Zondag 13 november 2016 - Protestantse Gemeente in Hengelo

Download Report

Transcript Zondag 13 november 2016 - Protestantse Gemeente in Hengelo

Exodus 3:1-15 Marcus 12:28-32 Thaborkerk 13 november 2016 Willibrordzondag
Wereldwijd is het voelbaar, al een hele tijd gaande eigenlijk, dat verlangen naar
iemand die orde op zaken gaat stellen. Iemand die onze angst voor een wereld
die in alle opzichten aan het veranderen is kan dempen. Iemand die ons helpt te
geloven dat het weer een beetje zoals vroeger kan worden. Dat vroeger toen al
onze indelingen van wat hoorde nog klopten. Dat vroeger toen zwarte piet nog
gewoon zwart was en God vanzelfsprekend gewoon ónze God was.
Ja, het is voelbaar, daar in je eigen hart, in de haarvaten van onze samenleving
tot en met de grootste internationale verhoudingen aan toe: we bewegen ons
naar een nieuwe tijd, maar de angst slaat ons om het hart. Laat het niet waar zijn.
Laat er iemand zijn die roept dat ons land gewoon ons land is en blijft. Ja, zoiets
verlangen we. Houvast. Duidelijkheid. Zekerheid. Voor ons. Voor mij. En als het
God dat niet meer voor elkaar krijgt, dan moet – zo blijkt – Zwarte Piet maar
redden wat er in deze nog te redden valt.
Ik was in het holst van de nacht van afgelopen dinsdag op woensdag opgestaan.
Dat had ik 8 jaar geleden ook gedaan, omdat ik toen intens hoopte getuige te
zullen zijn dat de droom van ds. Martin Luther King voor een stukje zou kunnen
gaan uitkomen: de verkiezing van de eerste zwarte president van Amerika. Maar
nu stond ik op omdat ik vermoedde dat die analyse van dat verlangen naar de
sterke man die desnoods door roeien en ruiten gaat klopt en in deze nacht
bevestigd zou worden. Ik stond op met de smalle en wiebelige hoop op het
ongelijk van mijn bange, maar zo sterke voorgevoel - alle peilingen ten spijt.
Nee, ik was dus niet verbaasd door de uitslag. Wel zeer geschokt. Men zegt: het
is het massale protest tegen het politieke establishment. Men zegt: het is de
onvrede van de burger die niet wordt gehoord. Men zegt: het is de angst voor
een wereld waarin alle aloude begrenzingen door de globalisering onder druk zijn
komen te staan. Die van de nationale identiteit, die van de oude tradities, die van
de mores en de moraal, die van het geloof, ook dat. Give me that old time
religion.
Het is een christelijk land, de Verenigde Staten van Amerika. Wij golden tot voor
kort ook als een christelijk land zoals heel Europa doordesemd is geworden van
het christendom. In de zevende eeuw kwam onder anderen Willibrord in onze
streken het evangelie verkondigen, stichtte kerken en kloosters. Hij vertelde de
mensen dat de woeste Germaanse goden een mens niet bevrijd, maar klein
1
houdt in de angst. Hij vertelde dat de liefde van Christus je niet dichter bij de
Eeuwige kan brengen dan in de gave van zijn leven. En die gave hoef je alleen
maar te ontvangen, te vertrouwen, met open handen en een open hart. En dat
dat ontvangen je bevrijdt van angst en zonde. En dat verhaal werd vertrouwd.
Gaandeweg en met een hoop gedoe. Zeker, dat ook.
Dat verhaal werd het verhaal van onze landen. Het vormde onze landen. Dat
verhaal stak in het kielzog van de veroveraars van wat toen de Nieuwe Wereld
heette de oceaan over en het werd het verhaal dat tot in de diep in de diverse
gemeenschappen wortel schoot. Een verhaal – zo blijkt en bleek gaandeweg –
dat fundamenteel verschillend kan worden uitgelegd en inmiddels onderdeel is
van een scheiding van de geesten. De zwarte christelijke
geloofsgemeenschappen stemden overwegend op Clinton. De witte
geloofsgemeenschappen en dan vooral de protestantse stemden op Trump. Men
zegt: de populisten van Europa zullen zich de komende tijd meer dan ooit gaan
roeren. Ze hebben de tijdgeest aan hun kant. Meer dan ooit zijn wij
gewaarschuwd.
Mijn islamitische vriend Enis Odaci vraagt aan mij: Herman, waarom blijft het zo
stil uit de kerken daar waar in ‘de christelijke wereld’ nu openlijk wordt
opgeroepen om ‘de islamisering’ te stoppen? Wat is het antwoord vanuit de
christelijke traditie als de roep om muren op te trekken tussen wij en ‘die
anderen die we hier eigenlijk niet zouden moeten willen’ steeds harder en steeds
ongepolijster klinkt? Wat is het christelijke of kerkelijke antwoord op de overal
om zich heen grijpende roep om de sterke man? Of is het antwoord de sterke
man zelf die zichzelf ook nog eens profileert als de hoeder van de traditie?
Snap je dat ik niet om deze vragen heen kon voor deze Willibrordviering in een
week waarin heel de wereld zich afvraagt hoe dat kan, de verkiezing van
misschien wel de mens met de meeste macht op aarde, die zo uit is op de
scheiding van de geesten, op de muren tussen mensen, op de uitbuiting van de
aarde en dat met een diepe minachting voor de meest basale vormen van
respect en fatsoen?
Je bent vanmorgen naar de kerk gekomen. Wij zijn hier vanuit een vermoeden.
Een hoop. Een zoeken. En misschien meer dan dat: een innerlijk weten dat er een
antwoord is op de vragen van toen en nu. Een antwoord dat wij niet zelf
bedenken in de ingewikkeldheid van politieke constructies. Maar dat wij
aangereikt krijgen in de taal van het geloof.
2
Overgeleverd langs de lijnen van generatie op generatie die doorgaven wat ze
ontdekten als antwoorden op hun vragen. Tot op die bronverhalen aan toe: de
Bijbel. ‘Sinds het begin is er het spreken; dat spreken is God nabij, ja God zelf is
dat spreken’.
Het verhaal dat wij vanmorgen gelezen hebben is het kernverhaal van de Torah.
Het hart. De essentie. De spil waar alles om draait. Alles? Ja, alles. God spreekt
tegen Mozes als hij dat onbegrijpelijke vuur van zijn aanwezigheid nadert:
‘Gezien heb ik de onderdrukking van mijn mensen. Gehoord hun schreeuwen
voor hun drijvers. Ja, ik weet van hun pijn en angst. Ik daal af om hen te redden
en hen te doen opklimmen naar een land goed en wijd, naar een land dat vloeit
van melk en honing.’
Dat God hoort en ziet. Maar dat Hij mensen uit hun angst en pijn en vertwijfeling
doet wegtrekken, daar heeft Mozes een hard hoofd in. Zoals wij daar
samenlevingsbreed een hard hoofd in hebben. Wie bent U eigenlijk? vraagt
Mozes. Goede vraag. Wie of wat zit achter die stem die belooft dat deze wereld
niet te gronde zal gaan, maar dat er een land zal zijn van overvloed voor alle
mensen? Als je die stem al verstaat en niet op voorhand verwart met al die
beloften van mensen die de macht zoeken, hoe weet je dan dat die stem jouw
vertrouwen waard is? Wie bent U? Hoe is uw naam? De vraag naar de naam, is
de vraag naar de identiteit. In de Bijbel draag je geen naam, je bent je naam.
Mozes vraagt naar het hart van dat mysterie dat hem vanuit dat vuur aanspreekt.
Wie bent U?
Dan zegt God tot Mozes: ‘Ik zal er zijn zoals ik ben. Hij zegt: zo zul je tot de zonen
en dochters van Israël zeggen: DIE-ER-ZAL-ZIJN heeft mij tot u gezonden. Dit is
mijn naam voor eeuwig en dit is mijn gedachtenis voor generatie op generatie’.
DIE-ER-ZAL-ZIJN. De naam, de diepste identiteit van de Eeuwige is een belofte.
DIE-ER-ZAL-ZIJN. Een naam overigens die niet los verkrijgbaar is, want – zo zegt
de stem – het is ook de God van Abraham, Izaak en Jakob. En dat wordt gezegd
om maar duidelijk te maken dat de Ene verbonden is met mensen van toen en er
zal zijn voor mensen die nog geboren moeten worden om de mensen van nu, om
jou en mij met zijn ‘Zijn’ te omringen en te doordringen.
3
Het antwoord van de Torah op onze angst en nood, onze vragen en vertwijfeling
is niet een politiek program, is niet een idee van macht, zelfs niet van religieus
ingegeven macht – voordat je het weet ben je immers zo bleek met dat stierkalf
je eigen macht aan het aanbidden – maar het is het uitroepen en horen van de
Naam: DIE-ER-ZAL-ZIJN.
Ja, best mooi eigenlijk, diepe gedachte ook wel, zal je misschien denken. Maar
wat kunnen wij daar dan mee met al die vragen die nu op ons bordje liggen? Kan
het ook misschien iets concreter? En zo wordt Jezus een tijd later gevraagd naar
zijn visie op het hart van de Torah. Het hart van God. Het hart van de mens. Jezus
citeert dan eerst de belijdenis van Israël: ‘Hoor Israël, de Heer is onze God, de
Heer is één. Heb dan lief de Heer, je God, uit heel je hart, uit heel je ziel, uit heel
je verstand en uit heel je kracht.’ Begrijp je? Jezus zegt: lever je met je hele
hebben en houden uit aan die naam DIE-ER-ZAL-ZIJN. En die beweging van
uitleveren, dat is de beweging van de liefde.
En hij zegt erbij: ‘Heb je naaste lief als jezelf – een ander gebod, groter dan deze
is er niet’.
Het antwoord - mens die mijn naaste wordt, is geworden,
- jij die op zoek bent naar een thuis en menselijkheid omdat jouw leven in
gevaar is
- jij die mijn buur bent geworden omdat wij de spierkracht van jouw vader
nodig hadden voor onze economie
- jij aan wie ik kan zien dat jouw voorouders uit Afrika kwamen omdat wij
eeuwenlang veel geld konden verdienen aan de slavernij
- jij die jouw culturele en religieuze achtergrond niet verloochent en misschien
onbedoeld mij in verwarring brengt over mijn cultuur en mijn naar het lijkt
verdampende religie
- jij die via de beeldschermen mij laat weten met minder dan een euro per dag
te moeten rondkomen en jij in mijn eigen stad die eergisteren bij de
voedselbank in de rij moest staan voor je wekelijkse zo noodzakelijke
ondersteuning
- en jij, natuurlijk ook jij, in mijn eigen netwerk die net als ikzelf niet zonder
aandacht en bevestiging en inspiratie kan
ja, jij bent mijn naaste. Ik heb er niets aan gedaan, maar zo zijn wij elkaar
kennelijk gegeven.
4
Maar DIE-ER-ZAL-ZIJN zegt ons beiden en al die anderen toe in zijn beweging naar
morgen te omarmen, mee te nemen, te dragen, te doen leven. En Hij zegt: omdat
mijn beweging van IK-ZAL-ER- ZIJN de beweging van de liefde is, laat dat dan ook
jouw antwoord zijn. Zelfs als we zouden menen dat die ander die ons naaste is
geworden een vijand is, zelfs dan is het christelijke antwoord het antwoord van
de liefde. Heel je hebben en houden uitgeleverd aan DIE-ER-ZAL-ZIJN. En in een
beweging en er niet los van te zien: liefhebben. Heel soms zijn dat vlinders in de
buik of gevoelens van vriendschap en sympathie. Maar meestal is dat liefhebben
gewoon: handen uit de mouwen. Recht doen. Bijstaan. Delen. Ondersteunen.
Taal van vertrouwen uitspreken. Barmhartigheid doen. Ruimte scheppen.
Inschikken.
Ik zeg inschikken, delen. Maar liefhebben in christelijke zin betekent liefhebben
zoals Christus dat deed: liefhebben als offer, dat ook, tot en met het offer van je
eigen leven aan toe. Radicaler kan het niet. Vanuit dat perspectief zien en horen,
precies waar het de Eeuwige zelf om te doen was en is en zal zijn: zijn afdalende
beweging naar ons, om die opklimmende verlangende beweging naar dat land,
naar die wereld waar het goed is voor alle mensen.
‘Gezien heb ik de onderdrukking van mijn mensen. Gehoord hun schreeuwen
voor hun drijvers. Ja, ik weet van hun pijn en angst. Ik daal af om hen te redden
en hen te doen opklimmen naar een land goed en wijd, naar een land dat vloeit
van melk en honing.’
Zoals we net zongen dus:
Liefde luidt de Naam der namen,
waarmee Gij U kennen laat.
Liefde vraagt om ja en amen.
Ziel en zinnen metterdaad.
5