op de drempel van volwassenheid Ter gelegenheid van - VO-raad

Download Report

Transcript op de drempel van volwassenheid Ter gelegenheid van - VO-raad

10 JAAR
VO-RAAD
Op de drempel van volwassenheid
INHOUDSOPGAVE
10 JAAR VO-RAAD 2
1
ONTSTAAN EN WORDING 4
2
DE BELANGENBEHARTIGER 15
3
AANJAGER VAN SECTORONTWIKKELING 20
4
IN HET LICHT VAN 10 JAAR VOORTGEZET ONDERWIJS 26
5
OP WEG NAAR DE TOEKOMST 31
1
10 JAAR VO-RAAD
De VO-raad is niet meer weg te denken uit
het voortgezet onderwijs, uit de politiek en
het maatschappelijk discours. Dat is een hele
prestatie voor een organisatie die tien jaar
geleden nog niet bestond.
2
10 jaar VO-raad
Ter gelegenheid van 10 jaar VO-raad verkennen we aan de
hand van vijf thema’s het ontstaan, de wording en de toekomst
van de vereniging van scholen in het voortgezet onderwijs in
Nederland. Hoe is de VO-raad geworden wie hij is? Hoe doet
de raad het op zijn twee hoofdtaken: belangenbehartiging en
sectorontwikkeling? Hoe is de ontwikkeling van de raad te
zien tegen de achtergrond van tien jaar ontwikkeling van het
voortgezet onderwijs? En met welke opdrachten gaat de raad
zijn tweede decennium in? De informatie voor dit verslag komt
uit eerdere onderzoeken, onder andere naar de beeldvorming
van de VO-raad, publicaties uit de afgelopen tien jaar en
uitvoerige gesprekken met mensen zonder wie de raad niet
geworden zou zijn wie hij is.
Het landschap vóór de oprichting van
de VO-raad
Besturen:
• Besturenraad (protestants-christelijk onderwijs)
• VBKO (Vereniging Besturenorganisaties Katholiek Onderwijs)
• VOS/ABB (vereniging voor openbare en algemeen toegankelijke scholen)
• ISBO (Islamitische Schoolbesturen Organisatie)
• VGS (Vereniging voor gereformeerd schoolonderwijs; reformatorisch)
• LVGS (Landelijk Verband Gereformeerde Schoolverenigingen;
gereformeerd vrijgemaakt)
• VBS (Vereniging Bijzondere Scholen)
Schoolleiders:
• VVO (vereniging voor management in het voortgezet onderwijs.
In 2004 omgedoopt tot Schoolmanagers_VO)
Docenten en onderwijsondersteunend personeel:
• Algemene Onderwijsbond
• Onderwijsbond CNV
• ABVA/KABO
• FVOV (Federatie Onderwijsvakorganisaties)
In 2003 nam het Werkgeversverbond VO (WVO) de belangen­behartiging
van besturen op het gebied van arbeidsvoorwaarden en financiën over van
de besturenorganisaties. In 2006 werden het WVO en Schoolmanagers_VO
samengevoegd in de VO-raad. Alle overige organisaties bestaan nog, met
uitzondering van de Besturenraad en VKO die tegenwoordig samen Verus
vormen.
1
ONTSTAAN EN WORDING
OP DE DREMPEL VAN VOLWASSENHEID
“Het leraarschap is een prachtig beroep, waar je echt het verschil
kunt maken. Maar in gesprekken met leraren gaat het vaak over
tijdgebrek. Wij willen die vraag om tijd honoreren door een
fulltime leraar gemiddeld 100 uur extra ontwikkeltijd te geven”,
zegt Paul Rosenmöller, voorzitter van de VO-raad, terwijl hij
levensgroot geprojecteerd wordt op het scherm achter het
podium in het NBC Congrescentrum in Nieuwegein. Bijna
1500 bestuurders, schoolleiders en belangstellenden horen eind
maart 2016 zijn openingstoespraak op wat een van de drukst
bezochte congressen in de geschiedenis van de VO-raad is. Later
die ochtend zegt iemand in het voorbijgaan: “Het VO-congres,
daar moet je gewoon zijn” en dat is een algemeen gevoelen. Er
wordt druk genetwerkt, #vocongres is trending op Twitter en
Rosenmöllers voorstel haalt in een zorgvuldig georkestreerde
campagne nog dezelfde dag alle belangrijke nieuwsmedia.
Eén moment
De VO-raad is ver gekomen als je bedenkt dat het kort na het
jaar 2000 nog maar zeer de vraag was of het ooit zou lukken
om te komen tot één belangenbehartiger van het voortgezet
onderwijs, één stem in Den Haag, één vereniging van scholen.
Eerdere pogingen waren stuk voor stuk gestrand.
In die tijd kende het voortgezet onderwijs nog nauwelijks
professionele bestuurders. Een groep die al wel goed
georganiseerd was, waren de schoolleiders. Het is dan
ook bij hen dat de geschiedenis van de VO-raad begint.
Al sinds de jaren tachtig waren schoolleiders van alle gezindten
aangesloten bij één vereniging, de VVO, vereniging voor
management in het voortgezet onderwijs. In 2002 geven de
leden van deze vereniging hun nieuwe bestuur de opdracht
één sectororganisatie te vormen. In de daaropvolgende periode
2002
10 jaar
VO-raad
De leden van de VVO, vereniging voor management in het voortgezet onderwijs,
geven het bestuur de opdracht één sectororganisatie te vormen.
weet de VVO haar positie te versterken, wat uitmondt in een
innovatieakkoord met het ministerie van OCW in februari
2004. Bij die gelegenheid spreekt minister Van der Hoeven uit
dat zij zich over nieuwe beleidsvoornemens op onderwijsgebied
voortaan vooral met de VVO zal verstaan (die inmiddels is
omgedoopt tot Schoolmanagers_VO).
Intussen zijn eind november 2003 de cao-onderhandelingen
tussen besturenorganisaties en vakbonden voor de tweede
maal stukgelopen. VVO-voorzitter Pieter Hettema besluit
een telefoontje te plegen naar Henk Laan en René Albers,
bestuurders van de Stichting Carmelcollege, een van de
grootste vo-besturen. Zijn stelling is dat de cao te belangrijk
is om over te laten aan de verdeelde besturenorganisaties.
Laan en Albers onderschrijven dit en komen naar een
vergadering van het schoolleidersnetwerk NUVO in Almere,
waar de mogelijkheden voor de vorming van een werkgevers­
organisatie voor het hele vo worden verkend. In vervolg hierop
worden begin februari 2004 schoolbestuurders en schoolleiders
van alle gezindten uit heel Nederland uitgenodigd om naar
Amersfoort te komen. Daar heerst dezelfde overtuiging:
als er één moment is om een doorbraak te forceren, is het nu.
De tournee van Carel van den Heuvel
Carel van den Heuvel was net vertrokken bij KPC
Groep toen hij werd gevraagd als voorzitter van
het Werkgeversverbond VO (WVO).
“Mijn opdracht: zet de WVO op de kaart en probeer er een VO-raad van
te maken: één partij voor de hele sector, de enige waar de minister mee
praat. De WVO was namelijk niet de enige: je had ook nog de
besturenbonden. Die hadden een eigen overlegplatform waarmee ze
eindeloos vergaderden. Tegen die bonden heb ik toen gezegd: zo wordt het
niks. Ik weet dat jullie leden allemaal willen dat die VO-raad er komt, dus
dan weet ik het goed gemaakt. Ik ga tien van jullie leden bezoeken om te
horen of er voldoende draagvlak is. Dat is gebeurd. Ik heb toen een paar
weken het land rond gereden en met al die besturen individuele gesprekken
gevoerd. Die zeiden allemaal zonder uitzondering: die raad moet er
komen, en wel zo spoedig mogelijk. Toen was het duidelijk.”
Ontstaan en wording
Om een lang verhaal kort te maken: in Amersfoort wordt de kiem
gelegd voor het Werkgeversverbond VO: een voorloperclub met
beperkt mandaat (belangenbehartiging van besturen in hun werk­
geversrol), die al na anderhalf jaar wordt omgevormd tot de
VO-raad.
Breuklijnen
In de eerste jaren van zijn bestaan heeft de jonge VO-raad
het vooral druk met zichzelf. Voorzitter Sjoerd Slagter staat
voor de lastige opdracht om de boel, op z’n Cohens, bij elkaar
te brengen en te houden. Dat is een hele klus. Al vanaf de
start lopen door het ledenbestand van de nieuwe organisatie
een aantal ondergrondse breuklijnen die zelfs nu nog met
regelmaat tot discussie leiden.
De eerste breuklijn is die van de identiteit. Met name
confessionele besturen staan op het standpunt dat de raad zich
alleen dient te richten op thema’s waarbij de belangen van alle
leden parallel lopen. Pluriformiteit is het uitgangspunt en dat
betekent dat de raad geen deelbelangen kan vertegenwoordigen
of eigen doelen kan stellen. Zal de raad dat waarmaken? Bij de
oprichtingsvergadering in 2006 hebben nog niet alle besturen
daar vertrouwen in (zie kader). Voorzitter Slagter voert in die
tijd veel een-op-een-gesprekken: “Ik heb veel geïnvesteerd om de
relaties met alle gezindten goed te houden. En toen het vertrouwen
er eenmaal was, zijn het allemaal heel trouwe leden gebleken.”
Hein van Asseldonk en Sjoerd Slagter
‘De VO-raad was voor mij een persoonlijke
ambitie. Ik vond het belachelijk dat we ons aan de
onderhandelingstafels uit elkaar lieten spelen.’
Hein van Asseldonk, vicevoorzitter
2004
Tijdens bijeenkomst in Amersfoort leggen bestuurders en schoolleiders de kiem voor het Werkgeversverbond VO (WVO),
dat de belangenbehartiging op het gebied van arbeidsvoorwaarden en financiën overneemt van de besturenorganisaties.
Schoolleiders
De tweede breuklijn die zich manifesteert, is die tussen
bestuurders en schoolleiders. Op papier zijn de schoolleiders
aan boord: bij de start van de VO-raad is Schoolmanagers_VO
in de nieuwe raad opgegaan. In goed overleg is toen geen aparte
schoolleidersgeleding ingericht. Schoolleiders zouden op een
natuurlijke wijze een plek krijgen in de nieuwe organisatie.
Achteraf is dat misschien naïef geweest, vindt Pieter Hettema:
“Twee kloppende harten binnen één organisatie leek ons
geen goed idee. Wij dachten dat schoolleiders voldoende aan
hun trekken zouden komen als ze ruimte kregen binnen de
Ledenadviesraad en binnen regionale commissies. Maar dat
pakte anders uit. De bestuurders hadden het voortouw
gekregen en wilden zich graag profileren.”
Slagter bevestigt: “Wij hadden maar 320 echte leden [de
besturen, red.] en zij vonden dat de VO-raad van en voor hen
was. Schoolleiders voelden zich niet vertegenwoordigd en door
hun eigen besturen niet gehoord. Zelfs bij onderwijskundige
onderwerpen zoals de rekentoets en passend onderwijs waren
het de bestuurders die zeiden: dat gaan we regelen.”
Het ‘ja’ van de reformatorische scholen
Bert Vogel, bestuurder van het Calvijn College in Goes, zei namens
de reformatorische schoolbesturen bij de oprichtings­v ergadering niet
zomaar ja tegen het lidmaatschap van de VO-raad. Dat kwam pas
een jaar later, op een gedenkwaardig moment tijdens de ALV, dat
voor Vogel zelf het begin van een langdurige, actieve betrokkenheid
bij de VO-raad inluidde:
“Wij hebben het vanaf het begin ontzettend belangrijk gevonden dat de
VO-raad uitgaat van pluriformiteit en geen enkele activiteit ontwikkelt die
daarmee strijdig is. Ons gaat het om het feit dat je vanuit de rijkdom van
de schakering in het Nederlands onderwijs aan de gang kunt, dat je vanuit
denominatieve of pedagogische richtingen de vrijheid hebt om je
onderwijsdoelstellingen een eigen invulling te geven. Wij vinden het dan
ook belangrijk dat de pluriformiteit in de statuten staat: zodra dat eruit gaat,
zijn wij geen lid meer. Want dan wordt de VO-raa d een koepelorganisatie
waar alles onder één dak zit en dat betekent dat je als richting je gezicht
kwijt bent.
Bij de oprichtingsvergadering hebben wij gezegd: wij willen loyaal een
jaar lang volgen wat jullie hiermee doen. Wat is de nieuwe invulling die je
geeft aan de relatie met de besturenorganisaties? Is die respectvol, zonder
elkaars terrein te betreden, zonder in de belangen van een pedagogische
of levensbeschouwelijke richting te treden?
Na een jaar hadden we dat vertrouwen. Toen konden we teruggeven
dat wij, binnen de denominatie reformatorisch onderwijs, ons voluit en
unaniem zouden aansluiten bij de VO-raad. En dat ik daar tijdens de leden­
vergadering met al die mannen en vrouwen van het eerste uur kon zeggen:
2006
‘Ja, dit is goed, dit is constructief, dit is betekenisvol, juist voor instellingen
die serieus bezig zijn met hun speciale richtingsdeel’ - dat was een
Samenvoeging Werkgeversverbond VO en School­m anagers_VO
in de VO-raad. Sjoerd Slagter wordt voorzitter.
kippenvelmoment.”
Ontstaan en wording
Ook het bureau van de VO-raad is lange tijd heel bestuurlijk
gericht, zegt senior beleidsmedewerker Annemiek Staarman:
“Wij praatten met bestuurders in commissies. Er werd heel
weinig gepeild en gevoeld in het land.”
Sietske Waslander, drijvende kracht achter diverse grote
onderzoeks­projecten voor de VO-raad, twijfelt eraan.
“Lange tijd voelden schoolleiders zich niet vertegenwoordigd
en dat zit volgens mij nog steeds niet lekker. In mijn ogen
kan het ook niet. Schoolleiderschap is een ander vak dan
besturen.”
“Vertegenwoordigd worden door zeven
besturenbonden die bijna in alles van
opvatting verschilden… De scholen hadden
er al lange tijd genoeg van.”
Carel van den Heuvel, voormalig voorzitter WVO,
over de aanloop naar de vorming van de VO-raad
Het leidt allemaal niet tot een opstand, maar wel tot gemopper
onder schoolleiders. Slagter moet er niet aan denken dat dit
uitmondt in een ontvlechting naar het model van het primair
onderwijs, waar de AVS naast de PO-raad staat. En dus wordt
er gezocht naar wegen om de schoolleider binnen de raad meer
gezicht te geven. Het bestaande schoolleidersplatform – een
ontmoetingsplaats – krijgt in 2013 een adviesrol richting het
bestuur en wordt het jaar daarop, onder de noemer ‘VO-raad
2.0’, nog steviger neergezet. Of het genoeg is? Hoogleraar
Groot en klein
En dan is er nog een derde breuklijn waarlangs de VO-raad
moet laveren, die tussen kleine en grote besturen. Waar de
‘groten’ vanaf dag één vooral naar de raad kijken als een
vooruitgeschoven post aan diverse onderhandelingstafels,
verwachten kleinere leden van ‘hun club’ ook praktische
dienstverlening. Grote besturen, met professionele stafbureaus,
vinden dat de raad vooral geen uitvoeringsorganisatie moet
worden. Ze krijgen bijval uit confessionele hoek, waar besturen
om principiële redenen hechten aan ruime armslag voor scholen.
Het is een lastige balans, zegt Bert Vogel, die bestuurder is in
een regio waar krimp een belangrijke rol speelt. “Het zijn de
leden die gemaakte afspraken moeten invullen en de raad die
dat moet monitoren. Aan de andere kant: in een krimpregio als
2007
2008
2008
De eerste cao na de volledige doordecentralisatie
van de arbeidsvoorwaarden wordt afgesloten.
Bestuur benoemt, naast belangenbehartiging,
sector­­­­o ntwikkeling expliciet als hoofdtaak van
de vereniging.
Start Vensters VO
(voor verantwoording).
Het eerste bestuursakkoord
In 2011 onderhandelde de VO-raad met OCW over het eerste
bestuursakkoord – destijds een nieuw fenomeen. Bij aanvang van
de ALV was het maar zeer de vraag of de leden gingen instemmen
Arjan Kastelein
met het onderhandelings­a kkoord. Bestuurslid Arjan Kastelein had
samen met voorzitter Sjoerd Slagter de onderhandelingen met OCW
gevoerd en hield een bevlogen toespraak die velen is bijgebleven:
“Als je in het oog van de storm staat, blijf je rustig. Ik vond het wel
een directie VO en een directie Leraren en die zaten niet echt op één lijn.
spannend, maar niet zo spannend als de mensen om mij heen. Die waren
Weet ook dat we zelfs de onderhandelingen stilgelegd hebben en
heel nerveus, want die dachten: als dit fout gaat, hebben we een mega­
afgedwongen hebben dat we opnieuw zouden beginnen. De bewindslieden
probleem. Dat was ook zo, denk ik. Niet eens omdat we dan naar de
begrepen die move: we pakten daarmee de regie, waar het bij het
onderhandelingstafel terug moesten terwijl we al zo ver waren; dat gebeurt
ministerie niet meer lukte. Onze mensen zijn dus zelf gaan schrijven aan
wel vaker. Nee, dit ging over iets diepers. Gaan wij als VO-raad echt voor
een akkoord dat ook recht moest doen aan punten van OCW. Dus als jullie
deze rollen: belangenbehartiging en sectorontwikkeling? Beseffen we de
denken: maar wat hier ligt, is een dictaat, weet dan dat wij het voor een
consequenties?
deel zelf geschreven hebben.’ Een half uur heb ik daar zo staan vertellen,
Vooraf hadden we besloten dat ik het verhaal aan de leden zou vertellen.
getracht de context te schetsen en mijn eigen gevoel over te brengen dat
Sjoerd was als voorzitter van de afgelopen vier, vijf jaar te veel deel van het
het ook geven en nemen was geweest. De zaal viel stil, ik zal dat nooit
verhaal. Ik stond in de praktijk, dat gaf misschien een fris geluid. Ik heb toen
vergeten, je voelde dat er iets gebeurde.
gezegd: maar dan vertel wel ik mijn authentieke verhaal en ga ik laten zien
Het voorstel is met een grote meerderheid aangenomen. En daar, op dat
dat ik er ook mee worstel.
moment, is de club denk ik een stuk volwassener geworden. Was dat niet
Een half uur heb ik daar staan vertellen. Ik zei bij voorbaat: ‘Als jullie kritiek
gebeurd, dan hadden de leden eigenlijk gezegd: die rol van
hebben, daar ben ik het mee eens. Als jullie zeggen: dit en dat vind ik niks:
sectororganisatie willen we niet. Heel diep van binnen wisten we zelf
eens, zelf zou ik het ook anders willen. Maar weet dat dit echt het onderste
eigenlijk niet zo goed wat er gebeurde. Maar achteraf gezien is daar
uit de kan is. Die onderhandelingen waren een processie van Echternach,
iets bijzonders gebeurd.”
en dan ook nog op twee plekken tegelijk, want je had bij OCW toen nog
Ontstaan en wording
de onze ken ik scholen waar de rector tegenwoordig bij wijze
van spreken de toiletrollen niet alleen bestelt, maar ook ophangt.
Als zo’n school vraagt: ‘Ik heb geen mensen om een transitie­
akkoord te maken, heb je voor mij een voorbeeld?’, dan vind ik
wel dat de raad daar ja op kan zeggen. Het is immers een vraag
vanuit de leden. Maar je bedient daarmee wel slechts een deel
van de leden en je moet je afvragen of dat niet steeds dezelfde
leden zijn. Daar wordt onvoldoende over nagedacht.”
“Achteraf gezien heeft de VO-raad
zijn waarde zeker bewezen. Al die bestuursen sectorakkoorden zouden nooit gesloten
zijn als er steeds zeven partijen hun eigen
belangen kwamen behartigen.”
Sjoerd Slagter, oud-voorzitter VO-raad
Lakmoesproef
Confessioneel en openbaar, schoolleiders en bestuurders,
groot en klein: met zoveel diversiteit in het ledenbestand is het
niet verwonderlijk dat het in de beginjaren nog geruime tijd
zoeken is. Het probleem zit niet in de dekkingsgraad: omdat
de raad voortkomt uit de WVO, zijn alle leden die niet hebben
opgezegd vanzelf lid geworden van de VO-raad. Maar de facto
moet de raad zich nog wel bewijzen als dé vereniging van scholen.
Bij de eerste grote thema’s (de Wet onderwijstijd, de eerste cao
na de volledige doordecentralisatie van de arbeidsvoorwaarden
in de 2007) gaat dat nog met vallen en opstaan. “Ga maar na”,
zegt voormalig bestuurslid Arjan Kastelein (ROC West-Brabant),
we waren als organisatie net de wieg uit! We konden net lopen
toen we ineens topsport moesten bedrijven.”
Van tijd tot tijd is het spannend, bijvoorbeeld rond het eerste
bestuursakkoord, dat in 2011 door Sjoerd Slagter en Kastelein
wordt verdedigd ten overstaan van een kritische algemene
ledenvergadering (zie kader vorige pagina). “Het sluiten van
dit soort akkoorden was sowieso nog nieuw in Nederland”,
zegt Kastelein terugkijkend, “maar zeker voor ons als jonge
organisatie was dit een lakmoesproef: ben je nou wel of niet
een sectororganisatie waarmee zaken te doen is? Op het oog
ging het om de afspraken, maar daarachter zat de vraag: ben je
bereid als organisatie verantwoordelijkheid te nemen?”
2008
2008
Rapport commissie-Dijsselbloem: de overheid bemoeit zich te
veel met de didactiek en te weinig met de onderwijsdoelen en
het toezicht op de resultaten.
Code Goed Onderwijsbestuur opgesteld.
Deze wordt in 2014-2015 herzien en aangescherpt.
Het bestuursakkoord wordt met grote meerderheid aan­genomen,
maar dat geldt niet voor het voorstel in 2012 om als sector bij
te dragen aan een reddingsplan voor het in financiële problemen
geraakte Amarantis (zie kader). Meer in het algemeen klinkt
dan, zowel uit eigen gelederen als van buiten, nogal eens de
kritiek dat de organisatie focus mist en te veel op schoot zit
bij OCW.
De Amarantis-crisis
Het mislukken van een reddingsplan voor de scholen van het
failliete bestuur van Amarantis in 2012 was een van de moeilijkste
momenten in het acht jaar durende voorzitterschap van Sjoerd
Slagter:
“De politiek deed op ons een beroep om te voorkomen dat docenten en
leerlingen op straat zouden komen te staan. Er had een soort garantiefonds
moeten komen, dat was er binnen de VO-raad niet, wel binnen de MBOraad en de HBO-raad. Ons is dat niet gelukt. De leden hadden geen zin om
Jojo-effect
En dan is er in die eerste jaren intern ook nog ‘gedoe’.
De bureaus van Schoolmanagers_VO en WVO moeten worden
geïntegreerd en daarmee ook de (topzware) directies.
Onduidelijk is wie het gezicht van de organisatie moet zijn: is
dat de voorzitter van het bestuur of – zoals aanvankelijk gedacht
– de directeur? Stapsgewijs wordt het besturingsmodel aangepast
aan de veranderende eisen van de organisatie. Eerst treedt in
2008 een aantal nieuwe bestuurders aan (Romain Rijk, Sam
Terpstra, Arjan Kastelein, Wim Blok); in 2011 wordt de
overstap gemaakt naar een dagelijks bestuur (met, naast de
voorzitter, Dirck van Bennekom en Hein van Asseldonk), dat in
2011
2011
Eerste bestuursakkoord
wordt afgesloten.
VO-content opgericht,
een open online bron van
flexibel lesmateriaal.
een bestuur te redden dat er een potje van had gemaakt. Ik heb dat niet
goed ingeschat. Mij ging het om het redden van die leerlingen en docenten.
Misschien was het anders geweest als de val van Amarantis een andere
oorzaak had gehad. In de vergadering werd duidelijk hoeveel woede en
frustratie er onder leden was over het megalomane gedrag van sommige
bestuurders.
Achteraf begrijp ik het wel. Het is goed opgelost, ik heb erkend dat het een
brug te ver was, en het probleem heeft zich ook niet herhaald. Er zijn wel
individuele gevallen geweest, bijvoorbeeld in Rotterdam, maar niet op deze
schaal.”
Ontstaan en wording
2014 plaatsmaakt voor een constructie met een fulltime
vice­voorzitter (Hein van Asseldonk).
Al die tijd is de omvang en taakopvatting van het bureau
een terugkerend punt van discussie. De vraag is niet alleen
of de raad ook diensten aan scholen verleent, maar ook
of en zo ja welke projecten de raad in eigen huis uitvoert.
Het resultaat is een jojo-effect: het bureau vermagert van
een grote organisatie tussen 2006 en 2008 (met onder
meer Innovatieproject_VO, Vensters VO, VO Content)
naar een klein en wendbaar bureau in de jaren 2008-2012,
maar groeit sindsdien weer stevig.
Sommige gesprekspartners zijn duidelijk in hun advies:
niet doen, die projecten. Zo zegt Carel van den Heuvel,
oud-voor­zitter van de WVO: “Het geld dat je als raad
binnenhaalt, moet rechtstreeks naar de scholen gaan.
En mocht je iets op boven­schools niveau nodig hebben,
schakel dan een marktpartij in. Is die er niet, dan kun
je het bij uitzondering zelf doen. Projecten leiden alleen
maar tot project­organisaties die hun eigen continuïteit
tot doel krijgen.”
“De eerste tijd ging het nog
met vallen en opstaan. De boel
bij elkaar brengen was nuttig en
nodig, maar er was geringe
scherpte en weinig focus.
Als VO‑raad deden we alles
en dat was dodelijk vermoeiend.”
Romain Rijk, bestuurslid VO-raad
In de praktijk is het minder simpel. Eerdere ervaringen met het
‘wegzetten’ van uitvoerende aspecten van een sectorakkoord zijn
niet allemaal even goed, en de raad voelt zich niet alleen verant­
woordelijk voor de afspraken, maar ook medeverantwoordelijk
voor het resultaat. En dus zegt bestuurslid Romain Rijk: “Je zou
kunnen zeggen: projecten doen we helemaal niet, maar dan
doe je jezelf en het onderwijs tekort. En OCW vindt het wel
makkelijk, dan hebben ze één brievenbus. Zo eindig je altijd met
meer projecten dan je denkt. Het risico is dat je vaste mensen
gaat inzetten op tijdelijke projecten. Ik vind het een punt van
voortdurende hygiëne.”
2012
2013
2013
VO-academie opgericht, voor
professionalisering
van schoolleiders en bestuurders.
Voorstel om als sector bij te dragen
aan reddingsplan voor het failliete
Amarantis wordt door ALV afgewezen.
Paul Rosenmöller volgt Sjoerd Slagter
op als voorzitter.
De twee hoofdtaken
Een herbezinning van het vernieuwde bestuur in 2008
legde de basis voor het denken in twee hoofdtaken van
de VO-raad, vertelt voormalig bestuurslid Arjan Kastelein:
“Er stond nog steeds heel groot apparaat dat deels niet bekostigd
werd uit de ledencontributies, maar uit allemaal grote subsidie­
trajecten met projectpotten. In het regeerakkoord was gezegd:
daar kappen we mee, en daardoor moesten wij behoorlijk terug.
Dat was een ongelooflijk ingewikkelde opgave. Als bestuur
hebben we ons toen beraden op de vraag: waartoe is de
VO-raad eigenlijk op aarde? We hebben de missie ontleed:
ten eerste hebben we een werkgeversrol te spelen (de rol van
belangenbehartiger hoort daarbij), ten tweede is goed onderwijs
in Nederland ons belang. We voegden goed onderwijs, het
belang van de sector, dus toe aan onze missie, aan waar wij
voor willen staan. Wij werken in deze sector vanuit heel diepe
intrinsieke motivaties en dat geldt voor al die 100 duizend
mensen, of ze nu schoolleider of docent zijn. Daarmee is de kiem
voor het denken in twee rollen gelegd. Vervolgens hebben we
gezegd: alles wat wij doen, willen we gekoppeld zien aan die
rollen; als dat ergens niet bij kan, doen we het niet. Dat gaf
focus.”
Professionalisering
Door de groeistuipen heen ontwikkelt de organisatie zich
intussen naar volwassenheid. De raad is niet alleen meer formeel
dé gesprekspartner als het gaat over voortgezet onderwijs, maar
is ook steeds beter in staat die grote schoenen te vullen. Het
gezicht naar buiten toe wordt duidelijker, wellicht mede doordat
het belang van sectorontwikkeling relatief toeneemt en die taak
zich meer dan belangenbehartiging in de schijnwerpers afspeelt.
Uit een (niet gepubliceerd) onderzoek naar de positionering
van de raad in 2015 blijkt dat het groeiende zelfbewustzijn
ook in de omgeving van de raad wordt opgemerkt. Vaker dan
in het verleden wordt de raad gezien als een voorhoedespeler, als
deskundig en innovatief. Intern ervaren medewerkers dat hun
organisatie een professionaliseringsslag doormaakt: “Het wordt
veel logischer gevonden om zelf je tegenspraak te organiseren,
om op zoek te gaan naar tegenkracht binnen en buiten de
organisatie”, zegt senior beleidsmedewerker Annemiek
Staarman.
2013
2013-2014
Schoolleidersplatform
krijgt formele adviesrol.
Tijdens eerste VO2020-tour
wordt input opgehaald
voor nieuw sectorakkoord.
Ontstaan en wording
Als Sjoerd Slagter in 2013 na acht jaar voorzitterschap met
pensioen gaat, vertaalt dit alles zich in de keus voor een ander
type voorzitter. Bestuurlijker, politieker, door de wol geverfd.
Vicevoorzitter Hein van Asseldonk: “Sjoerd heeft de raad geleid
door de eerste fase van opbouwen, integreren en afscheid nemen
van het verleden; het vinden van een positie in het veld om ons
heen. Dat heeft hij tot grote tevredenheid gedaan, dat wordt
binnen en buiten de organisatie zo gezien. Met de komst van
Paul Rosenmöller hebben we een volgende fase bereikt.”
Netwerkorganisatie
In de jaren die volgen, blijkt dat onder meer uit de frequentie
waarmee de raad op zelfgekozen thema’s ‘lawaai weet te maken’,
zoals Arjan Kastelein het uitdrukt. Maatwerk(diploma),
ontwikkeltijd voor docenten, de raad weet het op de agenda
te krijgen. Op het gebied van governance, zelfregulering en
professionalisering van de beroepsgroep heeft de raad de
touwtjes al eerder in handen genomen.
Met de introductie van een jaarlijkse VO2020-tour, ledenpanels
en -peilingen wordt bovendien systematischer over de volle
breedte de mening van de achterban ‘opgehaald.’ Annemiek
Staarman: “In de beginjaren hadden we standpunten en
die checkten we bij een groep actieve leden. Nu is het veel
intensiever, ik denk dat de achterban meer van ons merkt.
De VO-raad is veel meer een netwerkorganisatie geworden.
We organiseren ook veel meer in het land.” In een onderzoek
medio 2015 beloont de achterban dit met een dikke 7.
Dat de VO-raad in tien jaar tijd volwassen is geworden, is
misschien iets te veel gezegd. Op de drempel van de volwassen­
heid staat de raad wel. “De puberteit zijn we wel zo’n beetje
voorbij”, oordeelt Romain Rijk. “Maar tien jaar is kort, hè.
Ik vind het een knappe prestatie.”
2014
2016
2016
Sectorakkoord voor periode
2014 – 2017 afgesloten.
Opening
Schoolleidersregister.
VO-raad voegt ‘Vereniging van scholen in het
voortgezet onderwijs’ toe aan zijn naam.
2
DE BELANGENBEHARTIGER
VAN ZEVEN NAAR ÉÉN VERTEGENWOORDIGER VAN HET VO
De jonge VO-raad krijgt vanuit het Werkgevers­
verbond VO als belangrijkste opdracht de
belangenbehartiging van besturen mee.
Hoewel de komst van één vertegenwoordiger
aan de onderhandelings­tafel alom met
opluchting wordt ontvangen, blijkt het nog
een hele klus om die rol goed te vervullen.
Met uitzondering van de besturenbonden betwijfelt niemand
in de jaren vóór de komst van de VO-raad dat het voortgezet
onderwijs één belangenbehartiger nodig heeft. Mensen vertellen
kleurrijke verhalen over de chaotische onderhandelingssituaties
in die tijd. Een sector die vertegenwoordigd wordt door zeven
(verzuilde) besturenbonden die in bijna alles van opvatting
verschillen omdat ze minder op zoek zijn naar eenheid dan naar
manieren om zich te onderscheiden. Zeven besturenbonden die
met gemaakte afspraken naar zeven achterbannen terug moeten
voor ruggespraak. Bewindslieden die met wel dertig mensen
tegenover zich aan tafel, af en toe vermoeid het hoofd laten
zakken. “Ik weet nog wat een luxe ik het vond dat ik eindelijk
één vertegenwoordiger van het vo had met wie ik een gesprek
kon aangaan”, zegt Ingrid van Erp, beleidsadviseur bij OCW.
Van OCW, waar eerst Maria van der Hoeven als minister en
vervolgens Marja van Bijsterveldt als staatssecretaris het vo in
portefeuille heeft, krijgt de raad dan ook een flinke steun in
de rug.
Sleutelspeler
Eenduidige belangenbehartiging is dé opdracht voor de jonge
VO-raad. Het mandaat is breder dan dat van voorloper­
organisatie WVO, die zich nog moest beperken tot arbeids­
voorwaarden en financiën. De VO-raad krijgt daar de belangen­
behartiging van de hele sector richting OCW en andere
relevante partijen in en rond Den Haag bij. Juist op dat laatste
15
De belangenbehartiger
gebied groeit de raad al snel uit tot een speler waar niemand
omheen kan. In een (niet gepubliceerd) positioneringsonderzoek
uit 2015 wordt de VO-raad ‘een gesprekspartner van belang’ en
een ‘sleutelspeler’ genoemd. “Op elk onderwerp krijg ik wel
brieven of mails van de VO-raad; ik vraag ook zelf wel eens om
reactie. Bij het voorbereiden van een debat kijk ik altijd wat de
VO-raad vindt”, zegt een fractiemedewerker in de Tweede
Kamer. Ook al betitelen maar weinigen de raad als innovatief en
proactief (wat deels is terug te voeren op het vertegenwoordigen
van een zeer gemêleerde achterban), een betrouwbare en
deskundige gesprekspartner is de raad wel.
Breuk
De belangenbehartiging op het gebied van arbeidsvoorwaarden
daarentegen is nog altijd een worsteling. Aanvankelijk staat
gebrek aan ervaring het succes van de jonge VO-raad in de
weg, met name bij de cao-onderhandelingen. Voor Hein van
Asseldonk, die namens de raad onderhandelt, is dit de eerste
cao, maar aan de overkant van de tafel zit een zeer ervaren
vakbondsdelegatie. Wat het extra ingewikkeld maakt, is dat
in 2007 – dus een jaar na de start – vanwege doordecentralisatie
het volledige arbeidsvoorwaardenpakket op het onder­
handelings­bord van de VO-raad komt te liggen.
In dat licht bezien is het misschien niet verwonderlijk dat die
eerste onderhandelingen na twee jaar mislopen. De werkgevers­
16
10 jaar VO-raad
delegatie komt er niet meer uit en treedt terug. Een half jaar
later sluit een nieuwe delegatie namens de VO-raad alsnog een
cao, met forse concessies aan de werknemers.
Het is het begin van een steile leercurve. De onderhandelaars
van de VO-raad raken snel vertrouwd met de regels van het spel.
Oud-WVO-voorzitter Carel van den Heuvel, die dit vanaf de
zijlijn gadeslaat, oordeelt: “Ik vind dat de VO-raad er snel in
geslaagd is echt goede en gecoördineerde belangenbehartiging
tot stand te brengen. En daar waren ze toch voor opgericht.”
Moeizaam
De verhouding met de bonden blijft echter moeizaam.
Zeker voor die eerste jaren schrijft Walter Dresscher, toenmalig
AOb-voorzitter en onderhandelaar, dat met name toe aan
persoonlijke factoren: “In de groep die toen [aan de kant van
de VO-raad] toonaangevend was, was een mannetjesputterssfeer
ontstaan. Het idee was: wij gaan het regelen, de bonden zijn
een sta in de weg.”
Als die analyse klopt, had de komst van een nieuwe voorzitter
die op dit punt alles mee heeft (ervaring, netwerk, politieke
achtergrond) het voor de bonden makkelijker moeten maken.
Maar de dooi blijft uit. Ook nu nog zegt Dresscher: “Ik vind
Paul Rosenmöller een aardige man, en als het gaat om het
verbeteren van het imago van de VO-raad heeft hij ongetwijfeld
talent, maar ik denk wel: wanneer gaan wij daar nu de vruchten
“Ik weet nog dat Carel van den Heuvel bij de
overgang van WVO naar VO-raad aan Sjoerd
Slagter zo’n grote houten hamer cadeau deed
die boeren gebruiken om paaltjes in de grond
te slaan. Daar kon hij de bonden mee op de
kop timmeren. Zo was de sfeer.”
Walter Dresscher, voormalig AOb-voorzitter en
onderhandelaar
van plukken? Op zeker moment wil je concrete resultaten zien.”
Voormalig VO-raad-voorzitter Sjoerd Slagter, jarenlang
gesprekspartner van Dresscher, denkt dat de oorzaak breder is.
Decennia van wantrouwen tussen werkgevers en werknemers in
het algemeen staan een constructieve relatie in de weg. “Dat heb
je ook weer gezien bij Onderwijs2032, dat een groep docenten
daar voor gaat liggen: op de een of andere manier is de breuk
tussen bestuur & management en de docent nog niet goed
hersteld.”
Compromis
Het uitblijven van wezenlijke doorbraken in het arbeids­voor­
waardenoverleg is voor de VO-raad aan de achterban moeilijk
uit te leggen. Dat verklaart waarom de achterban zich in een
overigens positief gestemd onderzoek in 2015 juist op het
Sjoerd Slagter neemt de voorzittershamer in ontvangst
17
De belangenbehartiger
“Doorbreek het systeem”
Oud-WVO-voorzitter Carel van den Heuvel pleit voor vooruitstrevend
arbeidsvoorwaardenbeleid: “Of de VO-raad op het punt van
arbeidsvoorwaarden voldoende lef heeft… Als je het bekijkt vanuit een
rustige vertegenwoordiging van besturen, denk ik dat ze het goed hebben
gedaan. Als je het bekijkt vanuit het doel de sector progressief te maken,
hebben ze niet veel bereikt. Maar ik heb daar alle begrip voor. Ik heb zelf
(vanuit de WVO, voorloper van de VO-raad, red.) met de AOb gesprekken
gevoerd over de cao. Ik weet nog dat ik het voorstel had om volgend jaar te
gaan praten over de vraag of niet een lessentaak, maar ook een weektaak
of een jaartaak uitgangspunt voor de cao zou kunnen zijn. Ik kreeg het niet
eens in de preambule, zo bedreigend werd het gevonden!
Intussen vind ik dat wij in het onderwijs nog steeds bijna middeleeuwse
arbeidsvoorwaarden hebben. Zo’n lessentaak, gepeuter met bapo en
schoolvakanties, gemillimeter met uren: dat leidt tot het behoud van
traditioneel georganiseerde scholen. Als er een probleem is, vragen scholen
om geld, maar het gaat niet om geld. Je moet het systeem doorbreken.
Als leraren veel flexibeler met elkaar de hele klus pakken, zullen zij veel
minder werkdruk ervaren. In alle sectoren buiten het onderwijs gaat het
over ‘meer doen voor minder’, maar zo denkt geen school. In een ander
soort schoolorganisatie kan het werken veel prettiger worden.”
punt van arbeidsvoorwaardenoverleg ontevreden toont.
Het feit dat belangenbehartiging en lobbywerk zich per definitie
buiten de schijnwerpers afspelen, maakt het er niet makkelijker
op, zegt senior beleidsmedewerker Annemiek Staarman:
“Je kunt alleen het resultaat laten zien en niet je inspanning.
Dan onderhandel je keihard en zie je er maar een beetje van
terug. Het resultaat van belangenbehartiging is toch een soort
compromis. Ik kan me wel voorstellen dat leden dan zeggen:
wat mager, hoe kan de VO-raad dat nou zo doen? En je wilt
ook niet als verdediging aanvoeren ‘maar we hebben het wel
geprobeerd’.”
“Wat ik als jammer beschouw, is dat het niet is
gelukt om tot een constructieve relatie met de
bonden te komen, met name met de AOb. Walter
Dresscher en ik hebben het wel geprobeerd.
We hadden het voordeel dat we beiden uit
het onderwijs kwamen. Dat heeft ons wel vaak
gered, maar heeft uiteindelijk toch niet tot een
structureel betere relatie geleid.”
Oud-voorzitter Sjoerd Slagter
Bruggen slaan
Intussen blijft het cao-overleg onevenredig veel tijd vragen,
tot frustratie van de top van de VO-raad. In het voorjaar van
2015 zegt Paul Rosenmöller in het eigen blad VO-magazine:
“Ik zou graag meer tijd besteden aan sectorontwikkeling en
minder aan cao-onderhandelingen. Een cao hoort voort te
vloeien uit hoe de sector zich ontwikkelt, in plaats van uit
voortdurende discussies over wat er ligt.”
Het gebrek aan vooruitgang hindert de raad ook bij zijn
ambities op zijn tweede taak: sectorontwikkeling. Rosenmöller
wil bruggen slaan “naar partijen die niet bij ons vertegen­
woordigd zijn – zoals docenten – omdat het welslagen van
onze agenda ook van hen afhangt.”
Maar ook al zijn docenten tegenwoordig op veel meer manieren
georganiseerd dan alleen in vakbonden, de brug naar de
vakbonden lijkt voorlopig niet af.
Staatssecretaris Van Bijsterveldt bij het 5-jarig bestaan van de VO-raad
3
AANJAGER VAN
SECTORONTWIKKELING
DE BESTE KANSEN VOOR KINDEREN CREËREN
In de loop der jaren is de VO-raad steeds
nadrukkelijker in het gat gestapt dat de
terugtrekkende overheid heeft achtergelaten.
Maar waar begint en eindigt de taak van
de raad als het om sectorontwikkeling gaat?
Dat is doorlopend onderwerp van discussie.
Al vóór de oprichting van het Werkgeversverbond VO, de
voorloper van de VO-raad, is duidelijk dat er eigenlijk behoefte
is aan een organisatie met een breder mandaat. De overheid
trekt zich op allerlei gebieden terug (lumpsumfinanciering,
doordecentralisatie van de huisvesting naar gemeenten,
globalisering van de kerndoelen, enzovoort), en de vraag is
wie dat gat moet vullen.
Het voor de hand liggende antwoord is ‘de schoolbesturen’, want
om hun autonomie was het allemaal begonnen. “Rond de tijd
20
10 jaar VO-raad
dat ik voorzitter werd, was het idee: onderwijs is van de
besturen, de politiek en de maatschappij moeten ons maar
vertrouwen”, blikt oud-voorzitter Sjoerd Slagter terug. Al snel
blijkt dit voor vraagstukken die de sector als geheel betreffen
geen bevredigende situatie. Zowel de politiek, de overheid als de
samenleving wil over onderwijskwesties in gesprek en dat lukt
niet met driehonderdvijftig afzonderlijke besturen aan de andere
kant van de tafel. “Dat heeft ertoe geleid dat de focus van de
VO-raad naast belangenbehartiging meer op onderwijs is gaan
liggen”, zegt Slagter.
Dynamiek
Helemaal nieuw is de bemoeienis van de VO-raad met
onderwijsvraagstukken op dat moment niet. In de erfenis
van Schoolmanagers_VO zijn grote inhoudelijke projecten
meegekomen, zoals de pilot Meerdere examenmomenten en het
Innovatieproject_VO, met de Expeditie Durven Delen Doen.
Dit laatste levert voor een – beperkte – groep scholen bijzondere
projecten op en bevordert onderwijsontwikkeling. Slagter:
“We hebben dat stevig gestimuleerd: scholen hadden lange
tijd de neiging om erg intern gericht te zijn en die netwerken
hebben voor veel dynamiek in het onderwijs gezorgd.”
Voor Slagter lijdt het geen twijfel dat de VO-raad de aangewezen
partij is om ook bij sectorontwikkeling in de breedte het
voortouw te nemen. In 2008 benoemt een vernieuwd bestuur
sectorontwikkeling expliciet als tweede hoofdtaak van de
VO-raad en zet daarmee een definitieve stap weg van de
smalle taakopvatting (belangenbehartiging van besturen in
hun werkgeversrol) uit het begin.
De vanzelfsprekendheid waarmee de VO-raad in deze nieuwe
rol wordt geaccepteerd laat zien hoe groot de behoefte aan een
herkenbare gesprekspartner bij de overheid, in de politiek en
in de samenleving is. En ook al wordt de raad niet altijd zo
inspirerend gevonden, hij is als geen ander in de positie om
ontwikkeling in de sector te stimuleren.
Aanjager van sectorontwikkeling
Sommigen vinden dat de VO-raad zich een te grote broek
aanmeet. Zo houdt voormalig AOb-voorzitter Walter Dresscher
staande dat besturen alleen in faciliterende zin over onderwijs
horen te gaan: “Waarom laten we onderwijskundige taken niet
bij de leraren? In de gezondheidszorg gaat de directie vooral over
de huishouding, hoe patiënten te genezen laten ze aan de
dokters over.”
Maar het algemene gevoelen is dat het voortgezet onderwijs ook
op het gebied van sectorontwikkeling een gezicht heeft gekregen.
Akkoorden
Intern ligt het wel gevoelig. Welk mandaat heeft de raad precies
om zich namens de leden met sectorontwikkeling bezig te
houden? Die vraag komt op tafel bij de totstandkoming van
het eerste bestuursakkoord in 2011. Het is het eerste van een
reeks akkoorden waarin de VO-raad namens de sector
prestatieafspraken met de overheid maakt.
Voor de achterban is het wennen. Die is bij de totstandkoming
van het akkoord maar mondjesmaat geraadpleegd en velen
hebben moeite met de gedachte dat de raad deze afspraken
‘namens hen’ heeft gemaakt. Onder andere langs de lijn van
de grootte van de schoolbesturen lopen meningen uiteen.
“Sommige grote besturen vinden dat de VO-raad een VNONCW moet zijn: alleen belangenbehartiging en verder niks”,
zegt Romain Rijk, bestuurslid van de VO-raad en zelf
22
10 jaar VO-raad
voorzitter van een groot schoolbestuur. “Een andere grote
stroming wil juist dat de raad actief bijdraagt aan sector­
ontwikkeling en professionalisering. Kleinere collega-besturen
hebben dat nodig, die kunnen het niet allemaal zelf. Maar ik
vind dat de raad niet de verantwoordelijkheid van de
schoolbesturen moet overnemen.”
Tijdens een spannende ALV in november 2011 wordt het
bestuursakkoord uiteindelijk aanvaard. Daarmee is de strijd
echter nog niet gestreden. “De inkt was nog niet droog of het
werk begon”, zegt toenmalig bestuurder en huidig vicevoorzitter
Hein van Asseldonk. “Een gedetailleerde afspraak als ‘examen­
resultaten 0,2 procentpunt omhoog’, hoe maakten we dat waar?
Toen hebben we onze les geleerd; in de ronde daarna hebben we
het anders gedaan.”
Raadpleging
Van Asseldonk stipt een gevoelig punt aan: is het mogelijk om
als raad wel aanspreekbaar te zijn op afspraken, maar niet
aansprakelijk voor de uitvoering? Hoogleraar Sietske Waslander,
lange tijd betrokken bij onderzoeksprojecten voor de VO-raad,
zet er vraagtekens bij. “Ik vind de figuur van een sectorakkoord
heel ingewikkeld. Een sectororganisatie gaat een politiek proces
in, doet concessies, maakt afspraken met een budget en dan is
het: wij gaan dit doen. Terwijl die raad nul zeggenschap heeft
over wat besturen en scholen doen. Je ziet bij de achterban van
Gekleurd
Sommige confessionele besturen trekken met een beroep
op de pluriformiteit uit de statuten een duidelijke lijn als
het gaat om wat de VO-raad aan onderwijsontwikkeling
kan en moet doen. Bert Vogel, bestuurder van het
Calvijncollege Goes en actief lid van de VO-raad:
“Zaken die met de structuur te maken hebben, doen we
als leden van de VO-raad met zijn allen, inhoudelijke
onderwerpen doen we zelf. Dus: CAO-discussie? VO-raad.
Huisvesting? VO-raad. Maar de relatie werkgever-werknemer
zoals vastgelegd in een professioneel statuut? Die kan sterk
inhoudelijk gekleurd zijn. En leermateriaal? Dat maken wij
voor onze reformatorische scholen soms helemaal zelf. Op dit
soort onderwerpen moet de raad laveren. En onderwerpen als
seksuele diversiteit en burgerschap, daar moet de VO-raad
zeker vandaan blijven, daar is hij niet van.”
Lange termijn
Prof.dr. Sietske Waslander is een drijvende kracht geweest achter
diverse onderzoeksprojecten voor de VO-raad:
“Sectorontwikkeling is gebaat bij een langetermijnperspectief, bij het zien
van hoe het een voortbouwt op het ander. In dit opzicht is het jammer
dat de cumulatie van kennis en inzichten uit het Innovatieproject_VO
ondergesneeuwd is geraakt in interne discussies over de taakopvatting van
de VO-raad. Er ging wel een ander beleidsspoor met projecten rond de
SLOA-gelden van start, maar beleidsmatig zat er geen lijn in. Dat werd
ook uitgelokt doordat OCW gefragmenteerd omgaat met projectsubsidies.
Maar juist dan is het noodzaak dat je zelf visie hebt, anders word je een
speelbal.”
Kansen voor kinderen
Paul van Meenen was schoolleider en bestuurder en vanaf de eerste
dag lid van de VO-raad. Hij maakte de overstap naar de politiek
om directer invloed te kunnen uitoefenen op het onderwijsbeleid.
Vanuit die positie ziet hij dat de VO-raad zich als aanjager van
sectorontwikkeling heeft ontwikkeld:
“De VO-raad heeft wat mij betreft geen ander doel dan ervoor te zorgen
dat docenten de beste kansen voor kinderen kunnen creëren. Als het in het
begin érgens niet over ging, dan was het dat. In de eerste missie/visie
kwam het woord leerling niet voor! De raad zat heel erg in de
werkgeversrol. Een gemiste kans, vond ik: dan héb je zo’n grote club, dan
kun je veel meer een vuist maken tegen beleid waar je het niet mee eens
bent en dan beweeg je alleen maar mee! Gelukkig zie ik dat nu veel meer
gebeuren.”
de VO-raad dan ook diverse reacties. De raad probeert het dan
via projecten toch voor elkaar te krijgen. Dat duwt en trekt.”
Wijs geworden kiest de raad bij de totstandkoming van het
volgende akkoord (in 2014) voor een route via de voordeur.
“Een van de eerste daden van het bestuur onder leiding van
Paul Rosenmöller was het concept-sectorakkoord 2014-2017
door te scheuren”, blikt Romain Rijk terug. “Het was te
gedetailleerd, te veel cijfers en percentages. Een sectorakkoord
moet meer gaan over ontwikkeling op inhoud en minder over
meetbare resultaten. Daarom zijn we zelf gaan schrijven.”
Daarbij groeit de behoefte om een akkoord werkelijk iets uit de
sector te laten zijn. Voortaan wordt in de VO2020-tour eerst
input bij de achterban ‘opgehaald’. Dit resulteert in akkoorden
die het stempel dragen van een zelfbewuste VO-raad.
Ondertitel
De discussie over het ‘waartoe’ van de VO-raad is intussen
allerminst van tafel verdwenen, integendeel. Steeds duidelijker
wordt dat succesvolle sectorontwikkeling een zaak van iedereen
is: besturen én schoolleiders, docenten, ouders en leerlingen.
Maar kan de VO-raad dat namens al die partijen doen?
Die gewetensvraag leidt in 2016 tot een nieuw gesprek over
identiteit. Is de VO-raad de sectorraad van het voortgezet
onderwijs? Het antwoord is nee, want docenten, leerlingen
en ouders zijn bijvoorbeeld niet vertegenwoordigd. Maar de
VO-raad is wél de vereniging van scholen in het voortgezet
onderwijs, en daarin ligt de opdracht voor sectorontwikkeling
besloten.
Voortaan heet de raad voluit: ‘VO-raad. Vereniging van scholen
in het voortgezet onderwijs’. De toevoeging verwoordt, zo
schrijft de raad, “dat onze leden de scholen vertegenwoordigen
vanuit een gewogen, algemeen belang. De schoolbesturen
dragen de verantwoordelijkheid voor de vo-scholen in
Nederland en hebben een brede maatschappelijke opdracht:
het bevorderen van de kwaliteit van het onderwijs.”
“Een van de eerste daden van het bestuur
onder leiding van Paul Rosenmöller was het
concept-sectorakkoord 2014-2017 door
te scheuren. Het was te gedetailleerd.”
Romain Rijk, bestuurslid
Leerlingen nemen deel aan een Zomerschool
constateert hij tevreden. “Dat beschouw ik als illustratief voor de
beweging naar én meer luisteren naar de maatschappij én meer
inhoud. Want het onderwijs verheffen is een van de grote
opdrachten. Ik denk dat er nog veel meer uit het talent van
leerlingen te halen is.”
Voor oud-voorzitter Sjoerd Slagter is daarmee de cirkel rond.
Hij begon zijn voorzitterschap met de 3V’s: een (zelf geformu­
leerde) opdracht om verbinding in de achterban te scheppen,
het vertrouwen van de samenleving terug te winnen en het
peil van het onderwijs te verheffen. “Waar we dat tien jaar
geleden niet konden, zet de raad nu inhoudelijke thema’s
zoals opbrengstgericht werken en maatwerk op de kaart”,
25
4
IN HET LICHT VAN 10 JAAR
VOORTGEZET ONDERWIJS
STEEDS ZELFBEWUSTER
De oprichting van de VO-raad in 2006
komt aan het slot van een tijdperk van grote,
landelijke onderwijsvernieuwingen. In de jaren
die volgen, is vooral de sector zelf aan zet.
De VO-raad neemt daarin meer en meer het
voortouw.
Met de invoering van de tweede fase in havo/vwo komt er eind
jaren negentig een einde aan een reeks hervormingsoperaties die
het voortgezet onderwijs in veel opzichten hebben veranderd.
De invoering van de basisvorming, de samenvoeging van vbo
en mavo tot vmbo, de omstreden introductie van het studiehuis
en vier profielen in de bovenbouw havo/vwo: het zijn allemaal
landelijke vernieuwingen die met onrust gepaard zijn gegaan.
In de politiek en de samenleving overheerst het gevoel dat het
genoeg is geweest. “Jacques Tichelaar [voormalig AOb-voorzitter
26
10 jaar VO-raad
en PvdA-politicus, red.] zei hardop in de Kamer: ‘Innovatie
bij wet is mislukt’”, memoreert Sietske Waslander, die onder
de noemer ‘Politiek, pers en praktijk’ twee publicaties
uitbracht over de context van onderwijsinnovatie in die jaren.
De koerswijziging komt niet onverwacht. De overheid is
al enige tijd bezig met een terugtrekkende beweging.
Als de commissie-Dijsselbloem in 2008 concludeert dat de
overheid zich te veel heeft bemoeid met de didactiek en te
weinig met de invulling van de onderwijsdoelen en het
toezicht op de resultaten, is de toon definitief gezet.
De bal ligt bij de sector.
Winst
In die sector is de jonge VO-raad zich aan het warmlopen.
Met onderwijsontwikkeling van onderop is de raad al
enigszins bekend: in de erfenis van Schoolmanagers_VO is de
‘Expeditie durven, delen, doen’ meegekomen, een project dat
onderdeel wordt van het vijf jaar durende Innovatieproject-VO.
In latere jaren komen daar nog ontwikkel- en onderzoeks­
projecten in het kader van de SLOA-regeling bij.
Deze projecten brengen iets belangrijks teweeg. De grootste
winst zit volgens sommigen niet eens zozeer in de uitkomsten
– al hadden die volgens onderzoeksleider Waslander beslist
een bredere verspreiding verdiend – als wel in een veranderde
mindset. “De onderwijsvernieuwing die na Dijsselbloem de
facto tot stilstand was gekomen, komt weer op gang”, blikt
D66‑Kamerlid en voormalig schoolbestuurder Paul van Meenen
terug. “Scholen en docenten gaan zelf onderwijs ontwikkelen.”
Dat is nieuw, zeker op grote schaal. Ook het feit dat vaker de
combinatie met onderzoek in de school wordt gemaakt, is een
stap voorwaarts.
begroting van het kabinet Rutte-II wordt het onderwijs ontzien.
Voor het overige blijft het vanuit de overheid tamelijk stil.
Wel blijven een paar hardnekkige issues doorzeuren. Het duurt
bijvoorbeeld tot 2012 bij het aantreden van staatssecretaris
Dekker voordat de discussie over onderwijstijd wordt beslecht
met een voorstel waar scholen mee kunnen leven.
Daarnaast zijn er specifieke onderwerpen waarop ‘Den Haag’
toch de regie pakt, zoals rekenen en taal, waarvoor gedetailleerde
referentieniveaus en landelijke toetsen van kracht worden.
Ook is het staatsecretaris Dekker die (weliswaar op basis van
een sectorakkoord) eind 2014 een platform onder leiding van
Paul Schnabel opdracht geeft voorstellen te doen voor een
toekomstgericht curriculum.
Onderwijstijd
Politiek en samenleving stellen zich na ‘Dijsselbloem’ enkele
jaren terughoudend op. Wel is er maatschappelijk een zeker
gevoel van urgentie. “Dit is de tijd van het Innovatieplatform
(2003-2010, red.) onder leiding van Herman Wijffels”, zegt
Waslander. “Het gevoel is: met het oog op de toekomst móeten
we iets met het onderwijs.”
Financieel wordt dat echter niet verzilverd. Onder kabinet
Rutte-I (2010-2012) worden forse bezuinigingen op onderwijs
doorgevoerd zonder dat bijbehorende beloften (zoals
vereenvoudigde bekostiging) worden waargemaakt. Pas in de
Maatschappelijk vertrouwen
Een thema dat als een rode draad door alle jaren heenloopt,
is het herstel van het maatschappelijke vertrouwen in het
onderwijs. Sjoerd Slagter benoemt het bij zijn aantreden als
voorzitter in 2006 als een van zijn grote opdrachten voor
de komende jaren. Met name het imago van bestuurders en
schoolleiders heeft door schandalen forse deuken opgelopen.
In antwoord hierop zet de VO-raad in 2008 twee belangrijke
stappen naar zelfregulering.
Ten eerste wordt een governance code opgesteld. Aanvankelijk
nog tamelijk vrijblijvend, wint deze Code Goed Onderwijs­
27
In het licht van 10 jaar voortgezet onderwijs
“Wat er nodig is om te
zorgen dat het onderwijs
echt verder kan? De
combinatie van minder
rigide onderwijstijd,
betere bekostiging en een
curriculumherziening.”
Hein van Asseldonk,
vicevoorzitter VO-raad
bestuur na een herziening in 2014-2015 aan kracht. Zo krijgen
zes elementen uit de code een plaats in de lidmaatschapseisen
van de VO-raad; een commissie houdt daar toezicht op. Leden
kunnen tegenwoordig met vragen terecht bij een speciaal
governanceloket.
De tweede stap is de ontwikkeling van Vensters voor
Verantwoording (later Vensters VO / scholenopdekaart.nl),
die eveneens zijn oorsprong vindt in de vertrouwensbreuk
met de samenleving. Die breuk gaat verder dan het functioneren
van bestuur en management: ook bij de kwaliteit van het
onderwijs worden vraagtekens gezet.
‘Vensters’ is het antwoord van de VO-raad op de door scholen
fel bekritiseerde ranglijsten van Elsevier en Trouw. Voor
voorzitter Slagter is het een principekwestie: een volwassen
28
10 jaar VO-raad
sector geeft in een dialoog met stakeholders zelf inzicht in de
resultaten en laat dat niet aan maatschappelijke en politieke
krachten over. Bovendien beschikt de VO-raad over de positie
en het draagvlak om dit in beweging te zetten. Voormalig
WVO-voorziter Carel van den Heuvel vindt dat goed gezien:
“Je hebt voor zoiets een initiatiefnemer nodig met een lange
adem, met visie en gezag. Een individuele partij brengt dit
moeilijker van de grond. De VO-raad kan het.”
Het plan voor ‘Vensters’ stuit aanvankelijk op kritiek in de
eigen gelederen, maar krijgt vaart als het steun krijgt van
grote besturen die zelf al aan soortgelijke initiatieven werken.
“Zij zijn zo grootmoedig geweest om over hun eigen schaduw
heen te stappen naar een gemeenschappelijk systeem”, zegt
Slagter achteraf. Het wordt een succes. Binnen enkele jaren
doen zo goed als alle besturen mee, zeker wanneer duidelijk
wordt dat in Vensters verzamelde data ook waarde hebben als
managementinformatie. Al snel volgt een spin-off in het primair
onderwijs, gevolgd door toepassingen voor schoolkeuze.
Professionalisering
Er is nog een terrein waarop de VO-raad in de loop der jaren
meer en meer het voortouw neemt: professionalisering van
bestuur en management. “De aandacht voor schoolleiderschap
als beroep is een doorgaande ontwikkeling in het voortgezet
onderwijs”, zegt hoogleraar Waslander. “Wat ik de laatste
Doorpakken
Over het stempel dat de VO-raad heeft gedrukt op 10 jaar voortgezet
onderwijs zegt Pieter Hettema, oud-voorzitter van Schoolmanagers_VO:
“De raad heeft de onderhandelingskracht van het veld versterkt en doorgepakt
op een paar hoofdpunten waar de politiek er niet uitkwam. Vensters: een
rechtstreekse verantwoording van scholen aan hun omgeving; VO-content:
een vinger in de pap bij leerstofontwikkeling. Dat laatste project heeft het
monopolie van de uitgevers helpen doorbreken en dat is misschien nog wel
een grotere winst dan de inhoudelijke opbrengst. Het project is misschien iets
te weinig strategisch opgevat en er zijn iets te veel producten gemaakt, maar
uiteindelijk heeft het wel effect gehad.”
tien jaar denk te zien – maar dat baseer ik op mijn eigen
waarneming, niet op onderzoek – is dat veel schoolleiders en
besturen echt werk hebben gemaakt van professionalisering.
Werken in teams, denken in professionele leergemeenschappen:
dat is echt anders dan tien jaar geleden.”
De VO-academie, in 2012 op initiatief van de VO-raad
opgericht, speelt daar naar het oordeel van velen een stimulerende
rol in. Onder auspiciën van de academie wordt een Beroeps­
standaard Schoolleiders VO ontwikkeld, bestaande uit een
beroepsprofiel, bekwaamheidseisen en professionele normen.
Het vormt de basis voor het in april 2016 geopende School­
leidersregister, waar schoolleiders door zich te registreren hun
vakbekwaamheid zichtbaar kunnen maken. Daarnaast groeit
binnen de beroepsgroep de interesse voor financieel leiderschap,
strategisch hrm, internationalisering, bestuurskracht, intervisie,
leernetwerken: bestuurders en schoolleiders nemen zelfbewust
hun professionalisering ter hand.
Interessant is dat zich onder docenten een vergelijkbare ontwik­
keling voltrekt. Ook bij hen is een hernieuwd zelfbewustzijn
zichtbaar en groeit de behoefte aan eigenaarschap. Van den
Heuvel: “Ik zie steeds meer zelfbewuste docenten die op een
verjaardag durven vertellen dat ze leraar zijn. Leraren met lef –
fantastisch! Die company pride moeten we terughalen.”
Eigen koers
Terugkijkend op tien jaar VO-raad valt op dat de raad zich
steeds zelfbewuster positioneert als vertegenwoordiger van
de scholen. De jonge VO-raad opereerde nog vooral reactief,
29
In het licht van 10 jaar voortgezet onderwijs
zeggen gesprekspartners uit overheid, samenleving en media
in een positioneringsonderzoek. Niet zonder succes overigens:
het lukt de raad in 2008 bijvoorbeeld om haalbare afspraken
te maken over de invoering van de functiemix. “Daarin hebben
we goed geopereerd, we hebben ons trouw aan de gemaakte
afspraken gehouden en ook constructief onderhandeld toen
bleek dat de bekostiging achterbleef, met als resultaat dat we
nu weer een betaalbaar vervolg hebben”, stelt vicevoorzitter
Hein van Asseldonk, die destijds bestuurslid was.
In de loop der jaren komt de raad vaker met eigen oplossingen.
Als voorbeeld noemt Van Asseldonk het initiatief voor een
toelatingscode 4 vmbo – 4 havo, waar de raad in 2012 mee
komt in de wetenschap dat de door de politiek gewenste
drempelloze overgang niet zal werken. Een ander voorbeeld
is VO-content: een eigen, online bron van open, flexibel
lesmateriaal als breekijzer om uitgevers te stimuleren vaart te
maken met het digitaliseren en flexibiliseren van leermateriaal.
De laatste tijd valt op dat de raad ook de onderwerpen zelf kiest.
Bestuurslid Romain Rijk: “Onder leiding van Paul Rosenmöller
zijn we nog resultaatgerichter gaan opereren. Door te zeggen:
we hebben een paar prioriteiten, de rest doen we niet, hebben
we een aantal onderwerpen geweldig voor het voetlicht kunnen
brengen, zoals maatwerk bijvoorbeeld, recht doen aan
verschillen.”
30
10 jaar VO-raad
Coachingsgesprek bij de VO-academie
Golf van professionalisering
in de school
Sjoerd Slagter, voormalig voorzitter van de VO-raad:
“Professionalisering heb ik altijd een belangrijk thema gevonden.
Nederland was een vreemde uitzondering ten opzichte van de
landen om ons heen, in de zin dat we geen standaard voor
schoolleiderschap hebben. Alleen in Nederland kan iedereen
zomaar bestuurder of schoolleider worden. Vandaar de VOacademie. Daar was bij de bestuurders onder de leden
aanvankelijk enorme weerstand tegen. Maar die academie is er
toch gekomen en het doet me veel deugd om te zien dat het echt
heeft geleid tot een golf van professionalisering in de school.”
5
OP WEG NAAR DE TOEKOMST
HOE VER MAG DE RAAD VOOR DE TROEPEN UITLOPEN?
Na tien jaar staat de VO-raad op de drempel
van volwassenheid: een hele prestatie
voor een organisatie met een ingewikkelde
ontstaansgeschiedenis. Voor de komende jaren
liggen nog diverse uitdagingen te wachten.
Van wieg naar post-adolescentie: zo typeren velen in en rond
de raad de groei die de VO-raad in tien jaar tijd heeft door­
gemaakt. In de raad van nu is de raad van toen nauwelijks meer
te herkennen. De naar binnen gekeerde blik van de beginjaren
is veranderd in een zelfbewuste blik naar buiten. Interne
beslommeringen en de behoefte om ‘alles te zijn voor iedereen’
hebben plaatsgemaakt voor agendasetting op een beperkt aantal,
bewust gekozen onderwerpen. Dat werkt: uit een recent
onderzoek blijkt dat de VO-raad door de buitenwereld wordt
gezien als een niet weg te denken speler, als dé vertegen­
woordiger van scholen in het voortgezet onderwijs. In de
woorden van Toine Maes, directeur van Kennisnet: “Iedereen
snapt dat de VO-raad the place to be is als je iets met de vo-sector
wilt.” En plaatsvervangend directeur VO Roel Endert van OCW
zegt: “Dat de raad het af en toe niet met ons eens is en politiek
stelling neemt, is lastig, maar ze doen dat goed. Ik heb soms last
van ze en dat is prima.”
In dit opzicht heeft de raad de missie waarmee hij tien jaar
geleden begon, ruimschoots waargemaakt. Er liggen voor de
komende tien jaar echter nog wel onderwerpen die aandacht
verdienen, zeggen betrokkenen.
Toekomstgerichte arbeidsvoorwaarden
Op het gebied van de belangenbehartiging zijn grote stappen
gezet. De achterban voelt zich beter vertegenwoordigd, het
congres en de VO2020-tour hebben – in de woorden van
bestuurslid Romain Rijk – ‘aan scherpte en inhoud gewonnen’.
Maar het arbeidsvoorwaardenoverleg blijft hoofdbrekens kosten.
Er is veel bereikt: de raad is een vaardige onderhandelingspartner
31
op weg naar de toekomst
geworden en standpunten op het gebied van sector­ontwikkeling
worden verbonden met de inzet voor cao‑onderhandelingen.
Maar voor de stap naar echt toekomstgerichte arbeids­
voorwaarden vormt de oude kloof met de bonden nog altijd een
obstakel. Het vertrekpunt voor de cao-onderhandelingen blijft
liggen in het bestaande, terwijl de VO-raad liever zou vertrekken
vanuit wat nodig is voor de toekomst. Die situatie is lastig te
doorbreken.
Toekomstgericht onderwijs
Voor sectorontwikkeling daarentegen staat de wind de goede
kant op. Er is vanuit de scholen een sterke beweging voor
onderwijsvernieuwing ontstaan. Een betere legitimatie voor het
streven van de VO-raad naar toekomstgericht onderwijs is niet
denkbaar.
Het dwingt de raad wel om zorgvuldig positie te kiezen. Als
vertegenwoordiger van ál zijn leden kan de VO-raad niet de
bepleiter van een specifieke kijk op vernieuwing zijn. Er zijn
scholen die voorop lopen, maar ook scholen die dat (bewust
of onbewust) niet doen. Aan de andere kant is de raad wel hét
gezicht van sectorontwikkeling naar buiten en dé partij die
namens de scholen toekomstgerichte sectorakkoorden afsluit.
Dat kan niet zonder zelf een toekomstvisie neer te leggen en in
zekere zin voor de troepen uit te lopen. Bestuurder Romain
Rijk zegt het zo: “Vergeleken met andere sectorraden hebben
32
10 jaar VO-raad
wij én veel spelers én heel grote verschillen tussen die spelers.
Dan zal je toch een paar thema’s moeten kiezen.” Dit verklaart
waarom de VO-raad bijvoorbeeld komt met voorstellen voor
een maatwerkdiploma in de wetenschap dat het in de praktijk
nog lastig te realiseren is en dat sommigen er geen voorstander
van zijn.
“Heeft het vo baat gehad bij de VO-raad?
Daarop zeg ik volmondig yes.”
Bert Vogel, actief lid en bestuurder in het
reformatorisch onderwijs
De vraag blijft: hoe ver moet en mag de raad voor de troepen
uitlopen? Daarover verschillen de meningen. Terwijl menigeen
binnen en buiten de raad pleit voor meer visionaire standpunten,
is voor sommigen binnen de raad het draagvlak nog altijd
doorslaggevend. Aan de ene kant zegt voormalig WVOvoorzitter Carel van den Heuvel bijvoorbeeld: “Ik vind dat het
volgende sectorakkoord baanbrekender moet worden. Je hebt
altijd tegengestelde belangen, een zelfstandig gymnasium heeft
andere belangen dan een bestuur als OMO. Aan die breedte doe
je recht door een evenwichtige bestuurs­samen­stelling. Maar dan
mag dat bestuur vervolgens wel keuzes maken en daarvoor stáán.
Vergelijk het met VNO-NCW, daarin heeft Philips ook meer
invloed dan de elektricien om de hoek. Je moet durven kiezen.“
Daartegenover stelt Bert Vogel, voorman van een groep
confessionele scholen: “De VO-raad blijft een vereniging
waarin discussies niet gevoerd moeten worden op basis van
macht. Het gaat om samen optrekken op een aantal thema’s.
Dat is een balanceer act, een kunst die het bestuur naar mijn
diepe overtuiging overigens goed verstaat.”
Ook andere valkuilen uit het verleden zijn nog niet gedempt.
Zo blijft de verleiding groot om zelf de uitvoering van gemaakte
afspraken (bijvoorbeeld het sectorakkoord) ter hand te nemen.
Bij voorkeur niet doen, waarschuwen sommigen. “Projecten
leiden de aandacht af van waar je echt voor bent”, stelt
D66‑politicus Paul van Meenen. “Je moet rolvast blijven.
De VO-raad moet geen verlengstuk van het ministerie zijn,
niet alles voorkoken voor scholen. De verantwoordelijkheid
voor de uitvoering hoort tot de vrijheid van scholen.”
Brug naar andere sectoren
Een andere uitdaging voor een zelfbewuste VO-raad is het
slaan van nieuwe bruggen: naar andere sectoren, naar docenten.
“Bij een volwassen identiteit hoort dat je weet wie je bent, wat je
onderscheidt en dat je nooit kunt handelen zonder anderen”,
zegt voormalig bestuurslid Arjan Kastelein. “Het is ontzettend
moeilijk om alle belanghebbenden mee te nemen. Maar als je
de juiste toon weet aan te slaan, dan weet je verschil te maken.”
op weg naar de toekomst
Een voorbeeld van zo’n brug is die over sectorgrenzen. De focus
op de ontwikkeling van sterke sectoren heeft het scheppen van
doorgaande ontwikkelingslijnen niet gemakkelijker gemaakt,
betoogt hoogleraar Sietske Waslander. “Op stelselniveau is het
niet altijd even handig om sectoraal aan kwaliteit te werken,
want schoolloopbanen en tal van andere thema’s gaan over de
sectoren heen.”
Bert Vogel ziet daar de voordelen van. Refererend aan een
bestaand overleg tussen de VO-raad en de raden in het hoger
onderwijs zegt hij: “Als de sectoren elkaar vinden, kun je
krachtig opereren. Daarom zou ik er best een voorstander van
zijn dat PO-Raad en VO-raad nader tot elkaar komen: dat leidt
tot beter funderend onderwijs.”
Brug naar docenten
Een andere brug is die naar de docenten. Kan de VO-raad wel
spreekbuis van ‘het voortgezet onderwijs’ zijn terwijl docenten
in de raad niet vertegenwoordigd zijn? Het is een van de vragen
die aanleiding waren voor een recente herbezinning op de vraag
van wie en waarvan de VO-raad eigenlijk ‘is’. Met een nieuwe
ondertitel (‘vereniging van scholen in het voortgezet onderwijs’)
hoopt de raad daar meer duidelijkheid in te scheppen. De
VO-raad is van de scholen en die worden vertegenwoordigd
door besturen, die vanuit hun maatschappelijke opdracht de
belangen van alle partijen in en rond de schoolorganisatie wegen.
34
10 jaar VO-raad
“Andere tafels”
Voormalig bestuurslid Arjan Kastelein over de
dubbele pet van de VO-raad:
“Als het gaat om het slaan van bruggen naar
vakbonden en leraren, leg ik de lat niet te hoog.
Niet uit gebrek aan vertrouwen, integendeel. Maar
de werkelijkheid is dat wij ook nog die belangenrol
aan de andere kant van de tafel hebben. Ik denk dat
wij leraren de hand moeten reiken, dat wij altijd het
gesprek aan moeten gaan en alles moeten doen om
belangenbehartiging in het verlengde van
sectorontwikkeling te laten plaatsvinden, maar je
kunt dat niet doortrekken naar het gesprek over
arbeidsverhoudingen. Dat zal altijd aan een andere
tafel plaatsvinden.”
“Het kan ener verender”
Paul van Meenen, onderwijswoordvoerder van
D66 in de Tweede Kamer, zou de VO-raad
‘ouder’ schatten dan zijn huidige tien jaar:
“Wel vind ik dat de raad nog meer dan nu het
gesprek over onderwijs kan aangaan. Ik vind dat het
enerverender kan. Ik zou nog veel meer
ledenraadpleging willen zien. Hoe de VO-raad nu in
debatten optreedt, is hoe ik het graag zie. En nu nog
die volledig onafhankelijke rol van de overheid.”
“Niet wegkruipen”
Voormalig AOb-voorzitter Walter Dresscher vindt dat
leraren een kans verdienen aan de gesprekstafel over
onderwijsontwikkeling:
“Sectorakkoorden hebben een heel sterke politieke kant in zich.
Maar ik vind: als de politiek iets wil dan moet de politiek dat
regelen. En dan zou de politiek zo verstandig moeten zijn op
te nemen dat bepaalde zaken aan de leraar toekomen. Nee,
misschien hebben nog niet alle leraren het zelfbewustzijn dat
daarvoor nodig is. Maar als leraar moet je niet wegkruipen voor
de verantwoordelijkheid. Het is een wisselwerking: als je nooit
verantwoordelijkheid krijgt, kun je het ook niet leren dragen.”
“Een beetje ontspanning”
Pieter Hettema, oud-voorzitter van School­m anagers_VO
pleit voor minder voorschriften in cao’s:
“Met de vakbonden blijft het onhandig onderhandelen. Zij
kunnen achteroverleunen en wachten tot de VO-raad komt.
We kunnen niet zonder, maar cao’s kunnen doorschieten en de
beleidsruimte op scholen enorm beperken. Met het voorstel van
de VO-raad voor 100 uur ontwikkeltijd voor leraren zie je daar
voor het eerst een beetje ontspanning in komen. Door het niet in
de cao te zetten maar een vuistregel te laten zijn, kan een school
inspelen op behoeften van leraren.”
Paul Rosenmöller, voorzitter sinds 2013: bruggen bouwen
Wel is de raad tot de overtuiging gekomen dat besturen en
schoolleiders dit niet alleen kunnen. Voor echte sector­
ontwikkeling is het alle hens aan dek. Daarom is het belangrijk
een brug naar leraren te slaan. Nu gaat het vaak nog ‘over hen’,
de volgende stap is ‘met hen’.
Een lichtpuntje is dat de toenadering tot leraren misschien een
positieve uitwerking zou kunnen hebben op de verhouding met
de vakbonden. Hoe dan ook: een brug slaan naar de leraren is
voor de VO-raad ongetwijfeld een van de uitdagingen voor de
komende tien jaar.
“Ik zie de VO-raad als een club mensen die in
de sector beweging op gang brengt, ondersteunt
en faciliteert. Anders dan een paar jaar geleden
doen ze dat meer met een positieve toon richting
het primaire proces, met aandacht voor de rol
van de docent en de leefwereld van de leerling.”
Hersteld vertrouwen
Het laatste woord is aan Sjoerd Slagter, voorzitter van het eerste
uur. “De afgelopen tien jaar is de VO-raad gegroeid van een
groep bestuurders die van alles riepen over onderwijs naar een
sector die waar het nodig is met één mond spreekt”, zegt hij.
“De VO-raad is de vertegenwoordiger geworden van scholen
voor voortgezet onderwijs en de gesprekspartner voor
belangenbehartiging. Maar minstens zo belangrijk vind ik dat
we de samenleving en de ouders vertrouwen hebben gegeven.
Het vo is een heel versnipperde sector en die hebben we een
gezicht kunnen geven. Ik ben de leden heel dankbaar dat ze
dat hebben mogelijk gemaakt. Zij zijn over hun schaduw
heengestapt.”
Ingrid van Erp, beleidsadviseur OCW
Lastig is wel dat er geen echte beroepsgroep van docenten is,
zegt politicus Van Meenen: “Als er al een organisatie aanspreek­
baar is, dan is dat de Onderwijscoöperatie, maar in vergelijking
daarmee is de VO-raad vele malen sterker.” Met het oog op
sectorontwikkeling pleit hij voor meer evenwicht. Ook senior
beleidsmedewerker Annemiek Staarman van de VO-raad vindt
het ‘steeds crucialer’ worden dat leraren als beroepsgroep sterk
vertegenwoordigd zijn. “Als bestuurder heb je veel macht, maar
pas als de andere partij ook sterk is, kun je een volwassen, sterke
sector worden.”
36
10 jaar VO-raad
COLOFON
TEKST Suzanne Visser
EINDREDACTIE Stan Termeer
VORMGEVING OSAGE / Communicatie en ontwerp
BEELD VO-raad
DRUK Damen Drukkers
Utrecht, november 2016
10 JAAR VO-RAAD
Dit boekje is een terugblik op ontstaan en
wording van de VO-raad, ter gelegenheid
van het 10-jarig bestaan van de organisatie.
www.vo-raad.nl