1 - Mouseion

Download Report

Transcript 1 - Mouseion

OVERZICHTSGRAMMATICA GRIEKS
§1
Inleiding
De belangrijkste Griekse dialecten zijn:
1. Het Ionisch-Attisch, een onderling nauwverwante taalgroep die uiteenvalt in:
1.1. Het Attisch, de taal die in Attica werd gesproken. Voor het klassieke Grieks
(5e en 4e eeuw v.Chr.) is het Attisch veruit het belangrijkste dialect. De leergang
'Een nieuwe basis' richt zich vrijwel uitsluitend op het Attisch dat in de 4e eeuw
v.Chr. gangbaar was.
1.2. Het Ionisch. Het is de taal van de bewoners van de meeste eilanden in de
Aegeïsche Zee en van de meeste Griekse steden aan de kust van Klein Azië.
2. Het Aeolisch, dat de nauw met elkaar verwante dialecten omvat die gesproken
werden op het eiland Lesbos (Lesbisch), in Thessalië (Noord-West Grieks) en in
Boeotië (NW van Attica, het Boeotisch).
3. Het Dorisch, dat met de laatste volksverhuizingen van Grieks-sprekende
stammen omstreeks 1100 v.Chr. Griekenland binnenkwam. Het werd gesproken op
de Peloponnesus, Kreta en in de vele Dorische kolonies in Zuid-Italië en op
Sicilië.
Tegen het einde van de 4e eeuw is de autonomie van de Griekse stadstaten teloor gegaan
door de opkomst van het koninkrijk Macedonië. Tijdens en na Alexander de Grote
(overleden in 323) verspreiden de Griekse taal en cultuur zich naar Azië en Egypte. Er
ontwikkelt zich dan één algemeen gesproken Griekse taal, de KOlJJ� oiáÀEKTOÇ, de Koine.
Het Grieks handhaaft zich na de verovering van de Hellenistische rijken door de Romei­
nen in het Oostelijk bekken van de Middellandse Zee. Het is ook de taal van de vertalers
van de Septuaginta en van de schrijvers van het Nieuwe Testament, uiteraard met de aan
deze groep van schrijvers eigen idiomatische wendingen die aan het Hebreeuws zijn
ontleend (Hebraïsmen).
In deze overzichtsgrammatica wordt bij de paragraafnummers verwezen naar de Inleiding
en de hoofdstukken van het cursusboek met [ � ... ] .
1
§ 10.2.2
Woorden van de o-declinatie met contractie
Er zijn enkele woorden van de o-declinatie met een iets andere vorm in de nom. en acc.
sing., bijvoorbeeld ó voûç, acc. 10v voûv: de geest; en 10 óa10ûv, acc. 10 óa1oûv: het bot.
voûç is een samentrekking van vóoç, en voûv van vóov; óa1oûv is een samentrekking van
óa1fov.
§ 11
ó
10Û
1Q
101'
voûç
voû
vQ
voûv
<
<
<
<
vóoç
vóov
VÓ<.;?
vóov
10
10Û
1Q
10
óa1oûv
óa1oû
óa1Q
óa1oûv
<
<
<
<
óa1Éov
óa1Éov
ÓaTÉ<.;?
óa1fov
oi
1WV
10ÎÇ
TOVÇ
voî
vwv
voîç
voûç
<
<
<
<
VÓOl
vówv
VÓOlÇ
vóovç
1à
1WV
TOÎÇ
1à
óa1&.
óa1wv
óa10îç
óa1&.
<
<
<
<
àa1Éa
óa1Éwv
ÓaTÉolÇ
óa1Éa
Derde of gemengde declinatie
Onder de gemengde declinatie vallen verschillende typen verbuigingen. Vanwege overeen­
komsten in de uitgangen horen ze toch bij elkaar.
§ 11.1
[�11.1]
Stammen op een medeklinker (behalve -<J-)
ó aWTYJP redder
aw1�poç
aw1�pi
aw1�pa
10 1rpf ryµa zaak
1rpá"(µa1oç
1rpá"(µan
1rp&."(µa
� <f>pov1[ç zarg
<f>pov1lÓoç
<ppOVTlOl
<ppOVTlÓa
aw1�pEç
aw1�pwv
aw1�pai(v)
aw1�paç
1rpá"(µa1a
1rpa"(µá1wv
1rpá"(µaai(v)
1rpá"(µa1a
<ppOV1lOEÇ
<ppOV1lOW/J
<f>po111foi(v)
<f>po111lÓaç
stam: aw1YJp-
stam: 1rpa"(µa1-
stam: <f>povnó-
1,
8
ó, 0 vóór a valt uit
Ó KuKÀWlp
� vu� nacht
Cycloop
KvK'Aw1roç
KvKÀw7ri
KvKÀW7ra
KvKÀw7rEç
KvKÀW7rWV
KvKÀWlpl(V)
KvKÀw7raç
stam: KvKÀW7r7r, {3, <p vóór <J
>
ó à"(WV strijd
à"(WVOÇ
à"(WVl
à"(WVC\'.
� "(VV� vrouw
VVKTÓÇ
VVKTl
vvKra
"(VVmKÓÇ
"(VVCl,lKl
"(VVO'.ÎKa
VVKTEÇ
VVKTWV
VV�l(V)
VVKTO'.Ç
"(VVO'.ÎKEÇ
"(VVC\'.lKWV
"(VVO'.�l(V)
"(VVO'.ÎKO'.Ç
stam: VVKT(7 vóór <J valt uit)
stam: "(VVmK-
K, 'Y, X vóór <J > �
1/;
Ó �"(El,lWV
gids
ó 0Epá7rwv dienaar
0Epá7rOVTOÇ
0Epá7rOVTl
0Epá7rOVTC\'.
�"(Eµ,óvoç
�"(El,lÓVl
�"(Eµ,óva
à"(WVEÇ
à"(WVWV
à"(W<Jl(V)
à"(WVC\'.Ç
�"(El,lÓVEÇ
�"(Eµ,óvwv
�"(El,lÓ<Jl(V)
�"(Eµ,óvaç
0Epá1l"OVTEÇ
0Epa7rÓVTWV
0Epá7rOV<Jl(V)
0Epá7rOVTC\'.Ç
stam: à"(WV-
stam: �"(El,lOV-
stam: 0Epa7rovrvr vóór <J valt uit met
'vergoeding': o > ov000
v vóór a valt uit
1!"0'.TpÓÇ
7rarp[
7ra7Épa
7ra'.7ÉpEÇ
&vopEÇ
7raTÉpwv
stam: àvop-
stam: 7ra'.7Ep-/7rarp-
>
�
0v"(áTYfP,
0U"(Cl.7pÓÇ
�
"( a <JT� p,
"(O'.<JTpÓÇ
(dochter)
àvopwv
àvopáai(v)
&vopaç
op vóór <J
Als ó 7ra7�p worden
ook verbogen:
� /,l�TY/P, /,lY/TPÓÇ (moeder)
ó 7ra'.7�p vader
ó àv�p man
àvopóç
àvop[
&vopa
(maag, buik)
1!"0'.Tpá<Jl(V)
7rarÉpaç
opa
rp vóór <J
>
rpa
Opmerking 1: De stam 1rrxrp- treedt op in de genitivus en dativus singularis en in de dativus pluralis.
De stam 1ra1Ep- treedt op in de accusativus singularis en in de nominativus, genitivus en accusativus pluralis.
Opmerking 2: De vocativus is gelijk aan de nominativus of aan de stam
1r&1Ep). Let op "fVPm en 1raî.
(w
9
w
w
Stammen op een klinker
§ 11.2
§ 11.2.1
Het type� 7rÓÀLÇ (stam 7rOÀt-17roÀf-)
[11> 13.1.a. l]
� 1róÀiç stad
7rÓÀEWÇ
7rÓÀH
7rÓÀlV
7rÓÀHÇ
7rÓÀEWV
7rÓÀWl(V)
7rÓÀElÇ
De stam 1r0Ài- is te zien in de nom.sing. en acc. sing.
In de overige naamvallen is de stam: 1roÀE-.
Er treedt contractie op in:
de dat.sing.: 1roÀE-l > 1rÓÀH (E + i > H)
de nom.plur.: 1roÀE-Eç > 7rÓÀElÇ (E + E > H)
Let op de gen.sing.: T�ç 1rÓÀEWÇ.
De acc.plur. is gelijk aan de nom.plur.: 1rÓÀElÇ.
§ 11.2.2
Het type ó {3mILÀfVÇ (stam {3mnÀrn-/{3mnÀf-)
[11> 13.1.a.2]
ó (3aaiÀEvç koning
(3aaiÀÉWÇ
(3aaiÀEÎ
(3mnÀÉa
(w) (3aatÀEÛ
(o) koning/
{3aaiÀEÎç (ook: {3aaiÀ�ç)
{3aaiÀÉwv
{3aaiÀEÛai(v)
{3aaiÀÉaç
De stam {3aaiÀw- is te zien in de nom.sing, de voc. en de dat.plur.
In de overige naamvallen is de stam: {3aaiÀE-.
Er treedt contractie op in:
de dat.sing.: {3aaiÀE-l > {3aaiÀEÎ (E + i > H)
de nom.plur.: (3aaiÀE-EÇ > (3aaiÀEÎç (E + E > El)
Let op de gen.sing.: TOÛ {3aaiÀÉwç.
10
§ 14
Adiectiva van drie uitgangen van de gemengde declinatie
Het type µÉÀaç (stam op
§ 14.1
M.
µÉÀ.aç zwart
fJ,ÉÀ.<XVOÇ
µÉÀ.avi
µÉÀ.ava
fJ,ÉÀ<XVEÇ
fJ,EÀ.ávwv
µÉÀ.aai(v)
µÉÀ.avaç
-P-
in M. en N.)
µÉÀ.mva
fJ,EÀ.<XLVYJÇ
µEÀ<XLV'[I
µÉÀ.mvav
F.
µÉÀ.av
fJ,ÉÀ<XVOÇ
µÉÀavi
fJ,ÉÀ.<XV
N.
µÉÀ.ava
µEÀávwv
µ,ÉÀaai(v)
µÉÀ.ava
µ,ÉÀ.mvm
µEÀ.mvwv
fJ,EÀa[vmç
µEÀ.a[vaç
v vóór a valt uit in de dat.plur. M./N. µÉÀ.aai(v)
Het type 1r&ç en het type ÉKWP (stam op -VT- in M. en N.)
[.,. 15.1.a.l]
§ 14.2
M.
F.
N.
û'x.ç (ge)heel, al, ieder
1f<XVTÓÇ
1f<XVTL
7ráVTa
1r&.aa
1ráarJç
1ráa'[I
1r&.aav
1r&.v
1f<XVTÓÇ
1f<XVTL
1r&.v
1ráVTEÇ alle(n)
7ráVTWV
1r&.ai(v)
1ráVT<XÇ
1r&.am
1raawv
1ráamç
1ráaaç
1ráVTa alle(s)
7ráVTWV
1r&.ai(v)
1rávra
Let op het verschil in de betekenis van de singularis:
Bij substantiva zonder lidwoord: ieder
iedere filosoof
1r&.ç cjxÀóao<jJoç
Bij substantiva met lidwoord: (ge)heel, al
in het hele leven
15
§ 15
Adiectiva van twee uitgangen van de gemengde declinatie
§ 15.1
Het type uw<j)pwv (stam op -v-)
[�15.1.b.l]
M. / F.
N.
verstandig, wijs, bezonnen,
a w<ppovoç beheerst, ingetogen
aw<ppOPL
awcppova
awcppov
awcppovoç
(JW<ppOPL
awcppop
aw<ppOPEÇ
σωφρόνων
awcppoai(v)
aw<ppovaç
awcppova
σωφρόνων
awcppoai(v)
aw<ppova
a wcppwv
v
vóór a valt uit in de dat.plur. awcppoai(v)
§ 15.2
Het type áÀrJOf/ç (stam op -w-)
[�15.1.b.2]
M./F.
N.
M.F.
N.
CX.ÀYJ0f/ç waar
CX.ÀYJ00ÛÇ
CX.ÀYJ0EÎ
CX.ÀYJ0�
CX.ÀYJ0Éç
cx.ÀYJ0oûç
CX.ÀYJ0EÎ
CX.À1J0Éç
iryif/ç gezand
irywûç
V"(LEÎ
V"(L&
iryiÉç
irywûç
V"(LEÎ
V"(LÉÇ
CX.À1J0EÎÇ
CX.À1J0WP
cx.ÀYJ0Éai(v)
CX.À1J0EÎç
CX.ÀYJ0�
CX.ÀYJ0WP
CX.ÀYJ0Éai(v)
CX.ÀYJ0�
V"(LEÎÇ
V"(LWP
V"(LÉaL(P)
V"(LEÎÇ
V"(L&
V"(LWP
V"(LÉaL(P)
V"(L&
Na E, i, (p) hebben de acc. sing. M./F.
en de nom.face. plur. N. a in plaats van
M./F. sing. wordt verbogen als
EwKpÓ'.TYJÇ (§ 11.3.2).
De acc. plur. is gelijk aan de nom.
plur. M. : èx.'AYJ0EÎç.
In de nom.face. sing. N. is de stam
op -w- zichtbaar. De andere vormen
van het neutrum worden verbogen
als hoç ( § 11.3.1)
YJ.
17
§ 16
Trappen van vergelijking
§ 16.1
[ ... 23.3]
Comparativus op -upoç, superlativus op -TCtTOÇ
a. o-/ ex-declinatie
Ö�Àoç
duidelijk
OY/ÀÓTEpOÇ
duidelijker
ör,ÀÓ70'.70Ç
duidelijkst, zeer duidelijk
ao<j)óç
wijs
ao<j)wupoç
wijzer
ao<j)wraroç
wijst, zeer wijs
Opm. 1: -ÓTEpoç/-ónx.Toç staat na een lange lettergreep; -WTEpoç/-wrnToç staat na een korte lettergreep.
Opm. 2: Bij de adiectiva op -ovç gaat de comparativus uit op -ovanpoç en de superlativus op -ovarnrnç.
Voorbeeld: EVVOV<JTEpoç, EVPOV<JTCXTOÇ.
gemengde declinatie
cxÀr,B�ç
waar
cxÀr,8Éa7EpOÇ
meer waar
cxÀr,Bfora.1oç
meest waar, zeer waar
aw</Jpwv
verstandig
aw<jJpovÉarEpoç
verstandiger
o�vç
ó�vTEpoç
scherper, feller
aw</JpovÉararnç
verstandigst, zeer ver­
standig
scherp, fel
Verbuiging:
M;VTO'.TOÇ
scherpst, felst, zeer sch­
erp, zeer fel
De comparativus op -TEpoç wordt verbogen als aiaxpóç, -&, -óv (§ 12.1)
De superlativus op -rarnç wordt verbogen als ÖEivóç, -�, -ov (§ 12.1)
§ 16.2
[ ... 29.3]
Comparativus op -(f)wv, superlativus op -wroç
JJ,É"yO'.Ç
groot
µEitwv
groter
JJ,É"yWTOÇ
grootst, zeer groot
De superlativus op -wrnç wordt verbogen als ÖELvóç, -�, -ov ( § 12.1)
De comparativus op (i)wv wordt verbogen als aw<j)pwv (§ 15.1), maar in de acc. sing.
M., en de nom. / acc. plur. M. en N. treden dikwijls kortere vormen op:
18
§ 18 Telwoorden
[� 35.3]
Hoofdtelwoorden
Rangtelwoorden
1 Eiç, µ[ a, Ë11
2 ovo
3 7pEÎÇ, 7pία
4 7É77apEç, TÉnapa 5
1rpCJToç, -YJ, -011 eerste
oEVTEpoç, -a, -011 tweede
7pl70Ç
7É7CT.p70Ç
7fɵ7f70Ç
ËKTOÇ
Ë{3ooµoç
ëryoooç
Ë1ICT.70Ç
Of.KCT.TOÇ
f:1IOÉKCT.70Ç
OWoÉ KCT.70Ç
7p[70Ç Kal OÉKCT.70Ç
7fÉ117E
6 �
7 È7r7&.
8 ÓK7W
9 È1111Éa
10 OÉKCT.
11 ËllOEKCT.
12 OWOEKCT.
13 7pEÎç/7pfo KCT.l OÉKCT.
20 E'iKOOl(ll)
30 7pláK0117CT.
100 ÈKCT.7Óll
200 oia.Kóawi, -m, -a
1000 x[ Àwi, -m, -a
10000 µvpwl, -m, -a
ElÇ
ÈllÓÇ
È11[
Ë11a
Ë11
ÈllÓÇ
i::11[
Ë11
µ[a
µi&ç
µiq
µ[a.11
ovo
OVOÎll
OVOÎll
ovo
7pEÎÇ
7PlW11
Tpw[(11)
7pEÎç
Tp[a
TPlWll
Tpw[(11)
Tp[a
7É77CT.pEÇ
TEnápw11
TÉnapai(11)
TÉnapaç
TÉnapa
TEnápw11
TÉnapai(11)
TÉnapa
21
Als Eiç worden verbogen OVOElÇ ( = OVOÈ Eiç), ovoEµ,[a, ovoÉv en µ,r,oElÇ ( = µ,r,oÈ
Eiç), µ,r,oEµ,fa, µ,r,oÉv: 1. niemand, niets (subst.), 2. geen enkel(e) (adi.).
Als ovo wordt verbogen &µ,<{Jw: beide(n): &µ,</Jw, àµ,<{Joîv, àµ,<{Joîv, &µ,</Jw.
De hoofdtelwoorden (cardinalia) van vijf en hoger worden niet verbogen, behalve
de honderd,- duizend- en tienduizendtallen vanaf 200.
De rangtelwoorden (ordinalia) zijn adiectiva van de o- en a-declinatie:
T{J TPlTll K<XL oEKénn r,µ,Épq.
op de dertiende dag
§ 19 Het pronomen personale
[� 9.2]
sing.
plur.
au
È"(w
µov / ȵ,oû
µ,oi / ɵ,of
µ,E / ɵ,É
ik
r,µ,EÎç
r,µ, wv
r,µ,îv
r,µ,&ç
wij
me, mij
ons
aov / aoû
aoi / ao[
aE / aÉ
vµ,EÎç
vµ,wv
vµ,îv
vµ,&ç
De vormen ɵ,oû, ȵ,of, ȵ,É en aoû, ao[, aÉ zijn nadrukkelijker dan µov, µ,oi,
aoi, aE.
jij, u
je, jou, u
jullie, u
jullie, u
µ,E
en aov,
Er bestaat geen pronomen personale van de derde persoon. Wanneer het subject hij of zij
om nadruk vraagt, gebruikt het Grieks vaak de aanwijzende voornaamwoorden (§ 23).
Bij weinig nadruk gebruikt het Grieks voor de derde persoon de genitivus, dativus en
accusativus van avTÓÇ (§ 21).
De genitivus van het pronomen personale kan gebruikt worden om een bezitsrelatie uit te
drukken. Het pronomen staat dan direct achter het woord waar het bij hoort:
onze vriend stuurt mij
7rɵ,7rEl µ,E Ó </)[l\oç r,µ,CJv
luister naar mijn woorden
C'<KOVE TWV l\Ó"(WV µov
§ 20 Het pronomen possessivum
[� 9.3]
Er bestaan alleen bezittelijke voornaamwoorden van de eerste en tweede persoon. De
Latijnse term voor bezittelijk voornaamwoord is PRONOMEN POSSESSIVUM (pluralis:
pronomina possessiva).
22
ɵóç
�µÉrEpoç
van mij, mijn (eigen)
van ons, onze (eigen)
aóç
vµÉTEpoç
van jou/u, jouw/uw (eigen)
van jullie!u, jullie/uw (eigen)
jouw verhaal is prachtig
Ó aoç ÀÓ"(OÇ KCXÀÓÇ ÉaTlP
De pronomina possessiva zijn adiectiva: ɵóç en aóç worden verbogen als DHPÓÇ,
�µÉrEpoç en vµÉrEpoç als aiaxpóç. Ook wat hun plaats in de zin betreft, gedragen ze zich
als andere adiectiva.
Het pronomen possessivum drukt de bezitsrelatie nadrukkelijker uit dan de genitivus van
het pronomen personale: ó aàç ÀÓ"(oç: jouw verhaal, en ó ÀÓ"(OÇ aov: je verhaal.
Het Grieks laat 'mijn', 'jouw', enz. gewoonlijk achterwege, als de bezitsrelatie in de
context vanzelfsprekend is, terwijl het Nederlands de bezitter wél noemt:
ik overwin mijn vijanden
Kparw rwv 1ro'AEµiwv
de koningin heeft wrok in haar hart
§ 21 Het pronomen avróç
[� 8.1]
M.
F.
N.
M.
F.
N.
CXVTÓÇ
CXVTOÛ
avrQ
CXVTÓP
CXVT�
CXVTYJÇ
avrfl
CXVT�P
CXVTÓ
CXVTOÛ
avrQ
CXVTÓ
avroi
CXVTWP
CXVTOÎÇ
CXVTOVÇ
avrai
CXVTWP
CXVTCXÎÇ
avr&ç
avr&
CXVTWP
CXVTOÎÇ
avr&
Het pronomen avróç wordt op verschillende manieren gebruikt:
§ 21.1
[� 8.1.a]
In plaats van het persoonlijk voornaamwoord van de derde persoon
In de gen., dat. en ace, maar niet in de nominativus: sing. hem/haar/het, plur. hen/ze.
en daarom is Artemis hen niet welgezind
KCXl füà TOÛTO � ,, ApTEµlÇ CXVTOÎÇ OVK
EÜvovç Éariv
Ook wordt de genitivus van a.1nóç gebruikt worden om een bezitsrelatie uit te drukken.
KCXl 7f'CXVEl
1�V
en hij maakt een eind aan hun verdriet
ÀV7f'YJP CXVTWP
23
b. De betekenis van de pronomina demonstrativa
EKELvoç
ovToç
ÖóE
wijst op wat in ruimte of tijd (ver) verwijderd is;
wijst op wat bij de aangesproken persoon is;
wijst op wat bij de spreker is.
we bewonderen die dichter
0cx.vµátoµEV ÈKEÎVOV TOV 1WlYJT�V
Tl TOÛTOV TOV ÀÓ"fOV
waarom vertel je dat verhaal?
ÀÉ"fElÇ;
we verheugen ons over deze overwinning
XCX.lpOµEV Tf/ÓE T{I VlK'[I
De volgorde pronomen - lidwoord - substantivum is de meest gebruikelijke.
c. Zelfstandig gebruik
De pronomina demonstrativa duiden vaak de derde persoon aan. Ze zijn dan zelfstandig
gebruikt.
hém bewonderen wij
ÈKEÎVOV 0cx.vµátoµEv
maar hij kent de reden van de ellende
niet
OVTOÇ ÓÈ T�V TOÛ KCX.KOÛ cx.i TlCX.V CX."fVOEÎ
De vormen van het neutrum verwijzen vaak naar een passage in de tekst, en wel:
naar iets dat vooraf is gegaan;
TOÛTO of TCX.ÛTcx.
naar iets dat volgt.
7ÓÓE of 7ÓI.ÓE
dat verbijstert de soldaten
TCX.ÛTcx. Tovç <JTpcx.nwTcx.ç ÈK1rÀ�77H
de dichter zegt dit (het volgende): . . .
0 1f'OlYJT�Ç 7ÓI.ÓE ÀÉ"fH· ...
Een pronomen demonstrativum dat onderwerp is in een zin met een naamwoordelijk
gezegde richt zich naar het geslacht van het naamwoordelijk deel van het gezegde. Het
Nederlands zegt dan dit/ dat:
dit is de reden van de ellende
�ÓE È<JTLV � TOÛ KCX.KOÛ cx.i TlCX.
dat is Sokrates
ovTóç Èan I;w«pÓI.TYJÇ
27
Het antecedent gaat meestal aan het pronomen relativum vooraf (ante: voor), maar het kan ook na de relatieve
bijzin staan:
oüç ó 'kyá.0wv 7r0!.p0!.KCXÀEÎ, ÈV rovroiç
8Eó1roµ,1roç oÜK Éanv
onder hen die Agathon uitnodigt, is Thepompos niet
Soms krijgt het relativum de naamval van het antecedent: attractio relativi:
hEv OTpO!.nèiv èaà TWV 7rÓÀEW/J wv Ë7rEWE (i.p.v.
/:xç Ë7fEWE)
hij nam een leger mee uit de steden die hij had
overreed
Relatieve bijzinnen kunnen in hun geheel de functie van subject of complement hebben.
Het lijkt dan of ze geen antecedent hebben, maar het antecedent zit in het pronomen
relativum opgesloten. Het wordt daarom ingesloten antecedent genoemd.
öç 70Û70 1rou,î, 70Û a0Àov &�ióç Èanv
wie dat doet, verdient de prijs
fJ,Ol, OV É1ri0Vµ,EÎÇ
zeg me waar je naar verlangt
ÀÉ"(E
§ 26.2
[ ... 30.2]
Het pronomen relativum indefinitum: ieder die, al wie, al wat
M.
F.
N.
öanç
070V (of οὗτινος)
074:J (of ᾧτινι)
övnva
�7lÇ
r,anvoç
Ö7l / ö n
070V (of οὗτινος)
074:J (of ᾧτινι)
07l / ö 7l
o'invEç
WJJ7lJJWV
oianai(v)
oÜa7ivaç
a'inJJEÇ
'i'
'i'
'{/7lVl
�JJ7lJJa
&na (ook ihiva)
WJJ7lJJWJJ
ofo7Wl(JJ)
&na (ook &nva)
'i'
WJJ7lVWJJ
aianai(v)
&anvaç
Wanneer öanç verwijst naar een bepaalde persoon, drukt het uit dat de persoon tot een
bepaald type behoort, een bepaalde eigenschap heeft, enz., waardoor hij handelt zoals hij
handelt: (Zo iemand) die ...
ze verlangen de dichter te zien, (Zo ie­
mand) die het waagde de Atheners de
waarheid te zeggen (te zeggen wat billijk
is)
Öanç É7ÓÀ­
µ,r,a · Ei 1rEÎv 7oîç • A0r,vafoiç 7&. öiKma
È1ri0uµ,oûai 7àV 7rOlYJ7�JJ lOEÎJJ
Opmerking: öanç, �nç, ön worden ook gebruikt naast 7[ç en 7f. als vragend voornaam­
woord (pronomen interrogativum) in afhankelijke vragen:
zeg me wat je wilt
El7rÉ fJ,Ol Ö 7l (of: 7[) (3oVÀEl
30
§ 27 Adiectiva correlativa
[� 33.4]
relativum
relativum
indefinitum
TOLÓaÓE f TOlOÛTOÇ
zadanig, Zo'n, dergelijk
oioç
(zodanig) als
07rOÎOÇ
hoedanig (ook)
roaóaóE I roaoûroç
Zo groot
wveel
öaoç
(Zo groot) als
(zoveel) als
b1róaoç
hoe groot (ook)
hoeveel (ook)
interrogativum
demonstrativa
1roîoç;
hoedanig? wat
voor?
1róaoç;
hoe groot?
hoeveel?
De verbuiging gaat als die van de adiectiva op -oç, -YJ (-a), -ov. Van roióaóE en roaóaóE
wordt het achtervoegsel -óE niet verbogen.De verbuiging van rowûroç en roaoûroç lijkt
veel op die van ovroç:
M.
F.
70lOÛ70(JJ)
TOlOÛTOJJ
TOllXVTYJ
TOLaVTYJÇ
TOLaVT[I
TOLaVTYJV
TOlOÛTOl
TOllXÛTaL
TOllXÛTa
TOlOVTWJJ
TOlOVTOlÇ
TOlOVTOVÇ
TOlOVTWJJ
TOllXVTaLÇ
TOllXVTlXÇ
TOlOVTWJJ
rowvroiç
TOWÛTOÇ
TOlOVTOV
TOlOVT't)
M.
N.
TOWVTOV
TOlOVT't)
70lOÛ70(JJ)
TOLaÛTa
31
F.
N.
roaoûroç
roaovrov
TOaDVT't)
roaoûrov
roaavr11
roaavr11ç
roaavrn
roaavr11v
roaoûro(v)
roaovrov
roaovr't)
roaoûro(v)
roaoûroi
roaovrwv
roaovroiç
roaovrovç
roaaûrm
roaovrwv
roaavrmç
roaavraç
roaaûra
roaovrwv
roaovroiç
roaaûra
-------------- ----------
-
-- - - - - - ----- - - ------ - - - --�
§ 28 Adverbia correlativa
[� 32.3]
interrogativa
1roû;
indefinita
7rOV
waar?
ergens
1roî;
7r0l
)
)
)
)
)
demonstativa
E E E E E
relativa
relativa
indefinita
ö1rov
Èv0éxóE
ÈVTCX.Û0CX.
ÈKEÎ
Ëv0cx., ov
Èv0éxÓE
ÈVTCX.Û0cx.
ÈKEÎ<JE
Ol
hier
daar
daar
waar
'i'
waarheen?
ergens heen
7rÓ0EV;
vanwaar?
7r00EV
e r ge n s
vandaan
ÈV0ÉVÓE
€VTEÛ0EV
ÈKEî0EV
Ö0EV
7rfl;
1rr,
TfJÓE
TCX.VTO
ÈKElVYI
'i'
waarlangs?
waarheen?
hoe ?
7rÓTE;
wanneer?
1rwç;
hoe ?
ergens langs
/heen, o p
een of andere manier
hierheen
hiervandaan
hierlangs, op
deze manier
7r07E
7rWÇ
daarvandaan
daarlangs,
op die manier
daarheen
daarvandaan
daarlangs,
op die manier
7Ó7E
eens
op een of
andere
manier
daarheen
toen
WÓE
zo
oihw(ç)
zo
waarheen
vanwaar
waarlangs,
zoal s
zo
-0Ev:
CX.VTÓ0Ev
&ÀÀ00EV
7rCX.VTCX.XÓ0EV
l. van de plaats zelf vandaan
2. ervandaan (onbeklemtoond)
ergens anders vandaan
van alle kanten
-wç:
&ÀÀWÇ
l. anders, op een andere manier
op
?réxVTWÇ
ovócx.µ,wç
W<JCX.VTWÇ
2. tevergeefs
geheel en al, volkomen, volstrekt
op geen enkele manier, beslist niet, geenszins
evenza, op dezelfde wijze
32
waarheen
(ook)
Ó7rÓ0EV
vanwaar
(ook)
ö1rr,
waarlangs
(ook), waarheen, waar
Ó7rÓ7E
wç
ö1rwç
(zo)al s
Tot de adverbia correlativa worden ook de volgende woorden gerekend:
op -ov:
CX.VTOÛ
l. op de plaats zelf
2. er (onbeklemtoond)
7rCX.VTCX.XOÛ
overal
ovócx.µ,oû
nergens
op
Ö7rOl
ÖTE
wanneer ,
toen
EKElVWÇ
waar (ook)
wanne er
(ook)
hoe (ook)
[�10.1.b]
Augment bij samengestelde verba
Veel verba zijn samengesteld: ze beginnen vaak met een voorzetsel. Het augment staat
achter het voorzetsel. Als het voorzetsel op een klinker eindigt, maakt die klinker plaats
voor het augment:
tegenkomen
uitnodigen
antwoorden
ÉV-TV"fXáVW
1m.pa.-Ka.ÀÉ W
inro-Àa.µ(3ávw
7rEpl-
ÉV-E-TV"fXCX.VOV
1ra.p-E-KáÀovv
v1r-E-Àa.µ(3a.vov
en 1rpo- staan hun klinker niet af:
omarmen
naar voren gaan
7rEpi-Àa.µ(3ávw
1rpo-(3a.ivw
7rEpl-E-Àa.µ(3a.vov
1rpo-E-(3mvov
Bij 1rpo- kan contractie plaatsvinden: 1rpoü(3mvov < 1rpoÉ(3mvov (o
+
E
> ov).
Door assimilatie kunnen voorvoegsels van vorm veranderen:
avÀ-ÀÉ"fW ( < avv-ÀÉ'Yw)
ÉK-'lf'À�TTW
verzamelen
uit het veld slaan
avv-E-ÀE"yOV
É� -E-7rÀ'Y/TTOV
§ 31 De reduplicatie
[� 33.2]
In de perfectumstam treedt reduplicatie op.
a. Als de verbale stam begint met één medeklinker, dan bestaat de reduplicatie uit die
medeklinker + E:
ÀÉÀVKCX.
Àvw:
Of.OWKCX.
füowµi*:
*)Voor de 'praesensreduplicatie' in oiówµi zie § 32.
Als de verbale stam begint met een geaspireerde medeklinker, verdwijnt de aspiratie in de
reduplicatie:
zich verbazen:
TE0a.(J µex.Ka (Dentaalstam: ó en 0 vallen weg vóór
TE0- 0a.vµátw
0-:
</>-:
x- :
'lf'E<p­
KEX-
<pa.[vw
xwpÉw
deK,..34.1.a)
tonen:
wijken, gaan:
'lf'É<pCX."yKCX. ( < 'lf'E-<pa.V-Ka.)
b. Als de verbale stam begint met méér medeklinkers, dan bestaat de
of:
de eerste medeklinker + E:
Kp[vw oordelen
xp[w zalven
of:
enkel E:
aTÉÀÀw zenden
aTpCX.TEVW optrekken
35
reduplicatie uit:
KÉKplKa.
KÉXPLKa.
ËaTa.ÀKa.
ÉaTpáTEVKCX.
or,Àów, duidelijk maken
1
ACTIVUM
INDICATIVUS
CONIUNCTIVUS
OPTATIVUS
or,Àw
or,Àoîç
or,Àoî
or,Àwµ,Ev
or,ÀwrE
or,Àwai(v)
or,Àoir,v
or,Ào,iης
OY/ÀOίY/
OY/ÀOÎJJ,EV
OY/ÀOÎTE
OY/ÀOÎEV
INFINITIVUS:
PARTICIPIUM:
or,Àoûv
OY/ÀWV, OY/ÀOÛVTOÇ
or,Àoûacx, or,Àovar,ç
OY/ÀOÛV, OY/ÀOÛVTOÇ
IMPERATIVUS
PRAES.
or,Àw
or,Àoîç
or,Àoî
OY/ÀOÛJl,EV
OY/ÀOÛTE
or,Àoûai(v)
IMPERF.
Èo�Àovv
Éo�ÀOVÇ
Éo�ÀOV
Éor,ÀOÛJJ,EV
Éor,ÀOÛ7E
Éo�ÀOVV
o�ÀOV
OY/ÀOÛTE
MEDIUM/PASSIVUM
INDICATIVUS
CONIUNCTIVUS
OPTATIVUS
or,Àwµ,m
or,Àoî
or,Àwrm
or,ÀWµ,Ella
or,Àwa0E
or,Àwvrm
or,Àoiµ,r,v
or,ÀoÎO
OY/ÀOÎTO
OY//\OLJ1,E0CX
OY/ÀOÎa0E
OY/ÀOÎVTO
INFINITIVUS:
PARTICIPIUM:
or,Àoûa0m
or,Àovwvoç
or,Àovµ,Évr,
or,Àovwvov
IMPERATIVUS
PRAES.
OY/ÀOÛJl,CXl
or,Àoî
OY//\OÛTCXl
or,/\OVJ1,E0cx
OY/ÀOÛa0E
OY/ÀOÛVTCXl
IMPERF.
Éor,Àovµ,r,v
Éor,ÀoÛ
ÈoY/ÀOÛTO
ÉOY/ÀOVJ1,E0CX
Éor,Àoûa0E
ÉOY/)1, 01ÛVTO
+ E, 0 of OV > OV
+ El, Y/ of Ol > Ol
o + r, of w > w
0
0
41
or,ÀoÛ
or,Àoûa0E
1
§ 34
Het athematisch praesens
Paradigmata van:
OElKPVµl
ÏüTYJµl
TiBYJµl
Ï YJµl
oiowµi
Eiµ[
Eiµi
aanwijzen, (aan)tonen
doen staan, oprichten, tot staan brengen
leggen, plaatsen
1. laten gaan
2. zenden
geven
zijn
1. gaan, komen
2. zullen gaan, zullen komen
In de vervoeging treedt stamwisseling op:
plur.: OElKPῡsing.: OElKPViaT<:xiüTYJTl0ETl0YJiEiYJOlOOOlOW
iEi-
(in de spelling niet zichtbaar)
Opmerkingen:
De athematische verba hebben een groot aantal samenstellingen: ÏüTYJµl en TiBYJµi
1.
hebben meestal een voorvoegsel, ÏYJµi heeft dat vrijwel altijd.
neerzetten, neerleggen
(Kcx.Tá)
«cx.BfaTYJµi
Zo:
(weg)sturen, vrijlaten
(á7ró)
ácf>[YJµi
2.
Als ÏüTYJµi gaan ook 1r[µ1rÀYJµi (vullen) en cf>YJµ[, maar cf>YJµ[ heeft naast 2 sing. cp�ç
ook cpflç en 2 sing. van de imperativus luidt cpá0i.
Het verschil in spiritus bij vormen van ÏYJµi en van Eiµi kan verloren gaan:
3.
(weg)sturen, vrijlaten
ácpiÉvm
( < ÏYJµi)
Niet in:
De spiritus asper verraadt zich in cp.
á1riÉ11m
weggaan
( < Et,µl)
1rcxpiÉ11m
wel in:
voorbij laten gaan
( < ÏYJµl)
1rcxpiÉ11m
voorbij gaan
( < Et,µl)
iêtai(v): zij laten gaan/zenden
Let op:
4.
'îcxai(v): zij gaan/komen, zij zullen gaan/komen
5.
Let op de accentverschillen:
Eiµ,i
Eiai(v)
(ik ben)
(zij zijn)
ënmµi
&.7rElfll
1r&pElfll
1r&pElfll
ik ben afwezig
( < Eiµ,i)
( < Eiµ, i)
ik ga weg
ik ben aanwezig, ik sta bij ( < Eiµ,i)
ik ga voorbij
( < Eiµ,i)
In samenstellingen gaat het accentverschil verloren:
42
Eiµ, i
Eiai(v)
(ik ga/zal gaan, ik kom/zal komen)
(hij gaat/zal gaan, hij komt/zal komen)
'ianJµ,l, doen staan, oprichten, tot staan brengen
1
ACTIVUM
INDICATIVUS
PRAES.
laTYJJll
laTYJÇ
laTYJ<Il(ll)
laTCI.Jlf:11
laTCI.TE
laTCl.<Il(11)
laTYJll
laTYJÇ
laTYJ
laTCI.Jlf:11
laTCI.TE
laTCI.<JCl.11
IMPERF.
CONIUNCTIVUS
OPTATIVUS
i<ITW
i<IT{lÇ
i<IT{l
i<ITWµ,Ell
i<ITYJTE
i<ITW<Jl(ll)
i<ITCl.lYJll
i<ITCl.lYJÇ
i<JTCl.lYJ
i<ITCI.ÎJlEll
i<ITCI.ÎTE
i<ITCI.ÎEV
INFINITIVUS:
PARTICIPIUM:
iaT&vm
i<JT&Ç, i<IT&VTOÇ
iaTêwa, iaT&ar,ç
iaT&ll' iaT&VTOÇ
IMPERATIVUS
laTYJ
laTCI.TE
MEDIUM/PASSIVUM
INDICATIVUS
'iaTaµ,m
laTCl.<JCl.l
'iaTCI.Tm
iaT&με0a
laTCl.<JIJE
laTCl.llTCl.l
iaT&µ,r,v
laTCl.<JO
laTCI.TO
iaT&µ,E0CI.
laTCl.<J0E
laTCl.1170
*)
PRAES.
IMPERF.
CONIUNCTIVUS
OPTATIVUS
i<ITWJlCl.l
i<ITfl
i<IT�TCl.l
i<ITWµ,E0CI.
i<IT�<J0E
i<ITWVTCl.l
i<ITCl.lJlYJll
i<ITCI.ÎO
i<JTCI.ÎTO
i<ITCl.lJlE0CI.
i<ITCI.Î<J0E
i<ITCI.ÎVTO
INFINITIVUS:
PARTICIPIUM:
laTCl.<J0m
i<JT&µ,EVOÇ
i<ITCI.JlÉ VYJ
i<JT&Jlf:11011
IMPERATIVUS
laTCl.<JO
laTCl.<J0E
praesensstam: iaTr,-liaTa- met praesensreduplicatie*l
ÏUTYJ is ontstaan uit aWTYJ-
44
1
§ 35 - 37 De aoristusstam
§ 35.1.1 Sigmatische aoristus: de paradigmata ËÀvua, EÀvu&.µ11v
[ ... 18.1.b]
§ 35.1.2 De 011-aoristus: het paradigma EÀVOîJV
[.,. 24.2.a]
1
1
ACTIVUM
CONIUNCTIVUS
OPTATIVUS
Àvaw
Àvar,ç
Mar,
Àvawwv
ÀVaYJTE
Àvawai(v)
Àvamµi
ÀVaEW.Ç
ÀvaHE(v)
ÀVamµEV
ËÀvaa
ËÀvaaç
INFINITIVUS:
PARTICIPIUM:
ËÀvaE(v)
ÉÀVaaµEV
Àûam
Àvaaç' Àvaavroç
Àvaaaa, ÀvaáaYJç
Àûaav, Àvaavroç
INDICATIVUS
ÀUam7E
IMPERATIVUS
Àûaov
ÀVaCX.TE
ÀVaEwv
ÉÀUaCX.7E
ËÀvaav
MEDIUM
INDICATIVUS
ÉÀvaáµYJV
ÉÀVaw
ÉÀvvaaro
ÉÀvaáµE0a
ÉÀVaaa0E
ÉÀVaavro
CONIUNCTIVUS
OPTATIVUS
Àvawµm
Àvar,
ÀVaYJrm
Àvawwea
ÀVaYJa0E
Àvawvrm
Àvaa[µYJV
Àvamo
Àvamro
Àvaa[µE0a
Àvama0E
Àvamvro
INFINITIVUS:
PARTICIPIUM:
Àvaaa0m
Àva&wvoç
ÀvaaµÉVYJ
ÀvaáµEVOV
49
IMPERATIVUS
Àûam
Àvaaa0E
MEDIUM
INDICATIVUS
CONIUNCTIVUS
OPTATIVUS
<pr,VWf.U:X.l
cpr,vr,a0E
cpr,vwvrm
cpr,va[µr,v
cpr,vmο
cpr,vmro
cpr,va[µE0a
cpr,vma0E
cpr,vmvro
INFINITIVUS:
PARTICIPIUM:
cpr,vaa0m
<p'17VÓ'.µEVOÇ
cpr,vy
cpr,vr,rm
cpr,vwµE00'.
Écpr,váµr,v
É<pr,vw
É<pr,varo
É<pr,váµE0a
É<pr,vaa0E
É<pr,vavro
IMPERATIVUS
cp�vm
cpr,vaa0E
cpr,vaµÉvr,
<p'17VÓ'.µEVOV
r,-aoristus
INDICATIVUS
É<pávr,v ik verscheen
É<pávr,ç
Écpávr,
É<pávr,µEV
Écpávr,rE
Écpávr,aav
CONIUNCTIVUS
OPTATIVUS
IMPERATIVUS
cpavw
cpavflç
cpavfl
<pO:VWµEV
cpavE[r,v
cpavE[r,ç
cpavdr,
cpávr,Bl
<pO:VEεEV
<pO:V�TE
<pO:VEÎTE
cpavwai(v)
<pO:VEÎEV
INFINITIVUS
PARTICIPIUM
cpav�vm
<pO:VElÇ' cpavÉVTOÇ
cpaváaa, cpavEfor,ç
cpavÉv, cpavÉvroç
1
51
<pÓ'.V'17TE
1
-
--- ---------------�----------
§ 35.1.1.
[� 18.1.b]
1.
-
----
-
------
-
--------
De sigmatische aoristus
Bij de thematische verba met een verbale stam op een tweeklank, -i of -v komt -acx.
zonder meer achter de stam:
verbale stam
losmaken, beslechten,
schenden
ÀVW
2.
Ë'Avacx.
doen, maken
eren
doen, handelen
duidelijk maken
7f'OLE
nµcx.
opa
OYJÀO
f:1f'OlYJaCX.
h[µYJacx.
Ëopcx.acx.
Éo�Àwacx.
> Y/
ex. > YJ
E
lange ex. na E,i,p*
0
>
W
verlenging niet zichtbaar
3.
De aoristus bij verba van het type 'ia7YJµi en bij oE[Kvvµi is zo gevormd:
1r[ µ1rÀY]µi
OElKVVµi
4.
doen staan, oprich­
ten, tot staan brengen
vullen
aanwijzen, (aan)tonen
'"'(pá<f>w
KÓ7r7W
'"Y X
-oe
aTYJ!aTcx.
ËaTYJacx.
Ë1rÀYJacx.
ËoEL�CX.
De aoristus van verba met een verbale stam op een medeklinker is zo gevormd:
verbale stam op:
1f' (3 </>
(3ÀÉ7f'w
fücx.7p[(3w
K
ÀV
aoristus
Bij verba met contractie komt -acx.- achter de verlengde verbale stam:
1roiÉw
nµ&w
op&w
oYJÀÓw
*
----
-
kijken, zien
de tijd doorbrengen, verblij­
ven
schrijven
slaan
Ë(3ÀE'./;CX.
oiÉ7pi1/;cx.
'"Ypa</>
K01f'
Ë'"'(pcx.1/;cx.
*
ËK01/ICX.
OLWK
ÀE'"'(
cx.px
Éo[w�cx.
avvÉÀE�cx.
�p�cx.
Tánw
achtervolgen
verzamelen
de eerste zijn om te . . . ,
beginnen met/te . . .
opstellen, ordenen
a7f'Evow
1f'E[0w
zich haasten
overreden, overtuigen
0"7f'EVO
7f'EL0
voµ[?;'w
menen, beschouwen als
OLWKW
avÀÀÉ'"'(W
äpxw
52
7CX.'"'(
Ëa7rEUaCX.
Ë7f'EWCX.
' .,
Evoµwcx.
***
regels:
(3 7r </> + a > if;.
K 'Y x + a
> �To 0 voor a vallen weg.
*
**
***
Zo ook bij verba met praesens op -7r7W.
Zo ook bij verba met praesens op -nw.
Zo ook bij verba met praesens op -tw.
Door de manier waarop de praesensstam van de verba op -1rrw, -rrw en -tw is uitgebreid, is het verband tussen
de praesensstam en de verbale stam niet zo doorzichtig. Nog een paar voorbeelden:
aoristus
verb. st.
praes.st.
groep
Kpv1rrw verbergen
ËKpvl/;et
Kpv<p
Kpvn-o!
K7rV7rT-E 1r/{3/<p
7rpCiTT-Of-E
1rpet"(
1rp&rrw doen, handelen Ë1rpCi�Ci
Kl"(IX
<ppat-olE
(r)lo/0
Ë<ppCiOCi
cppao
<pp&tw meedelen
5. Een paar onregelmatigheden:
OEÎ
oioáaKW
OOKÉW
KCXÀÉW
ÈÀCXVJJW
het is nodig dat, het/men moet
leren, onderwijzen
(toe)schijnen de,
indruk maken (te . . . )
roepen
rijden, varen
aor.:
i:oÉr,aE(v)
ÈolÖa�a
EOO�O'.
ÈK<XÀWCX
�Àaaa
§ 35.1.2
De 017-aoristus.
[ ... 24.2]
De 0r,-aoristus wordt gevormd· door de verbale stam uit te breiden met het element θη-·
Daarachter komen de actieve uitgangen die bekend zijn van de stamaoristus (§ 37).
1. Bij verba met contractie komt 0r,- achter de verlengde verbale stam (.,. 18.1.b.2):
7rOlÉ6J
nµáw
or,ÀÓW
verbale
stam:
doen, maken
7rOLE
eren
nµa
duidelijk maken or,Àd
È1rOL�0r,JJ
ÈTLµ�0r,JJ
Èor,Àw0r,v
E > Y/
(X > Yl
0 > 6J
2. Bij verba met een verbale stam op medeklinker wordt 1r geschreven als </>, en worden 'Y
en K geschreven als x. o en 0 worden tot a:
1rɵ1rw
OEÎKJJVµL
KCXTCXÀÉ"(W
1rapaaKwá tw
1rEl0W
enz.
zenden
tonen
opsommen
gereedmaken
overreden
1
7rEµ7r'-
OELKK0'.70'.ÀE"f�
1rapaaKEvao�
7rEL0-/
53
È1rɵ</>8r,v
ÈoEîxBr,v
7r > </>
K
>
X
'Y > X
1rapwKwá a0r,v 0 > a
0 > a
È1rEÎa8r,v
KCXTEÀÉX0r,v
§ 35.3
[� 24.3]
De betekenis van de 811- en 11-aoristus
a. De aoristus van het passivum.
1. De meeste transitieve verba hebben in het passivum een 8YJ-aoristus:
ik werd door jou losgemaakt
de overwinning werd gemeld
i:'Aû8YJV inrö <Joû
� VlKYJ �'Y'YÉÀBYJ
2. Enkele transitieve verba hebben evenwel een YJ-aoristus in het passivum, bijvoorbeeld:
TpÉ<pW
7pÉ1C'W
voeden
wenden
aor.: hp&cpYJV
aor.: E7p&7rYJV
ik werd gevoed
'ik werd gewend' (zie hieronder slotop­
merking 2)
b. De 01]-aoristus bij media tantum
De media tantum hebben doorgaans een sigmatische of thematische aoristus. Maar enkele
verba van deze groep hebben een 81]-aoristus zonder dat er sprake is van een passieve
betekenis. Voorbeelden zijn:
(3oû'Aoµ,m
oÉoµ,m
(graag) willen, liever willen;
verweken
i:(3ovÀ�0YJV
aor. EOE�8YJV
ik wilde graag
ik verzocht
Deze aoristus treedt ook op bij de volgende media tantum uit de woordenlijst:
&x0oµm
ÓlO!ÀÉ"(O/J,O'.l + dat.
ÓlO!POÉOJJ,O'.l
OUPO!JJ,O'.l
E'lftaTO!JlO'.l
�ooµm
hTTáoµm
oïoµm
1rEipáoµm
</;o(3ÉOµm
hx0fo0rw
ÓlEÀÉX01JP
ÓlEP0�01JP
ÉOVP�01JP
n1rWT�01JP
�a01JP
hTT�01JP
4)�01JP
É1rElp<X01JP
É<p0(3�01JP
zich ergeren
spreken met
(be)denken, van plan zijn
kunnen
weten, kennen
zich verheugen
de nederlaag lijden
menen
trachten, proberen
bang zijn, vrezen
55
ik ergerde mij
ik discussieerde
ik bedacht
ik kon
ik wist, ik kende
ik verheugde mij
ik leed de nederlaag
ik meende
ik trachtte
ik was bang
c. De 011- of 11-aoristus bij intransitieve media
Verba met een intransitief medium hebben gewoonlijk een andere aoristus dan de reflexie­
ve media en de belang-uitdrukkende media.
1. Sommige intransitieve media hebben een Br,-aoristus. Ook hier is van een passieve
betekenis geen sprake:
zich herinneren aor. i::µv�a0r,v
ik herinnerde mij
Opmerking: deze aoristus treedt ook op bij de volgende verba uit de woordenlijst:
èt"(Eipoµm
zich verzamelen
�"fÉp0rJP
'ik verzamelde mij'
È"{Eipoµm
wakker worden
�"fÉp0rJP
ik werd wakker
daarnaast ook: �"fpÓµTJP
ÉKlP�01JP
ik bewoog
(zelf) bewegen
Kll'Éoµ<Xl
ÉÀEi<p01JP
achterblijven
ik bleef achter
ÀEi1roµm
l:1rcxva01JP
(zelf) ophouden
1rcxvoµm
ik hield op
2. De meeste intransitieve media hebben evenwel een r,-aoristus.
Deze aoristus treedt op bij de volgende intransitieve media:
á1r01.ÀÀ(:nroµm
öl0'.Cp0E[poµm
µa[voµm
avÀÀÉ')'oµm
zich verwijderen
te gronde gaan
tekeer gaan
zich verzamelen
á1rr,ÀÀÓ'."fYfV
DlEcp0ápr,v
i::µávr,v
avvEÀÉ"fYf V
ik verwijderde mij
ik ging te gronde
ik ging tekeer
'ik verzamelde mij'
Opmerking: de 1}-aoristus treedt ook op bij de volgende verba uit de woordenlijst:
op reis gaan
arÉÀÀoµm
ÉaTÓ!À1JP
ik ging op reis
ik draaide me om
ÉaTpÓ!<p1JP
zich omdraaien
arpÉ<poµm
a<pcxÀÀoµm + gen. zich vergissen in
Éa<pÓ!À1JP
ik vergiste me
Let op: ook het activum xa[pw heeft een r,-aoristus:
xaipw
zich verheugen i::xápr,v
ik verheugde mij
Slotopmerkingen
1. 01.ipfoµm, kiezen (medium van 01.ipÉw, nemen ..,. 24,2.a.4) heeft ook de passieve aoristus
i,pÉ0r,v, ik werd gekozen.
2. De verba rpÉcpw, voeden, grootbrengen en rpÉ1rw, wenden, keren hebben een passieve
r,-aoristus. Men moet deze aoristus soms intransitief opvatten:
opgroeien
Érpácpr,v
ik groeide op
rpÉcpoµm
ik sloeg op de vlucht
ópá1rr,v*
op de vlucht slaan
rpÉ1roµm
* Maar vaker wordt dan de thematische aoristus áp01.1róµr,v gebruikt.
3. Media tantum die transitief zijn (een object bij zich hebben), hebben naast een aoristus
medium soms ook een aoristus passivum. Bijvoorbeeld van KO'.TEP"fÓ'.foµm, afmaken,
56
doden komen voor de aoristus medium KCI.TElp"(áaa.To, hij maakte af, en de aoristus
passivum KCI.TElp"(áa8r,, hij werd afgemaakt. In de praesensstam komt de passieve
betekenis zelden voor.
4. Een transitief verbum (een verbum dat een object bij zich heeft) met een intransitief
medium kan daarnaast ook optreden met het belang-uitdrukkend medium en het passivum.
Terwijl de vormen in het praesens voor medium en passivum dezelfde zijn, zien we dan
verschillende vormen in de aoristus. Een illustratief voorbeeld is het verbum <f>a[vw,
waarvan de volgende vormen optreden:
praesens
<j)a[vw ik toon
<f>a[voµ,m ik toon (in
mijn belang)
<j)a[voµ,m ik verschijn,
schijn, blijk
<j)a[voµ,m ik word ge­
toond
aoristus
Ë<pr,va ik toonde
È<pr,váµ,r,v ik toonde (in
mijn belang)
i:<f>ávr,v ik verscheen,
scheen, bleek
È<páv8r,v ik werd getoond
medium intransitief
praesens
'iaTr,µ,i ik doe staan
'iaTaµ,m ik doe staan (in
mijn belang)
'iaTaµ,m ik ga staan
passivum
'iaTaµ,m ik word gesteld
aoristus
ËaT r,aa ik deed staan
ÈaTr,aáµ,r,v ik deed staan
(in mijn belang)
ËaT r,v ik ging staan
(stamaor. ! § 37)
ÈaT á8r,v ik werd gesteld
activum
belang-uitdrukkend medium
medium intransitief
passivum
Vergelijk hiermee 'iaTr,µ,i:
activum
belang-uitdrukkend medium
57
§ 36
De aoristusstam: de thematische aoristus
§ 36.1.
[11> 19.1]
Het paradigma ËÀa/3ov, ik nam, ik kreeg
1
1
ACTIVUM
INDICATIVUS
CONIUNCTIVUS
OPTATIVUS
Àá{Jw
Àá{Jr,ç
Àá(Jr,
ÀCX{JWµ,EV
Àá{Joiµ,i
Àá(Joiç
Àá(Joi
ÀCX{JOL/J,EV
ÀCX(JY/TE
ÀCX{JOLTE
ÀCX{JW<Jl(V)
ÀCX{JOLEV
INFINITIVUS:
PARTICIPIUM:
À<X{JEÎV
À<X{JWV, Àa{3ÓVTOÇ
IMPERATIVUS
Àa{JÉ
ÀCX{JETE
ËÀa{Jov
EÀ<X{JEÇ
ËÀa(3E(v)
Àa{Joû<Ja, Àa(3ov<IY/Ç
Àa{Jóv, Àa(Jóvrnç
ÉÀá{Joµ,Ev
ÉÀCX{JETE
ËÀa(3ov
MEDIUM
INDICATIVUS
ÉÀa(Jóµ,riv
ÉÀá(Jov
ÉÀCX{JETO
ÉÀa(3óµ,E0a
ÉÀCX(3W0E
ÉÀá{JovTO
CONIUNCTIVUS
OPTATIVUS
IMPERATIVUS
Àá(Jwµ,m
Àá(Jr,
ÀCX(JY/T<Xl
Àa(3wµ,E0a
ÀCX(3Y/<J0E
Àá{JwVTm
Àa(3o[µ,riv
Àá{Jow
Àa{Joû
INFINITIVUS:
PARTICIPIUM:
Àa(3fo0m
Àa(Jóµ,Evoç
Àa{Joµ,ÉVY/
ÀCX{JOLTO
Àa(3o[µ,E0a
Àá(3ow0E
ÀCX(3E<J0E
Àá{JOLVTO
1
Àa{JÓtJ,EVOV
De thematische aoristus wordt vervoegd met de themavocaal:
aoristus:
ËÀa{Jov
Àaµ,(3ávw
nemen, krijgen
praesens:
praesensstam: Àaµ,(3av-o/Àaµ,(3av-E
aoristusstam: Àa(3-o/Àa(3-E
58
1
1.
Een stamverandering die lijkt op die bij Àaµ(3ávw, hebben:
verbale stam
aoristus
verborgen zijn voor ... ( + acc.) Àa.0
... ongemerkt ( + pte.)
leren kennen, begrijpen,
µa.0
vernemen
treffen, krijgen ( + gen.),
TVX
het geval wil dat (ik), toevallig ... ,
net ... , juist ... (+ pte.)
Àav0ávw
µav0ávw
Tv'Yxávw
ËÀa0ov
˵a0ov
ËTVXOV
2. Andere stamveranderingen treden op bij:
leiden, brengen
sterven, gedood worden
werpen, treffen
vinden, ontdekken, aantreffen
verlaten, achterlaten, overlaten
drinken
snijden
vluchten, ontvluchten
&"fW
á1ro0vfl(fKW
(3áÀÀW
EVp'wKW
ÀEL7r6J
1r[vw
Tɵvw
(pEV"fW
*
*
á'Y
0av
(3aÀ
EVP
�"/Ci."fOV
Àl7r
ËÀL7rOV
7rl
Ë'lf'WV
(pV"f
Ë(pV"fOV
á1rÉ0avov
Ë(3a.Àov
YJVPOV
TEµ
ËTEµov
aoristusstam: á"fCx."f-OIE.
3.
Soms is de relatie tussen de aoristus en het praesens/imperfectum op het eerste
gezicht niet erg duidelijk:
hebben, houden
foxov
(fx
Opmerking:
Bij foxov hoort 2 sing. imperat. (JXÉÇ.
4.
Er zijn ook verba die een aoristus hebben die van een andere verbale stam ge­
vormd is.
(in)nemen, gevangen, nemen
1. gaan, komen
2. zullen gaan, zullen komen
zeggen, spreken
zien
aipÉw
Hµi
1'
ÀÉ"fW
ópáw
*
**
***
imperat:
ËÀE
inf.:
ÈÀEÎV
Ei'lf'EÎV
ióäv
Ei'lf'É
iÓÉ
59
ÈÀ
ÈÀ0
EiÀov*
�À0ov
Ei 7r
ió
H'lf'OV
Elóov***
1'
pte.:
ÈÀWV
Ei'lf'WV
iówv
**
§ 37
De aoristusstam: de stamaoristus
§ 37.1.
De regelmatige stamaoristus: de paradigmata forqv, ËÖvv, f)"PWP
[.,.. 23.2.a]
Bij de stamaoristus worden de uitgangen direct achter de stam gep laatst. Het betreft de
aoristus van de volgende verba:
ïaraµm:
(3a[vw:
ovoµm:
cpvoµm:
)"l)"VWaKw:
gaan staan
gaan
duiken, óndergaan
groeien
leren kennen
faTYJP*
aor.:
aor.:
aor.:
aor.:
aor.:
Ë{3YJP (gaat als f<lTYJV)
€OVV
Ëcpvv (gaat als lovv)
E)"VWV
* ËaTYJV betekent uitsluitend: ik ging staan/ben gaan staan/was gaan staan en is dus
intransitief.
1
1
ACTIVUM
INDICATIVUS
CONIUNCTIVUS
OPTATIVUS
arw
arflç
arfl
ara[YJv
ara[YJç
ara[YJ
araîµEv
arwµEV
faTYJV
faTYJÇ
faTYJ
ar�TE
arwai(v)
aTCXÎTE
INFINITIVUS:
PARTICIPIUM:
ar�vm
aráç, arávrnç
ar&.aa, aráaYJç
aráv, arávroç
araîEv
faTY]µEV
faTYJTE
ËaTYJaav
61
IMPERATIVUS
ar�Bi
aT�TE
§ 38.1.
De futurumstam.
[� 20.1. a, � 21.1.] Het futurum van het activum en het medium wordt meestal gevormd
doordat de verbale stam wordt uitgebreid met -a-, gevolgd door de themavocaal.
[� 25.2.a]
Het futurum van het passivum voegt doorgaans, overeenkomstig de Or,-aoristus van
het betreffende verbum, aan de verbale stam het kenmerk -0r,- toe. Daarachter komen
-a-, de themavocaal en de uitgangen van het medium.
Stam op u-o-/ε-: paradigmata Àvuw en Àvuoµm
1
ACTIVUM
INDICATIVUS
OPTATIVUS
Àvaw
Àvaf.iç
Àvaf.l
Àvaowv
Àvaf.Tf.
Àvaovai(v)
Àvaoiµi
Àvaoiç
Àvaoi
Àvaoiµf.V
ÀVaOlTf.
Àvaoif.v
INFINITIVUS:
PARTICIPIUM:
Àvaf.lv
Àvawv' ÀVaDVTOÇ
Àvaovacx, Àvaovar,ç
ÀÛaOV, ÀVaOVTOÇ
MEDIUM
INDICATIVUS
OPTATIVUS
Àvaoµm
ÀVaElf Àvar,
ÀVaETCXl
ÀvaóµE0cx
ÀVaW0E
ÀVaOVTCXl
Àvao[µr,v
Àvaow
ÀVaOlTO
Àvao[µE0cx
Àvaoia0E
ÀVaOlVTO
INFINITIVUS:
PARTICIPIUM:
Àvawem
ÀvaóµEvoç
ÀvaoµÉvr,
ÀvaóµEVOV
66
1
Stam op 0r,-a-o/E-: paradigma Àv0�aoµ,m
INDICATIVUS
OPTATIVUS
Àv0�aoµ,m
Àv0�aHIÀv0�av
Àv0�aETm
Àv0r,aóµ,E0a
Àv0�aw0E
Àv0�aonm
Àv0r,ao[µ,r,v
Àv0�aow
Àv0�aoiTO
Àv0r,ao[µ,E0a
Àv0�aow0E
Àv0�aoino
§ 38.1.1
[.,. 20.1.a]
1.
INFINITIVUS:
PARTICIPIUM:
Àv0�aw0m
Àv0r,aóµ,EVOÇ
Àv0r,aoµ,ÉVYJ
Àv0r,aóµ,EVOV
Het futurum op -u-o-1EBij de thematische verba met een verbale stam op een tweeklank,
-a zonder meer achter de verbale stam:
ÀVW
losmaken, beslech­
ten, schenden
verbale stam
futurum
ÀV
Àvaw
2.
Bij verba met contractie komt -a- achter de lange verbale stam:
1roiÉw
nµ,&w
op&w
or,Àów
doen, maken
eren
doen, handelen
duidelijk maken
*
'lrOlEI 'lrOlYJ
nµ,alnµ,r,
opa/opa*
OYJÀO/OYJÀW
-i
of -v of komt
1roi�aw
nµ,�aw
op&aw
or,Àwaw
lange a na E,i,p.
3.
Het futurum bij verba van het type 'iaTr,µ,i, bij 'ir,µ,i, T[0r,µ,i en oîowµ,i is van de
lange verbale stam gevormd:
laTYJ/J,l
1rlf),1rÀYJf),l
TWr,µ,i
'ir,µ,i
füowµ,i
doen staan, oprichten,
tot staan brengen
vullen
leggen, plaatsen
zenden, laten gaan
geven
aTr,laTa
aT�aw
7rÀYJl7rÀa
7rÀ�aw
0r,f0E
e�aw
�aw
owaw
�/É
ow/oo
67
Let op:
DElKPVµl
4.
aanwijzen, (aan)tonen
DElK
Het futurum van verba met een verbale stam op een medeklinker is zo gevormd:
verbale stam op:
{3ÀÉ7f'W
fücnp[{3w
"(p&<pw
KÓ1C'7W
K
-
'Y X
DlWKW
o0
ü1C'EVDW
OVÀÀÉ"( W
ápxw
1C'EL0W
áva"(Kéx fw
regels:
kijken, zien
de tijd doorbrengen,
verblijven
schrijven
slaan
"(pa<p
K01C'
achtervolgen
verzamelen
de eerste zijn om te . . . ,
beginnen met/te . . .
opstellen, ordenen
DlWK
ÀE"(
apx
füw�w
OVÀÀÉ �W
áp �w
zich haasten
overreden, overtuigen
noodzaken, dwingen
ü1C'EVD
ü1C'EVüW
1C'El0
1C'ElüW
áva"(KCX.D
a vCl."(Ka a w***
{3 1f' <p + a > if;.
K"(X +a >r
7 o 0 voor a vallen weg.
*
**
***
'
,
Zo ook bij verba met praesens op -7f'7W.
Zo ook bij verba met praesens op -nw.
Zo ook bij verba met praesens op -fw.
Voor de verba op -ifw zie § 38.2.1.
5. Een paar onregelmatigheden:
DEÎ
DlD<:XüKW
DOKÉW
EVplüKW
Let op:
EXW
*
het is nodig dat, het/men moet
leren, onderwijzen
(toe)schijnen,
de indruk maken
vinden, ontdekken, aantreffen
ÖE�üEl
füo& �w
oó�w
Evp�aw
hebben, houden
met spiritus asper
6.
Er zijn ook verba die een futurum hebben dat van een andere verbale stam ge­
vormd is·
É
w
dragen, brengen
o'iaw
<p p
68
§ 38.1.2.
[� 25.2]
Het futurum op Ori-u-o-1f-
Het futurum op -0naoµm is overeenkomstig de 011-aoristus gevormd:
aoristus:
futurum:
ÈÀV0î]V
Àv0naoµm,
ik zal worden losgemaakt
È1roin01111
Ènµn01111
ÈoîJ'Aw011v
1roi110naoµm,
nµ110naoµm,
ÖîJÀW0�aoµm
ik zal worden gemaakt
ik zal worden geëerd
ik zal worden duidelijk gemaakt
ÈaTá0î]V
anx.0�aoµm,
ik zal worden gesteld
È7rɵ<p0î]V
i:0Eix01111
1rEµ<p0�aoµm,
oHX0�aoµm,
ik zal worden gezanden
ik zal worden getoond
È7rflü0î]V
7rEW0�aoµm,
ik zal worden overreed
ypÉ0î]V
�KOUü0î]V
alpE0�aoµm,
àKova0�aoµm,
ik zal worden genomen
ik zal worden gehoord
Opmerkingen:
1. Het medium tantum (3ov'Aoµm met 011-aoristus heeft een daarmee niet overeenkomstig
futurum:
praesens
futurum
aoristus
{3
(3ovÀnuoµm, ik zal willen
È ovÀn01111
(3ov'Aoµm, (graag) willen
Dit futurum treedt ook op bij de volgende verba uit de woordenlijst:
oE»aoµ,m, ik zal vragen
ÈoE»01JP
ófoµ,m, vragen
óvraµ,m, kunnen
Èóvr»B1JP
óvr»aoµ,m, ik zal kunnen
Anders bij:
ÓlO'.ÀEXB»aoµ,m, ik zal discussiëren
ÓlEÀÉX01JP
ótaÀÉ'YOf-lO'.l, discussiëren
�aB»aoµ,m, ik zal mij verheugen
�óoµ,m, zich verheugen
�a0î]P
2. Let ook op het intransitieve medium van µiµvflaKoµm:
µiµvflaKoµm, zich herinneren, aoristus: ȵvna01111, futurum: µvriuOnuoµm, ik zal mij
herinneren.
§ 38.2
Het futur um bij ver bale stam op À, µ, v, p
[� 20.1.b, � 21.1.c.2]
Het futurum van het activum en medium wordt gevormd doordat de
verbale stam is uitgebreid met -E, gevolgd door een themavocaal. De conjugatie is die van
het type 1roiÉw ( § 33, en � 9.1.b).
Eigenlijk is de uitbreiding -w + themavocaal, maar -a- tussen de twee vocalen is weggevallen. Het aldus
gevormde futurum wordt FUTURUM ATTICUM genoemd.
69
l
[� 25.2.c]
Het futurum op -r,-a-o/E- voegt doorgaans, overeenkomstig de r,-aoristus van het
betreffende verbum, aan de verbale stam het kenmerk -r,- to e. Daarachter komen -a-,
de themavocaal en de uitgangen van het medium.
Het futurum met stam op -ε-ε/o-: paradigmata φανῶ en φανοῦμαι
1
ACTIVUM
INDICATIVUS
OPTATIVUS
<jxx11w
<pallEÎ
cfxxvo[r,11
<pa11o[r,ç
<pa11o[r,
<pCXllOÛµEll
<pCXllOεEll
<pCXllEÎÇ
<pCXllEÎTE
<pCXllOÎTE
<j)a11oûai(11)
<pCXllOÎEll
INFINITIVUS:
PARTICIPIUM:
<pCXllEÎll
<j)a11w 11, <pa11oû noç
<j)a11oûaa, <j)a11ovar,ç
<j)a11oû11, <j)a11oû noç
MEDIUM
INDICATIVUS
OPTATIVUS
<pCXllOÛµ,m
<pa110[µ,r,11
<j)a11oîo
<pa11EÎ, <pa11fl
<pa11Eirm
<j)a11ovµE0a
<pCXllOÎTO
<pCX1IEÎCJ0E
<pa11o[µE8a
<j)a11oîa8E
<pCX1IOÛ117m
<pCXllOÎEll
PARTICIPIUM:
INFINITIVUS:
<pCX1IEÎCJ0m
<pCXllOV µEllOÇ
<pa11ovµ,É11r,
<pCXllOV µE11011
70
1
Het futurum op η-σ-ο/ε- : paradigma φανήσομαι
INDICATIVUS
OPTATIVUS
qxx.vnaoµm
cpcxv7Jao[µ7Jv
cpcxvnaow
<pcxvnaEl, -r,
<pcxvnüETm
<pcxvnaolTO
cpcxvr,aóµt0cx
cpcxvr,ao[µE0cx
<pcxvnaw0E
cpcxvnüOW0E
<pcxvnüOVTm
<pcxvnüOlVTO
INFINITIVUS:
PARTICIPIUM:
cpcxvnaw0m
<pCXVYJüÓ µEVOÇ
<pCXVYJaoµÉVYJ
<pCXVYJüÓ µEVOV
Het futurum bij verbale stam op À, µ, v, p.
Het paradigma van cpcxvw en cpcxvoûµm treffen we dus aan bij o.a.:
§ 38.2.1.
á."("(É ÀÀW
á.1róÀÀvµm
E"(ElPW
vɵw
Kp[vw
á.µvvw
èx1r0Kp[voµm
berichten, melden
te gronde gaan
wakker maken, (op)wekken
verdelen, toedelen
(be)oordelen
afweren ( + acc.), helpen ( +dat.)
antwoorden
á."("(EÀ
ολ
E"(EP
VEµ
KplV
èxµvv
KplV
á."("(EÀW
á.1r0Àoûµm
E"(EPW
VEµW
KPlVW
èxµvvw
èx1roKplVOÛ µm
Opmerkingen
1. Het futurum van de meeste verba op -[?;w wordt op dezelfde wijze vervoegd als het
futurum van de verba met een verbale stam op -À, -µ, -v, -p:
voµiovoµiw
menen, beschouwen als
voµ[?;w
brengen, halen, meenemen
KoµioKoµiw
Koµ[?;w
2. Afwijkend wordt het futurum gevormd bij:
KcxÀÉw, roepen met een futurum KCXÀW ( < KCXÀÉw praes. = fut.), KCXÀEÎÇ, enz. (Ook de
aoristus is onregelmatig: ËKcxÀwcx).
ÀÉ"(W, zeggen, spreken met een futurum i:pw ( < ÉpÉw), ÉpEÎç, enz. (andere verb. stam,
zoals ook bij de aoristus Ehov)
EÀcxvvw, rijden, varen met een futurum EÀw ( < EÀÓ!.w), EÀq_ç, enz. (De coniugatie is die
van nµ&w).
71
---- ------------
--- - - - - - ----------------- --�-�-
-
Algemeen paradigma: ÀÉÀVK<X en ÀÉÀvµm
§ 39.1.
1
1
ACTIVUM
CONIUNCTIVUS
OPTATIVUS
ÀÉÀVKCX
ÀEÀVKW
/\E/\UKoiµi
ÀÉÀVKCXÇ
ÀEÀUK'[IÇ
ÀEÀVKOLÇ
ÀÉÀVK€(V)
À€ÀVKCXµEV
À€ÀVKCX7€
ÀEÀVKaai(v)
ÀEÀUK'[I
ÀEÀUKOt
INDICATIVUS
IMPERATIVUS
PERF.
PLQPERF.
ÉÀEÀVKYJ
ÉÀEÀVKYJÇ
ÉÀEÀVKH(v)
ÉÀ€ÀVK€µEV
ÉÀ€ÀVK€7€
/\EÀVKWµEP
/\EI\VKDiµEP
ÀEÀUKT/TE
ÀEÀUKOL7E
ÀEÀVKWüi(P)
ÀEÀUKOLEP
INFINITIVUS:
PARTICIPIUM:
ÀEÀVKÉVm
ÀEÀVKWÇ, ÀEÀVKÓTOÇ
ÀEÀVKVÎCX, ÀEÀVKVlCXÇ
ÀEÀVKÓÇ, ÀEÀVKÓTOÇ
geen
ÉÀEÀVKWCXV
MEDIUM/PASSIVUM
INDICATIVUS
ÀÉÀvµm
ÀÉÀvam
ÀÉÀV7m
CONIUNCTIVUS
OPTATIVUS
À EÀ VµÉPOÇ/7/ W
ÀEÀVµÉPoç/7/ EÏT/P
PERF.
ÀEÀvµÉPoç/11 EÏT/Ç
À EÀ VµÉPOÇ/7/ TJÇ
enz.
ÀÉÀva0E
ÀÉÀV117m
ÀÉÀU<J0E
PLQPERF.
ÉÀEÀVµYJV
ÉÀÉÀvao
ÉÀEÀvµE0a
ÉÀÉÀva0€
ÉÀÉÀVV70
ÀÉÀU<JO
enz.
ÀEÀvµE0a
ÉÀÉÀV70
IMPERATIVUS
INFINITIVUS:
PARTICIPIUM:
À€Àva0m
ÀEÀvµÉvoç
ÀEÀVµÉVYJ
1
ÀEÀvµÉvov
Het regelmatige perfectum van het activum op -κα heet het kappaperfectum. Voor de regels van de reduplicatie zie § 31.
73
1
Stammen op À en p: het paradigma VYîfÀKa en ἤγγελμαι
§ 39.2
[ ... 33.1]
1
ACTIVUM:
INDICATIVUS
als
ÀÉÀ.VKO'.
CONIUNCTIVUS
OPTATIVUS
INFINITIVUS:
PARTICIPIUM:
IMPERATIVUS
1
PERF.
ij-y-yfÀ.KO'.
enz.
PLQPERF.
MEDIUM/PASSIVUM
INDICATIVUS
ij"("(EÀ.µ,m
ij-y-yEÀ.am
ij"("(fÀ.70'.l
�'Y'YÉÀ.µ,E0a
ij"("(EÀ.0f
�"("(EÀ.µ,ÉVOl Eia[(v)
OPTATIVUS
IMPERATIVUS
�"f'YEÀ/,lÉIIOÇ /11 W
�"f'YEÀ/,lÉIIOÇ/11 TJÇ
�"f'YEÀ/,lÉIIOÇ/11 EÏ1111
�"f'YEÀ/,lÉIIOÇ/11 EÏ11Ç
geen
INFINITIVUS
PARTICIPIUM
�"("(ÉÀ.0m
�'Y'YfÀ.µ,Évoç
�"("( EÀ.µ,ÉVYJ
�"("(fÀ.µ,É VO V
PERF.
enz.
enz.
PLQPERF.
�"("(ÉÀ.µ,YJ V
ij"("(EÀ.ao
ij"("(fÀ.70
�'Y'YÉÀ.µ,E0a
ij"("(EÀ.0E
�"("(EÀ.µ,Évoi �aav
CONIUNCTIVUS
1
1
Als de perfectumstam eindigt op À. of p, worden de uitgangen -a0m en -a0E in het
medium-passivum -0m en -0E. De derde persoon pluralis wordt omschreven met het
participium + Eiµ,L
74
Verbale stam op ó, T en 0: het paradigma πέπεικα en πέπεισμαι
§ 39.3
[� 34.1. a, � 35.1.c]
ACTIVUM:
INDICATIVUS
als
ÀÉÀVKCi.
CONIUNCTIVUS
OPTATIVUS
INFINITIVUS
PARTICIPIUM
IMPERATIVUS
PERF.
7rÉ7rHKCi.
enz.
PLQPERF.
ó,
T
en 0 vallen weg vóór de
K
MEDIUM/PASSIVUM
INDICATIVUS
CONIUNCTIVUS
OPTATIVUS
PERF.
7rÉ7rEWJWL
7rÉ7rEWm
7rÉ7rEWTm
7rE7rE[aµ.E0a.
7rÉ7rEW0E
7rE7rEWflÉVOL EiaL(JJ)
PLQPERF.
È7rE7rEfoflî]J/
È7rÉ7rEWO
È7rÉ7rEWTO
È7rE7rEfoµ.E0Ci.
È7rÉ7rEW0E
7rE7rEWflÉJ/OL �aav
7rE7rEUJµÉJJoç EÏîJV
'/rE'irEUJµÉJJOÇ W
7rE7rEUJµÉJJOÇ VÇ
1rE1rnaµÉJJoç
enz.
EirJç enz.
INFINITIVUS
PARTICIPIUM
7rE7rEîa0m
7rE7rEWflÉ JJOÇ
7rE7rEWflÉ JJY]
7rE7rEWflÉ JJOJJ
ó,
T,
0 vó ó r µ. > a
vó ó r a: verdwijnt
vó ó r T > a
75
IMPERATIVUS
geen
§ 39.4
[ ... 34.1.b
1
.,..
Verbale stam op {J, 1r en cf>: het paradigma εἴληφα en εἴλημμαι
35.1.a]
.·,
ACTIVUM
CONIUNCTIVUS
INDICATIVUS
OPTATIVUS
IMPERATIVUS
1
PERF.
EÏÀYJ</XX
ElÀYJ<p<XÇ
flÀYJ<pf(V)
EiÀn<paµ,EV
EiÀncpaTE
EiÀncpaaL(V)
ELMcpw
ElÀ�cpOlJJ,l
EiÀ�cpyç
EiÀ�cpOlÇ
INFINITIVUS
PARTICIPIUM
EiÀYJ<pÉvm
EiÀYJ<pWÇ, EiÀYJ<pÓTOÇ
enz.
PLQPERF.
EiÀn<pYJ
EiÀn<pYJÇ
geen
enz.
EiÀYJ<pVÎa, EiÀYJ<pV[aç
flÀn<pEL(V)
EiÀn<pEµEV
EiÀYJ<pÓÇ, EiÀYJ<pÓTOÇ
EiÀn<pf7f
EiÀn</Jwav
verbale stam op (3- of 1r- wordt geaspireerd tot <pverbale stam op <p- blijft onveranderd
MEDIUM/PASSIVUM
CONIUNCTIVUS
INDICATIVUS
PERF.
EÏÀY}µµm
flÀYJ1/Jal
EÏÀYJ7r7m
EÏÀ.1/JJ,JJ,ÉPOÇ
OPTATIVUS
W
IMPERATIVUS
EiÀ1/ JJ,JJ,ÉPOÇ EÏ1/P
fiÀ1//J,JJ,ÉPOÇ '[JÇ
EiÀ1/JJ,JJ,ÉPOÇ EÏ1/Ç
enz.
enz.
EiÀnµµE0a
flÀYJ<p0E
EÏÀ.1/1/JO
EÏÀ1/cp0E
EiÀY}µµÉvoi Eiai(v)
PLQPERF.
EiÀnµµY}V
ElÀYJ1/JO
EÏÀYJ7r70
fiÀnµµE0a
ElÀYJ<p0E
EiÀY}µµÉvoi haav
PARTICIPIUM
INFINITIVUS
EiÀ�<p0m
EiÀY}µµÉvoç
EiÀY}µµÉVYJ
EiÀY}µµÉvov
(3, <p + µ
+ am ao
+7
+ a0E a 0m
1f',
> µµ
> 1/;m 1/JO
> 7f'7
> φθε
- φθαι (a valt uit, aspiratie vóór 0)
Activum: geaspireerd perfectum. Als de verbale stam eindigt op </>-, kan men de perfectumstam ook tot het stamperfectum rekenen (§ 39.6 1rÉ<pYJVa).
76
§ 39. 5
[34.1.b,
1
Verbale stam op γ, κ, χ: het paradigma τέταχα en τέταγμαι
35.1.b]
ACTIVUM
CONIUNCTIVUS
OPTATIVUS
Tf:TCX.XCX.
TETCXXW
TETCXXOLflL
Tf:TCX.XCX.Ç
TETCXX[IÇ
enz.
TETCXXOLÇ
enz.
INFINITIVUS
PARTICIPIUM
TETCX.XÉVm
TETCX.X WÇ, TETCX.XÓTOÇ
INDICATIVUS
PERF.
7É7CX.XE(v)
TETéxXCX.JJ.,EV
IMPERATIVUS
geen
7E7éxXCX.7E
TETéxXcx.<JL(v)
PLQPERF.
E7E7&XYJ
ETETáXYJÇ.
TETCX.XVÎCX., TETCX.XVicx.Ç
E7E7áXEl(V)
TETCX.XÓÇ, TETCX.XÓTOÇ
E77E7éxXEJJ.,EV
ETE7áXE7E
verbale stam op 'Y- of K- wordt geaspireerd tot
verbale stam op x- blijft onveranderd
ETTETáxwcx.v
x­
MEDIUM/PASSIVUM
INDICATIVUS
CONIUNCTIVUS
OPTATIVUS
INFINITIVUS
PARTICIPIUM
TETéxxBm
TETCX."f µ,Évoç
IMPERATIVUS
PERF.
Tf:TCX."fJJ.,cx.l
TÉTcx.�m
7f:7CX.K7m
7E7fr'{JJ.,E8CX.
7f:7CX.X8E
7E7CX."fJJ.,ÉVOl Elai(11)
PLQPERF.
ETETá"f/J.,YJV
ETÉTcx.�o
TETCX."f/J.,f:VYJ
ETÉTCX.KTO
ETETá"fJJ.,E8CX.
ETÉTCX.X8E
7E7CX."fJJ.,É VOl hacx.v
TETCX."f/J.,f:11011
"f, K , X
+
+
+
+
µ,
am ao
7
a8E 8m
>
"fJJ.,
>
�m �o
>
xBE xBm (a valt uit, aspiratie vóór 0)
> KT
Activum: geaspireerd perfe ctum. Als de verbale stam emd1gt op
tumstam ook tot het stamperfectum rekenen (§ 39.6 1rÉq>rJvcx.).
77
x-,
kan men de perfec­
-
-------------
-
Het stamperfectum. het paradigma 1rÉ</>1/P<ï
§ 39.6
[ ... 34.1.c, 35.1.d]
Het verbum cpcávw heeft naast een perfectum van het activum 1rÉcpCX."fKCX.: ik heb getoond,
en een perfectum van het medium/passivum 1rÉcpcx.aµm: ik heb in mijn belang getoond, ik
ben getoond, een perfectum van het intransitivum cpcx.ivoµm: verschijnen: 1rÉcpYJvcx.: ik ben
verschenen.
ACTIVUM:
INDICATIVUS
ik heb getoond; als ÀÉÀVKCX.
CONIUNCTIVUS
OPTATIVUS
INFINITIVUS
PARTICIPIUM
IMPERATIVUS
PERF.
ÉcpCX."fKCX.
enz.
7r
PLQPERF.
verbale stam cpcx.v: v vóór K wordt geschreven als 'Y
INTRANSITIEF STAMPERFECTUM
INDICATIVUS
ik ben verschenen
CONIUNCTIVUS
OPTATIVUS
IMPERATIVUS
PERF.
7rÉcpYJVCX.
7rÉcpYJVCX.Ç
7rÉcpYJPE(P)
7rEcp� PCX.µEP
7rEcp� PCX.TE
7rEcp�PCX.aL(P)
PLQPERF.
È7rEcp�VYJ
È7rEcp�VYJÇ
È7rEcp�PEl(P)
È7rEcp�vEµEv
È7rEcp�VE7E
È1rEcp�vwcx.v
7rE<p�IIW
7rE<p� //Olµl
7rE<p�ll'[JÇ
7rE<p�IIOlÇ
enz.
enz.
INFINITIVUS
PARTICIPIUM
7rEcpYJVÉPm
7rE<PYJPWÇ, 7rE<PYJPÓTOÇ
7rEcpYJPVÎCX., 7rEcpYJVVlCX.Ç
7rEcpYJPÓÇ, 7rEcpYJPÓTOÇ
1
78
geen
1
MEDIUM ik heb in mijn belang getoond
/PASSIVUM ik ben getoond
IMPERATIVUS
CONIUNCTIVUS
OPTATIVUS
1C'ÉqXWµm
7rEqxx.aµÉPOÇ W
7rE</xx.aµÉvoç EÏ1JP
7rÉqxx.Pam
7rE</xx.aµÉPOÇ Eἴης
7rE</xx.aµÉvoç EÏ1JÇ
enz.
enz.
INDICATIVUS
PERF.
7f'ÉqXX.P7C1.l
7f'E<pá<JµE0CX.
1C'É<pCX.P0E
7rÉ<p<XP(JO
7rÉ<p<XP8E
7f'E<pa.<JµÉPOl Ei<Jl(P)
PLQPERF.
INFINITIVUS
PARTICIPIUM
7rE<páP0m
7f'E<pa.<IµÉ POÇ
É 7f'E<pfx.<JµY/ P
É1C'É<pa.P<JO
É1C'É<pCX.V70
7f'E<pa.<IµÉPYJ
f:1C'E<pá<JµE0CX.
7f'E<pa.<IµÉPOP
É1C'É<pa.P0E
1C'E<pa.<JµÉ POl �<JCX.P
vóórµ > (J
bij P vóór a0m en
P
<J0E
valt de
<J
uit.
Het stamperfectum komt ook bij een aantal andere verba voor. De belangrijkste zijn:
verbale stam
perfectum
7f'á<JXW
7rCX.017roP0
1C'É7f'OP0CX.
ÀEl1C'W
ÀEl1C'/Àl1C'/ÀOl1C'
<pEV"(/<pV"(
ÀÉÀOl7f'CX.
klinkerverandering
1C'É<pEV"( CX.
ËolKCX. lijken
perf.-stam
<pEV"( W
niet aanw.
79
ÉOlK-
§ 39. 7
[,.. 34.1.c]
Het paradigma fouax
Het perfectum ËoiKct: ik lijk, ik schijn, waar geen praesens van voorkomt, kent enkele
onregelmatigheden, nl. een augment i:4YK- in het plqperf., en de kortere stam EiKnaast ÉolK- in de inf. en het pte.
1
ACTIVUM
CONIUNCTIVUS
INDICATIVUS
PERF.
geen
ËolKCi
ËolKO'.Ç
ËolK€(V) 1
ÉOlKCiflEV
ÉOlK0'.7€
Éofaaai(v)
PLQPERF.
É<tJKYJ
É<tJKYJÇ
É<tJKH(V)
É<tJK€fl€V
É<tJK€7€
É<tJKWCiV
OPTATIVUS
IMPERATIVUS
geen
geen
INFINITIVUS
PARTICIPIUM
EiKÉVCil
ÉOlKWÇ, ÉolKÓTOÇ
ÉOlKVÎCi, ÉolKVlO'.Ç
ÉOlKÓÇ, ÉOlKÓTOÇ
1
2
2
Vaak onpersoonlijk wç ËoiKEP: naar het schijnt.
Ook: EiKwç, EiKÓTOÇ. Vaak N. onpersoonlijk EiKóç (É<ITLP): 1. het is te ver-- -
wachten; 2. het is passend.
80
1
§ 39.8
[� 34.1.d]
De gemengde perfecta TÉ0vr,Ka, ËO'Tf/K<X, ÓÉÓoiKa
Deze perfecta volgen gedeeltelijk de vervoeging van ÀÉÀVKCX., maar in een aantal vormen
treedt een korte stam op waar de uitgangen direct aan worden toegevoegd.
à1ro0vfla«w: sterven.
1
ACTIVUM
OPTATIVUS
CONIUNCTIVUS
INDICATIVUS
PERF.
geen
TÉ0VYJKCX.
IMPERATIVUS
1
TE0P<X.l1/P
TÉ0VYJKCX.Ç
TE0P<X.l1/Ç
TÉ0VYJKE(11)
TÉ0P<X.0i
enz.
TÉ0vcx.µEv
TÉ0VCX.7E
TÉ0P<X.TE
TE0v&.ai(v)
PLQPERF.
INFINITIVUS
PARTICIPIUM
TE0véxvm
TE0VEWÇ, TE0VEWTOÇ
ÈTE0V�KYJ
ÈTE0V�KYJÇ
È7E0V�KEl(11)
TE0VEWüCX., TE0VEWürJÇ
ÈTÉ0Vcx.µEV
TE0VEÓÇ, TE0VEWTOÇ
ÈTÉ0VCX.7E
of:
ÈTÉ0vcx.acx.v
TE0VYJKWÇ, TE0VYJKÓTOÇ
TE0VYJKVÎCX., TE0VYJKVLCX.Ç
1
TE0VYJKÓÇ, TE0VYJKÓTOÇ
81
1
ïanxµm: gaan staan, met aoristus forr,v: ik ging staan
1
1
ACTIVUM
INDICATIVUS
PERF.
ËaTYJKCX
Ë<ITYJKCXÇ
Ë<ITYJKE(V)
CONIUNCTIVUS
OPTATIVUS
Éarw
Éarflç
forni1/ 11
enz.
enz.
i:arni11ç
IMPERATIVUS
fornfü
foraµEV
Ë<JTCXTE
EaTO!.TE
f:<JTO'.<Il(V)
PLQPERF.
Ei<JT�KYJ
Ei<JT�KYJÇ
INFINITIVUS
PARTICIPIUM
È<Jrétvm
È<JTWÇ' È<JTWTOÇ
of
Ei<JT�KEl(V) foraµu
Ë<JTCXTE
Ë<JTCX<JCXV / El<JT�KE<JCXV
È<JTW<JCX' È<ITW<IYJÇ
È<JTWÇ' È<JTWTOÇ
È<ITYJKÉVm
of
È<ITYJKWÇ' È<ITYJKÓTOÇ
1
È<ITYJKVÎCX, È<ITYJKVlCXÇ
È<ITYJKÓÇ, È<ITYJKÓTOÇ
82
1
- - - - - ---------------···------�--------------------
oÉooiKa:
---------
-
- --
bang zijn, vrezen. Het praesens van dit verbum komt niet voor.
1
1
ACTIVUM
INDICATIVUS
CONIUNCTIVUS
OPTATIVUS
IMPERATIVUS
PERF.
OÉOOLK<X
OÉOOLK<XÇ
OÉOOLK€(V)
oÉÖLµEV
oÉ&7€
oEo[aai(v)
OEOl,W
OEOlELYJP
oEfü'[IÇ
ÖEÖlELîJÇ
enz.
enz.
oÉoi0i
oÉom
PLQPERF.
É0€00lKYJ
É0€00lKYJÇ
INFINITIVUS
PARTICIPIUM
oE&Évm
oEoiwç, oE&órnç
oEowîa, oEow[aç
OEOLÓÇ' OEOLÓTOÇ
Éo€00lKH( /J)
ÉoÉÖLµEV
ÉoÉÖL7€
ÉoÉowav
of
OEOOLKWÇ, 0€00LKÓTOÇ
OEOOLKVÎ<X, 0€00LKVl<XÇ
OEOOLKÓÇ' 0€00LKÓ70Ç
1
83
1
§ 39.9
[.,. 34.1.e]
Het perfectum oióa
De stam van het perfectum oi&x: ik weet (een praesens van dit verbum ontbreekt) treedt
op in de vormen oio, EiO en ia ( < io).
ACTIVUM
INDICATIVUS
CONIUNCTIVUS
OPTATIVUS
Eiow
Eioflç
Eiofl
EiOWfJ,EV
ÛO�TE
EiOWal(V)
EiOElYJV
EiOElYJÇ
EiOElYJ
EiOELfJ,EV
EiOEÎTE
EiOEÎEV
INFINITIVUS
PARTICIPIUM
EioÉvm
Eiowç, EioóToç
EiOVÎa, EiOVl<XÇ
Eioóç, EioóToç
IMPERATIVUS
PERF.
oioa
olaea
OLOE(V)
taµ,EV
ta7E
'iaaai(v)
PLQPERF.
Tl"oYJ
florJa0a
f,oH(V)
f,oE fJ,EV/y aµ,EV
flouEl!,aTE
f,owavl!,aav
'ia0i
ta7E
- iJacv.v kan ook de 3e persoon pluralis zijn van het imperfectum van dµ,i gaan.
- 'iafü kan ook de 2e persoon singularis zijn van de imperativus van Et/Û zijn.
- verwar de coniunctivusvormen niet met die van de aoristus 1::loov: ik zag (iöw, 'iöyç, enz.).
84