Klik hier om verder te lezen.

Download Report

Transcript Klik hier om verder te lezen.

Door: James Ellison, Easington Village (Engeland)
Fokker en exposant van eersteklas Engelse Kortvoorhoofd Tuimelaars
Dit artikel is eerder gepubliceerd in het 2016 Handboek van de Engels ESFT club,
gecoördineerd en lay-out verzorgd door Thomas Hellmann.
Al 20 jaar houd ik mij ononderbroken bezig met het fokken van Engelse Kort
Voorhoofd Tuimelaars, dat was vanaf het moment dat ik als 12-jarige mijn eerste
koppel duiven kreeg. Ze werden ondergebracht in een konijnenhok gemaakt van
een paar schotten en zo begon de passie van mijn leven. Sindsdien ben ik geen dag
zonder hen geweest en terwijl andere rassen zijn gekomen en gegaan, is de Engelse
Kortvoorhoofd Tuimelaar altijd mijn ras gebleven.
Rechts:
Deze dunkleurige ESFT van James Ellison
werd Kampioen op de internationale ESFT
Clubshow 2014.
Foto: Archief Aviculture Europe.
Al heel vroeg besefte ik dat mijn raskeuze niet voor ‘tere zieltjes’ was en
veel fokkers adviseerden mij dan ook
om vanwege de noodzakelijke voedsterduiven, daar niet aan te beginnen
en een ander ‘gemakkelijker’ ras te kiezen.
Op dit punt wilt ik wel kwijt dat de
Engelse Kortvoorhoofd Tuimelaars beslist niet moeilijk zijn om te fokken.
Ik geloof niet dat er op dit moment een
duivenras in onze liefhebberij voorkomt wat moeilijk is in de fok. Wat ik wel geloof is dat de
fokkers die het proberen en gefaald hebben, minder gepassioneerd zijn, dan wel met 1000 en
1 (teveel) zaken bezig zijn.
Links:
Ruime broedhokken waarin
de koppels met voedsterduiven en de aan hun zorgen
toevertrouwde Kortvoorhoofd
Tuimelaar jongen.
Termen die ik gebruik bij
de fok van Kortvoorhoofd
Tuimelaars, zijn geduld en
aandacht.
En natuurlijk biedt dit ras
meer uitdagingen dan een
heleboel andere rassen, inclusief andere kortsnavelige duivenrassen. Wanneer we echter
geduld en aandacht hebben, zoals hierboven genoemd, dan kunnen we de problemen het
hoofd bieden. Ik ben jaren lang bezig geweest met het bestuderen van andere duivenrassen,
en ben tot de conclusie gekomen dat de Engelse Kortvoorhoofd Tuimelaar veel zwakker is dan
de meeste andere duivenrassen en als zodanig speciale aandacht vereist, vooral in de eerste
week van hun leven.
Mijn theorieën zijn echt niet in ‘steen gebeiteld’ en een ding wat ik heb geleerd bij duiven is
dat de dag dat je denkt uitgeleerd te zijn, waarschijnlijk de dag is dat het tijd is om een
nieuwe hobby te zoeken. Deze gedachten zijn mijn eigen ervaringen en hebben mij in staat
gesteld een zeer succesvolle stam van Engelse Kortvoorhoofd Tuimelaars op te bouwen, die
de afgelopen 10 tot 12 jaar op alle belangrijke shows hebben gedomineerd.
Rechts:
Bij een goed geselecteerde stam
voedsterduiven, moet het altijd mogelijk
zijn dat ze drie jongen grootbrengen.
Twee aandachtspunten waar ik mij op
wil richten, zijn die van de omgeving
en de voedsterduiven. In lekentermen benaderd, zou ik zeggen: als we
deze twee zaken in de hand hebben,
hebben we het hele probleem rond
het fokken van de Kortvoorhoofd
Tuimelaars opgelost. Het kostte me
vele jaren en veel hoofdbrekens om
te begrijpen dat ik eigenlijk op zoek
was naar de omstandigheid waarin ik
zelf het meest comfortabel was in
plaats van me te richten op een
omgeving die het beste bij mijn
duiven paste, en vervolgens moest ik
er achter komen dat voedsterduiven de ‘wielen van het voertuig’ waren. Ik bracht mijn eerste
jaren voortdurend door in de hokken, altijd maar schoonmaken en rommelen, waardoor het
comfortabel voor mij was, in plaats van te kijken naar wat de duiven nodig hebben om hun
optimale prestatie te halen.
Ik heb ook geprobeerd om rasduiven als een dubbel-doel ras te zien waarin ik ze ook als
voedsterduiven gebruikte. Dit bleek een grote fout, terwijl ik weet dat er fokkers zijn die met
een dubbel-doel ras een beperkt succes hadden, maar ik ben van mening dat het op lange
termijn niet werkt, het is gewoon niet vol te houden. In 2004 nam ik het besluit om mijn
stammen Rollers en Tipplers te vervangen door wat alleen kan worden omschreven als
‘duiven’. Dit besluit viel nadat ik in dat jaar slechts één jonge Kortvoorhoofd Tuimelaar had
gefokt en ik me realiseerde dat ik, als ik mijn doelen wilde bereiken, dan een andere strategie
zou moeten gaan volgen. Ik fok nu tussen de 50 en 100 Engels Kortvoorhoofd Tuimelaars elk
seizoen en dat is uitsluitend te danken aan mijn voedsterduiven en het management in de
hokken. Ik benader het hele proces als een productielijn.
De vloer waarop mijn voedsterduiven leven is voornamelijk bedekt met los strooisel. Ik heb
ongeveer 60 tot 70 koppels voedsterduiven, die in 4 afdelingen zijn ondergebracht. Ik heb
ook 2 afdelingen voor jonge duiven met 10 paren voedsterduiven die weer in aparte kooien
zijn ondergebracht. Ik besteed veel tijd aan het observeren van het gedrag van de
voedsterduiven, maar zeer zelden hoef ik in te grijpen. Mijn hok is droog en daarom kan ik
volstaan om schoon te maken als het echt nodig is, dit is de z.g. droge mestmethode.
Ik heb een afzuigkap geïnstalleerd waardoor er een maximale hoeveelheid frisse lucht door
de hokken gaat. Mijn nestkasten zijn allemaal met een geheel open voorkant, waardoor er
geen gevechten kunnen ontstaan wanneer een duif door misvliegen in een verkeerde nestkast
terechtkomt met het risico van beschadigde eieren enz. Ik gebruik ook losse kartonnen dozen
als extra nestkasten. Al mijn nestkasten zijn donker en bieden de voedsterduiven een natuurlijke broedomgeving. Dit is mijn manier van werken en het werkt echt goed, ofschoon ik
mezelf openstel voor ieder ander en beter idee, wat ik dan kan overnemen en ook in mijn
fokkerij toepassen.
Links:
Een koppel van de 60 à 70 koppels
voedsterduiven van James Ellison.
Het zijn rasloze duiven, die specifiek
als voedsterduif worden
geselecteerd.
Nu iets over mijn huidige voedsterduiven en wat ik van hen
verwacht. Ik accepteer van geen
enkele voedsterduif in mijn stam
een afwijkend gedrag. Ik pas een
strenge selectie toe, die ik leerde
van mijn overleden vriend John
Hall. John was zijn leven lang
heel precies in zijn benadering en
kon niet begrijpen waarom mensen voedsterduiven aanhielden,
die slechts matig presteerden. Ik
heb geprobeerd om dit beleid
over te nemen en ook ik zal van mijn voedsterduiven geen afwijkend gedrag tolereren. Ze
zijn er voor één doel en dat doel is om Engelse Kortvoorhoofd Tuimelaars groot te brengen. Ik
let zeer streng op de volgende zaken:
-
‘Over’ agressieve doffers drijven te hard. Vaak zijn deze vogels de agressor en zo’n
gedrag kan een ravage veroorzaken in de nestboxen en bij de jonge duiven.
-
Soms zijn er voedsterduiven die alarmsignalen afgeven, wanneer ik in het hok kom
om te voeren. Dit soort duiven verstoren het evenwicht en ik wil rust in de hokken.
Rechts:
Het moet te allen tijden mogelijk zijn om de
jongen te controleren, zonder agressief of
angstig gedrag van de voedsterduiven.
Ook hierop wordt streng geselecteerd.
-
Luie voedsterduiven die het
nest verlaten als de jongen 10
dagen oud zijn. Kortvoorhoofd
Tuimelaars hebben van nature
wat langer de nestwarmte nodig
dan andere rassen en ik verwacht dat mijn voedsterduiven
het juiste instinct hebben om dit
aan te voelen.
-
Voedsterduiven die nat voeren of moeite hebben om de jonge duiven tot eten aan te
zetten, door ze niet van jongs af aan te pikken.
-
Ik voer in potten, zodat ik de jongen hiermee kan aanmoedigen om te eten en ik
ruim alle duiven op die niet toestaan dat anderen eten. Vaak is één slechte ervaring
al voldoende voor een jonge duif om de voerpot niet meer te bezoeken en niet meer
te eten.
-
Iedere voedsterduif die niet bereid is om jongen van verschillende rassen
tegelijkertijd te voeren in hetzelfde nest. Ik ben vaak met stomheid geslagen als
mensen mij komen vertellen dat hun voedsterduiven geen andere jongen meer
willen voeren als ze eenmaal Kortvoorhoofd Tuimelaars hebben gevoerd. Een goede
voedsterduif zal alles voeden en zo simpel is het. Toen ik nog Engelse Kroppers,
naast de Kortvoorhoofd Tuimelaars fokte, kon het gebeuren dat de voedsterduiven
twee Kortvoorhoofd Tuimelaar jongen en één jong van de Engelse Kroppers tegelijk
in de broedschaal hadden, maar die werden allemaal perfect gevoerd.
-
Ik hou ook van voedsterduiven die andere jongen voeden. Het is mijn beleid om
groepsgewijs de jongen te verspenen dus samen over te brengen naar hun jonge
duiven hok. Dan zie je dat zo’n groep ‘wezen’ als groep ook door dezelfde
voedsterduiven gevoerd gaat worden.
-
Ik hou van mijn voedsterduiven al mijn overtollige duivinnen aan en verwacht dat
ze op ieder moment eieren accepteren die ik ze ter bebroeding geef.
-
Bij de voedsterduiven paren zowel doffers als duivinnen met elkaar. Ik ga dat niet
verhinderen en behandel ze als een normale koppel, waarbij ze dezelfde taken
krijgen te doen als andere ‘gewone’ paren.
-
Ik breng vaak zo’n groep van 6 overtollige voedsterduif duivinnen over in een duiven
afdeling waar gebroed wordt. Dan zie je die 6 duivinnen de rol van kindermeisje op
zich nemen en zodra er een jong in het zicht komt, dan wordt die gevoerd. Vaak
bezoeken ze ook de broedhokken waar ze de taak van de (pleeg)ouders als die even
weg zijn, overnemen.
De sleutel tot het bovenstaande is observatie. Ik breng uren door met het observeren van
mijn voedsterduiven, ik vind ze interessant en ik vind het de enige manier om volledig te
begrijpen wat er in het hok gebeurt. Ik ben vaak gevraagd waarom ik niet dezelfde tijd
doorbreng bij mijn Kortvoorhoofd Tuimelaars en mijn antwoord is altijd hetzelfde: “Ik hecht
geen waarde aan het observeren van Kortvoorhoofd Tuimelaars en eerlijk gezegd vind ik het
saai”. Mijn voedsterduivenhokken zijn de productiehokken, het begin van het proces en ik kan
het belang daarvan benadrukken.
Zoals ik al eerder zei, hangt het allemaal van de juiste voedsterduiven af. De liefhebber zal
zijn levenshouding moeten aanpassen aan de doelstelling, om daarmee de lijn vast te houden
en een soortgelijke filosofie te voeren. Ik garandeer dat over een periode van een paar jaar je
hierdoor veel ergernis zal besparen door je voedsterduiven.
Het enige wat ik doe is proberen al mijn jonge tuimelaars een goede start te geven. Mijn
voedsterduiven zijn van nature grote duiven die soms moeite hebben om die eerste kropmelk
te geven en dit is het belangrijkste van allemaal. Ik maak hiervoor gebruik van hulpmiddelen
en hoewel ik weet dat de meeste mensen dit zouden doen, wil ik niets aan het toeval
overlaten. Ik gebruik de Kaytee handvoeder methode met kunstvoer, wat ik dan voor de
allereerste voertoediening toepas. Door dit te doen heb ik ongeveer 90% kans op succes op
dit meest cruciale moment. Ik wil niet op enig ander moment met de hand de tuimelaars
voeden en ik ben heel open met het feit dat ik er een hekel aan heb om het te doen.
Bovendien worden ze hier erg tam door en het roept de vraag op: “waar heb je anders
voedsterduiven voor?”
In geen geval wil ik de suggestie wekken, dat mijn methode de beste is, of dat andere
liefhebbers geen succes met hun methode kunnen hebben. Deze methode heeft voor mij
goed gewerkt, waardoor ik een aantal doelen bij de fok van Kortvoorhoofd Tuimelaars heb
kunnen bereiken. Ik behaalde in 2014 de Master Breeder Award van de Club en dit is in
potentie de grootste prestatie tot nu toe. In de geschiedenis van de club ben ik het jongste lid
ooit dat een dergelijke onderscheiding kreeg en ik realiseer mij dat ik dat alles dank aan John
Hall, die mij in staat stelde om dit te laten gebeuren door zijn steun en begeleiding bij het
gebruik van het meest belangrijke onderdeel in deze fokkerij: de voedsterduif.
Copyright ©2016
All rights reserved by the Aviculture-Europe Foundation.
Dit is een publicatie uit het online tijdschrift www.aviculture-europe.nl
Nederlandse uitgave ISSN: 1871-6865
U mag deze tekst / foto’s niet kopiëren, distribueren, zenden of publiceren
zonder schriftelijke toestemming.