.500 x € 804 / € 1.000).
b. Een Deelnemer wil op leeftijd 61 gebruik maken van de mogelijkheid
tot deeltijdpensionering. Hij wil zijn ouderdomspensioen op leeftijd 61
voor 25% laten ingaan. Het totale opgebouwde pensioen op leeftijd 61
bedraagt € 8.000. Van dit bedrag zal 25%, zijnde € 2.000, vervroegd worden
naar leeftijd 61. Op basis van de tabel bedraagt het pensioen na vervroeging
€ 1.454 (= € 2.000 x € 727 /€ 1.000). Dit deel van het ouderdomspensioen gaat
direct in en keert levenslang uit. Het resterende deel van het oorspronkelijke
ouderdomspensioen (€ 6.000) behoudt de reguliere ingangsleeftijd.
Duidelijk over dadelijk
6
Tabellenboek
Uitruil tussen partnerpensioen
en ouderdoms­pensioen
Op de Pensioendatum kun je volgens artikel 20 lid 3 van het Pensioenreglement
kiezen voor uitruil tussen ouderdomspensioen en partnerpensioen:
a.
b.
Je kunt de aanspraak op partnerpensioen geheel of gedeeltelijk uitruilen
voor een hoger ouderdomspensioen
Je kunt je ouderdomspensioen gedeeltelijk uitruilen voor een hogere aanspraak
op partnerpensioen, waarbij het partnerpensioen na uitruil niet hoger mag zijn
dan 70% van het ouderdomspensioen na uitruil.
In onderstaande tabel kun je zien met welk bedrag je direct ingaand ouder­doms­
pensioen wordt verhoogd als je kiest voor uitruil van partnerpensioen, en omgedraaid. Daarbij worden altijd de bedragen gehanteerd die gelden per werkelijke
Pensioendatum. Als je kiest voor pensioenvervroeging en daarna voor uitruil dan
geldt voor uitruil het bedrag uit de tabel bij de vervroegde Pensioenleeftijd.
Tabel 2.1: U
itruil van € 1.000 partnerpensioen in extra direct ingaand ouderdomspensioen en uitruil
van € 1.000 direct ingaand ouderdomspensioen in extra partnerpensioen
Pensioenleeftijd
Extra direct ingaand
ouderdomspensioen
bij uitruil van € 1.000
niet-ingegaan partnerpensioen
Extra partnerpensioen bij
uitruil van € 1.000 direct
ingaand ouderdomspensioen
60
220
4.546
61
230
4.344
62
241
4.150
63
252
3.966
64
264
3.791
65
276
3.625
66
288
3.467
67
301
3.318
Bij uitruil tussen partnerpensioen en ouderdomspensioen geldt
een aantal bijzonderheden:
a.
b.
c.
Duidelijk over dadelijk
Als je partnerpensioen wilt uitruilen voor een hoger ouderdomspensioen
dan moet je Partner daar schriftelijk toestemming voor geven.
Bijzonder partnerpensioen dat is toegekend aan een Ex-Partner
komt niet in aanmerking voor uitruil.
Als je Ex-Partner door pensioenverdeling bij scheiding (pensioenverevening) recht
heeft op uitbetaling van een deel van je ouderdomspensioen, dan kan dat deel van
het ouderdomspensioen niet worden uitgeruild voor een hoger partnerpensioen.
7
Tabellenboek
Voorbeelden bij tabel 2.1:
a. Een Deelnemer van 60 jaar oud heeft zijn ouderdomspensioen vervroegd naar
leeftijd 60. Op deze leeftijd bedraagt het direct ingaande ouderdomspensioen
€ 6.920 (na pensioenvervroeging). Het partnerpensioen bedraagt € 7.000. Hij
wil zijn volledige partnerpensioen uitruilen voor een hoger ouderdoms­pensioen.
Hij verkrijgt door uitruil € 1.540 (€ 7.000 x € 220 / € 1.000) extra ouderdoms­
pensioen. Het totale ouderdomspensioen bedraagt na uitruil € 8.460.
b. Een Deelnemer van 67 jaar oud heeft een opgebouwd ouderdomspensioen van
€ 10.000 en een opgebouwd partnerpensioen van € 7.000. Hij wil 50% van zijn
partnerpensioen uitruilen voor een hoger ouderdomspensioen. Door uitruil verkrijgt hij een extra ouderdomspensioen ter grootte van € 1.054 (50% * € 7.000 *
€ 301 / € 1.000). Na uitruil bedraagt zijn totale ouderdomspensioen € 11.054 en
zijn resterende partnerpensioen € 3.500.
Variëren in de hoogte van
het ouderdomspensioen
Volgens artikel 20 lid 4 van het Pensioenreglement kun je er voor kiezen om je
ouderdomspensioen vanaf je Pensioendatum in hoogte te laten variëren. In dit
hoofdstuk geven we informatie over deze keuzemogelijkheden.
AOW-overbrugging door omzetting ouderdomspensioen
Als je ouderdomspensioen eerder dan de AOW ingaat, kun je er voor kiezen om tot
de AOW-ingangsdatum een hoger ouderdomspensioen te ontvangen. Zo wordt het
tijdelijk ontbreken van een AOW-uitkering opgevangen. Daarvoor zetten we een deel
van je levenslange ouderdomspensioen om in een tijdelijk ouderdomspensioen dat
dient als AOW-overbrugging. Je hebt de keuze uit tijdelijke verhoging van het levenslange ouderdomspensioen tot de AOW-ingangsdatum met:
a.
b.
c.
de AOW voor ongehuwden inclusief vakantietoeslag
eenmaal de AOW voor gehuwden inclusief vakantietoeslag
tweemaal de AOW voor gehuwden inclusief vakantietoeslag
Bij omzetting van direct ingaand ouderdomspensioen in € 1.000 tijdelijk
ouderdoms­pensioen ter AOW-overbrugging, verminderen we je levenslange
ouderdomspensioen met het bedrag in onderstaande tabel 3.1. Hierbij wordt
gekeken naar de gewenste duur en de ingangsleeftijd van de tijdelijke AOWoverbrugging, waarbij voor tussenliggende duren en voor tussenliggende
leeftijden wordt lineair geïnterpoleerd. De omzetting van ouderdomspensioen
in AOW-overbrugging heeft geen gevolgen voor de hoogte van het partneren wezenpensioen.
Duidelijk over dadelijk
8
Tabellenboek
Tabel 3.1: Vermindering van het levenslange ouderdomspensioen indien het levenslange ouderdomspensioen
wordt omgezet in € 1.000 tijdelijk ouderdomspensioen per jaar tot de AOW-ingangsdatum
Pensioenleeftijd
Aantal maanden direct ingaande tijdelijke uitkering ter AOW-overbrugging
12
24
36
60
61
139
62
48
60
72
84
179
223
266
308
184
229
273
317
281
96
143
190
236
63
49
99
147
196
243
64
51
102
152
202
158
65
53
106
66
55
109
67
57
Voorbeeld bij tabel 3.1:
Een Deelnemer heeft zijn ouderdomspensioen vervroegd naar 64 jaar.
Het ouderdomspensioen bedraagt € 5.000 na vervroeging. Zijn AOW-datum
is 65 jaar en 6 maanden. Hij wil tot zijn AOW-datum een AOW-overbrugging
ontvangen ter grootte van eenmaal de AOW voor gehuwden. De uitkeringsduur
van de AOW-overbrugging is dus 18 maanden. Het AOW-bedrag is voor dit
rekenvoorbeeld op € 9.500 (op jaarbasis) gesteld.
Voor de toekenning van de AOW-overbrugging van € 9.500 per jaar met een
uitkerings­duur van 18 maanden verlagen we zijn levenslange ouderdomspensioen
met € 726,75.
a. Dit wordt berekend door eerst de verlagingsfactor van het ouderdomspensioen per € 1.000 tijdelijk ouderdomspensioen te bepalen door te interpoleren naar de duur van de tijdelijke uitkering (18 maanden):
[(18 -/- 12) / 12] x 102 + [(24 -/- 18) / 12] x 51 = 76,500
b. Vervolgens wordt deze factor gedeeld door € 1.000 en vermenigvuldigd met het gewenste tijdelijke ouderdomspensioen: € 9.500 x 76,500 / € 1.000 = € 726,75
Na omzetting ontvangt de Deelnemer vanaf leeftijd 64 een levenslang ouderdoms­
pensioen van € 4.273,25 en een tijdelijke AOW-overbrugging tot leeftijd 65 jaar en
6 maanden van € 9.500 op jaarbasis.
Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen
(hoog/laag en laag/hoog)
Je kunt er voor kiezen om de hoogte van het ouderdomspensioen te laten variëren.
Daarbij heb je de keuze uit:
a.
b.
c.
Duidelijk over dadelijk
een verhoogd of een verlaagd ouderdomspensioen tot je AOW-ingangsdatum
geldend op de Pensioendatum en daarna het omgekeerde
een verhoogd of een verlaagd ouderdomspensioen tot je 70ste verjaardag
en daarna het omgekeerde
eerst gedurende drie of vijf jaar een verhoogd of verlaagd ouderdomspensioen
en daarna het omgekeerde
9
Tabellenboek
De variatie in de hoogte van de uitkering van ouderdomspensioen heeft geen
gevolgen voor de hoogte van het partner- en wezenpensioen. Bij de toepassing
van variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen hebben de hoge en de lage
uitkering een verhouding van 100% staat tot 75%.
De hoogte van het ouderdomspensioen wordt onafhankelijk van je Pensioendatum
vastgesteld volgens onderstaande tabellen 3.2 en 3.3. Indien je kiest voor eerst een
tijdelijke hoge uitkering en daarna een levenslange lage uitkering, wordt gekeken
naar de duur van de hoge uitkering (tabel 3.2, hoog/laag). Indien je kiest voor
eerst een tijdelijke lage uitkering en daarna een levenslange hoge uitkering, wordt
gekeken naar de duur van de lage uitkering (tabel 3.3, laag/hoog). Voor tussen­
liggende duren van de hoge of lage uitkering wordt lineair geïnterpoleerd.
Tabel 3.2: O
mzetting van € 1.000 ouderdomspensioen op de pensioendatum in een tijdelijke hoge uitkering
(gedurende een vooraf gekozen duur) en daarna een levenslange lage uitkering
Aantal maanden hoog
Hoge uitkering
Lage uitkering
0
1.333
1.000
12
1.306
980
24
1.283
962
36
1.262
947
48
1.244
933
60
1.227
920
72
1.212
909
84
1.199
899
96
1.187
890
108
1.176
882
120
1.167
875
Voorbeeld bij tabel 3.2:
Een Deelnemer heeft op zijn Pensioendatum 63 een direct ingaand ouderdoms­
pensioen van € 8.000. Hij kiest voor een tijdelijk hoge uitkering tot leeftijd 70
(duur tijdelijke uitkering: 84 maanden). De tijdelijke hoge uitkering vanaf 63 jaar
tot het bereiken van leeftijd 70 bedraagt € 9.592 (= € 8.000 x € 1.199 / € 1.000).
Vanaf leeftijd 70 bedraagt zijn levenslange ouderdomspensioen € 7.192
(= € 8.000 x € 899 / € 1.000).
Duidelijk over dadelijk
10
Tabellenboek
Tabel 3.3: O
mzetting van € 1.000 ouderdomspensioen op de pensioendatum in een tijdelijke lage uitkering
(gedurende een vooraf gekozen duur) en daarna een levenslange hoge uitkering
Aantal maanden laag
Lage uitkering
Hoge uitkering
0
750
1.000
12
762
1.016
24
773
1.030
36
783
1.044
48
793
1.057
60
802
1.069
72
811
1.081
84
819
1.092
96
827
1.102
108
833
1.111
120
840
1.120
Voorbeeld bij tabel 3.3:
Een Deelnemer heeft op zijn Pensioendatum een direct ingaand ouderdoms­
pensioen van € 5.000. Hij kiest voor een tijdelijk lagere uitkering voor de periode
van 3 jaar (duur tijdelijke uitkering: 36 maanden). De tijdelijke lage uitkering
gedurende 3 jaar bedraagt € 3.925 (= € 5.000 x € 785 / € 1.000). Na afloop van de
tijdelijke lage uitkering bedraagt zijn levenslange ouderdomspensioen € 5.230
(= € 5.000 x € 1.046 / € 1.000).
Duidelijk over dadelijk
11
Tabellenboek
Afkoop
Op grond van artikel 23 van het Pensioenreglement kunnen wij je pensioen of
dat van je (Ex-)Partner of Kind in bepaalde situaties afkopen. Dat kan alleen als
de pensioenaanspraak lager is dan de afkoopgrens. We noemen dat een klein
pensioen. De volledige voorwaarden vind je terug in het Pensioenreglement.
De in dit hoofdstuk opgenomen tabellen 4.1 en 4.2 bevatten de factoren die de
afkoopwaarde per € 1,- pensioen geven. We bepalen de totale (bruto) afkoop­
waarde door de pensioenaanspraken die worden afgekocht, te vermenigvuldigen
met de afkoopfactoren uit de tabellen.
In de volgende situaties kan een pensioenaanspraak worden afgekocht:
Duidelijk over dadelijk
a.
Afkoop van klein pensioen na beëindiging van je deelname aan de pensioen­
regeling of bij ingang van het ouderdomspensioen. Als je aanspraak op ouderdomspensioen wordt afgekocht, dan worden ook de aanspraken op (bijzonder)
partnerpensioen en wezenpensioen afgekocht. De afkoopwaarde van een
bijzonder partnerpensioen wordt uitgekeerd aan je Ex-Partner.
I. De afkoopwaarde van het ouderdomspensioen berekenen we door je
aanspraak op ouderdomspensioen te vermenigvuldigen met afkoopfactor
1 uit tabel 4.1 behorende bij je leeftijd op het moment dat we je pensioen
afkopen.
II. De afkoopwaarde van het niet-ingegane (bijzonder) partnerpensioen
berekenen we door de aanspraak op partnerpensioen te vermenigvuldigen
met afkoopfactor 2 uit tabel 4.1 behorende bij jouw leeftijd (leeftijd van de
Deelnemer) op het moment dat we het pensioen afkopen.
III. Het niet-ingegane wezenpensioen heeft geen eigen afkoopwaarde.
De afkoopwaarde van het wezenpensioen is verwerkt als opslag in de
afkoopfactor van het partnerpensioen.
b.
Afkoop van een klein partnerpensioen of wezenpensioen op de ingangsdatum
van het pensioen. Dit betreft de situatie indien je komt te overlijden en dat het
kleine partner- of wezenpensioen tot uitkering komt.
I. De afkoopwaarde van het partnerpensioen berekenen we door de aanspraak
op partnerpensioen te vermenigvuldigen met afkoopfactor 3 uit tabel 4.1
behorende bij de leeftijd van je (Ex-)Partner op moment van afkoop. Als er
sprake is van meerdere (Ex-)Partners dan wordt voor elk van hun de afkoopwaarde op deze manier vastgesteld, waarbij alleen het deel van het partnerpensioen wordt meegenomen waar de betreffende (Ex-)Partner aanspraak
op maakt.
II. De afkoopwaarde van het wezenpensioen dat tot uitkering komt, berekenen
we door de aanspraak op wezenpensioen te vermenigvuldigen met de
afkoopfactor uit tabel 4.2 behorende bij de leeftijd van je Kind op moment
van afkoop. Deze berekening wordt voor elk Kind dat recht heeft op wezenpensioen uitgevoerd.
12
Tabellenboek
c.
Afkoop van een klein bijzonder partnerpensioen na beëindiging van je relatie.
De afkoopwaarde van het bijzonder partnerpensioen wordt uitgekeerd aan je
Ex-Partner.
I. De afkoopwaarde van het bijzonder partnerpensioen berekenen we door de
aanspraak op partnerpensioen te vermenigvuldigen met afkoopfactor 2 uit
tabel 4.1 behorende bij jouw leeftijd (leeftijd van de Deelnemer) op het
moment dat we het pensioen afkopen.
Tabel 4.1: Afkoopfactoren voor afkoop van uitgesteld ouderdomspensioen (ingaande op leeftijd 67), afkoop van meeverzekerd niet-ingegaan partnerpensioen en ingegaan partnerpensioen
Duidelijk over dadelijk
Leeftijd bij afkoop
Afkoopfactor 1:
uitgesteld
ouderdoms­pensioen
Afkoopfactor 2:
niet-ingegaan
partner­pensioen
Afkoopfactor 3:
ingegaan
partner­pensioen
18
5,499
1,044
38,440
19
5,663
1,087
38,256
20
5,831
1,131
38,065
21
6,003
1,177
37,868
22
6,180
1,225
37,664
23
6,362
1,274
37,452
24
6,548
1,325
37,233
25
6,739
1,377
37,006
26
6,934
1,431
36,771
27
7,135
1,487
36,527
28
7,340
1,544
36,275
29
7,550
1,604
36,013
30
7,765
1,665
35,742
31
7,985
1,728
35,461
32
8,209
1,792
35,171
33
8,439
1,859
34,871
34
8,673
1,927
34,560
35
8,883
2,075
34,293
36
9,125
2,149
33,964
37
9,371
2,225
33,625
38
9,620
2,303
33,274
39
9,873
2,382
32,913
40
10,089
2,577
32,618
41
10,347
2,664
32,238
42
10,607
2,753
31,846
43
10,869
2,842
31,443
44
11,133
2,933
31,028
45
11,355
3,139
30,681
46
11,617
3,236
30,247
47
11,878
3,333
29,802
13
Tabellenboek
Duidelijk over dadelijk
Leeftijd bij afkoop
Afkoopfactor 1:
uitgesteld
ouderdoms­pensioen
Afkoopfactor 2:
niet-ingegaan
partner­pensioen
Afkoopfactor 3:
ingegaan
partner­pensioen
48
12,139
3,430
29,346
49
12,401
3,528
28,877
50
12,623
3,735
28,473
51
12,885
3,836
27,984
52
13,148
3,937
27,484
53
13,415
4,036
26,974
54
13,684
4,135
26,450
55
13,862
4,487
26,096
56
14,138
4,588
25,555
57
14,418
4,687
25,003
58
14,705
4,782
24,439
59
14,997
4,872
23,866
60
15,293
4,959
23,280
61
15,594
5,040
22,686
62
15,898
5,114
22,083
63
16,205
5,182
21,467
64
16,513
5,241
20,841
65
16,822
5,292
20,207
66
17,132
5,333
19,563
67
17,444
5,363
18,911
68
16,758
5,291
18,250
69
16,071
5,312
17,585
70
15,385
5,323
16,914
71
14,697
5,324
16,237
72
14,015
5,312
15,557
73
13,339
5,287
14,874
74
12,668
5,249
14,191
75
12,005
5,197
13,507
76
11,352
5,132
12,827
77
10,713
5,051
12,150
78
10,090
4,953
11,481
79
9,483
4,840
10,821
80
8,892
4,714
10,169
81
8,321
4,574
9,534
82
7,774
4,418
8,917
83
7,245
4,253
8,317
84
6,741
4,077
7,736
85
6,260
3,894
7,175
86
5,802
3,705
6,636
14
Tabellenboek
Leeftijd bij afkoop
Afkoopfactor 1:
uitgesteld
ouderdoms­pensioen
Afkoopfactor 2:
niet-ingegaan
partner­pensioen
Afkoopfactor 3:
ingegaan
partner­pensioen
87
5,374
3,507
6,125
88
4,970
3,306
5,641
89
4,595
3,100
5,180
90
4,250
2,893
4,751
91
3,926
2,692
4,352
92
3,626
2,493
3,981
93
3,351
2,302
3,640
94
3,099
2,120
3,329
95
2,869
1,946
3,047
96
2,660
1,784
2,792
97
2,472
1,633
2,563
98
2,303
1,495
2,361
99
2,153
1,368
2,184
100
2,022
1,253
2,032
Tabel 4.2: Afkoopfactoren ingegaan wezenpensioen
Afkoopfactor
Duidelijk over dadelijk
Afkoopfactor
ingegaan
Leeftijd bij
ingegaan
Leeftijd bij afkoop
wezen­pensioen
afkoop
wezen­pensioen
0
21,146
14
10,269
1
20,469
15
9,375
2
19,776
16
8,467
3
19,068
17
7,543
4
18,344
18
6,605
5
17,606
19
5,904
6
16,852
20
5,191
7
16,085
21
4,467
8
15,302
22
3,734
9
14,503
23
2,994
10
13,688
24
2,248
11
12,857
25
1,500
12
12,010
26
0,750
13
11,148
27
0,000
15