STUK 7 (2016-2017) – Nr.2 - De Raad van de Vlaamse

Download Report

Transcript STUK 7 (2016-2017) – Nr.2 - De Raad van de Vlaamse

STUK 7 (2016-2017) – Nr.2
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
DE RAAD
ZITTING 2016-2017
29 NOVEMBER 2016
ONTWERP VAN VERORDENING
tot vaststelling van de rekening over het dienstjaar 2015
SAMENVATTEND VERSLAG
namens de Commissie voor Algemene Zaken, Financiën, Begroting en Media
uitgebracht door de heer Stefan CORNELIS
Hebben aan de werkzaamheden deelgenomen:
Vaste leden: mevrouw Carla Dejonghe, commissievoorzitter, de heer Stefan Cornelis,
mevrouw Annemie Maes, mevrouw Hannelore Goeman, de heer Johan Van den Driessche
Zie: Stuk 7 (2016-2017) – Nr.1: Ontwerp van verordening
1458
-2Dames en Heren,
De Commissie voor Algemene Zaken, Financiën, Begroting en Media besprak tijdens haar
vergadering van 29 november 2016 het ontwerp van verordening houdende vaststelling van
de rekening over het dienstjaar 2015 – Stuk 7 (2016-2017) - Nr.1.
De heer Stefan Cornelis wordt aangeduid als verslaggever.
De opgelegde termijn om het commissieverslag 3 kalenderdagen vóór de algemene
bespreking in de plenaire vergadering te bezorgen aan de leden wordt ingekort. Deze
beslissing steunt op artikel 15, punt 8 van het Reglement van Orde. Het commissieverslag zal
in elk geval zo spoedig mogelijk en vóór de plenaire vergadering van 2 december 2016,
rondgedeeld worden.
1. Toelichting door de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs,
Vorming en Begroting
Het College werd op 1 september 2016 per brief, door de Vlaams minister van Begroting en
Financiën, de heer Tommelein, op de hoogte gebracht van het gunstig advies over de rekening
2015. Dit betekent dat de VGC haar jaarrekening heeft opgemaakt volgens de regels die zijn
vastgelegd in het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 1991 tot vaststelling van het
begroting- en rekeningstelsel van de VGC.
De collegevoorzitter verwijst naar de pagina’s 1 tot en met 3 van het document voor een
algemene inleiding en een gedetailleerde inhoudstafel.
Zoals men weet kent de jaarrekening eenzelfde indeling als onze begroting en bestaat deze uit
een gewone en een buitengewone dienst.
A. TOELICHTING BIJ DE GEWONE DIENST
Op 31 december 2015 bedroeg het totaal van de vastgestelde rechten (nl. de tijdens het
dienstjaar 2015 te innen of reeds geïnde ontvangsten) 177,65 miljoen euro.
Het totaal van de vastgelegde uitgaven (nl. de voorbehouden kredieten die dienen om de
engagementen van de VGC te financieren) bedroeg 173,88 miljoen euro.
Het begrotingsresultaat op de begrotingsrekening 2015 van de gewone dienst bedraagt aldus
3,77 miljoen euro.
Dit positief resultaat voor 2015, dat deels in de begroting 2016 en deels in de begroting 2017
werd aangewend ter bestrijding van niet-structurele uitgaven, is enerzijds het gevolg van een
'gecumuleerd' positief resultaat van de vorige dienstjaren (nl. 7,32 miljoen euro) en anderzijds
het resultaat van het negatieve resultaat van het eigen dienstjaar (nl. –3,54 miljoen euro).
Meer informatie vindt u terug vanaf pg 11 in de algemene toelichting van het document.
Het is nuttig te weten dat de VGC jaarlijks op een totale uitgavenbegroting van ongeveer 170
miljoen euro bij benadering 3 à 4 miljoen euro over heeft. Het betekent dat er slechts een
beperkte marge is op de uitgavenbegroting, die evenwel een kleine financiële ruimte voor
-3bijsturing toelaat. Het gedeelte dat niet wordt opgebruikt in het betreffende begrotingsjaar,
wordt overgedragen naar het volgende begrotingsjaar.
Wat de uitgaven voor het dienstjaar 2015 betreft:
De begroting 2015 voorzag een totaal aan personeelsuitgaven van 54,1 miljoen euro. Hiervan
werd 52,1 miljoen euro vastgelegd, wat een realisatiegraad betekent van 96,4%.
Voor de werkingsuitgaven werd in de begroting 2015 een bedrag voorzien van 16,1 miljoen
euro. Hiervan werd 14,2 miljoen euro vastgelegd. De realisatiegraad bedraagt hier gemiddeld
88,4%.
Wat de overdrachten betreft, dit zijn voornamelijk subsidies aan verenigingen of organisaties,
werd in 2015 een budget voorzien ten belope van 41,6 miljoen euro. Hiervan werd 40,8
miljoen euro vastgelegd of 98,1%.
Tot slot wat de schuld betreft, werden de intrestlasten en de aflossingen in 2015 begroot op
8,2 miljoen euro. Hiervan werd uiteindelijk 7,4 miljoen euro vastgelegd, wat een gemiddelde
realisatiegraad betekent van 90,4%.
Voor een gedetailleerd en grafisch overzicht, verwijst de collegevoorzitter naar de algemene
toelichting van pg. 21 t.e.m. pg. 30.
Wat de ontvangsten voor het dienstjaar 2015 betreft:
De voorziene ontvangsten werden in 2015, in globo, voor 97,1% gerealiseerd. Er werd met
andere woorden minder ontvangen dan geraamd. Deze lagere realisatiegraad heeft geen
betrekking op de specifieke dotaties of trekkingsrechten, maar is voornamelijk het gevolg van
minder overboekingen uit onze reservefondsen.
Het algemeen boekhoudkundig resultaat voor de gewone dienst bedraagt 8,76 miljoen euro.
Het boekhoudkundig resultaat is, voor alle duidelijkheid, geen overschot, maar dient te
worden voorbehouden voor de uitbetaling van de tot en met het dienstjaar 2015 aangegane
verbintenissen door de VGC.
In deze 8,76 miljoen euro zitten de naar het volgend begrotingsjaar over te dragen middelen
vervat nl. 4,99 miljoen euro. Dit bedrag heeft voornamelijk betrekking op facturen die nog
moeten worden ontvangen en/of betaald ten gevolge van bestellingen of opdrachten die in de
loop van 2015 werden geplaatst. Ook saldi van subsidies zitten vervat in dit bedrag.
Voor gedetailleerde cijfergegevens, berekeningen en grafische voorstellingen van zowel het
begrotingsresultaat als het boekhoudkundig resultaat verwijst de collegevoorzitter naar de
algemene toelichting van het document.
B. TOELICHTING BIJ DE BUITENGEWONE DIENST
Alle buitengewone ontvangsten die door de VGC werden gerealiseerd in 2015, voor de
financiering van de buitengewone uitgaven, bedroegen op 31 december 2015 109,97 miljoen
euro.
-4De vastgelegde buitengewone uitgaven bedroegen eveneens 109,97 miljoen euro.
Het buitengewoon begrotingsresultaat van de begrotingsrekening 2015, is bijgevolg perfect in
evenwicht.
Het boekhoudkundig resultaat van de buitengewone dienst, dat men bekomt als men het totaal
van de aanrekeningen (boekingen voor uitbetaling) aftrekt van de globaal vastgestelde
rechten, bedraagt voor 2015 51,69 miljoen euro. Ook hier is het boekhoudkundig resultaat
geen overschot, maar dient dit, net zoals bij de gewone dienst, te worden voorbehouden voor
de uitbetaling van de aangegane verbintenissen.
Een ruimere toelichting over het resultaat van de buitengewone dienst en een overzicht van de
verschillende investeringen die werden gerealiseerd in 2015, vindt u in de algemene
toelichting van het document vanaf pagina 34.
Van pg. 40 t.e.m. pg. 45 van de algemene toelichting vindt u tevens een volledig overzicht en
een stand van zaken, voor 2015, van de begrotingsfondsen van de VGC.
2. Bespreking
Commissielid Annemie Maes (Groen) heeft een aantal specifieke vragen bij de rekening
2015.
Pagina 10 toont een grafiek van de het geraamde en het gerealiseerde begrotingsresultaat. Hoe
kan de dalende trend verklaard worden? Tot 2008-2009 is er een stijging en vanaf dan zet zich
een daling in.
Op pagina 17 leest de spreker onder de rubriek “dotatie van de Vlaamse Gemeenschap” dat
van de 1 miljoen euro toegekende middelen, er slechts 800.000 werden geïnd. Quid?
In punt 6.3 op pagina 19 (schuld: opbrengsten uit beleggingen en rekening courant) staat te
lezen dat in de begroting 2015 een ontvangst werd voorzien van 135.000 euro. Er werd
uiteindelijk slechts een effectieve ontvangst geregistreerd van ongeveer 40.000 euro in 2015.
Van waar komt dit grote verschil?
Wordt er belegd vanuit een bepaalde filosofie, zoals de bewuste keuze om niet te beleggen in
fossiele brandstoffen?
Punt 7.2 op pagina 20 maakt duidelijk dat de gemiddelde realisatiegraad voor de begrote
personeelskosten ongeveer 97% bedraagt. De omschrijvingen ‘Administratie’ en ‘Algemene
Administratie’ wijken sterk af van deze trend. Hoe komt dat?
Voor Kind&Gezin werd er 500.000 euro minder vastgelegd dan initieel geraamd (pagina 25).
Dat is ongeveer 20%. Wat is daar de reden voor?
Pagina 28 leert inzake de overboekingen (buitengewone dienst) dat het om 52 miljoen euro
gaat. Hoe wordt dit bedrag verklaard?
Uit de buitengewone uitgaven op pagina 32 blijkt dat voor Onderwijs 32 miljoen werd
begroot en slechts 9,2 miljoen definitief werd vastgelegd. In de tekst op de volgende pagina’s
-5wordt daarvoor geen verklaring gegeven. Dit aanzienlijke verschil vergt echter een nadere
toelichting.
Pagina 42 vermeldt onderaan dat de naar 2016 over te dragen vastleggingen 51,7 miljoen euro
belopen, terwijl dat in 2015 4,9 miljoen was. Wat is de evolutie van de over te dragen
vastleggingen? Stijgt dit bedrag jaar na jaar?
Bij de ontvangsten staat op pagina ONTV12/13 voor “De Poolster” dat de effectieve
ontvangsten ongeveer voor de helft lager uitvielen dan oorspronkelijk geraamd. Wat is daar
de reden voor?
Pagina UITG31/55 verduidelijkt dat voor het “Algemeen Cultuurbeleid – culturele
participatie” een krediet van 123.000 euro niet werd gebruikt. Wat ligt aan de oorzaak van
deze situatie?
Inzake de uitgaven voor de capaciteit van de scholen werd 24 miljoen euro vastgelegd en
werd in 2015 amper 880.000 euro was vastgelegd. Welke verklaring verantwoordt deze
evolutie?
Collegevoorzitter Guy Vanhengel wijst er eerst en vooral op dat in de meeste dossiers een
verschil optreedt tussen het krediet dat werd vastgelegd en het betalingskrediet. Als een
dossier wordt goedgekeurd, worden dadelijk de nodige middelen vastgelegd. Dit betekent niet
dat het dossier in datzelfde jaar al in de realisatie- en betalingsfase zit.
Het verschil tussen het vastleggingskrediet en het betalingskrediet kan positief of negatief
zijn, afhankelijk van het feit of de realisatie van een project goedkoper dan wel duurder
uitviel.
Wat de kleinere afstand betreft tussen de geraamde en de gerealiseerde uitgaven (tabel pagina
10), merkt de spreker op dat het een positief gegeven is dat die afstand verkleint. Er wordt zo
strak mogelijk begroot om de afwijkingen tussen raming en realisatie binnen de perken te
houden. In vele overheidsbegrotingen is de afwijking negatief, bij de VGC is die positief.
Het verschil in de raming en de opname van de dotatie van de Vlaamse Gemeenschap is te
verklaren door een eenzijdige besparing vanuit Vlaanderen.
Commissielid Annemie Maes (Groen) vindt dit niet netjes van Vlaanderen.
Collegevoorzitter Guy Vanhengel gaat verder met zijn antwoord. Wat de bemerking over de
beleggingen aangaat, stelt hij dat de VGC-administratie in de begroting 2015 de rentevoeten
iets te optimistisch inschatte. De VGC belegt enkel in overheidspapieren. De uitstaande VGCschuld wordt mede beheerd door het Brussels gewestelijk orgaan “Schuldbeheer”. Dat is een
verantwoorde keuze. Het is een performant instrument. Ter zake werd een akkoord afgesloten.
Dat de realisatiegraad inzake personeelsbezetting lager ligt bij de administratie hangt samen
met het volume aan personeel. Het verloop is groot, de functies worden niet altijd allemaal
ingevuld en er is een bewust deeltje ‘overbegroting’ om fluctuaties in personeel te kunnen
opvangen. De personeelsbezetting wordt gekenmerkt door schommelingen. Het is net dit
gedeelte dat het jaarlijks overschot van 3 à 4 miljoen euro genereert.
-6Wat de buitengewone dienst aangaat, onderstreept de spreker dat hoe meer middelen worden
overgedragen in feite neerkomt op hoe meer dossiers er zijn. Veel dossiers zijn aangekondigd
en worden stilaan opgebouwd. Er worden middelen gereserveerd. Na enkele jaren komen de
dossiers in de realisatiefase en vervolgens in de fase van het betalen van de facturen, van de
reële uitgaven. Op de fondsen staan de bestemde bedragen. Vanaf het moment van de
reservatie van een bedrag kan de planning beginnen en worden de middelen vastgelegd. Op
een bepaald moment zal er een forse knik naar beneden zijn in de grafiek.
Voor de onderwijscapaciteit zijn er dossiers in voorbereiding ten belope van 32 miljoen euro.
9 miljoen van deze middelen werden in 2015 vastgelegd. De vastlegging van de rest van deze
middelen komt in de volgende jaren. Er werden ter zake planningslijsten overgemaakt aan de
raadsleden.
Collegelid Bianca Debaets licht toe dat De Poolster in 2015 te maken had met een eenmalige
laattijdige RIZIV-betaling van een deel van de prestaties. In de rekening 2016 zal blijken dat
deze scheeftrekking rechtgezet werd.
Wat Kind&Gezin betreft, zegt het collegelid dat dit samenhangt met de capaciteitsuitbreiding
die Vlaams minister Jo Vandeuzen in 2014 voorzag. De plaatsen werden toen overgenomen
door Kind&Gezin. Inmiddels zijn de nieuwe bijkomende plaatsen ingevuld.
Commissielid Hannelore Goeman (sp.a) vraagt om het verschil tussen het vastleggen en het
ordonnanceren van kredieten even scherp te stellen.
Collegevoorzitter Guy Vanhengel verduidelijkt dat het vastleggen van kredieten geen
invloed heeft op de kas, maar een indicatie is, en het ordonnanceren van kredieten wel. Er is
begrotingstechnisch een substantieel onderscheid tussen een vastleggingskrediet en een
ordonnanceringskrediet. Met het vastleggingskrediet worden middelen gereserveerd om op
een later tijdstip uitgaven mee te financieren. Een ordonnanceringskrediet is een effectief
betalingskrediet. Het wordt gebruikt om facturen te betalen.
Het verschil tussen beide kredieten wordt het encours genoemd. Het encours is wat vastligt en
nog niet is uitgegeven. Het komt er op neer goed te plannen. Voor kleinere dossiers is dit niet
zo ingewikkeld. Voor de zeer grote dossiers daarentegen (metrowerken, Leopold II-tunnel,…)
vergt dit een doorgedreven financiële planning. Het gaat om megabedragen die moeilijk uit te
zetten zijn in de tijd. Dergelijke dossiers zijn vaak over 8 of 10 jaar gespreid.
Wat de niet-gebruikte kredieten voor culturele participatie zijn, verduidelijkt de
collegevoorzitter dat dit het gevolg is van de uitgestelde invoering van Paspartoe omdat het
dossier vertraging opliep.
Commissielid Johan Van den Driessche (N-VA) constateert dat de rekening 2015 een goed
gedocumenteerd werkstuk is. Met betrekking tot de fondsen vraagt hij of de evolutie van het
aandeel onbestemde kredieten toeneemt of afneemt.
Collegevoorzitter Guy Vanhengel verklaart dat tot het einde van deze legislatuur alle
middelen bestemd zijn. Er zijn ook al enkele bestemde kredieten voor dossiers die in 2020 en
2021 hun beslag zullen krijgen, maar momenteel nog in de conceptfase zitten.
-7De capaciteitsdruk stabiliseert en verlegt zich van het basis- naar het secundair onderwijs.
Daar moeten de campussen Koekelberg en Schaarbeek in eerste instantie en de campussen
Laken en Scheut in tweede instantie de instroom opvangen. Mogelijk moeten er nog meer
plaatsen bijkomen.
Commissielid Stefan Cornelis wijst er op dat het en cours van de VGC in de fondsen
terechtkomt, terwijl het en cours van het BHG terugvloeit naar de algemene middelen.
3. Artikelsgewijze bespreking en stemmingen
De artikelen 1 tot en met 11 worden zonder opmerkingen aangenomen met 4 stemmen voor
en 1 onthouding.
4. Stemming over het geheel
Het ontwerp van verordening houdende vaststelling van de rekening voor het dienstjaar 2015
wordt in zijn geheel ter stemming voorgelegd en wordt aangenomen met 4 stemmen voor en 1
onthouding.
Commissielid Annemie Maes (Groen) licht toe waarom haar fractie zich onthoudt. Groen
apprecieert ten zeerste het werk van de VGC-administratie om dit gedegen werkdocument
voor te bereiden. Maar Groen keurt consequent de rekening 2015 niet goed omdat de fractie
de begroting 2015 ook niet goedkeurde daar Groen zich niet kon vinden in het beleid.
De verslaggever,
Stefan CORNELIS
De voorzitter,
Carla DEJONGHE
___________