VO-magazine 7 (jaargang 10) - VO-raad

Download Report

Transcript VO-magazine 7 (jaargang 10) - VO-raad

Andrej Josic
vertrekt bij het LAKS:
‘Laat de
portemonnee
niet leidend zijn’
MAGAZINE
Komt u de Banenafspraak na? / Scan Passend Onderwijs /
Ongelijk = oneerlijk: 5 visies / Achterhoeks vo gaat krimp
te lijf / Vermue (PvdA) wil écht maatwerk
Magazine voor voortgezet onderwijs
Juni 2016 / jaargang 10
7
ADVERTENTIE
Cursussen
In Arnhem of Gouda
Persoonlijk budget
Vervangingen
Wetgeving, registratie en relatie
met formatieplanning
Registratie van vervangingen en
de relatie met formatieplanning
Starten met Foleta in het VO
Financiën en formatieplanning
Inrichten van programma, tips en
trucs in het gebruik
Incompany training. Neem hiervoor contact op via 030 - 20 40 214
Lesplanning
Voor direct inschrijven cursussen,
kijk op: www.foleta.nl
Van statistische prognose tot en
met het rooster
Specialist in Formatieplanning,
Les- en Taaktoedeling
interim-management
interim-management
& leiderschapsontwikkeling
& leiderschapsontwikkeling
rw!ijs!
in hein theontdeonrwdeijs
Onze interim-managers hebben ruime
ervaring binnen het onderwijs en zijn inzet-

baar op vraagstukken rondom:



Onderwijskundig leiderschap
Verandermanagement

Project- en programmamanagement

•
•
•
•






Weten wat wij voor ú kunnen betekenen?
www.huizengavanderbrugge.nl
Advertentie VO-magazine 87x131.indd 1
19-5-2016 10:59:38


IN DIT NUMMER
6 Andrej Josic
Een persoonlijk gesprek
met de scheidende
LAKS-voorzitter over
leerlingparticipatie (“op
de goede weg”), het
leenstelsel (“desastreus!”)
en zijn eigen toekomst.
24 Ongelijk =
oneerlijk
Niet alle leerlingen
hebben gelijke kansen.
Wat doen we tegen
de toenemende twee­
deling? Vijf meningen.
16 Hart voor de
hulpconciërge
Wajongers Rick en
Sander doen het prima
bij Scholengroep
Spinoza. Maar komt
iedereen de Banen­
afspraak na?
34 In Den Haag
Joyce Vermue (PvdA)
wil écht maatwerk,
inclusief de mogelijk­
heid een enkel vak
lager af te sluiten.
En verder
4
5
10
13
22
30
38
40
42
Kort / agenda
1 Minuutje
Nieuw: scan Passend Onderwijs
‘2Doc: Maatschappijleer’ on tour
VO in beeld
Samen de krimp te lijf
Intervisie voor school- en teamleiders
An De Moor: ‘fier op taal’
Wie werkt waar / Colofon
PAUL ROSENMÖLLER / VOORZITTER
Fundamentele keuzes
Velen van u zijn druk doende met de eindsprint van dit
schooljaar. Dan volgt een welverdiende vakantie die u de
gelegenheid geeft een beetje los te komen van het werk.
Toch zullen er momenten zijn waarin u vooruit zult kijken
naar het nieuwe schooljaar. Vast staat dat er dan veel
gaat gebeuren. De Verenigde Staten krijgen een nieuwe
president, wij krijgen een nieuw kabinet. Het nieuwe
regeer­akkoord zal ongetwijfeld veel aandacht hebben
voor het onderwijs. Wat kunnen we daarvan verwachten?
Het is mijn stellige overtuiging dat we dat als sector voor
een groot deel zelf in de hand hebben. Er dienen zich grote
vraagstukken aan. De curriculumherziening zal doorgaan
en de fase van scherpe keuzes zal zich aandienen. De
aandacht voor de leraar zal toenemen waarbij verbetering
van de lerarenopleidingen en meer ontwikkeltijd in plaats
van lestijd hoog op de agenda staan.
En dan is de vraag wat het antwoord wordt op de gesigna­
leerde vergroting van de kansenongelijkheid. Zowel de
Onderwijsinspectie als de OESO luidden de alarmbel.
Tijdens de ALV van 2 juni jl. riep minister Bussemaker
het VO nadrukkelijk op met concrete ideeën te komen.
Tegelijkertijd gaf ze ruimte om kritisch naar delen van
het beleid van OCW zelf of de inspectie te kijken. Dat
betekent dat we goed moeten nadenken over hoe we de
over­gangen in ons stelsel kunnen versoepelen. Van PO
naar VO, van vmbo naar mbo of havo, etc. Het roept
ook de vraag op of we de voortgaande categoralisering als
uitkomst van de marktwerking accepteren of niet. En, nog
fundamenteler, is een keuze op elf- of twaalfjarige leeftijd
voor veel leerlingen niet te vroeg? En hoe zouden we op
een moderne manier talentontwikkeling en maatwerk
kunnen combineren met een later keuzemoment?
Als de onderwijssector die vragen gezamenlijk kan beant­
woorden, kan de politiek er nauwelijks omheen en is de
basis voor de onderwijsparagraaf van het regeerakkoord
gelegd. We moeten nu geen tijd verliezen. De verbetering
van ons onderwijs is gebaat bij initiatieven van onderop.
De vakantie geeft u misschien wat ruimte om hier eens
grondig over na te denken. Een goede investering in een
spannend schooljaar. Fijne vakantie!
VO-magazine 7 / Juni 2016
3
KORT
VO2020 WERKT!
Wat vertelt u op de open dag van uw school over
talentontwikkeling? Of over de inrichting van het
personeelsbeleid en de organisatie? Wat ervaart u op
dit moment en waar wilt u over een paar jaar staan?
Daar draait de conferentie VO2020 Werkt! op 27
september om: een confrontatie met eigen ambities en
de realisatie daarvan. Misschien ligt de focus bij u op
het voorkomen van zittenblijven, het aanbieden van
diploma’s op maat en/of meerdere niveaus in één klas.
En wellicht bent u al op weg om deze doelen te
koppelen aan strategisch HRM en
uw school­organisatie.
VO2020 Werkt! van de VO-raad
daagt u uit om na te denken over
hoe u uw eigen ambities uit het Sectorakkoord de
komende jaren gaat realiseren. Een dag vol debat en
interactie met collega’s die helpt om talentont­wikkeling
en de professionele inrichting van uw school verder
te ontwikkelen.
Meld u nu aan op www.vo2020.nl/werkt
Nieuwe cao
Laatste serie Leerlabs
De CAO VO 2016-2017 is een feit nu onderwijs­
bonden AOb en FvOv hebben bekendgemaakt dat
hun leden instemmen met het onderhandelaars­
akkoord CAO VO 2016-2017. De VO-raad en de
andere bonden maakten eerder al bekend akkoord
te gaan. Momenteel wordt de inhoud van het
onderhandelaarsakkoord vertaald naar cao-teksten.
Het is de verwachting dat deze teksten in juni
gepubliceerd worden. De nieuwe CAO VO 20162017 wordt per 1 juli 2016 van kracht en heeft een
looptijd tot 1 oktober 2017.
Het project Leerling 2020 start in september 2016 met de
laatste serie Leerlabs. Scholen die samen met andere scholen
aan de slag willen met een vraagstuk rondom gepersonaliseerd
leren en ICT kunnen zich nu inschrijven tot en met 17 juni.
Deze serie biedt plaats voor 10 Leerlabs en loopt tot en met
december 2018.
STEUN ONZE JUBILEUMACTIE!
Plaats nu een advertentie op de VO-marktplaats
en steun onze jubileumactie voor Haïti. Bied uw
expertise aan (of huur die van een ander in!)
en vergroot de opbrengst van ons project voor
rampbestendige scholen in Haïti.
leerling2020.nl/inschrijvenleerlabs/
Bestrijding tweedeling
Wat kunnen we als vo-sector (nog meer) doen om de kansen­
gelijkheid in het onderwijs te bevorderen? De afgelopen
periode is – naar aanleiding van rapporten van de Onderwijs­
inspectie en de OESO over toenemende kansenongelijkheid –
zowel binnen als buiten het onderwijs veel over dit vraagstuk
gesproken. Ook op de Algemene Leden­vergadering van de
VO-raad van 2 juni stond het centraal. Na een inleiding van
minister Bussemaker gingen de leden daar in groepen in
gesprek over mogelijke oplossingsrichtingen.
Lees het verslag van de ALV op www.vo-raad.nl
10 Leerlabs
jubileumactie.vo-raad.nl/marktplaats
AGENDA
22
JUN
22
JUN
4
Masterclass ‘Verandertrajecten in de
school: de rol van schoolleiders’
Wie
Schoolleiders
Waar Eindhoven
30
Beroepsstandaard voor bestuurders:
ja of nee?
Wie
Bestuurders
Waar Amersfoort
13
VO-magazine 7 / Juni 2016
JUN
SEP
Startbijeenkomst leernetwerken
‘Werken aan succesvolle doorstroom’
Wie
Bestuurders en schoolleiders
Waar Nog niet bekend
Start leergang ‘Strategisch HRM
in het vo’
Wie
Schoolleiders en bestuurders
Waar Den Dolder
1 MINUUTJE
Uit onderzoek van TNS/NIPO in opdracht van
Verus, Vereniging voor katholiek en christelijk
onderwijs, blijkt dat iets meer dan een kwart van
de ouders in Nederland een docent thuis op bezoek
krijgt, terwijl de helft van hen dat belangrijk vindt.
Op Gymnasium Beekvliet in Sint-Michielsgestel is
thuisbezoek van oudsher onderdeel van leerlingen­
zorg. Rector Carla Faassen vertelt over het effect.
Wie doet de thuisbezoeken en met welk doel?
“Thuisbezoek hoort bij de identiteit van onze school en
is vanuit de historie zo gegroeid. We doen het alleen in
het eerste jaar. Voor de herfstvakantie heeft iedere
mentor samen met een vakdocent alle leerlingen uit zijn
eerstejaarsklas thuis bezocht. Op deze manier leren zij de
ouders en de leerlingen goed kennen. Dat is ook de reden
waarom we het school­kamp met overnachting aan het
begin van het schooljaar doen in plaats van aan het einde.
Met thuisbezoek zetten we het contact met ouders en
leerlingen meteen goed neer. Er wordt een stevige basis
gelegd voor de leerlingenzorg in de verdere schooljaren.
De opbrengst is onder andere vertrouwen tussen ouders,
leerling en school.”
13
SEP
15
SEP
Studiemiddag ‘Overdracht:
het kan nog warmer’
Wie
Schoolleiders, teamleiders en decanen
Waar Utrecht
Leergang Financieel Leiderschap
Wie
Bestuurders, controllers en
schoolleiders
Waar Doorn
Wordt het thuisbezoek door ouders niet als
controlerend er varen?
“Nee, de reacties zijn positief. Ouders en leerlingen
vinden het leuk; er wordt vaak iets feestelijks van
gemaakt. Thuis­bezoek is een onderdeel van onze
identiteit. Het past in onze visie dat de leerling centraal
staat. Dat is te lezen in de informatie over de school
en wordt duidelijk gecommu­niceerd, dus als ouders
voor onze school kiezen, weten zij van tevoren dat
thuisbezoek erbij hoort.”
Vragen de thuisbezoeken niet veel tijd?
“Ooit hebben ze vanwege de uren van docenten ter
discussie gestaan. Maar iedereen is het erover eens dat
thuisbezoek een investering is die veel opbrengt.
Iedereen doet eraan mee omdat het zo’n duidelijk
onderdeel van onze school is. En er zitten nu weliswaar
150 leerlingen in het eerste jaar, maar mentoren hebben
de eerste twee jaar dezelfde klas en gaan in het tweede
mentorjaar niet meer op thuisbezoek.”
23
NOV
24-uurs Algemene
ledenvergadering (ALV)
Wie
Leden VO-raad
Waar Vianen
Kijk voor meer informatie op
www.vo-raad.nl/bijeenkomsten
VO-magazine 7 / Juni 2016
5
INTERVIEW
ANDREJ JOSIC (LAKS)
‘HET GROTE
GELD TREKT
MIJ NIET’
6
VO-magazine 7 / Juni 2016
Leerlingen die docenten beoordelen: de wereld op zijn kop?
Nee, de nieuwe onderwijswereld ziet er zo uit! Dit is mede te danken
aan Andrej Josic (19). In juni neemt hij afscheid als voorzitter van het
Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS). We blikken met hem terug
op fel bevochten doelen en kijken vooruit naar zijn toekomst.
Tekst: Marguerite Irrgang / Fotografie: Josje Deekens
Jullie hebben met de VO-raad een convenant
over leerlingparticipatie gesloten. Wat ging
daaraan vooraf?
“De VO-raad heeft de code ‘Goed bestuur’. Deze is
vorig jaar herzien. We zagen in deze code niets terug
over leerlingparticipatie. In eerste instantie waren we
dus niet blij. We hebben toen een ludieke actie gevoerd
en de volgende dag werden we gebeld door Paul Rosen­
möller, de voorzitter. Toen ik de telefoon opnam, dacht
ik in eerste instantie dat we de lul waren. Hij was vast
niet blij met onze actie en belde om ons de les te lezen.
Maar het telefoongesprek verliep heel anders. Hij vond
ook dat de leerlingparticipatie aandacht verdient. Hij
was het met ons eens en vond het een goed plan om de
leerlingparticipatie te professionaliseren en afspraken
te maken over het faciliteren van ervan op scholen.
We hebben toen samen met de VO-raad de site samen­
spraak­inonderwijs.nl gemaakt. Doel is om samenspraak
in het voortgezet onderwijs te versterken en meer
verbinding tussen schoolleiders en scholieren mogelijk
te maken. Dit was al een stap in de goede richting.
Daarnaast hebben we afspraken gemaakt in een
convenant. De leden van de VO-raad hebben inmiddels
ingestemd met het convenant en op 17 juni stemmen de
leden van het LAKS erover. Als ook zij akkoord gaan,
treedt het convenant op 1 september in werking.”
‘Er zijn conservatieve docenten
die vinden dat wij docenten
aan de schandpaal nagelen’
Een convenant, is dat voldoende?
“We zijn ermee op de goede weg. Nog liever had ik de
leerlingparticipatie als wet door de Tweede Kamer willen
krijgen, maar dat is helaas niet gelukt. Ik denk nog steeds
dat dit nodig is. We strijden bij LAKS voor harde
afspraken over rechten en plichten die een school heeft
op het gebied van de leerlingenraad. Bijvoorbeeld dat er
al een leerlingenraad komt als één persoon dit wil. Wij
missen nog vastomlijnde regels waar een school zich aan
moet houden. Bij de VO-raad praat ik met welwillende
schoolbestuurders, maar in de praktijk werkt het vaak
anders. We horen regelmatig verhalen over leerlingraden
die moeten vechten voor hun inspraak. Leerlingen
hebben nu inspraak via de medezeggenschapsraad, maar
dat is voor ons niet genoeg. Het zou mooier zijn geweest
als het stelsel echt werd aangepast. Het convenant is op
dit moment het hoogst haalbare, jammer genoeg.”
“Ieder jaar dat leerlingenraden niet wettelijk
erkend gefaciliteerd zijn, is een jaar te lang”, was
een van jouw uitspraken toen je werd aangesteld
als voorzitter. Genoeg bereikt op dit gebied?
“Dat de leerlingenparticipatie is uitgemond in nieuwe
wetgeving over docentenevaluatie door leerlingen is mijn
hoogtepunt. We hebben de leerlingparticipatie onder
meer onder de aandacht gebracht bij de politiek. Het
LAKS heeft een handboek uitgebracht over het evalueren
van docenten en dat heb ik overhandigd aan Pieter
Duisenberg en Karin Straus van de VVD. Toen ging het
balletje rollen. Het resultaat was beter dan ik had durven
dromen. Dit boek werd erg enthousiast ontvangen. We
hebben er ook heel goed over gedacht en er is veel werk
in het boek gaan zitten. Gespreksrondes en discussies
met zowel leerlingen als docenten zijn erin verwerkt.
De Tweede Kamerleden stonden erg achter onze visie
en uiteindelijk is er in de Tweede Kamer een nieuwe wet
aangenomen. Daarin staat dat scholen verplicht worden
om in hun schoolplan te beschrijven wat ze aan docenten­
evaluatie te doen. Deze wet gaat komend schooljaar in.
Voor ons was dit een enorme overwinning.”
Het plan om docenten door leerlingen te laten
evalueren, heeft er lang gelegen. Was er veel
protest van docenten en scholen?
“Dat was er zeker. Er zijn conservatieve docenten die
vinden dat wij docenten aan de schandpaal nagelen.
We werden snotneuzen genoemd en ze reageerden zich
op ons af. We hebben heel wat vervelende e-mails
ontvangen. Toch zijn we altijd doorgegaan. We zijn
er bij het LAKS namelijk van overtuigd dat leerlingen
prima kunnen evalueren. Nu is het vaak zo dat een
docent door een docent wordt geëvalueerd.
VO-magazine 7 / Juni 2016
7
INTERVIEW
‘Het is irritant als je tien minuten moet wachten
omdat de docent het geluidsknopje niet kan vinden’
De beoordelende docent komt dan in de les kijken en
dat weet de andere docent ook van te voren. Wij willen
dit graag op een andere manier doen en daarom zijn
we een hele tijd in overleg geweest met de stichting
Leerkracht. Daar wordt nu de app Onze les ontwikkeld.
Deze app laat leerlingen niet alleen die ene les, maar alle
lessen over de langere termijn bekijken. Daarnaast is de
evaluatie anoniem en geeft de app geen cijfers. Een leer­
ling geeft tips en tops. Zodra de app klaar is, willen we
als LAKS graag meewerken aan de promotie ervan.”
In 2015 hebben jullie ook het meldpunt ‘Help!
Mijn docent is digibeet’ in het leven geroepen.
Ook een manier waarop de docent kan worden
geëvalueerd. Was de app Onze leraar niet genoeg?
“Het idee van dit meldpunt komt voort uit de LAKSmonitor 2014-2015. Heel regelmatig gaven er leerlingen
aan dat ze ontevreden zijn over hoe de docent met
ICT omgaat. Het is irritant als je tien minuten moet
gaan zitten wachten voordat de les begint, omdat de
docent het geluidsknopje niet kan vinden. Dit keer
werd de docent niet persoonlijk geëvalueerd. Je kon
anoniem een klacht indienen. We vonden het belang­
rijk om te laten zien dat dit een probleem is dat met
een goede training van de docent kan worden onder­
vangen. Het werd demotiverend voor leerlingen en
het is helemaal niet nodig.”
‘Lageropgeleide ouders kijken soms
anders tegen zaken aan’
Je hebt nu twee jaar bij het LAKS achter de kiezen.
Had je er graag nog een jaartje aangeplakt?
“Nee, twee jaar LAKS is genoeg. Er zit persoonlijk
voor mij geen ontwikkeling meer in. De frisse wind
en de motivatie die ik leverde, is iets minder groot.
Ik merk dat dingen gewoon worden. In het begin
voelde ik mijn hart kloppen als ik in de wacht stond
voor een radio-interview. Nu heb ik dat niet meer.
De dagen waarop ik talloze media te woord moet
staan, zijn ook niet meer zo interessant. Soms krijg
je de hele dag dezelfde vragen. Lange interviews vind
ik nog wel interessant.” (Gelukkig maar – red.)
Hoe zagen jouw dagen eruit?
“In het eerste jaar was ik vicevoorzitter en in het
tweede jaar voorzitter. In het laatste jaar had ik drie
taken. Ik was woordvoerder, lobbyist en gaf leiding aan
het dagelijks bestuur. Het was in het begin vreemd om
8
VO-magazine 7 / Juni 2016
opeens volwassen collega’s te hebben. Er werken hier
beleidsmedewerkers die voor drie jaar in dienst zijn en
die ouder zijn. Ze zijn op de hoogte van bepaalde zaken
en goed ingelezen en met de wisselingen hier is het prettig
om een aantal vaste mensen te hebben. Maar ik was op­
eens bestuurder van een club waar allerlei verschillende
soorten mensen werken. Dat was vooral even wennen.”
Begin dit jaar verscheen een rapport over radicali­
sering in het onderwijs. Docenten krijgen steeds
vaker te maken met verschillende denkbeelden in
de klas. Vinden jullie dit als LAKS een zorgelijke
ontwikkeling?
“Radicalisering in de klas maakt lessen als burgerschap
moelijker. Toch zijn deze lessen heel belangrijk. Wat
mij betreft heeft de school een belangrijke rol in de
ontwikkeling van een leerling. Mijn ouders komen uit
ex-Joegoslavië en ik heb op school gemerkt dat ik toch
een andere achtergrond heb. Ik had een hele andere visie
op de Tweede Wereldoorlog meegekregen, vanuit een
ander perspectief, en van Nederlandse tradities wist ik
niet zoveel. Dat hoeft niet erg te zijn, maar het is wel
heel fijn als je op school die kennis en achtergronden
meekrijgt. Daarom is discussiëren en debatteren volgens
mij belangrijker dan ooit. Hierdoor leer je om te gaan
met verschillende mensen en achtergronden. Het is ook
belangrijk voor het begrip voor elkaar in de klas. Als je
veel van elkaar weet, kun je elkaar ook beter begrijpen.
Ik denk dat de school een aandeel kan hebben in de
persoonsvorming en de sociale ontwikkeling van een
leerling. Ik denk dat ouders het niet alleen kunnen. In
deze tijd is het belangrijk dat een school dit goed beseft.”
Het LAKS heeft ook een visiedocument geschreven
over maatwerk. Moet het onderwijssysteem weer
flexibeler worden?
“Wij willen dat iedere leerling kan excelleren. Er zijn
steeds minder scholen die niet aan rendementsdenken
doen. Met een goed slagingspercentage sta je als school
goed aangeschreven. Fijn voor de school, maar minder
fijn voor de leerlingen. Op steeds minder scholen hebben
leerlingen de mogelijkheid om door te stromen. Er komen
bij het LAKS regelmatig klachten van leer­lingen die van
te voren al uitgesloten worden van hun examen. Dit
omdat de kans dat ze slagen klein is. Er wordt dan een
anti-examencontract afgesloten. Dat is een van de voor­
beelden. We horen ook regelmatig dat het voor vmbo’ers
steeds moelijker wordt om de havo te doen. Ze mogen
bijvoorbeeld niet blijven zitten. Doorstroomcijfers
spelen hierbij een grote rol. We vinden dit soort
CV ANDREJ JOSIC
Woonplaats
Uithoorn
Afstudeerrichting
Vwo economie en maatschappij
Baan
Voorzitter LAKS - tot half juni
Leest
New York Times
Muziek
BLØF
praktijken niet passen bij het onderwijs. Een school
hoort niet bezig te zijn met doorstroomcijfers en
slagings­percentrages. Het belangrijkste is de leerling
en zijn ontwikkelingskansen. Het onderwijssysteem
moet flexibeler worden en iemand moet op verschil­
lende niveaus kunnen leren. In de politiek zijn er nu
ook initiatieven op dit gebied, maar wat ons betreft
mag het allemaal nog specifieker. Ik denk dat scholen
veel meer uit een leerling kunnen halen.”
‘Het leenstelsel pak desastreus uit!’ Dat schreef
het LAKS onlangs boven een persbericht. Is het
leenstelsel een nagel aan jouw doodskist?
Hoe ziet het onderwijs er in jouw ogen over
twintig jaar uit?
“Ik hoop dat het onderwijs over twintig jaar veel flexibeler
is geworden. Dat er dan latere selectie van leerlingen
plaatsvindt en dat de kloof tussen arm en rijk veel
minder invloed heeft op het onderwijs. Dat iedereen
gelijke kansen krijgt.”
‘Dat een PvdA-minister [het leenstelsel]
op haar geweten heeft, vind ik te erg
voor woorden’
“Ja, het doet pijn dat dit erdoor is gekomen. We hebben
toch echt intensief campagne gevoerd op scholen, maar
de actiebereidheid was niet groot. Dat een PvdA-minister
dit op haar geweten heeft, vind ik te erg voor woorden.
Ze heeft de kloof tussen arm en rijk alleen maar vergroot.
Dit draagt niet bij aan een sociale maatschappij. We
hebben geprotesteerd op het Malieveld en in de actie­
periode heb ik daar ongeveer gewoond. Het resultaat is
jammer genoeg niet wat ik voor ogen had.”
Zit je volgend jaar weer in de medezeggen­
schapsraad bij de universiteit?
Is het LAKS de nieuwe PvdA?
Hoe ziet jouw leven er over tien jaar uit?
“We ijveren voor de minder bedeelde student, maar we
zijn geen politieke partij. We vinden als bestuur dat de
portemonnee niet leidend moet zijn. Ik ben bang dat
te veel mensen afhankelijk worden van hun ouders.
Lageropgeleide ouders kijken soms anders tegen zaken
aan. Ik heb zelf ouders die niet door konden leren en
die niet begrijpen waarom ik dat wel wil als ik mezelf
daarvoor in de schulden moet steken. Dat levert nog
weleens discussie op. Ik kies ervoor om door te gaan
studeren, maar ik kan me ook voorstellen dat je er voor
kiest om geen schulden te maken.”
“Ik kijk nooit zo ver vooruit. Veel dingen komen door
geluk of toeval. Ik had van tevoren niet in mijn hoofd
dat ik voorzitter van het LAKS zou worden. Ik zag een
vacature en heb voor de grap gesolliciteerd. Misschien
word ik ooit minister van Onderwijs, misschien inkoper
op de bloemenveiling in Aalsmeer. Ik weet in ieder geval
dat ik dolgraag iets voor de maatschappij wil doen.
Het grote geld trekt mij niet.” “Nee, dat ben ik niet van plan. Mijn plannen zien er
heel anders uit. Mijn studie wordt belangrijk. Ik ga
rechten of economie studeren. Verder blijf ik het onder­
wijs zeker volgen en ik wil me graag inzetten voor een
politieke partij. Ik ben al een tijdje stilzwijgend lid van
een partij. Welke dat is, laat ik pas in juni weten. Dat
hou ik echt nog even voor me.”
VO-magazine 7 / Juni 2016
9
BIJPRATEN
Passend onderwijs:
SCAN HELPT BIJ
GOED GESPREK
AOb, CNVO én VO-raad eensgezind aan tafel? Samen de schouders
eronder? Het Steunpunt Passend Onderwijs VO kreeg het voor elkaar.
Dit resulteerde in de scan Passend Onderwijs, een instrument dat
binnen scholen het gesprek over passend onderwijs op een laag­
drempelige manier op gang kan brengen. Hoe hebben betrokkenen
de samenwerking ervaren en wat vinden ze van de scan?
Tekst: Martijn Laman / Illustratie: Robert Vulkers
‘VINGER AAN DE
POLS BIJ LERAREN’
Kyra Keybets, beleidsmedewerker passend
onderwijs CNV Onderwijs:
“Ons uitgangspunt is altijd dat je vragen over wat
nodig is voor passend onderwijs vooral aan de mensen
op de werkvloer zelf moet stellen. Alleen zo krijg je
een goed beeld van de dagelijkse praktijk van docenten.
Voor passend onderwijs is meer nodig dan een cursus,
het gaat om de wisselwerking binnen de school.
Daarom speelt het gesprek zo’n grote rol bij de scan.
Een individuele docent ziet een leerling met extra
ondersteunings­behoefte vaak maar een paar keer per
week. Als je als docent dan bepaalde expertise mist,
wil je op dat moment kunnen handelen. Dan is het
essentieel dat je de weg kent in de zorgstructuur van
jouw school.
Nu staat het beleid rond passend onderwijs in het
voortgezet onderwijs vaak nog ver van leraren af.
Terwijl juist de leraar heel direct met passend onderwijs
10
VO-magazine 7 / Juni 2016
te maken heeft. Daarom vonden wij het als CNV
Onderwijs belangrijk om bij elke stap in de ontwikkeling
van de scan, de vinger aan de pols te houden bij leraren.
Dat zie je terug in de scan. We laten met deze samen­
werking zien dat we ook sectorbreed echt samen actie
kunnen ondernemen. Wat we van onze achterban
bijvoorbeeld hebben meegenomen, is dat leraren
regelmatig botsen op de financiële kant van passend
onderwijs: ‘het geld is op’. Maar je wilt je als docent
eigenlijk niet uit het veld laten slaan door dat feit.
Dan moet je kunnen doorvragen: hoe wordt dat geld
verdeeld? Welke alternatieven zijn er? Een gesprek over
de scanresultaten geeft ook zicht op ieders beeld van de
organisatie van passend onderwijs op schoolniveau. Dat
is in het belang van de leerling. Kun je een leerling de
beste hulp bieden als niet alle betrokkenen goed op de
hoogte zijn?”
‘We laten zien dat we
sectorbreed echt samen actie
kunnen ondernemen’
‘HELE SCHOOL KAN
AAN DE SLAG’
Esther Sloots, beleidsmedewerker
passend onderwijs AOb:
“Deze samenwerking is misschien niet gebruikelijk,
maar liep heel soepel. Het werk ging vooral uit van de
VO-raad, maar wij konden continu input leveren en
meedenken, bijvoorbeeld over het niveau waarop de
vragen worden gesteld. Die gezamenlijkheid leidt tot
een beter en breed gedragen product. Wij kunnen goed
inschatten welke vragen in de scan handig zijn voor de
werkvloer. En bij de antwoordmogelijkheden hebben
we een ‘weet niet’ toegevoegd, omdat er op de werkvloer
nog een heleboel onduidelijk is. De terminologie is
ook belangrijk - veel leraren weten niet wat een school­
ondersteuningsprofiel is, terwijl ieder bestuur daarmee
bezig is. Het mooie van deze scan is dat eigenlijk de
hele school ermee aan de slag kan, van team tot school­
leiding. Zo krijg je een volledig beeld, waarvoor je
werkelijk samen de verantwoordelijkheid draagt.
Op sectorniveau moeten we wel al in een vroeg stadium
de koppen bij elkaar kunnen steken. Wanneer de AOb
alleen op een eindresultaat kan schieten, worden we toch
in een reactieve positie gebracht. Aan de andere kant
hebben wijzelf natuur­lijk wel eerst bepaald wat nu het
gemeenschappelijke doel is. Wij wilden bijvoorbeeld
voorkomen dat het een ‘afrekeninstrument’ zou worden.
Nou, daar bleek de VO-raad hetzelfde in te zitten.
Op passend onderwijs streven we allemaal hetzelfde na.
Natuur­lijk zijn wij als AOb sterk gericht op het
personeel, maar we vinden het allemaal belangrijk dat
passend onderwijs zo goed mogelijk loopt. We zijn ook
heel tevreden met het resultaat. Via de scan kunnen de
mensen die aan het werk zijn met passend onderwijs
zelf aangeven hoe het nu eigenlijk gaat. En het gesprek
daarover kan op elk niveau zorgen voor meer
duidelijkheid.”
‘Op het gebied van passend
onderwijs streven we allemaal
hetzelfde na’
VO-magazine 7 / Juni 2016
11
BIJPRATEN
PRAKTIJKTEST: SG LELYSTAD
In de ontwikkelingsfase verzorgde Scholengemeenschap Lelystad een
try-out van de scan Passend Onderwijs. Jan de Wit, psycholoog bij het
Samenwerkingsverband VO Lelystad en eindexamensecretaris bij
Scholengemeenschap Lelystad, begeleidde dit eerste contact tussen
scan en praktijk:
“Met tien respondenten was de try-out totaal niet representatief,
natuurlijk. Maar voor de scan was het nuttig. In het domein Jeugdzorg
zijn bijvoorbeeld nog wat vragen toegevoegd. We zagen ook dat met
name vragen over het samenwerkingsverband, samenwerking met
gemeenten en financieel beleid veel ‘weet-niet’-antwoorden kregen wat een prachtig uitgangspunt voor een gesprek kan zijn. Analyse van
de uitkomsten was niet het primaire doel, maar de try-out maakte wel
het besef los dat passend onderwijs in heel de school goed
geïntegreerd moet worden. De centrale directie bespreekt momenteel
of en wanneer we de echte scan gaan uitvoeren. Op beleidsniveau is
het gevoel vaak toch dat passend onderwijs al goed op de rails staat.
Hoe dichter bij de werkvloer, hoe minder dat gevoel leeft. In 2013
ben ik afgestudeerd als psycholoog met een scriptie over passend
onderwijs. Daaruit bleek dat docenten vooral behoefte hebben aan
training in pedagogische en didactische vaardigheden richting
kinderen met een extra ondersteuningsbehoefte. Maar ook dat de
positieve ervaring van zo’n training op zich al een boost geeft aan de
self-efficacy en attitude van docenten.”
Wat is de scan Passend Onderwijs?
De scan Passend Onderwijs geeft
inzicht in het passend onderwijs bij
u op school en kan worden ingevuld
door iedereen die op professionele
manier betrokken is bij onderwijs en
leerlingen. De uitkomst geeft aan­
knopingspunten voor gesprekken,
maakt ontwikkelgebieden zichtbaar
en helpt bij de evaluatie van de
voortgang van passend onderwijs.
Naast CNV Onderwijs en de AOb
waren ook het Nederlands Jeugd­
instituut, de Nederlandse Vereniging
van Schooldecanen
en Leraren­
begeleiders en vertegenwoordigers
van samenwerkingsverbanden en
scholen partners bij
de ontwikkeling
van de scan Passend Onderwijs.
Vul de scan in op
www.scanpassendonderwijs.nl
‘WE HEBBEN ELKAAR NODIG’
Mike Jolink, senior adviseur Steunpunt
Passend Onderwijs VO:
“Uit onderzoek van Oberon naar wat er in het veld
speelt rond passend onderwijs, bleek dat onderwijs­
professionals vooral behoefte hebben aan iets dat hen
binnen de school helpt bij het voeren van het juiste
gesprek over passend onderwijs. Met dat doel is de
scan ontwikkeld. Zo hoort er een gespreks­hand­leiding
bij. Aan andere ondersteunings­componenten werken
we nog. Ook daarvoor willen we niet uitgaan van
veronderstellingen, maar van de feitelijke behoefte.
Bijzonder is dat AOb, CNVO en VO-raad in heel dit
traject als serieuze gesprekspartners zijn opgetrok­ken,
tot en met de inhoudelijke vormgeving van de scan.
Heel prettig dat dat gelukt is, want op de uitvoering
van passend onderwijs hebben we elkaar gewoon nodig.
Natuurlijk is het aan de schoolleiding om te faciliteren,
te ontwikkelen, te organiseren. Tegelijkertijd moeten
ook de docenten op klassikaal niveau zelfstandig en in
samenwerking met collega’s vorm kunnen geven aan
12
VO-magazine 7 / Juni 2016
passend onderwijs. De benodigde condities en rand­
voorwaarden vertalen zich in een bepaalde onder­
steunings­behoefte, die je alleen achterhaalt als je het
met elkaar hebt over passend onderwijs.
Een leuk aspect is dat de introductie van de scan
niet afhankelijk is van een schoolleider. Verschil­lende
personen binnen de organisatie kunnen de scan onder
collega’s initiëren. De scan is opgedeeld in heldere
thema’s en besteedt nadrukkelijk aandacht aan zaken
als de omgang met verschillen, reflectie met leerlingen
en de communicatie met omgevings­partners, zoals
ouders. In hoeverre organiseer je dat? Zijn leerlingen
zich bewust van hun mogelijkheden? Weten docenten
waar zij terecht kunnen? Dat levert waardevolle infor­
matie op. We hopen dat de scanresultaten fungeren als
een soort spiegel, waarmee je je positie met betrekking
tot passend onderwijs nauwkeurig kunt bepalen. Het is
ook nuttig als je ontdekt dat jij of collega’s iets niet weten.
Dat kan best confronterend zijn voor een school­leiding
die er alles aan doet om passend onderwijs goed te
organi­seren, maar het zou evengoed een belangrijk
signaal zijn.” VPRO DOC
Burgerschapsvorming op tournee
BIJ LEF MAG
HET SCHUREN
De veelbesproken documentaire ‘2Doc: Maatschappijleer’ volgt beginnend
docent maatschappijleer Daan Faasen, die zijn leerlingen vooral maatschap­pe­
lijke bevlogenheid wil meegeven. Tijdens een scholentour doet de documentaire
de Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB) aan. Hier is het debat over burger­
schap verankerd in de schoolcultuur. ‘Discussiëren leer je door het te doen.’
Tekst: Martijn Laman / Fotografie: ‘Een van de jongens’
In een kring zitten ze, de OSB-docenten en directie­
leden die op deze maandagmiddag als onderdeel van de
scholentour stil­staan bij burgerschapsvorming, met als
uitgangspunt het advies van Platform Onderwijs2032
om daar in het onder­wijs meer aandacht aan te besteden.
Op de Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB) begint
letterlijk iedere les (‘tot gym aan toe’) in een kring.
“Die kring is een uiting van onze schoolcultuur”,
vertelt een docent, “net als het feit dat leerlingen van
alle niveaus tot hun vijftiende samen in de klas zitten.
Er is bij ons altijd ruimte voor een gesprek, wat ontzet­
tend bijdraagt aan het leren discussiëren.”
Op de OSB wordt burgerschapsvorming integraal
benaderd, vanuit de gedachte dat elk vak aanknopings­
punten biedt. “Al is het bij het ene vak meer zoeken dan
bij het andere.” Het typeert de school dat leerlingen
en docenten vanaf het allereerste moment weten hoe
verschillend mensen en perspectieven kunnen zijn.
“Omdat meningen en culturen hier zo uitwaaieren,
is het gewoon noodzaak om je in elkaar te verdiepen.
Dat is een groot voordeel.”
Nu het belang van burgerschapsvorming in een advies is
vastgelegd, waken de docenten er vooral voor dat het in
een cognitief hokje belandt. Veel weten over burgerschap
is tenslotte nog wat anders dan er in je doen en laten
vorm aan geven. “Ik denk dat wij daar op een bijzondere
manier op inspelen, maar er is geen recept. Volgens mij
geven scholen er in, pakweg, Tilburg evengoed op een
eigen manier vorm aan.”
‘Burgerschap vereist dat we de
jongeren in die hokjes weer met
elkaar laten praten’
Streetwise
De OSB ligt middenin de Bijlmer, een gemeenschap
die letterlijk alle windstreken samenbrengt. Nederland
in een notendop? Ja én nee, vinden de docenten: “Een
dorp als Etten-Leur hoort evenveel bij Nederland.” En
ook de OSB bestaat niet alleen uit de streetwise kids van
Zuidoost: “In elk klas zitten wel leerlingen uit Abcoude.
Dat is twintig minuten fietsen van hier, maar een totaal
andere wereld.” De ‘buitenlui’ vinden het vaak best
spannend om in de grote stad naar school te gaan.
Maar als een docent met zijn klas een fietstochtje naar
Abcoude maakt, worden de rollen omgedraaid: “Ineens
kijken die stoere boys en girls hun ogen uit: weilanden,
VO-magazine 7 / Juni 2016
13
koeien!” Verschillen zijn er overal en in allerlei op­
zichten. “Het gaat erom dat je daar als docent gebruik
van kunt maken.”
Stellig
De ontmoeting als kern van burgerschapsvorming is
voor de OSB aanleiding om vanaf het eerste moment
aandacht te besteden aan gespreksvaardigheden. Leer­
Inleven
lingen én docenten raken vertrouwd met het voeren van
Elke discussie over burgerschap draagt begrippen als
gesprekken en het vormen van een eigen mening. “De
‘radicalisering’ en ‘asielzoekers’ met zich mee. Misschien stelligheid van die veertienjarige blijkt dan vaak toch
omdat die begrippen in verband worden gebracht met
niet even doordacht en leunt vaak op een andere bron.”
mensen die zich buiten dat burgerschap lijken te plaatsen Als docent is het in zo’n geval de kunst om een con­
en mensen die er deel van willen worden. En ook omdat structieve discussie aan te zwengelen, bijvoorbeeld over
burgerschap een allesbehalve homogeen begrip lijkt.
actualiteiten, zonder leerlingen in het harnas te jagen.
Wat moet in 2032 het eindresultaat zijn van burger­
In de VPRO-documentaire trof leraar Daan Faasen een
schaps­vorming? Volgens de docenten is dat voor een
bovenbouwklas die niet gewend was onder­ling in gesprek
deel niet te definiëren omdat de maatschappij constant
te gaan. Hij zegt: “Daar worstelde ik mee. Discussiëren
verandert. Het kan wel inhouden dat je in staat bent als leer je alleen door het te doen en het resultaat te ervaren.
mens om te gaan met al die veranderingen. “Dan is het
Daarom zou het mooi zijn als iedere leerling er al vanaf
onze rol om jongeren met dat aanpassingsvermogen de
de onderbouw aan kan wennen.”
wereld in te sturen.”
De docenten van de OSB vinden dat het hoort bij je rol
als docent, in welk vak dan ook, om te beschikken over
‘Leerlingen hoeven die aanslag ook
de vaardigheden waarmee je vakinhoud kunt koppelen
aan burgerschapsvorming. Waarbij je in de teams
weer niet zes lesuren achter elkaar
bespreekt wie wat doet, voor een goed evenwicht.
te bespreken’
“Want leerlingen hoeven die aanslag ook weer niet
zes lesuren achter elkaar te bespreken.”
In de veelbesproken VPRO-documentaire ‘2doc:
maatschappijleer’ brengt beginnend docent Daan
LEF
Faasen (vandaag op de OSB aanwezig) met zijn klas
Over de voorbereiding van nieuwe docenten op hun
een bezoek aan het naburige asielzoekerscentrum,
burgerschapsvormende taak bestaat bij de aanwezigen
waar de leerlingen in gesprek gaan met leeftijdsgenoten. wat scepsis. “Ik vrees dat docenten in opleiding er niet
“Voor mij is dát de essentie van burgerschapsvorming:
mee bezig zijn, behalve bij maatschappijleer. En zeker
de ontmoeting tussen mensen”, zegt een docent.
als er onder leerlingen ‘botsende sentimenten’ bestaan,
“Elkaar zien en spreken. Je kunnen inleven in de ander
durven soms ook ervaren docenten dat moeilijke gesprek
en beseffen hoe verschillend we nu eenmaal zijn.”
niet aan. Maar je kunt het ook over elkaar hebben. Waar
Die instelling lijkt soms ver weg, getuige de recente
kom je vandaan, wat vind je belangrijk? Als je dat van
‘communicatie’ tussen volwassenen op sociale media:
elkaar weet, kan een gesprek over radicalisering minder
sommigen dulden überhaupt geen discussie, anderen
heftig worden.”
missen, netjes gezegd, de link tussen vertellen en
Om gespreksvaardigheden te stimuleren, ontwikkelden
luisteren. Jongeren zijn daar allesbehalve blind voor:
docent geschiedenis en maatschappijleer Mihai Popa en
“Een leerling zei het heel mooi: ‘Heb toch respect voor
‘vaste gastdocent’ Tanja Jadnanansing (tevens Tweede
het feit dat wij van jullie willen leren.’” Mede daarom
Kamerlid voor de PvdA) de interactieve methode LEF:
duren oudergesprekken op de OSB twintig minuten.
Luisteren, Empathie tonen, Feedback geven. Het zijn
“Die gaan óók over wat er thuis speelt. Zo ontdek je
communicatieve richtingaanwijzers die gesprekken over
vanuit hoeveel verschillende waardensystemen ouders
willekeurig welk onderwerp in goede banen leiden.
leven en kinderen opgroeien.”
“Het mag schuren bij LEF, leerlingen staan soms recht
14
VO-magazine 7 / Juni 2016
VPRO DOC
ONDERTUSSEN IN ETTEN-LEUR
In Amsterdam-Zuidoost stond ‘Etten-Leur’ kortstondig symbool voor het idee dat Nederland meer is
dan je directe omgeving. Tijd voor een ‘weerwoord’ van Ivo Pertijs, docent maatschappijleer en
burgerschapscoördinator van de Katholieke Scholengemeenschap Etten-Leur, eveneens gastheer van
de scholentour: “Onze visie op burgerschapsvorming hebben we ‘van onderaf’ vormgegeven. Dat
leverde een beeld op van de kritische en betrokken burger waarnaar we streven. Leerlingen moeten
op een gezonde manier mondig leren zijn, kritisch kunnen denken, kunnen samenwerken. Dat zie je
terug in de ruimte voor inspraak van onze leerlingen. Ook iedere collega kan in het kader van
burgerschap projecten initiëren. In samenwerking met de gemeente loopt er nu een niet-vakgebonden
project van waaruit leerlingen van alle niveaus inspraak hebben op het jongerenbeleid. Ik denk niet
dat je burgerschapsvorming ‘in de provincie’ makkelijker of moeilijker kunt waarmaken. Al zijn er
zeker verschillen. Die heterogeniteit in Zuidoost, daar moeten wij ons best voor doen: de wereld de
school in halen, zelf op stap gaan. Tijdens de scholentour viel trouwens op dat leerlingen de term
‘burgerschap’ niet kenden. Pas bij de uitleg viel het kwartje: ‘Dan doen we heel veel aan
burgerschap!’ En daar gaat het om.”
tegen­over elkaar”, vertelt Jadnanansing. “Dat is juist het
mooie: de ruimte die we bieden aan het moeilijke gesprek.
Je maakt bespreekbaar wat onbespreekbaar was.” LEF
stimuleert ook de ontwikkeling van die andere voor­
waarde voor goed burgerschap: zelf nadenken. Dat
mag je best zien als een sociale vaardigheid, want zelf
nadenken vergt óók ontvankelijkheid voor de gedachten
van anderen.
Kring
Kringgesprekken, heterogene groepen en een brede
scholengemeenschap alleen zijn niet voldoende om
burgerschapsvorming werkelijk integraal te benaderen,
zeggen de docenten: “Het is belangrijk om altijd
richting te geven aan je pedagogische en onderwijs­
kundige doelen. Het helpt ons bijvoorbeeld om heel
bewust na te denken over de klassenindeling en die
iedere zes weken te veranderen. Zo leren jongeren met
iedereen samen­werken en omgaan.” Om als school
zelf de gewenste gemeen­schap in de maatschappij te
weerspiegelen, zouden docenten graag zien dat de OSB
een goed functionerende leerlingenraad krijgt. De school
beschikt al wel over een heuse jongerenrechtbank waar
‘echte’ zaken worden behandeld door jongeren die een
cursus hebben gevolgd om advocaat van de verdachte,
het OM en de rechter te kunnen zijn. “Zo leren
jongeren heel direct over burgerschap.”
Hokjes
Omdat het onderwijs de enige plek is waar je ieder mens
op jonge leeftijd kunt bereiken, begrijpen de docenten
wel waarom de overheid voor burgerschapsvorming een
beroep op hen doet. Maar: “Afgelopen decennia zijn
jongeren door de organisatie van het onderwijs vooral
in hokjes gezet. Burgerschap vereist dat we jongeren uit
die hokjes weer met elkaar laten praten.” Het is een les
die de organisatie van de scholentour ongetwijfeld
meeneemt naar De Balie, in dat ‘andere’ Amsterdam,
waar op 15 juni het slotdebat plaatsvindt. Een livestream van het slotdebat is woensdagavond
15 juni te volgen op vpro.nl/maatschappijleer.
VO-magazine 7 / Juni 2016
15
PARTICIPATIEWET
Aan het werk met het Sociaal Akkoord
‘MES SNI
TWEE KA
Werkgevers met meer dan 25 werknemers moeten
een bepaald percentage mensen met een arbeids­
beperking in dienst nemen. Scholengroep Spinoza
in de regio Haaglanden heeft daar al ervaring mee.
Dit jaar kijkt het ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid of in het hele voortgezet onderwijs
de quota zijn gehaald.
Tekst: Hanneke van der Linden / Fotografie: Josje Deekens
ONLINE MAGAZINE
Hoe werkt de Banenafspraak in de praktijk? Waar
moet een werkgever op letten? En hoe doen anderen
het? Deze en andere vragen komen aan bod in ‘Samen
voor meer banen’. Dit online magazine bevat verhalen
uit de praktijk en laat werkgevers uit de marktsector,
overheid en onderwijs zien wat er in hun omgeving op
het gebied van de banen­afspraak gebeurt. Ook bevat
het handige informatie, zoals een toolkit en links.
www.samenvoormeerbanen.nl
16
VO-magazine 7 / Juni 2016
IJDT AAN
ANTEN’
Volgens de nieuwe Wet banenafspraak en quotum
arbeidsbeperkten, vastgelegd in het Sociaal Akkoord van
2013, moeten werkgevers met meer dan 25 werknemers
(of 40.575 verloonde uren) een bepaald percentage
mensen met een ziekte of handicap in dienst nemen: het
quotum arbeidsbeperkten. In 2016 kijkt het ministerie
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) of de
afgesproken aantallen voor 2015 zijn gehaald; ook in
het onderwijs. Voldoen werkgevers daar niet aan, dan
kan het zijn dat zij vanaf 2018 een quotumheffing van
€5000,- per niet-ingevulde arbeidsplaats per jaar moeten
betalen.
werkte mee aan hun aanstelling. Schoolleider Erwin
Zomervrucht van het Veurs Lyceum heeft binnen de
bestaande exploitatie een werkplek kunnen genereren
en afdelingsmanager Arjen Ravensbergen van het ‘s
Gravendreef College heeft een extra plaats weten te
creëren.
Beide schoolleiders onderstrepen dat het om volwaardige
arbeidsplaatsen gaat. Zomervrucht: “We nemen niet zo
maar iedereen aan en vragen om bepaalde competenties.
Behalve het vermogen om goed om te kunnen gaan met
leerlingen en collega’s, is dat discipline, zodat we erop
aan kunnen dat ze op tijd op hun werk zijn. Hiervóór
hadden we een wat mindere ervaring, maar over Rick
Volwaardig
ben ik zeer tevreden. Als er financiële en organisatorische
Voor een vacature die door een Wajonger kan worden
ruimte voor is, zou ik graag willen dat hij blijft.”
ingevuld, kunnen scholen terecht bij een van de 35
Ook Ravensbergen is heel tevreden. “Het mes snijdt
regionale Werkbedrijven of een zogeheten Werkgevers­
aan twee kanten. Sander is top met de leerlingen. Hij
Servicepunt: een samenwerkingsverband tussen UWV
is echt op zijn plek en dat vinden de andere conciërges
en gemeenten.
ook. Daarnaast geef je iemand een kans en daar heb je
Scholengroep Spinoza in Leidschendam-Voorburg en
als maatschappij een verplichting toe, zeker als school.
Den Haag heeft twee Wajongers als hulp-conciërge in
Ook wij hebben kwetsbare leerlingen. Met name bij
dienst genomen. Rick Struik en Sander Zuiderwijk doen leerlingen aan de onderkant van onze opleiding, die
kleine onderhoudsklusjes, ondersteunen bij surveillance we met zorgtrajecten hebben omgeven en van harte
in de pauzes en nemen nu en dan portierstaken over.
hebben ondersteund om hun diploma te halen, vraag
HR-manager Jaap-Willem Westhoek heeft Struik en
ik me regelmatig af waar deze kwetsbare groep terecht
Zuiderwijk met behulp van het UWV en jobcoaches van komt. Als we zo veel hart voor hen hebben op school,
een re-integratiebedrijf aan het werk geholpen. Op de
dan vind ik dat de maatschappij ook mag werken aan
scholen waar de twee mannen inmiddels aan de slag zijn, een vervolg.”
was de schoolleiding van meet af aan enthousiast en
VO-magazine 7 / Juni 2016
17
p
‘GEEN DAG IS HETZELFDE’
Rick Struik (22) , hulpconciërge
Veurs Lyceum, Leidschendam:
“Tot een paar jaar terug was ik net als iedere
jongen vooral bezig met voetballen en mijn
mbo-opleiding tot timmerman, toen ik een
infectie aan mijn rug kreeg. Vier jaar heb ik
met een bacterie in mijn lichaam rondgelopen.
Voordat ik genezen was, heb ik vijf operaties
aan mijn rug moeten ondergaan. Ik heb mijn
timmermansopleiding niet af kunnen maken
en kwam voor acht maanden thuis te zitten.
Dat vond ik echt niet lekker. Ik heb veel liever
iets te doen. Via het UWV kon ik hier op
school werken als hulpconciërge. Zes jaar
geleden zat ik zelf nog op de middelbare school
en zei ik dat ik nooit meer terug naar school
wilde, maar nu zit ik er toch, haha!
‘Ik kan nog steeds grapjes
maken, maar de leerlingen
luisteren ook naar me’
Ik ben heel blij met mijn baan. Na een
proefperiode van twee maanden heb ik nu een
halfjaarcontract en draai volledig mee op basis
van 25 uur. In het begin moest ik wennen aan
de drukte en wilden de kinderen me nog
weleens uittesten tijdens het surveilleren in de
pauzes. Het leeftijdsverschil met de leerlingen
is klein en dat vond ik wel eens lastig. Om
overwicht te hebben zodat ze naar me
luisterden. Dat is nu over, ik kan nog steeds
grapjes maken, maar ze luisteren ook naar me.
Voor alles kan ik terecht bij Raymond, de
conciërge die mij begeleidt. Ik vraag het
gewoon als ik iets niet weet. We zijn hier recht
voor z’n raap en ik kan met iedereen even goed
overweg. Het leukste van mijn werk vind ik de
afwisseling. Lokalen opknappen, schilderen,
stoelen en tafels repareren, surveilleren of de
portier vervangen, ik doe het allemaal en geen
dag is hetzelfde. Er wordt naar me geluisterd
en ik voel me serieus genomen, dat is fijn. Het
liefst zou ik op termijn 40 uur willen werken
en als het even kan alsnog een diploma halen.”
18
VO-magazine 7 / Juni 2016
PARTICIPATIEWET
p
‘HIER WORD IK GEZIEN’
Sander Zuiderwijk (31), hulpconciërge
‘s Gravendreef College, Den Haag:
“Ik heb nogal wat meegemaakt. Vroeger was
ik nogal een straatschoffie, zeg maar. Ik heb
van alles gedaan: sociaal-pedagogisch werk in
buurthuizen, schoonmaakwerk in hotels en
ik heb als lasser zelfs nog een explosie
meegemaakt. Maar altijd van die korte en
tijdelijke baantjes. Ik ben vader en heb sinds
drie jaar een dochtertje; dat betekent meer
verantwoordelijkheid. Via een re-integratie­
traject ben ik hier gekomen en nu heb ik een
halfjaarcontract.
‘Ik heb wel een klik met
de ‘boefjes’ van school’
In het begin moest ik wennen aan hoe
docenten en collega’s met elkaar omgaan.
Het is een ander milieu. Maar ik ben hier
warm ontvangen door de andere conciërges
en ik heb veel aan Bart, de hoofdconciërge die
mij begeleidt. Het werk wat ik doe, vind ik erg
leuk. Vooral het contact met de ‘boefjes’ van
school. Daar heb ik wel een klik mee en ik
merk dat die eerder naar mij luisteren dan naar
een andere volwassene. Ik zit nu halverwege
mijn halfjaarcontract, maar ik wil heel graag
blijven. Door dit werk heb ik sociale
contacten, ik voel me meer gewaardeerd en
weer onderdeel van de maatschappij. Dat je
erbij hoort, dat geeft mij een positieve ‘boost’.
Ik was uit mijn ritme en moest wennen aan
vaste tijden, maar nu wil ik op termijn wel
40 uur werken. Ik hoop dat het hier op deze
school kan. Hier word ik persoonlijk benaderd,
hier word ik gezien. Niet dat ze me ontzien of
zo, er wordt echt geen onzin aan me verteld.
Iedereen is eerlijk tegen me, ook als ik iets niet
goed doe. Daar kan ik goed tegen hoor, dat
vind ik juist fijn.”
VO-magazine 7 / Juni 2016
19
ADVERTORIAL
Chamid Sulchan – Ambassadeur van de Techniek
ADVERTORIAL
Gastles Ambassadeurs van de Techniek geeft scholieren beter beeld
Een kijkje in de
wereld van techniek
Beter kiezen begint met inzicht in de beroepsmogelijkheden en ontdekken wat je leuk vindt. De
Ambassadeurs van de Techniek geven middelbare scholieren tijdens gastlessen een duidelijk en
realistisch beeld van techniek. Voor jongeren, door jongeren. “We laten de leerlingen nadenken
over hun eigen drijfveren.”
De een werkt als projectvoorbereider voor een
bouwbedrijf, de ander zit in het laatste jaar van zijn
hbo-opleiding Chemie. Samen met ruim honderd andere
jonge technici geven Jill Horstman en Chamid Sulchan als
Ambassadeurs van de Techniek gastlessen aan middelbare
scholieren. “Zelf vond ik het op de havo ook heel moeilijk
om te kiezen,” zegt Chamid (21). “Als ambassadeur wil ik
leerlingen helpen met hun keuze, door te laten zien wat
de mogelijkheden zijn in de techniek. Hoe completer hun
beeld, hoe beter ze kunnen kiezen.”
‘Laat leerlingen nadenken
over hun eigen drijfveren’
INTERACTIEF
De ambassadeurs, afkomstig uit de regio van de
school, verzorgen in duo’s klassikaal een interactief
lesprogramma. De rolmodellen brengen met hun
persoonlijke verhaal hun enthousiasme over op de
leerlingen, middenin hun eigen belevingswereld. “We
zijn jong, hebben zelf kortgeleden in de schoenen van de
leerlingen gestaan”, zegt Horstman (21). “We hadden hun
broer of zus kunnen zijn. En weten ook hoe moeilijk het is
om goed te kiezen. Dat zorgt voor een klik.”
7 WERELDEN
Een gastles duurt een lesuur, waarin de ambassadeurs de
leerlingen na een introfilm meenemen door ‘de 7 werelden
van techniek’: van Voeding & Gezondheid tot Wetenschap &
Ontdekken. Hierin is voor elke leerling wel iets te vinden.
Oók voor meiden: zij kiezen beduidend minder vaak voor
techniek dan jongens en kunnen op speciale aandacht van
de ambassadeurs rekenen.
BEÏNVLOED
Horstman: “Meiden durven vaak simpelweg niet te kiezen
voor techniek. Als al je vriendinnen kiezen voor verzorging
of economie, dan moet je stevig in je schoenen staan om
ADVERTORIAL
daar niet door beïnvloed te worden. Maar het is toch zonde
als je aanleg hebt voor techniek en er niet voor kiest op
basis van verkeerde redenen?”
ONWETENDHEID
Het heeft deels ook te maken met onwetendheid, denkt
chemiestudent Chamid. “Techniek is overal, we kunnen
niet zonder. Maar tegelijkertijd denken veel leerlingen dat
techniek ingewikkeld is. Of alleen mannenwerk. Terwijl
er juist heel veel uitdaging en carrièreperspectief in zit.
Met de gastles willen we laten zien hoe breed techniek
eigenlijk is. En dat er op alle niveaus leuke banen zijn, vol
afwisseling.”
Jill Horstman – Ambassadeur van de Techniek
DRIJFVEREN
Chamid Sulchan maakt de gastlessen altijd zo persoonlijk
mogelijk. “We draaien geen standaardverhaaltje af. Ik
probeer elke leerling individueel te prikkelen na te denken
over de eigen drijfveren. Zonder keihard techniek te
pushen: de leerlingen moeten voor zichzelf gaan nadenken
wat ze willen en kunnen. Daarin geven we ze hopelijk een
zetje. Soms kloppen ze direct na de gastles al aan voor
meer informatie. Daar doe je het voor.”
PRATEN
Collega-ambassadeur Jill Horstman: “Voor mij is de
belangrijkste winst van de gastles dat de leerlingen gaan
praten. Met elkaar, met de decaan, thuis aan tafel. Als ze
de klas uitlopen en onderling verder praten, dan weet ik
dat het goed zit. Dan heb je het gesprek op gang gebracht.”
OOK AMBASSADEURS IN DE KLAS?
De Ambassadeurs van de Techniek zijn actief in heel
Nederland en komen kosteloos langs op middelbare
scholen. De voorlichting is bedoeld voor alle leerlingen die
voor hun sector/profielkeuze staan. Een gastles aanvragen?
Kijk op www.techniektalent.nu/ambassadeurs.
LOB EN TECHNIEK
Wat weten uw leerlingen over werken in de
techniek? Door beroepsoriënterende activiteiten
(bijvoorbeeld de gastlessen van de Ambassadeurs)
en op onderzoek uit te gaan, vormen leerlingen zich
een beeld van hun mogelijkheden. Met techniek als
interessante – maar zeker niet enige – optie. Ga
voor tips en tools over LOB en techniek naar
www.techniektalent.nu/lob.
22
VO-magazine 7 / Juni 2016
VO IN BEELD
Waar ’s Gravendreef College, Den Haag
Wanneer Donderdag 2 juni, 19.20 uur
Wat Theater-musicalklas 3G voert de musical Under Pressure op.
Het verhaal speelt 300 jaar in de toekomst.
Fotografie: Josje Deekens
VO-magazine 7 / Juni 2016
23
360 °
Wat doen we tegen de tweedeling?
GELIJKE
TALENTEN,
GELIJKE KANS
Nederland heeft een zeer efficiënt onderwijssysteem,
schrijft de Onderwijsinspectie in haar jaarverslag (zie
kader), maar de verschillen tussen leerlingen met lager
en hoger opgeleide ouders worden groter. Leerlingen met
laagopgeleide ouders komen ongeacht hun intelli­gentie
vaker in lagere onderwijsregionen terecht. Wat is de
oorzaak en welke maatregelen zijn wenselijk om die
ongelijkheid recht te trekken? Je kunt er op verschillende
manieren naar kijken, zo blijkt uit gesprekken met
schoolleiders/bestuurders Saskia Grotenhuis en Henk van
Ommen, docente Sandra Bolkenbaas, onderwijs­socioloog
Herman van de Werfhorst en Peter Hulsen, directeur van
Ouders&Onderwijs. Zij reageren op de drie meest in het
oog springende bevindingen van de Onderwijsinspectie.
Vroege selectie
De Onderwijsinspectie: ‘Kinderen van laagopgeleide
ouders krijgen vaker een lager advies van de basis­
school dan zij aan kunnen en ze stromen minder
gemakkelijk door naar een hoger niveau. Leerlingen
worden steeds vroeger op niveau geplaatst, onder
andere door de sterke groei van homogene brug­
klassen, de afname van dubbele adviezen en de
toename van het aantal categorale scholen.’
Herman van de Werfhorst, socioloog: “Welk beleid
de overheid ook voert, er zal altijd ongelijkheid blijven
bestaan. Het is iets van alle tijden en plaatsen. Maar de
24
VO-magazine 7 / Juni 2016
overheid kan natuurlijk wel iets doen om gelijke kansen
te bevorderen. Op zich hoeft het vroege selectiemoment
in het voortgezet onderwijs niet kwalijk te zijn. Veel
relevanter is op welke basis je selecteert en hoe rigide
de selectie is. We weten uit onderzoek dat objectieve
toetsing belangrijk is bij het bieden van gelijke kansen.
Dus als een late Cito-toets de ongelijkheid vergroot, is
dat iets wat je niet zou moeten willen. Als die trend zich
voortzet, moet je daar iets aan doen. Een ander punt is
dat brede scholengemeenschappen steeds meer
versmallen. Ook dat werkt kansenongelijkheid in de
hand, want op een brede scholengemeenschap kunnen
leerlingen – soms met iets meer tijd – beter op het juiste
niveau geplaatst worden. Dat gebeurt op een minder
rigide manier en is beter te organiseren. De overheid
stelt zich op dat punt te afwachtend op en moet over­
wegen meer te sturen. Lokale overheden zouden zich
bijvoorbeeld actiever kunnen opstellen en door middel
van huisvestingsbeleid brede scholengemeenschappen
kunnen stimuleren. Scholen zelf hebben ook een
verantwoordelijkheid: zij zouden de consequenties van
hun keuzes meer moeten bezien vanuit het perspectief
van gelijke kansen.”
Saskia Grotenhuis, directeur-bestuurder van
Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB): “Op een
brede scholengemeenschap hebben kinderen, vooral
die met een gemengd schooladvies, meer kans zich te
ontwikkelen. Helaas staat de brede brugperiode onder
SEN
Het Nederlandse onderwijs is van
hoge kwaliteit, schrijft de Inspectie
van het Onderwijs. Wel is er een
punt van zorg: niet alle leerlingen
hebben gelijke kansen. Talent van
leerlingen met laagopgeleide ouders
wordt niet benut omdat zij vaker
op een laag onderwijsniveau
terechtkomen. Hoe kijken een
wetenschapper, schoolleider, docent
en ouderorganisatie hier tegenaan?
Tekst: Carolien Nout / Fotografie: Dirk Kreijkamp
druk doordat steeds meer ouders kiezen voor een
categorale school, zeker in grote steden zoals
Amsterdam. Wij hebben bijvoorbeeld moeite om
voldoende havo- en vwo-leerlingen binnen te
krijgen. Ik vind dat jammer, want daardoor sluiten
kinderen met hoogopgeleide ouders zich in, in een
wereld van alleen hoogopgeleiden en daardoor
missen ook zij een kans op een brede vorming.
Margalith Kleijwegt schetst (in haar rapport 2
werelden, 2 werkelijkheden, red.) dat er twee
werelden ontstaan in de samenleving en dus ook
op school. Dat is natuurlijk niet goed. Het gaat om
het samenbrengen van hoog- en laagopgeleiden en
van verschillende culturen in het onderwijs. Ik zou
willen dat de politiek en schoolbesturen de brede
scholengemeenschap steunen, in woorden en
daden. Bijvoorbeeld door een brugklasbonus:
met die financiële prikkel voor een breed aanbod
laat de politiek zien dat ze de brede brugklas en
het uitstel van selectie daadwerkelijk ondersteunt.
Schoolbesturen maken zich naar mijn mening te
weinig druk over segregatie. Leven en laten leven
is te veel het motto in het onderwijsaanbod. Het
ontbreekt aan regionale sturing op een breed
aanbod van heterogene brugklassen met uitstel
van selectie. De discussie over het weer naar voren
halen van de Cito-eindtoets beperkt de focus op
het eigenlijke probleem: de vroege selectie. Er
waren goede redenen om de Cito-toets later af te
VO-magazine 7 / Juni 2016
25
DE VO-RAAD EN DE KANSEN­D ISCUSSIE
Voorzitter Paul Rosenmöller schrijft in zijn
weeklog van half april: “De analyse van de
Inspectie vraagt om een eensgezind en effectief
antwoord vanuit het onderwijs­veld. De vraag is
aan welke knoppen we moeten draaien. Vast
staat dat enig realisme nodig is over wat op
schoolniveau kan worden bereikt als de
samenleving als geheel steeds meer trekjes
vertoont van segregatie. Vast staat ook dat dit
een complex vraagstuk is dat niet met een druk
op de knop oplosbaar is. De nieuwe regels voor
de overgang po-vo lijken een neveneffect te
hebben dat de kansenongelijk­heid versterkt.
Wellicht geldt dat ook voor het veel­besproken
onderwerp van de vroegkeuze van onze
leerlingen. Hoe dan ook, het is de moeite
waard gezamenlijk te werken aan een agenda
waarin kinderen met gelijke mogelijkheden
gelijke kansen krijgen, ongeacht de opleiding
van hun ouders.”
Op de ALV in juni stond het onderwerp ook
op de agenda. Daarnaast zal er op latere
momenten tijd en ruimte zijn voor een goed
debat.
‘Schoolbesturen maken zich te
weinig druk over segregatie’
nemen; we moeten dat niet al na een jaar weer
terugdraaien.”
Peter Hulsen, directeur van Ouders&Onderwijs:
“Als ouderorganisatie merken wij dat veel vo-scholen
het liefst een enkelvoudig advies van de basisschool
willen. Het is belangrijk te blijven werken aan de
kwaliteit van het basisschooladvies. Van basisscholen
moeten we kunnen verwachten dat ze het schooladvies
niet alleen op de cijfers in de bovenbouw baseren,
maar dat ze breed kijken naar de kansen van een kind,
voorbij de taalproblemen of sociale achtergrond. Ik
vind het goed als de mogelijkheden om te stapelen
worden verbeterd, want sommige leerlingen – vooral
uit de lagere inkomensgroepen – hebben misschien
meer tijd nodig om op hetzelfde eindniveau te komen
dan kinderen die van huis uit worden gestimuleerd.
Scholen moeten zorgen voor maatwerk en de drempels
op de overgangsmomenten, van de basisschool naar het
voortgezet onderwijs, of van vmbo naar havo, zo veel
mogelijk wegnemen. Wij zien inderdaad dat veel ouders
bewust kiezen voor categorale scholen. Het is belangrijk
dat brede scholengemeenschappen en categorale scholen
volwaardig naast elkaar kunnen bestaan. Dat bevordert
dat er voor elk kind een passende middelbare school is.”
‘Op zich hoeft het vroege
selectiemoment niet kwalijk te zijn’
Henk van Ommen, rector/bestuurder van het
Baarnsch Lyceum: “Een brede brugklas is niet per se
26
VO-magazine 7 / Juni 2016
een goed idee. Je kunt veel leerlingen op twaalfjarige
leeftijd heel goed typeren en gelijksoortige leerlingen,
die dezelfde pedagogische-didactische aanpak nodig
hebben, bij elkaar zetten. Deze discussie over gelijke
kansen wordt wel erg zwaar aangezet. We hebben
net intensief op excellentie ingezet omdat uit PISAonderzoeken bleek dat we Europees gezien de zwakkere
leerlingen relatief beter bedienen en te weinig uit de
boven het maaiveld uitstekende leerlingen halen. Er
zijn net allerlei excellentieprogramma’s en we mogen
het verschil maken – en omdat de verschillen dan te
groot worden, zou de overheid moeten ingrijpen? Ik
vind dat zwabberbeleid. Natuurlijk is het belangrijk om
elke leerling op zijn niveau aan te spreken en kansen te
bieden. Vroege selectie hoeft geen probleem te zijn, als
er maar voldoende mogelijkheden zijn om te switchen
en te stapelen. Daar zitten wel knelpunten, zoals tussen
vmbo en havo, of mbo en hbo. Het zou goed zijn als
stapelen gemakkelijker wordt en kinderen die later rijp
zijn, de mogelijkheid krijgen om een niveau hoger te
gaan. Dat meer ouders kiezen voor categorale scholen
komt ook doordat ze een kleine, veilige school belangrijk
vinden. Je ziet hier verschillende trends door elkaar
lopen. Dit is niet gemakkelijk op te lossen.”
De factor ‘thuis’
De Onderwijsinspectie: ‘Hoogopgeleide ouders zijn
meer betrokken geraakt bij de schoolloopbaan van
hun kinderen. Zij kiezen bewuster, gaan naar betere
scholen. Hun kinderen gaan vaker naar huiswerk­
v
v
v
v
v
HERMAN VAN DE WERFHORST
360 °
Hoogleraar sociologie aan de Universiteit
van Amsterdam
“Ik roep politici op hun afwachtende houding te
laten varen en meer te sturen op gelijke kansen.
Ook scholen zelf moeten consequenties van
schoolbeleid meer bekijken vanuit het perspectief
van gelijke kansen.”
HENK VAN OMMEN
Rector/bestuurder van het Baarnsch Lyceum,
school voor havo/vwo
“Het zou goed zijn als stapelen gemakkelijker
wordt en je kinderen die later rijp zijn, de
mogelijkheid en de tijd biedt om een niveau
hoger te gaan.”
SASKIA GROTENHUIS
Directeur-bestuurder van Open School­
gemeenschap Bijlmer (OSB)
“Het is echt een verantwoordelijkheid van
scholen, bestuurders en politiek om ons niet
alleen op de onder- of bovenkant te richten,
maar te zorgen voor een breed aanbod waarin
het moment van selectie uitgesteld kan worden.”
SANDRA BOLKENBAAS
Docente vmbo Lentiz Scholengroep, en
genomineerd voor Leraar van het jaar 2014
“Kinderen die een hoger niveau willen, geven
we altijd een kans. Ook al doen ze er langer
over. Beperkingen in het systeem zie ik niet.
Wel mankeert er wat aan de maatschappelijke
waardering voor het vmbo.”
PETER HULSEN
Directeur van Ouders&Onderwijs
“Kansenongelijkheid kunnen scholen niet alleen
oplossen: we moeten het breder trekken. Verbind
sport en cultuur en allerlei mooie maatschappe­
lijke initiatieven op school en maak het een plek
waar mensen kunnen aanhaken om bijvoorbeeld
ook vrijwillig bij te dragen aan de kansen van
kinderen.”
VO-magazine 7 / Juni 2016
27
WAT SIGNALEERT DE INSPECTIE?
Het Nederlandse onderwijs is van hoge kwaliteit,
schrijft de Inspectie van het Onderwijs in De
Staat van het Onderwijs 2014-2015. Dat geldt
zeker ook voor het voortgezet onderwijs. Het
gemiddelde slagingspercentage is hoog (92,5%)
en bijna alle afdelingen (95%) voldoen aan de
basiskwaliteit. In vergelijking met voorgaande
jaren is het aantal zwakke en zeer zwakke
vo‑afdelingen flink gedaald; er zijn bijna geen
zeer zwakke afdelingen meer.
Naast deze mooie resultaten zijn er ook zorgen.
Het onderwijs biedt kinderen van laagopgeleide
ouders niet dezelfde kansen als die van hoog­
opgeleide ouders. De Onderwijsinspectie ziet
dat leerlingen met laagopgeleide ouders vaker
doorstromen naar een lager onderwijsniveau.
klassen en toets­trainingen en hun kinderen krijgen
vaker medische indicaties wanneer deze op onder­
delen achterblijven. Scholen spelen in op de vraag
van ouders.’
Peter Hulsen, directeur van Ouders&Onderwijs:
“Natuurlijk moeten scholen leerlingen steunen die het
thuis minder breed hebben, bijvoorbeeld financieel bij
de aanschaf van een noodzakelijke iPad. Ook moeten
ze oog hebben voor de kansen van kinderen van wie
de ouders minder betrokken zijn bij het onderwijs,
bijvoorbeeld door ze huiswerk op school te laten maken.
Maar scholen kunnen dat niet alleen: het is belangrijk
om het breder te trekken. Verbind sport en cultuur en
allerlei mooie maatschappelijke initiatieven op school en
maak het een plek waar mensen kunnen aanhaken om
bijvoorbeeld ook vrijwillig bij te dragen aan de kansen
van kinderen. Gemeenten kunnen daarbij het overzicht
houden, want niet iedere school hoeft hetzelfde te doen.
Vergeet niet dat deze discussie over gelijke kansen ook
iets zegt over hoe je als samenleving tegen het onderwijs
aankijkt. Het is een maatschappelijk vraagstuk. Niemand
streeft bewust naar een tweedeling in de samenleving.”
Sandra Bolkenbaas, docente Lentiz Scholengroep:
“Ik kom veeleisende ouders tegen die het maximale
voor hun kind willen. We gaan niet zomaar mee in wat
ouders willen, het gaat om waar het kind gelukkig van
wordt. Kinderen die een hoger niveau willen doen,
geven we altijd een kans. Ook al doen ze er langer over.
Beperkingen in het systeem zie ik niet. Wel mankeert er
wat aan de maatschappelijke waardering van het vmbo.
Dat merk ik ook als vmbo-docent: hoe minachtend er
soms over mijn vak wordt gepraat. Die discussie is veel
relevanter. Blijkbaar hechten wij in onze maatschappij
28
VO-magazine 7 / Juni 2016
veel waarde aan intelligentie en hoge diploma’s. Maar
zonder vakmensen kunnen we niet: wie verzorgt onze
kinderen of ouderen, of repareert een auto? Hoger
opgeleid zijn betekent niet beter zijn, of zelfs een beter
mens zijn. Laag- of hoogopgeleid, men kent elkaar
slecht. Mensen hebben soms echt een vooroordeel over
vmbo. Politici en bestuurders zijn vaak zelf hoog­
opgeleid. Ik nodig ze graag uit om eens in de school te
kijken, dan zien ze de positieve kant van het vmbo.”
Wat te doen?
De Onderwijsinspectie: ‘Ook leraren en schoolleiders
spelen een rol. Zij hebben, vaak onbewust, hogere
verwachtingen van leerlingen van hoger opgeleide
ouders. Ook beleid en toezicht hebben hun effect.
Onderwijs, overheden en andere sectoren zullen de
handen ineen moeten slaan om toenemende
tweedeling te keren.’
Herman van de Werfhorst, socioloog: “Het onderwijs­
beleid (welke keuzes je maakt en hoe je het onderwijs
inricht) heeft altijd een groter effect op kinderen uit de
lagere opgeleide milieus. Kinderen uit de hogere milieus
komen er wel. Natuurlijk moeten zij ook goed onderwijs
krijgen, maar ze worden geen slachtoffer van een brede
schoolgemeenschap of brugperiode zoals sommigen
beweren. Dat is aantoonbaar niet waar. De winst aan
de onderkant is veel groter dan het verlies aan de
bovenkant.”
Henk van Ommen, rector/bestuurder van het
Baarnsch Lyceum: “Voor mij is opvoeding belangrijk:
persoonsvorming en niet alleen cognitie. Ik wil dat
leerlingen wereldburgers kunnen worden. We moeten
p
360 °
Ze krijgen lagere basisschooladviezen en deze
worden niet vaak bijgesteld op basis van de
eindtoets. Ook in de eerste drie jaar van het
voortgezet onderwijs stromen deze leerlingen
vaker af. Bovendien gaan ze minder vaak naar
het hoger onderwijs dan in eerdere jaren. De
Inspectie constateert dat de verschillen tussen
scholen groeien. Scholen met grote groepen
nu niet, na een Inspectierapport, vanuit een Pavlovreactie van alles willen veranderen. We weten al vijftig
jaar dat herkomst invloed heeft op de schoolloopbaan.
Er wordt een hype van gemaakt. Ik deel de stelling niet
dat onderwijs de verschillen vergroot. Bijna vijftig
procent van de leerlingen gaat nu naar havo of hoger,
dat was in mijn jeugd, veertig jaar geleden, wel anders.
Dat is een knappe prestatie van het onderwijs. Hebben
kinderen gelijke kansen, daar gaat het om!”
leerlingen van lager opgeleide ouders hebben
vaak een zwakkere kwaliteit, minder bevoegde
leraren, een hoger ziekte­verzuim en een hoger
verloop van personeel. Soms zijn ze ook
gesitueerd in kansarme wijken. Ook op het
gebied van veiligheidsbeleving en passend
onderwijs zijn verschillen tussen scholen
zichtbaar.
kunt zijn op een profielwerkstuk natuurkunde, een
column die je geschreven hebt of een werkstuk techniek.
Dat verhaal moet je in de school zelf hebben, dan zie je
dat elk kind ertoe doet!”
Sandra Bolkenbaas, docente Lentiz Scholengroep:
“Ik vind het belangrijk dat je als docent alle leerlingen
een ondernemende houding aanleert, los van hun
achtergrond of herkomst. Dan bied je ze de kans om
hun leven richting te geven en zich te ontwikkelen.
Het gaat niet alleen om de cognitieve vakken. Juist
‘Er zijn net allerlei excellentie­
op het vmbo is het belangrijk om ook andere dingen
te leren, zoals een bedrijf opzetten. Kinderen van laag­
programma’s en nu zou de overheid
opgeleide ouders zijn vaak on­voldoende uitgedaagd of
moeten ingrijpen? Ik vind dat
aangesproken op hun kritisch denkvermogen. Dat is
zwabberbeleid’
iets wat we ze moeten meegeven in het onderwijs.
Wij werken met het concept ondernemend leren.
Wat wil ik leren? Met die vraag openen we het gesprek
Saskia Grotenhuis, directeur-bestuurder van
met de leerling. We gaan aan de slag met negatieve
Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB): “Ik neem
overtuigingen en buigen ze om naar succeservaringen.
het hoogopgeleide, rijke ouders niet kwalijk dat ze het
Iedere indivi­duele leerling moet eigenaar zijn van zijn
beste voor hun kind willen. Ik vind het niet goed om een leerproces en uitdagingen aangaan. Zo bieden zij
beschuldigende vinger naar ze uit te steken. Natuurlijk
zichzelf kansen om van te leren. Als ze onzeker zijn of
kunnen wij niet alles compenseren voor leerlingen
twijfelen, zeg ik vaak: maar kijk eens hoe trots je zou
die uit een ander milieu komen. Dat verschil is er nu
zijn als je dit resultaat zou halen. Daar gaat het om.
eenmaal. Wel kunnen wij hen meer kansen bieden en
Bij onder­nemend leren werk je eigenlijk naar gepersona­
meer aandacht geven aan de brede vorming en dus aan
liseerd leren toe. Iedere leerling kan meer of minder aan
de ontwikkeling van alle leerlingen. Ik vind het echt
een bepaald vak werken. Onze tweedeklassers zaten vorig
een verantwoordelijkheid van scholen, bestuurders en
jaar voor de helft op een hoger niveau dan was ingeschat.
politiek, om ons niet alleen op de onder- of bovenkant
Dat is niet omdat wij ze pushen, maar omdat we ze
te richten, maar te zorgen voor een breed aanbod, en alle uitdagen. Wij hebben inderdaad hoge verwachtingen
leerlingen meer kansen te bieden door selectiemomenten van leerlingen, maar dat werkt alleen als het samengaat
uit te stellen. Het kan anders, merk ik op onze school,
met vertrouwen en de goede ‘growth mindset’.” door leerlingen te laten ervaren dat ieder kind zijn eigen
talenten, interesses en cultuur meebrengt. Dat je trots
VO-magazine 7 / Juni 2016
29
IN DE PRAKTIJK
ACHTERHOEKSE SCHOLEN INVESTEREN IN VERTROUWEN
SAMEN DE
KRIMP TE LIJF
Hoe houd je bij krimp je onderwijsaanbod zo goed mogelijk in
stand? In de oostelijke Achterhoek werken scholen aan een
oplossing. Daarbij weten zij één ding zeker: dit lukt alleen
wanneer je het samen aanpakt.
Tekst: Marijke Nijboer / Fotografie: Dirk Kreijkamp
“We hebben de ontkenningsfase nu wel achter de rug”,
zegt Jan Put, rector van de Scholengemeenschap
Marianum in Groenlo. Zijn leerlingenaantal van 1900
is tot nu toe vrij stabiel gebleven, maar de komende
vijf jaren verwacht hij een afname tot 1500 leerlingen.
“We zullen op alle vo-scholen in deze regio een
vergelijkbare ontwikkeling zien.”
Dit lastige feit geldt dus ook voor de twee andere
brede scholengemeenschappen waarmee hij regelmatig
om tafel zit: het Christelijk College Schaersvoorde
(in Aalten, Dinxperlo en Winterswijk) en het Gerrit
Komrij College in Winterswijk. De vierde partner is
Pronova Praktijk­onderwijs in Winterswijk.
‘We zijn complementaire monopolisten’
Waar het leerlingenaantal krimpt, schieten scholen soms
in de ‘concurrentiestand’. Volgens Put speelt dat echter
nauwelijks in de oostelijke Achterhoek. “In deze regio
hebben scholen allemaal een vrij duidelijk eigen
voedingsgebied. We zijn complementaire monopolisten.”
Dat vergemakkelijkt de samenwerking. “We zijn ons er
sterk van bewust dat we het huidige aanbod op de
locaties niet kunnen blijven volhouden”, zegt de rector.
“En we zijn het er onderling over eens dat we alleen
30
VO-magazine 7 / Juni 2016
samen een breed en gevarieerd aanbod in dit deel van de
Achterhoek overeind kunnen houden. Dat is niet simpel,
omdat elke school haar aanbod graag in eigen huis wil
houden. Daarom investeren we allereerst in het elkaar
beter leren kennen.”
Procesbegeleider
Samen met hun gemeenten dienden de vier scholen
bij het ministerie van OCW een aanvraag in voor extra
bekostiging van procesbegeleiding bij leerlingendaling.
“Echte samenwerking begint bij vertrouwen, elkaar
weten te vinden, elkaar iets durven gunnen”, zegt
Margareth Arnts, die aan het begin van dit schooljaar
als procesbegeleider aanschoof. “De vier vinden het
belangrijk om draagvlak te creëren en willen aansluiten
bij bestaande initiatieven.”
De scholen prijzen zich ook gelukkig met hun alerte
provincie. Gelderland benoemde in een eerdere fase
al een procesmanager die samen met provincie en
gemeenten de krimp voor met name het primair
onderwijs in beeld bracht en naar oplossingen zocht.
Samen met Arnts richtten de scholen een stuurgroep
en twee projectgroepen op. In de stuurgroep buigen de
rectoren en directeur zich over verschillende toekomst­
scenario’s. De schoolleiding van havo/vwo en vmbo/
In de oostelijke Achterhoek heeft iedere centrumplaats één grote, brede school
praktijkonderwijs bespreekt elk in haar eigen project­
groep hoe de scholen concreet kunnen samenwerken.
“Er is gekozen voor een ontwikkeling vanuit het veld”,
licht Arnts toe. “De middenmanagers en docenten geven
de samenwerking handen en voeten.” Zo wisselen de
scholen hun regionale bedrijfscontacten uit en geven
ze samen vorm aan een module Jong Ondernemen
voor het vwo. Beleidsmedewerkers geven inzicht in
de bedrijfs­matige aspecten van hun scholen. Arnts:
“Deze verschillende invalshoeken moeten op termijn
leiden tot een fijnmazig netwerk waarbinnen het hele
palet aan onderwijs in een krimpgebied blijvend kan
worden aangeboden.”
Unieke positie
Pronova neemt binnen de samenwerking een unieke
positie in: deze school is de enige aanbieder van
praktijkonderwijs én bevindt zich op een bijzondere
plek. “Wij krijgen kinderen uit een groot voedings­
gebied. We zitten alleen vlak tegen de grens aan,
waardoor ons voedingsgebied geen mooie cirkel is”,
vertelt directeur Roos Willemsen. Haar school
maakte van 2009 tot 2014 al een forse daling van
het leerlingen­aantal mee, van 195 naar 163. “Dat
kwam vooral door de manier waarop de school was
gepositioneerd. Op dit moment groeien we weer,
doordat wij beter laten zien welke koers we met de
school varen en doordat we passend onderwijs bieden.
Zelfs voor volgend jaar verwachten we nog groei.”
‘We zitten met zijn allen in
hetzelfde schuitje’
Willemsen vervolgt: “Ook al kwam de daling niet door
krimp, onze medewerkers zijn zich er nu ontzettend
van bewust wat er gebeurt wanneer het leerlingenaantal
terugloopt. Wij hebben een sociaal plan gemaakt en
in de tussentijd zijn we als eenpitter met ons huidige
bestuur gefuseerd. In de samenwerking met de andere
scholen zijn mijn collega’s en ik dan ook degenen die
vanuit ervaring praten.”
Pronova mag binnen het partnerschap de enige aanbieder
van praktijkonderwijs zijn, er valt voor deze school
voldoende te halen en brengen. Willemsen: “De project­
groep pro/vmbo bekijkt welke opleidingen we allemaal
aanbieden, welke in de problemen komen door krimp
en hoe we elkaar kunnen ondersteunen zodat we er meer
in de lucht kunnen houden. Loopbaan­oriëntatie en
-begeleiding en passend onderwijs zijn heel belangrijke
uitgangspunten. Wij brengen op die punten veel kennis
VO-magazine 7 / Juni 2016
31
IN DE PRAKTIJK
Roos Willemsen, Pronova: ‘Voor mij ligt de oplossing
Jan Put, scholengemeenschap Marianum: ‘We zijn ons
echt in het samenwerken’
er sterk van bewust dat we het huidige aanbod op de
locaties niet kunnen blijven volhouden’
in. Het praktijkonderwijs leidt niet op tot een diploma,
maar tot arbeid of een vervolgopleiding. Daardoor
konden wij al jaren veel vrijer denken en op maat
werken. Wij werken al lang met leerlingvolgplannen en
individuele ontwikkelings­plannen. We leveren onder­
wijs op maat, dat past bij de talenten van de leerling.
Wij proberen eruit te halen wat erin zit, zonder
dat wij vastzitten aan een bepaalde methode of
aan een einddoel dat gehaald moet worden.”
Oversteken
De scholen profiteren nu al van de samenwerking.
Willemsen: “Een van onze leerlingen heeft een Duitse
moeder. Zij is goed in Duits, maar dat vak geven wij
niet. Zij heeft lessen Duits gevolgd op het vmbo van
het Gerrit Komrij College.” Ook vanaf de andere kant
steken leerlingen over. Zo heeft het Gerrit Komrij
College geen metaal­opleiding, terwijl er binnen het
regionale bedrijfs­leven wel vraag is naar lassers. Een
aantal leerlingen van het Gerrit Komrij College heeft
inmiddels een basiscursus lassen gevolgd bij Pronova.
Qua denominatie vormt het kwartet een bont gezelschap:
Marianum is katholiek, Schaersvoorde protestantschristelijk. Het Gerrit Komrij College is openbaar en
Pronova Praktijkonderwijs is een samenwerkingsschool.
“Hoe we daar precies mee zullen omgaan, moet zich
nog wat uitkristal­liseren”, vertelt Put. “De denominaties
zijn echter geen heel uitgesproken thema in de samen­
werking. We zitten met de krimpende leerlingen­
aantallen vooral met zijn allen in hetzelfde schuitje;
dat domineert de gesprekken.”
32
VO-magazine 7 / Juni 2016
Directeur Willemsen van Pronova: “Voor mij ligt de
oplossing echt in het samenwerken. Als je samen
faciliteiten ter beschikking stelt, ontstaan er zoveel meer
mogelijkheden. Stel dat een havoleerling uitvoerder
wil worden op de bouw. Hij zou al tijdens zijn havoopleiding naar de praktijkschool kunnen komen om
technische vakken te volgen. Dan bied je volgens mij
echt passend onderwijs en je anticipeert ook nog eens
op de krimp. Als ook andere leerlingen onze vakken
volgen, kunnen wij onze opleidingen beter in de lucht
houden. We moeten wat meer vakoverstijgend werken
en de vaste kaders een beetje loslaten. Wat mij betreft
is de belangrijkste vraag: wat heeft de leerling nodig en
hoe gaan we dat regelen met deze vier scholen?”
‘Als je samen faciliteiten ter
beschikking stelt, ontstaan er
zoveel meer mogelijkheden’
Concentreren
Het is niet waarschijnlijk, denkt Arnts, dat in de ooste­
lijke Achterhoek zal worden gekozen voor een uitruil
van complete opleidingen om zo te komen tot scholen
voor alleen vmbo, havo of vwo. “Dit zogenaamde
Maastrichtse model past beter in een grootstedelijke
situatie. In de oostelijke Achterhoek heeft iedere
centrumplaats één grote, brede school. En al ben je in
vijf minuten per trein in een andere plaats, er ligt een
wereld van geschiedenis en cultuur tussen.” De ouders
en leerlingen kiezen liefst voor een school in hun eigen
stad: “Iedere dag treinen of fietsen is voor veel leerlingen
ADVERTENTIE
‘Het zogenaamde
Maastrichtse model
past beter in een
grootstedelijke situatie’
Voorvertrouwen,veiligheid,
rustenwederzijdsrespect
• Preventiefencuratief
Opleidingvoorindividueledocentenenteams
• Gratisvolgsysteem,doorCOTANpositiefbeoordeeld
• Aanpakvanpesten,erkendeffectief(NJi)
Ouders,docentenenleerlingenverlangeneenschool
diegoedeleerresultatenweettebehalenende
veiligheidweettewaarborgen.
een brug te ver. Ook wordt als essentiële
waarde gezien dat een leerling zich echt
verbonden voelt met ‘die ene eigen school’
en deze als zijn thuisplek ervaart.”
Rector Put van Marianum: “De uitdaging
is om bij een teruglopend leerlingenaantal
met elkaar het onderwijs­aanbod dat we nu
hebben, zo goed mogelijk in stand houden.
En dan liefst ook nog op een betaalbare
manier. Dit jaar brengen we de situatie
waarin we ons bevinden zo goed mogelijk
in kaart en verken­nen we de mogelijk­­
heden. Op die punten waar we niet elk
ons eigen aanbod in stand kunnen houden,
gaan we zoeken naar verbindingen. Moge­
lijk gaan we het aanbod voor bepaalde leer­
lingen concentreren op een of twee plekken
in plaats van drie. Afstem­ming van ons aan­
bod kan ertoe leiden dat leerlingen in een
bepaald keuze­programma op enig moment
naar een van de andere scholen gaan.”
Uiterlijk in het schooljaar 2017-2018 willen
de scholen pilots laten draaien. Gedacht
wordt aan bijvoorbeeld een gezamenlijke
klas, afstem­ming van het gymnasium­
aanbod, het samen vormgeven van bepaalde
vakken van een opleiding of van een profiel.
Klein beginnen
De scholen willen beginnen met bescheiden
vormen van samenwerking. Dat kunnen
ze zich ook permitteren, zegt Put. “We
(036)5489405
[email protected]
kanjertraining.nl
vinden zelf dat de daling die de komende jaren wordt
verwacht, nog te overzien is. Het is niet zo dat een van
de scholen acuut in nood komt. Dat geeft ons de tijd en
ruimte om wat kleiner te beginnen. We bouwen nu een
goede samen­werking op. Vanuit die basis, en met die
kleine stappen, kunnen we hopelijk in de toekomst,
wanneer dat nodig is, grotere stappen zetten. Wij praten
op dit moment niet over fusies. Maar het kan natuurlijk
best dat een bepaald school­bestuur dat voor zijn eigen
scholen gaat overwegen.”
Welke weg ook wordt gekozen, de toekomstige
bekostiging vormt een belangrijk aandachts­punt.
Ook op dit punt voorziet Put voor de nabije toekomst
nog geen echte problemen. “Maar dit is wel een punt
van zorg voor de langere termijn.”
Het echte cement voor samenwerking tussen scholen
is echter het onderlinge vertrouwen, zegt Willemsen.
“Je geeft en neemt over en weer. Als dat de basis is,
denk ik dat je samen nog heel lang onderwijs kunt
blijven bieden. Oók met minder leerlingen.” VO-magazine 7 / Juni 2016
33
IN DEN HAAG
Tweede Kamerlid Joyce Vermue over maatwerk:
OPSTROOM; DAAR IS
TOCH IEDEREEN VOOR?
Het onderwerp maatwerk leeft, in het scholenveld én in de politiek. Maar het
is nog niet duidelijk of één onderdeel dat de VO-raad na aan het hart ligt,
ruimte op het diploma voor een vak op een lager niveau, momenteel op
voldoende steun in de Kamer kan rekenen. PvdA-Tweede Kamerlid Joyce
Vermue werkt hard aan het vergroten van draagvlak hiervoor.
Tekst: Marijke Nijboer / Fotografie: Josje Deekens
Maatwerk is een van de pijlers van ‘De Nieuwe School’,
het manifest dat PvdA-partijleider Diederik Samsom en
schooldirecteur Eric van ’t Zelfde eind april presenteer­
den. De PvdA wil tijdens de volgende kabinetsperiode
het maatwerkdiploma realiseren, met ruimte voor een
enkel vak op een lager niveau. De partij is daarnaast voor
voldoende differentiatie, zodat het onderwijs goed op
leerlingen wordt toegesneden. Tegelijk moeten brede
scholengemeenschappen het gemakkelijker maken om
van schooltype te wisselen en diploma’s te stapelen.
Scholen met een langere brugperiode en scholen waar
leerlingen er gemiddeld langer over doen om hun diplo­ma
te halen, mogen niet langer financieel worden gekort.
belangrijk om daar recht aan te doen. Op die manier
krijgt iedereen de kans om het beste uit zichtzelf te
halen. Het is goed als scholen hun tempo en niveau
afstemmen op individuele leerlingen.”
Roerige geschiedenis
Het maatwerkdiploma kent een korte, maar roerige
geschiedenis. Het idee werd vorig voorjaar gelanceerd
op het congres van de VO-raad. De media pikten het
meteen op. Nog datzelfde jaar pleitte de Tweede Kamer
via een motie voor het op korte termijn mogelijk maken
van een maatwerkdiploma met (impliciet) de mogelijk­
heid van een vak op een lager niveau. De Onderwijsraad
zag echter weinig in dit plan, dat volgens de raad neer­
‘Maatwerk helpt scholieren om de beste kwam op een stelselwijziging. Vervolgens koos staats­
secretaris Dekker voor een tussenoplossing: wel een
editie van zichzelf te worden’
maat­werkdiploma, maar alleen met vakken op een
Bij het eerste punt, de ruimte voor een vak op lager
hoger niveau. Er komt een experiment met maatwerk
niveau, vreest het hoger onderwijs dat de waarde van
en scholen die maatwerk realiseren, zullen daarvoor
diploma’s hierdoor onduidelijk wordt. Diverse politieke worden beloond door de inspectie.
partijen zijn ook wat terughoudend over het vak op een Tijdens een Algemeen Overleg, eind april in de Tweede
lager niveau. Joyce Vermue: “In november 2015 was nog Kamer, bleek dat een aantal partijen voorstander was van
een Kamermeerderheid voor de motie van mijn collega
een experiment met een enkel vak op lager niveau. Het
Loes Ypma, die opriep om vakken op verschillende
is nog niet duidelijk of de motie van de PvdA met deze
niveaus te laten volgen. Overigens stond hierbij niet
strekking nu kan rekenen op een meerderheid, mede
expliciet vermeld dat ook een enkel vak op een lager
omdat staatssecretaris Dekker op 1 juni de motie
niveau zou moeten kunnen worden gevolgd.” Strijdbaar: ontraadde.
“Ik blijf zoeken naar medestanders in de Kamer. Ik ga de
betreffende partijen vragen om op dit punt gezamenlijk De Onderwijsraad was heel kritisch. Waar maken
op te trekken.”
de partijen die nu alleen maar vakken op een
hoger niveau willen, zich zorgen over?
Waarom maakt u zich zo hard voor maatwerk?
“De manier waarop jongeren zich ontwikkelen en hun
leerstijl verschilt van persoon tot persoon. Het is
34
VO-magazine 7 / Juni 2016
“De partijen die in november nog voor vakken op
meerdere niveaus waren, hebben zorgen over de gevolgen
voor de waarde van het diploma. En voor de toegang tot
IN DEN HAAG / Deze rubriek besteedt aandacht aan wat er in Den Haag gebeurt op het gebied van het
voortgezet onderwijs. In deze aflevering: Joyce Vermue, Tweede Kamerlid voor de PvdA. Zij maakt zich in de
Tweede Kamer sterk voor meer maatwerk en voor het maatwerkdiploma
het vervolgonderwijs. Dat zijn terechte zorgen. Maar
willen we leerlingen gelijke kansen geven, en ruimte
geven aan de onderlinge verschillen, dan moet het maat­
werk veel verder gaan dan de eerste stappen die nu worden
gezet. Scholieren behalen nu een diploma op het niveau
van het vak waar ze het minst goed in zijn. Terwijl dat
niet representatief is voor hun algehele niveau. Stel dat
een scholier heel goed meekomt op havoniveau met alle
vakken behalve wiskunde. Die zou nu naar het vmbo
moeten. Dat niveau is niet representatief voor zijn
niveau bij de andere vakken.”
De VSNU en Vereniging Hogescholen vrezen dat ze
een dure toelatingsselectie moeten opzetten. En zij
willen de diploma’s van mbo, havo en vwo kunnen
vertrouwen.
“Het volgen van vakken op verschillende niveaus mag
inderdaad niet leiden tot selectie bij de toegang tot het
hoger onderwijs. Daarom is het ook goed dat we nu
door middel van een experiment gaan kijken, in overleg
met het hoger onderwijs en het mbo, hoe we het maat­
werkdiploma samen kunnen realiseren. Zo moet
duidelijk worden hoe we kunnen voorkomen dat dit tot
nieuwe uitsluiting leidt. We willen er ook voor zorgen
dat de waarde van het diploma helder blijft. Je zou bij
wijze van spreken kunnen beslissen dat een enkel vak op
een lager niveau gecombineerd moet worden met een
Standpunt VO-raad
Voorzitter Paul Rosenmöller presenteerde
onderstaande standpunten bij het ronde­
tafelgesprek over maatwerk op 13 april in
de Tweede Kamer.
• Maak een maatwerkdiploma mogelijk,
waarbij onder voorwaarden ook het
afsluiten van een enkel vak op een lager
niveau mogelijk is.
• Maak het plusdocument (dat vermeldt
wat de leerling heeft gedaan naast zijn
diplomavakken, red.) onderdeel van het
diploma.
• Pas de slaag/zakregeling zo aan dat
leerlingen worden gecompenseerd voor
het volgen van vakken op een hoger
niveau.
• Begin zo snel mogelijk met een
experiment over toelating tot het hoger
onderwijs.
• Laat vakken waarvoor een leerling een
voldoende heeft gehaald bij het examen,
staan wanneer de leerling is gezakt.
• Maak examens mogelijk op meerdere
momenten in het jaar.
VO-magazine 7 / Juni 2016
35
IN DEN HAAG
INGEDIENDE MOTIES OVER MAATWERK
Overgenomen door staatssecretaris Dekker: 
Van D66: de regering roept onderwijsinstellingen
op om bij toelating niet te eisen dat er vakken zijn
gevolgd op een hoger niveau.
Van ChristenUnie: er zal worden onderzocht hoe we
het Inspectietoezicht zo kunnen inrichten dat scholen
die maatwerk bieden, daarvoor beloond worden.
Van GroenLinks: oproep aan de regering om direct na
het verschijnen van de Derde Monitor Toelatings­code
(over overstap van vmbo naar havo-red.), de Kamer te
informeren over hoe de aangenomen moties worden
uitgevoerd.
Ontraden door Dekker, op 7 juni mogelijk in
stemming gebracht:
Van PvdA, GroenLinks en D66: in overleg met het veld
wordt het voorgenomen experiment voor toe­lating tot
het hoger onderwijs verbreed naar scholieren die een
enkel vak op een lager niveau hebben afgerond.
Van PvdA: in overleg met het veld worden voorstellen
ontwikkeld om de beoordeling van scholen op basis
van het onderbouwrendement af te schaffen.
Van PVV: de pilot maatwerk vo wordt niet uit­gevoerd,
omdat deze onduidelijkheid schept bij de toegang tot
vervolgonderwijs en arbeidsmarkt.
Moties, op 7 juni mogelijk in stemming gebracht:
Van D66: in het geplande experiment met maatwerk
wordt ook het mbo meegenomen.
Van CDA: verkennen van de mogelijkheid voor een
schakelprogramma of doorstroomtraject voor vmboscholieren, zodat zij beter zijn voorbereid op mbo of
havo.
Van SP en PvdA: de Toelatingscode voor overstap van
vmbo naar havo wordt geschrapt, zodat vmbo’ers
drempelloze toegang krijgen. Deze motie is
aangehouden tot na de Derde Monitor.
Ontraden door staatssecretaris Dekker, op 7 juni
mogelijk in stemming gebracht:
Van PvdA en GroenLinks: in overleg met het veld wordt
het voorgenomen experiment voor toelating tot het
hoger onderwijs verbreed naar scholieren die een
enkel vak op een lager niveau hebben afgerond.
Van PvdA: in overleg met het veld worden voor­stellen
ontwikkeld om de beoordeling van scholen op basis
van het onderbouwrendement af te schaffen.
Van PVV: de pilot maatwerk vo wordt niet uit­gevoerd,
omdat deze onduidelijkheid schept bij de toegang tot
vervolgonderwijs en arbeidsmarkt.
VO-magazine is net voor de stemming op 7 juni
naar de drukker gegaan.
enkel vak op een hoger niveau. Ik denk echt dat je
de waarde van het diploma kunt behouden zonder
ingrijpende maatregelen. Als leerlingen met een havo­
diploma en enkele vakken op een hoger niveau bij­
voorbeeld naar de universiteit willen, zou je een
colloquium doctum (toelatingstest voor het hoger
onderwijs, red.) kunnen inzetten. Waarbij de universiteit
kan kijken of de specifieke vakken op een hoger niveau
aansluiten bij de gekozen vervolgopleiding.”
experiment worden meegenomen. De verschillende
moties (zie kader) helpen om te bepalen hoe het
experiment kan tegemoetkomen aan de wensen vanuit
het onderwijsveld.
Overigens gaat maatwerk wat de PvdA betreft over veel
meer dan de punten waar we het nu over hebben gehad.
Het gaat ook over het geven van meervoudige school­
adviezen, zorgen dat er brede brugklassen zijn, kijken
hoe we scholen echt kunnen stimuleren om maatwerk
meer toe te passen. Maatwerk helpt scholieren om de
Zo te zien hangt er veel af van het komende
beste editie van zichzelf te worden. Hier ligt een
experiment.
opdracht die nog niet klaar is; dit zal blijvend de aan­
“Inderdaad. Ik ben het zeer eens met de voorstellen die
dacht vragen. Maar ik ben hoopvol gestemd. Maatwerk
Paul Rosenmöller, voorzitter van de VO-raad, inbracht
leidt immers alleen maar tot opstroom en dat is iets wat
bij het rondetafelgesprek in de Tweede Kamer (zie kader), de andere partijen denk ik ook willen.” en ik vind het belangrijk dat die voorstellen goed in het
36
VO-magazine 7 / Juni 2016
VO-raad
De VO-raad bestaat in 2016 10 jaar. Dit vieren wij graag
met u als lid van onze vereniging op woensdagavond
23 november en donderdag 24 november tijdens een
feestelijke bijeenkomst bij het Miele Experience Center
in Vianen.
23
23
NOV
NOV
24
23
NOV
NOV
23 november De bijeenkomst start op
24 november Het programma van 24
woensdagavond met een diner onder leiding
van Executive Chef Miele Culinary Institute
Jeroen Robberegt, die zijn werkervaring heeft
opgedaan in diverse sterrenrestaurants, zoals
Grand Restaurant Karel V, Parkheuvel, De
Nederlander en Vermeer. Na deze avond met
verrassende sprekers en veel ruimte voor
entertainment en netwerken kunt u (op eigen
kosten) bij het nabijgelegen Van der Valk
Hotel Vianen overnachten.
november ziet er globaal als volgt uit: na de
ALV-vergadering verzorgt Jan Rotmans een
lezing over transitie in het onderwijs. We
vervolgen het programma na de lunch met een
interactief gedeelte en eindigen de dag rond
16.00 uur met een drankje en een hapje.
Meer informatie en aanmelden
Voor informatie kunt u terecht op
www.vo-raad.nl/de-vo-raad/algemene-ledenvergadering/
24-uurs-alv-vianen. U kunt zich hier ook direct aanmelden.
VO‑ACADEMIE
Intervisie: leren van elkaar
VRIJ, MAAR
GESTRUCTUREERD
Intervisie is een vorm van collegiaal leren waarbij professionals
met elkaar problemen en vragen uit hun dagelijkse werkpraktijk
bespreken. Wat is de meerwaarde voor school- en teamleiders?
‘Ik heb nog nooit zo goed mijn kracht en geschiedenis
gespiegeld gekregen.’
Tekst: Cindy Curré / Fotografie: Dirk Kreijkamp
Veel school- en teamleiders zijn al bekend met intervisie.
Over het algemeen ervaren zij deze vorm van peer-topeercoaching als een effectieve manier om met elkaar
over vraagstukken uit de praktijk te praten.
Intervisiebijeenkomsten begonnen in de jaren tachtig
van de vorige eeuw als ‘ongestructureerde gespreks­
bijeenkomsten van zelf gevormde groepjes beroeps­
beoefenaren’, zo valt te lezen in het katern ‘Leren van
Lead & Learn’ van de VO-academie. Het ongestructu­
reerde is inmiddels verdwenen; een gemeenschappelijke
noemer van de verschillende intervisiestromingen anno
2016 is dat de periodieke bijeenkomsten volgens vaste
lijnen verlopen. Meestal is er een (externe) proces­
begeleider die het verloop van de bijeenkomsten
bewaakt en nemen zes tot tien personen deel aan een
intervisiegroep.
Gelijken
De deelnemers aan een intervisiegroep zijn gelijken
en vervullen binnen hun organisatie een eenzelfde
soort functie. Ze staan niet in een hiërarchische relatie
tot elkaar, zodat ze vrijuit kunnen spreken tijdens de
bijeenkomsten. Dit sprak Bart de Grunt, rector van
het Rembrandt College in Veenendaal, bijzonder aan
toen hij afgelopen najaar begon met het intervisietraject
Lerend Leiderschap van de VO-academie, speciaal voor
eindverantwoordelijk schoolleiders.
“Ik ben twee jaar geleden begonnen als eindverant­
woordelijk schoolleider op mijn huidige school.
38
VO-magazine 7 / Juni 2016
Ik merkte dat ik behoefte had aan gesprekken met
collega’s die ook zo’n functie hebben om echt zelf iets
te leren. Daarom heb ik bewust de keuze gemaakt om
mijzelf dit traject te gunnen.” De Grunts verwachtingen
kwamen uit: “Ik heb nog nooit zo goed mijn kracht en
geschiedenis ook als mijn valkuil gespiegeld gekregen,
op een ontzettend waarderende en positieve manier.
Eerst keken we naar wie je als mens bent en waar je
kracht zit. Daarna naar wat die kracht doet met jou en
met anderen, en vervolgens maakten we de vertaling
naar de school waarin je werkt, die immers ook bepaalde
geschiedenis heeft. Waarom hebben zij jou gekozen?”
Een mooi gesprek
Het leren van elkaar was een belangrijk onderdeel van
de intervisie, zo ervoer De Grunt: “Het ging niet altijd
om mij. We waren vaak met elkaar aan het sparren en
spiegelen. Dat stelt je in staat om je kracht in te zetten
om anderen te helpen en van elkaar te leren.”
‘Dit stelt je in staat om je kracht in
te zetten om anderen te helpen’
De Grunt koos ervoor zijn ervaringen met intervisie
steeds te delen op school. “Het was daarmee niet alleen
mijn speeltje. Mijn collega’s op school konden met mij
meedenken.” Ook in contacten met andere partijen ging
het intervisietraject een rol spelen. “De samenwerking
met de MR verliep niet zo lekker. Ik heb toen tegen de
OOK MEEDOEN?
Bart de Grunt en Wijmien Klaassen: enthousiast over intervisie
voorzitter van de MR gezegd dat ik het soort gesprek
dat ik voerde op de intervisiebijeenkomsten ook graag
met hem wilde voeren. Daar werd positief op gereageerd
en het werd echt een mooi gesprek.”
De Grunt ziet in dit voorbeeld een van de kernpunten
van het intervisietraject. “Juist door de bewustwording
van wie ben ik en wie en wat mijn school is, mede door
de gesprekken met de andere deelnemers, worden dingen
duidelijk en ontstaat er ruimte voor het maken van mijn
eigen keuzes.”
Wilt u dit najaar meedoen aan de intervisie­
trajecten Lead & Learn (voor middenmanagers)
of Lerend Leiderschap (voor eindverantwoordelijk
schoolleiders)? Kijk dan op
www.vo-academie.nl/intervisie.
lerend om te horen waar collega’s tegenaan lopen in hun
organisatie. Je deelt hoe je ermee omgaat, wat het met je
doet en hoe je erop reageert. De intervisiemiddagen van
onze groep werden steeds georganiseerd op één van de
scholen van de deelnemers. Zowel de plenaire bijeen­
komsten als de intervisiemiddagen waren voor mij heel
inspirerend. Ik heb het echt als een cadeautje voor mijn
eigen ontwikkeling ervaren.”
Er varingen delen
In verbinding
Wijmien Klaassen, afdelingsleider mavo bij het Hendrik
Pierson College in Zetten, nam deel aan het traject Lead
& Learn, dat speciaal is opgezet voor middenmanagers
en inmiddels al drie edities heeft gehad. “Twee jaar
geleden kwam ik op het Hendrik Pierson in een team
waarin veel veranderingen hadden plaatsgevonden.
Ik wilde graag weten hoe ik in verbinding kon komen
en blijven met de teamleden zonder mijn eigenheid te
verliezen. Dat was mijn leervraag. De intervisie heeft me
nieuwe inzichten gegeven over hoe ik dit kan aanpakken
en hoe ik om kan gaan met bijvoorbeeld weerstand.
Vooral de feedback op mijn eigen rol in het teamproces
is voor mij heel waardevol geweest. Deze feedback heb
ik meegenomen naar school en gedeeld met mijn
teamcoördinatoren en in het MT.”
Tijdens de opleiding nam iedere deelnemer een casus uit
zijn eigen werksituatie mee. “Het is heel interessant en
Intervisie was Klaassen niet onbekend, maar het feit dat
Lead & Learn een landelijk traject is had voor haar een
belangrijke meerwaarde: “Ik vond het heel waardevol
om in contact te komen met collega’s uit het hele land
die in dezelfde rol zitten als ik, om ervaringen te delen
en verder te kijken dan mijn eigen schoolcultuur en
eigen geschiedenis.”
‘Het is heel interessant om te horen
waar collega’s tegenaan lopen in
hun organisatie’
Klaassen heeft behalve aan de praktische oefeningen
ook veel gehad aan de lezingen: “Die prikkelen echt.
Je krijgt een ander perspectief. Dat gaf mij meer
inhoudelijke achtergrond en bagage bij het kijken
naar mijn eigen team en mijn rol daarin.” VO-magazine 7 / Juni 2016
39
BLIK VAN BUITEN
FIER OP DE
NEDERLANDSE TAAL
Naam k An De Moor (1962)
Achtergrond k Tien jaar docent Nederlands en Engels in het voortgezet onderwijs, daarna toesprakenschrijver voor
Vlaams minister Geert Bourgeois en sinds 2008 werkzaam in het hoger onderwijs. Is onder meer talenbeleidcoördinator
aan Hogeschool Odisee. Bekleedt tal van nevenfuncties, zoals vicevoorzitter van het Nederlands/Vlaams Platform
Taalbeleid Hoger Onderwijs en lid van de Raad voor Nederlandse Taal en Letteren (Taalunie).
Gespreksonderwerp k taalfierheid
Standpunt k goede taalbeheersing is basis voor studiesucces.
Tekst: Emmanuel Naaijkens / Fotografie Dirk Kreijkamp
U zat in de jaren zeventig in Gent
op een middelbare school die
vergelijkbaar is met ons gymnasium.
Hoe kijkt u daarop terug?
“Dat was een strenge ‘uniformenschool’,
iets wat nog altijd bestaat in Vlaanderen.
Het positieve aan uniformen is dat
iedereen gelijk is. Op onze school
had je bijvoorbeeld ook meisjes uit
de bourgeoisie, maar dat kon je aan
de kleding niet zien. Er was wel onder­
scheid in taal. Die leerlingen spraken
thuis Frans – we noemen ze franskiljons.
Ze keken neer op de Vlaamse meisjes.
Zo ben ik me ervan bewust geworden
dat taal kan discrimineren. En dat
Nederlands een prachtige taal is waar
je trots op moet zijn en zorg voor moet
dragen.”
Heeft die ervaring invloed gehad op
uw latere loopbaan?
“We hadden hele goede leraars Neder­
lands die ons de liefde wisten bij te
brengen voor enerzijds Nederlands
als taal en anderzijds als cultuurdrager.
Ze brachten mij ertoe om Nederlandse
taal en literatuur aan de Universiteit
Gent te gaan studeren.”
40
VO-magazine 7 / Juni 2016
Het Verbond van Vlaamse Academici
heeft u uitgeroepen tot academica van
het jaar 2016. Waar hebt u dat aan te
danken?
“Het is een blijk van waardering omwille
van mijn engagement. Zowel profes­
sioneel als in mijn vrije tijd geef ik vaak
lezingen en workshops, schrijf ik teksten
en pleit ik voor meer taalfierheid, meer
taalwaakzaamheid en meer taalzorg.
Dat is om veel redenen belangrijk:
commer­cieel, professioneel, maar ook
om ervoor te zorgen dat in deze moeilijke,
globali­serende maatschappij met heel
veel uitdagingen zoveel mogelijk mensen
zich zo snel mogelijk thuis voelen.
Door mensen te helpen met inte­greren
bijvoorbeeld: dat gebeurt vooral via taal.
Als je dat niet doet, komen mensen in
een sociaal isolement.”
In Vlaanderen speelt - net als in
Nederland - de discussie of het
voortgezet onderwijs voldoende recht
doet aan talenten van álle kinderen.
Een meerjarige brugperiode met
hetero­gene klassen zou kinderen
meer gelijke kansen geven. Hoe
staat u daar tegenover?
“De Vlaamse regering heeft recentelijk
beslist om de schotten tussen de
verschillende soorten onderwijs in het
eerste jaar vo te laten verdwijnen.
Leerlingen van zeer uiteenlopende
niveaus zitten dan bij elkaar. Mijn zorg
is dat er dan te grote verschillen zijn
waardoor een leraar te veel zou moeten
differentiëren. Enerzijds zullen leer­
lingen die bijvoorbeeld veel nood
hebben aan extra taal daaronder lijden.
Anderzijds blijven hele goede leerlingen
om allerlei redenen - op het vlak van
taalvaardigheid bijvoorbeeld - op hun
honger zitten.”
Wat moet het onderwijs dan doen?
“Door te investeren in taalbeleid
verhoogt een school het beleidsvoerend
vermogen. Inzetten op het vergroten
van de taalvaardigheid van leerlingen is
bovendien essentieel voor studiesucces.
Daar draait eigenlijk alles om, want er is
een direct verband tussen beide. Daarom
moet élke leraar taalontwikkelend
lesgeven. Er zijn leraren chemie of
wiskunde die zeggen: wij kennen niks
van taal. Maar het gaat niet om iets
extra’s, wel om een aantal essentiële
methodieken die gewoon te maken
hebben met goed lesgeven. En nog dit:
samenwerking tussen het voorgezet en
het hoger onderwijs is even essentieel.”
‘Als leerlingen in het
eerste jaar van het
hoger onderwijs een
verhandeling moeten
schrijven, raken ze in
paniek’
Taalontwikkelend lesgeven voor
vakleraren is toch een open deur?
“Niet voor iedereen. Een mooi voor­
beeld is een hogeschool in Hasselt
waar een docente wiskunde begon
met taalbeleid omdat zij merkte dat de
meerderheid van de eerstejaarsstudenten
maar niet slaagde voor de starttoets
wiskunde. Ze stelde vast dat daar twee
belangrijke oorzaken voor waren, name­
lijk onvoldoende kennis van woorden­
schat en van grammatica. Daardoor
losten leerlingen het wiskundige
vraagstuk compleet verkeerd op.”
gelijkaardig onderzoek in Australië en
Canada blijken dezelfde resultaten. Er
is namelijk een direct verband tussen de
handspieren en de hersenen, een soort
muscle memory. Daarom mijn oproep
aan het voortgezet onderwijs om meer
aandacht te geven aan het notuleren met
de hand. Leerlingen leren bovendien
hun gedachten en de leerstof beter
structureren.“
ling moeten schrijven, raken ze in
paniek. Ze weten niet hoe ze hoe ze hun
gedachten op een gestructureerde manier
moeten neerschrijven. Samen met de
Universi­teit Leuven hebben we een digi­
tale schrijftool ontwikkeld. Die is groten­­
deels ook geschikt voor gebruik in het
voortgezet onderwijs én dank zij de Taal­
unie nu ter beschikking voor iedereen.”
Het tweetalig onderwijs is in
Nederland en Vlaanderen in opkomst.
Is dat een bedreiging voor de
Nederlandse taalvaardigheid?
“Dat vind ik een moeilijke discussie.
U hebt met de Universiteit Leuven
Zijn de leraren die in een andere taal
onderzoek gedaan naar de betekenis
lesgeven daar wel taalvaardig genoeg in?
van aantekeningen maken op papier.
Daar heb ik sterke twijfels bij. Het is
Wat was het resultaat?
ongelooflijk moeilijk om als leraar, als je
“Het onderzoek bestond eruit dat we
geen native speaker bent, alle nuances
een deel van de studenten tijdens een
aan te brengen. Je moet die vreemde taal
les aantekeningen lieten maken met de
dan tot in de finesses beheersen, anders
hand, een ander deel gebruikte een
Maar er is ook weinig aandacht voor
krijg je een arme huis-tuin-en-keuken­
laptop en de derde groep schreef
het leren schrijven van verhandelingen taal zonder diepgang. Bovendien ben
helemaal niks op. De laatste groep was
of redeneringen.
ik ervan over­tuigd dat een degelijke
na een dag een groot deel van de kennis “Er is tot hiertoe in het Vlaams vo teveel beheersing van het Nederlands nood­
al kwijt, bij de studenten met de laptop ingezet op mondelinge taalvaardigheid.
zakelijk is als funda­ment om niet alleen
verdween die na een week. De studenten De slinger moet meer naar het midden. meertalig maar ook academisch en
die met de hand hadden genoteerd,
Het komt voor dat leerlingen een boek­ professioneel taalvaardig te kunnen
wisten vijf maanden later nog heel veel
bespreking in de vorm van een filmpje
worden.” van die les. Leerlingen blijken meer te
mogen maken, of zelfs een poppenkast­
onthouden als ze schrijven. Ze doen
spel. Als die leerlingen in het eerste jaar
De schrijftool is te vinden op
dan aan deep level learning. Uit
van het hoger onderwijs een verhande­
www.schrijfhulp.taalunie.org
Dus terughoudend zijn met digitale
media?
“Onderwijs mag nooit zwart-wit zijn.
Je moet variëren en methodes combi­
neren. Dat schrijven op een tablet of
laptop alleen maar korte tijd effect heeft,
heeft ermee te maken dat de leerstof in
die situatie onvoldoende tijd heeft via
de handspieren te verankeren in de
hersenen.”
VO-magazine 7 / Juni 2016
41
WIE WERKT WAAR
STICHTING ROC WEST-BRABANT
STICHTING VOORTGEZET
ONDERWIJS HAAGLANDEN
Graaf Engelbrecht, Breda
Carin Janssen wordt de nieuwe rector op Graaf
Engelbrecht in Breda. Vanaf 1 juli vervangt zij
Arno Janssen, die sinds 1 februari als waarnemend
rector was aangesteld. Carin Janssen werkt nu nog
als plaatsvervangend rector op het Beatrix College
in Tilburg.
Lyceum Ypenburg, Den Haag
Rohan de Groot is per 1 augustus benoemd tot
conrector op het Comenius College in Hilversum.
De Groot werkt momenteel als teamleider vmbo
aan Mytylschool Ariane de Ranitz in Utrecht.
Nico Duivenvoorden is per 1 augustus benoemd
tot conrector onderwijs op Lyceum Ypenburg.
Hiervoor was hij afdelingsleider havo/vwo op het
Christelijk Lyceum Delft. Esther Knol wordt
per 1 augustus de nieuwe afdelingsleider havo
bovenbouw op dezelfde school. Zij komt van het
Knottenpark in Enschede, waar ze teamleider havo
bovenbouw was. Erik Dees is per 1 augustus de
nieuwe afdelingsleider vwo onderbouw van Lyceum
Ypenburg. Hiervoor was hij onder meer afdelings­
manager ACE-afdeling gymnasium en atheneum
op het Amstelveen College.
CEDER GROEP
Winkler Prins, Veendam
Her vormd Lyceum Zuid, Amsterdam
Dominique van Veenhuizen is per 1 augustus
directeur deelschool kader/basis van Winkler Prins
in Veendam. Van Veenhuizen werkt momenteel
als teammanager vmbo techniek en zorg en welzijn
op de Campus Winschoten.
CVO ’T GOOI
Comenius College, Hilversum
Renske Bootz-Sluman is per 1 augustus de nieuwe
rector van het Hervormd Lyceum Zuid. Bootz
werkt momenteel als teamleider tweetalig vwo op
Het Schoter te Haarlem. Hiervoor werkte zij onder
andere als rector van het Luzac Lyceum te
Haarlem.
IRIS
Herbert Vissers College, Nieuw-Vennep
Metameer, Stevensbeek en Boxmeer
Berita Cornelissen wordt de nieuwe directeurbestuurder van Metameer. Ze volgt per 1 januari
2017 Harrie Koolen op, die met pensioen gaat.
Cornelissen is nu sectordirecteur van de
Metameerlocatie in Boxmeer.
Rector Jos Bart van het Herbert Vissers College in
Nieuw-Vennep neemt afscheid. Hij was sinds 2010
in dienst als rector en was aangesteld voor een
periode van drie tot vijf jaar. Bart wordt opgevolgd
door Uldrik Speersma, momenteel hoofd
onderwijsplein ROC Zadkin in Rotterdam.
Colofon VO‑magazine is een uitgave van de
Redactieadres VO‑raad, Postbus 8282,
Advertenties Uitgeverij Recent Amsterdam,
VO‑raad, vereniging van scholen in het voortgezet
3503 RG UTRECHT, T 030 232 48 00,
T 020 330 89 98 (Ray Aronds), www.recent.nl.
onderwijs. VO‑magazine verschijnt 7 keer per jaar
redactie@vo‑raad.nl, www.vo‑raad.nl.
Issn 1873-1163
Fotografie Josje Deekens (ook voorpagina),
Abonnementen Besturen en de daarbij horende
Dirk Kreijkamp, iStockphoto
scholen, die lid zijn van de VO‑raad ontvangen het
in een oplage van 7.000 exemplaren.
Redactie Cindy Curré, Ingrid Janssen, Stan Termeer
Suzanne Visser (eind­redactie), Linda Zeegers.
Medewerkers: Marguerite Irrgang, Martijn Laman,
Hanneke van der Linden, Emmanuel Naaijkens,
Marijke Nijboer en Carolien Nout.
Ontwerp OSAGE / communicatie en ontwerp, Utrecht
Druk Drukkerij Damen, Werkendam
VO‑magazine gratis. Een abonnement kost € 75,per jaar. Beëindiging van het abon­ne­ment dient
schriftelijk te geschieden voor 1 juli.
Afmelden Wilt u het VO-magazine voortaan niet meer
ontvangen? Stuur dan een bericht, o.v.v. naam en
adres, naar [email protected].
42
VO-magazine 7 / Juni 2016
ADVERTENTIE
[email protected] www.interteach.nl |
Elke dag
een
vertrouwd
gezicht
voor
de klas
Hetzelfde gezicht voor de klas biedt alleen maar voordelen: minder rompslomp met
overdrachten, een docent die de leerlingen persoonlijk kent en een leerkracht die bekend
is met de lesmethode. Interteach zorgt voor dezelfde vertrouwde invalkrachten.
Gekwalificeerde en ervaren docenten die van wanten weten. Want kwalitatief goed onderwijs
gaat verder dan alleen lesgeven. En niet onbelangrijk, ruim 20% minder kosten.
cces
u
s
s
n
Wege haald!
her
Motiveer
uw leerlingen
Werken aan motivatie in
het voortgezet onderwijs
Lesgeven aan een ongemotiveerde groep leerlingen
kost u veel energie. Hoe motiveert u jongeren voor uw
onderwijs? Welke manieren van instructie geven zijn
bevorderlijk voor de motivatie van uw leerlingen? En
hoe daagt u uw leerlingen uit om hun talenten te
benutten?
Locatie:
Leerhotel het Klooster,
Datum:
16
Woensdag 5 oktober 20
Weet de motivatie van uw leerlingen te beïnvloeden!
Medilex Onderwijs - Congressen en cursussen voor het onderwijs
Amersfoort
Inschrijven:
.nl/motivatie
www.medilexonderwijs
T. 030 - 700 12 20
E. [email protected]