Klik hier om verder te lezen.

Download Report

Transcript Klik hier om verder te lezen.

Een prachtige Duivenhobby
“Een hobby is pas leuk
als je er eigenlijk
geen tijd voor hebt”
Tekst en foto’s: Albert van Feggelen
Eindredactie: Sytze de Bruine
Deze wijsheid, over een hobby waar je eigenlijk geen tijd voor hebt, heb ik niet zelf bedacht
maar het is een grondslag waarop ik mij elke dag kan verheugen in de tijd die ik aan mijn
hobby, het fokken van tentoonstellingsduiven besteed. Het is goed bestede tijd want het is
optimale ontspanning. Als ik bij mijn duiven ben gaat de wereld van grondstoffenhandel,
valutaontwikkeling, de wereldeconomie en kostendekkend natuurrubber (grondstof)
distribueren, opeens naar de achtergrond.
Links: Een doorkijk in de schitterende
volières van Albert van Feggelen.
Als derde generatie sierduivenhouder
(en ook de laatste) ben ik van jongs af
aan met sierduiven geconfronteerd.
Mijn vader A. van Feggelen, in een
duiven-partnerschap met Jan Ojevaar,
fokte Nederlandse Hoogvliegers in alle
variëteiten en Nederlandse Helmen.
Ook was er een zogenaamde duivenkast op het dak van het huis in “de
Pijp” in Amsterdam en als 12-jarige
was ik daar het meest op gefocust.
De serieuze fok had het gebruik van de
duivenkast op de achtergrond geplaatst en
daar mocht ik dan gebruik van maken. Na
een tijdje werd er een eigen hok voor mij
gemaakt in de duivenkast zelf en daar ging
ik dan met de duiven voor op het “plat” aan
de slag. Witte duiven (Hagenaars), ze
vlogen goed en staken mooi af tegen de
lucht, maar het mooiste was en zijn nog
altijd de duiven die we toen “Engelsmannetjes” noemden.
Deze duiven in de vier grondkleuren, zwart,
rood, geel en blauw waren het meest
aantrekkelijk om te laten vliegen en het
was super “cool” zoals dat nu heet.
“Episch“ misschien wel.
Rechts:
Dit is nog een pieper. Een erg jonge gebaarde
Langvoorhoofd Tuimelaar, die toch al veel van
zijn toekomstige kopvorm, snavel en baard
tekening laat zien.
Maar ik werd toch wel aangetrokken door
de in mijn ogen meer sierlijke types en
mooie geronde koppen met een steviger en een recht ingestoken snavel. Er was toen sprake
van ontluikende contacten tussen Nederland en Engeland en er was een fokker die zich met
de fok van deze moeilijke variëteit in Amsterdam bezig ging houden, wijlen Cor Kenter. Hij
bracht vanuit Engeland de duiven mee die de fokker Mike Knaggs wilde afgeven en sportief
als Cor Kenter was, wilde hij mij ook helpen en kreeg ik regelmatig fokmateriaal van hem.
Links: Twee jonge gele Langvoorhoofd
Tuimelaars van 2016.
Er waren voor de rest geen serieuze
fokkers van de Engelse Langvoorhoofd Tuimelaars met baardtekening;
‘BEARDS’ zoals het ras officieel is
benaamd. In Amsterdam was er nog
een man die niet voor de tentoonstelling fokte maar voor de rest
weinig anderen.
Ook in Engeland waren er niet veel
fokkers van deze ‘Beard’ variëteit.
Mike Knaggs was hierin wel fanatiek,
want hij vond daarbij ook dat dit een
moeilijkheidsgraad was die de fok van
éénkleurige Langvoorhoofd in zijn
woorden tot een “Boys Pigeon” maakte.
Hij had gelijk; het is echt moeilijker dan welke
variëteit dan ook. Inmiddels heeft Mike
Knaggs de Gebaarden afgestoten, vooral in
verband met het vele werk aan conditionering
voor de show, wat hem op een gegeven
moment te veel werd. Hij is nog steeds
topfokker, maar nu van éénkleurigen (Selfs)
in verschillende kleuren.
Rechts: Dit is een ongebaarde, maar wel een
prachtig voorbeeld van de ideale Langvoorhoofd
Tuimelaar, die uitmunt in kop en type.
Links:
Een jonge rode Langvoorhoofd Tuimelaar doffer.
Rechtsonder: Kopstudie van deze jonge rode doffer.
Linksonder: Lichte almondkleurige jonge doffer.
Linksboven:
Langvoorhoofd Tuimelaar rood, duivin/oud.
Rechtsboven:
Langvoorhoofd Tuimelaar rood, duivin/jong.
Links:
Langvoorhoofd Tuimelaar zwart, duivin/jong.
Linksonder:
Langvoorhoofd Tuimelaar blauwgekrast,
duivin/oud.
Rechtsonder:
Langvoorhoofd Tuimelaar blauwzilver
donkergeband, duivin/jong.
Bij mij is het niet overgegaan en ik ben
al de jaren dat ik zelfstandig duiven houd
(52 jaar) bezig geweest en nog met de
Gebaarde
Langvoorhoofd
Tuimelaar.
Daarbij wordt er gebruik gemaakt van
éénkleurigen die ik altijd ook op mijn hok
heb en die je nodig hebt om te kunnen
zien naar wel type en kopvorm je moet
streven.
Links:
Langvoorhoofd Tuimelaar, dunkleur,
duivin/oud.
Rechtsonder:
Langvoorhoofd Tuimelaar, geel, doffer.
Linksonder:
Kopstudie van deze gele doffer.
Ik probeer ook regelmatig in Engeland de shows en de Langvoorhoofd Tuimelaar fokkers te
bezoeken en daar valt ook altijd veel te zien en te leren. Ook naar Amerika ging de reis al
eens en het is prachtig om in het kader van de hobby gelijk gestemde mensen in die oorden
te kunnen ontmoeten.
De ‘baard’ getekende duiven
zijn een onderdeel van de
standaard voor de Engelse
Langvoorhoofd Tuimelaar en
de moeilijkheid van de tekening zorgt ervoor dat het
heel lang duurt om duiven in
goede kwaliteit en met de
juiste tekening te kunnen
fokken:
Een baardje dat in een halve
maan onder de snavel tot
aan beide kanten onder het
oog wit is, en witpen, met
aan beide kanten minimaal
7 witte slagpennen en een
witte staart.
Een soortgelijke tekening is
de Witkop (baldhead) alhoewel de combinatie van een
witte kop maakt dat de
borstaftekening hoog in de
borst is terwijl een baard in
principe inclusief de buik
doorgekleurd is.
Boven: Langvoorhoofd Tuimelaar, blauw zwartgeband, duivin/één jaar oud.
Kruising met witkoppen verbetert de baarden maar het is ongelofelijk hardnekkig om de witte
vlekken op de kop en net boven de ogen kwijt te raken.
Het lijkt simpel maar het is een extreme opgave en de waardering op shows is moeilijk te
vinden, vooral op het continent. In Engeland worden getekende dieren niet uitgesloten als er
een bonte staartpen is of een schakelpen in de vleugel. Het type en vooral de kop tellen dan
het meest, terwijl men op het vaste land van Europa getekende duiven met een kleine
afwijking niet zien zitten en vaak eindigen die met een ‘onvoldoende’ alhoewel de
beschrijving de goede onderdelen kan laten zien.
Ik heb nooit opgegeven en ik weet dat er in de wereld maar weinig anderen zijn die de
Gebaarden op deze wijze houden. In Australië zijn er Gebaarden, zelfs met voetbevedering
die uitblinken in kopvorm en volume, maar daar zijn de eisen wat lichter dan bij ons. Zij
kunnen gebaarden met een gekleurde staart aan de top als mooiste brengen en dat is dan
een andere manier van fokken, die betere overige eigenschappen naar boven laat komen.
Het is een prachtige duivenhobby om de Gebaarden in de Europese standaard proberen te
fokken en de bevrediging is ook vooral thuis, als ik zie hoe het ras jaar op jaar verbetert en
dichter naar de eenkleurige variëteiten kruipt.
Het neemt tijd en doorzettingsvermogen, hulp van anderen die bepaalde
kruisingsproducten willen afstaan om
te kunnen gebruiken en dat alles
geeft plezier van een doorgaande
verbetering van het ras.
Rechts:
Langvoorhoofd Tuimelaar, zwart,
doffer/oud.
Ik fok naast de Langvoorhoofd Tuimelaar nog steeds de rassen van
mijn vader. Ik heb Nederlandse
Hoogvliegers in rood-, geel- en zwart
getijgerd en witschild; Nederlandse
Helmduiven in zwart, rood, geel en
blauw en dit jaar zelfs blauwzilver. In
enkelkleurig Engelse Langvoorhoofd
Tuimelaars heb ik geel en rood getijgerden, geelroek en blauwzwartgeband en het “hele spul” doet mij
zoveel plezier dat ik van de schaarse
tijd die ik heb graag een flink stuk
gebruikt voor mijn hobby en ontspanning.
Ik ben ook keurmeester van de Tuimelaarsrassen en ook daar neem ik tijd voor en het
allerbelangrijkste wat mijn voornemen was, is en blijft, dat ik weiger mij om mijn hobby
kwaad te maken; ik beleef het als een plezier en als er mensen zouden zijn die in de hobby
zich kwaad willen maken dan betreur ik dat, maar ik ga ze uit de weg.
Een prachtige Duivenhobby
Copyright ©2016
All rights reserved by the Aviculture-Europe Foundation.
Dit is een publicatie uit het online tijdschrift www.aviculture-europe.nl
Nederlandse uitgave ISSN: 1871-6865
U mag deze tekst / foto’s niet kopiëren, distribueren, zenden of publiceren
zonder schriftelijke toestemming.