Laaggeschoolden in België en Vlaanderen

Download Report

Transcript Laaggeschoolden in België en Vlaanderen

Laaggeschoolden in België en Vlaanderen
Inleiding
Vlaanderen en België kennen een opmerkelijk lage werkzaamheidsgraad onder laaggeschoolden en
de kloof tussen hoog- en laaggeschoolden is bij de grootste in Europa. Moeten we de oorzaak
hiervan zoeken bij het jobaanbod op de reguliere arbeidsmarkt of in ons arbeidsmarktbeleid?
Arbeidsmarktbeleid
België besteedt 3,37% van haar BBP aan arbeidsmarktbeleid, waarmee het koploper is in Europa
(13.473.072.00 euro). 1,5% van ons BBP gaat naar activerend arbeidsmarktbeleid, wat duidt op
opleiding, begeleiding, tewerkstellingsmaatregelen, ondersteunende tewerkstelling of directe
jobcreatie. Ons land bekleedt hiermee de tweede plaats binnen Europa (na Denemarken). Het
zogeheten passief arbeidsmarktbeleid omvat uitkeringen en SWT (het oude brugpensioen).
Deze hoge uitgaven aan (activerend) arbeidsmarktbeleid vertalen zich echter niet in evenredige
arbeidsmarktprestaties. Vlaanderen hoort dan wel bij de Europese top als het gaat over de
werkzaamheidsgraad van hooggeschoolden, de kloof in arbeidsdeelname tussen de hoog- en
laaggeschoolden is bij de grootste van Europa. 51% van de laaggeschoolden zijnaan het werk (cijfers
2015), een kloof van 35 procentpunten tussen laag- en hooggeschoolden.
Werkzaamheidsgraad laaggeschoolden
Als we kijken naar de correlatie tussen overheidsmiddelen aan actief arbeidsmarktbeleid en het
aandeel werkende laaggeschoolden zien we een positieve correlatie. België valt echter stevig onder
de lijn en zou dus in principe betere resultaten moeten halen. Wat we ook zien is dat Nederland,
Duitsland en Zweden het veel beter doen dan Vlaanderen met minder middelen, zij komen een stuk
boven de lijn uit.
70,00
SWE
65,00
NOR
POR
DEN
DUI
60,00
ROE
55,00
CYP
AUT
50,00
SLOV
BUL
VL
IER
BE
HUN
GRE
LIT
CZE
40,00
FRA FIN
SPA
ITA
45,00
NED
POL
KROA
SLOW
35,00
30,00
0
0,2
0,4
0,6
0,8
1
1,2
1,4
1,6
1,8
2
Uitgaven aan activerend arbeidsmarktbeleid (procent van BBP)
Misschien moeten we het antwoord dus zoeken in onze beleidsmix. Als we kijken naar de
verschillende activerende arbeidsmarktmaatregelen, merken we op dat Vlaanderen een relatief
groot aandeel van haar middelen inzet voor directe jobcreatie en tewerkstellingsmaatregelen, terwijl
Thomas De Rous
Raf Boey
Departement WSE
internationaal wetenschappelijk onderzoek vooral de nadruk legt op de effectiviteit van begeleiding
en opleiding. Vlaanderen heeft echter de afgelopen jaren geheroriënteerd in de richting van meer
begeleiding en opleiding. Dit is echter nog niet op het niveau van landen zoals Nederland, Duitsland
en Denemarken, die duidelijk de focus leggen opleiding en begeleiding en ook een hoge(re)
werkzaamheidsgraad bij laaggeschoolden laten optekenen (zie tabel hieronder).
Waar werken onze laaggeschoolden?
Een andere verklaring voor de betrekkelijk lage werkzaamheidsgraad van laaggeschoolden kunnen
we zoeken in de tewerkstellingsstructuur. In Vlaanderen zijn onze laaggeschoolde werknemers sterk
geconcentreerd in de industrie (machine-operatoren en vaklui). Deze jobs zorgen voor 33,3% van de
tewerkstelling bij laaggeschoolden. In onze dienstensector is dit aandeel 16,3%. In landen waar de
werkzaamheidsgraad van laaggeschoolden betrekkelijk hoger ligt zien we dat deze dienstensector
een stuk belangrijker is. In Zweden is dit 30,5% (63,3% werkzame laaggeschoolden), in Denemarken
28,8% (60,5%) en in Nederland 25,9% (60%) (zie opnieuw de tabel hieronder).
Het probleem met deze grote concentratie laaggeschoolden in de industrie, is dat deze sector aan
het verdwijnen is. In de West- en Noord-Europese landen ligt de industriële tewerkstelling over het
algemeen ook laag. In Oost-Europese landen ligt dit aandeel in de algemene tewerkstelling hoog. Dit
komt door verschillende factoren, waaronder automatisering, digitalisering, offshoring, maar ook
door de hoge loonkost in West- en Noord-Europese landen.
Als onze industriële tewerkstelling verdwijnt, moeten deze mensen dus opgevangen worden in
andere sectoren, zoals de dienstensector. En in tegenstelling tot andere landen is deze in Vlaanderen
ook minder sterk uitgebouwd op maat van laaggeschoolden, onder meer als gevolg van hoge loonen arbeidskosten.
De conclusie is duidelijk: in de landen met een hoge werkzaamheid van laaggeschoolden is een
sterke dienstensector in de plaats gekomen van een krimpende industrie. De slechte prestatie van
Vlaanderen wordt verklaard door het ontbreken van deze vervangende jobs (Zie onderstaande tabel)
en doordat jobs voor hoogopgeleiden er de boventoon voeren.
Beleid
% Opleiding en begeleiding
van het actief
arbeidsmarktbeleid
Arbeidsmarkt
Vlaanderen
25,0%
% Gesubsidieerde
tewerkstelling van
het actief
arbeidsmarktbeleid
66,7%
België
26,2%
64,1%
16,3%
33,3%
Denemarken
39,7%
23,5%
28,8%
19,9%
Duitsland
89,4%
6,1%
19,9%
28,4%
Zweden
27,7%
50,0%
30,5%
28,4%
Nederland
41,8%
9,6%
25,9%
23,0%
Thomas De Rous
Raf Boey
%Laaggeschoolden in
dienstenjobs
%Laaggeschoolden
in industriële
beroepen
15,4%
34,9%
Departement WSE
Bovenstaande analyse stelt scherp op twee centrale uitdagingen voor het beleid: aan de ene kant
een arbeidsmarkt creëren (met voldoende arbeidsmarktkansen) voor laaggeschoolden, aan de
andere kant blijven inzetten op een effectief en efficiënt activeringsbeleid. Beide inspanningen
zouden hand in hand moeten kunnen gaan om succesvol te zijn.
Thomas De Rous
Raf Boey
Departement WSE